Organisatie | Ten Boer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening |
Citeertitel | Subsidieverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur en recht |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2021 | Onbekend | 27-05-2009 Noorderkrant, d.d 04-06-09 | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die door subsidieontvangers worden uitgevoerd.
Artikel 4 Rechten van de mens, antidiscriminatie
De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, leeftijd, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid. Deze verplichting geldt niet voor zover er sprake is van een op een specifieke door het gemeentebestuur erkende doelgroep gerichte activiteit.
Het college kan bepalen dat een subsidieontvanger beleid voert ten aanzien van emancipatie van vrouwen, ouderen, gehandicapten en migranten.
Artikel 6 Toegankelijkheid accommodaties
Als activiteiten uitgevoerd worden in een accommodatie, kan het college de subsidieontvanger verplichten ervoor te zorgen dat de accommodatie mede bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor lichamelijk gehandicapten.
Artikel 11 De subsidieaanvraag
Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd:
indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, de jaarrekening en – indien aanwezig – de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door het college te bepalen aantal boekjaren en in elk geval over het laatst verstreken boekjaar, bestaande uit een balans aan het begin en aan het einde van het boekjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting;
Artikel 12 Beslissing op een aanvraag
Het college beslist op een aanvraag binnen acht weken, nadat de gegevens als bedoeld in artikel 11 zijn ontvangen, tenzij er een uiterste termijn voor de indiening van de aanvraag wordt genoemd in de subsidieregeling; de termijn van acht weken begint in dat geval de dag, nadat de uiterste termijn is verstreken.
Artikel 15 Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een bijlage bij de beschikking worden gevoegd. In deze bijlage kan worden bepaald hoe de subsidieontvanger de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend dient uit te voeren. Deze bijlage wordt geacht integraal onderdeel uit te maken van de beschikking tot subsidieverlening.
Paragraaf 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het college kan aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden. In ieder geval kunnen verplichtingen worden opgenomen ten behoeve van het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.
Artikel 21 Reserves en voorzieningen
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een reserve en/of een voorziening vormt.
Artikel 22 Vergoeding bij vermogensvorming
De hoogte van de vergoeding wordt als volgt bepaald:
De vermogenstoename wordt geacht te zijn ontstaan door gemeentelijke subsidieverstrekking naar rato van het aandeel van de gemeentelijke subsidie in de totale baten van de subsidieontvanger gedurende de hiervoor onder a. bedoelde periode, tenzij de subsidieontvanger aantoont dat deze berekeningswijze kennelijk onjuist is. De subsidieontvanger kan zich bij de review op de hiervoor bedoelde berekeningswijze laten bijstaan door een derdedeskundige;
Artikel 23 Toezicht en controle
Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast. Door het college aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratieve en financiële bescheiden van de subsidieontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen.
Paragraaf 6 Subsidievaststelling
De in lid 2 genoemde financiële rapportage wordt bij subsidiebedragen van meer dan € 100.000,00 voorzien van een verklaring van getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 393 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een daartoe bevoegde accountant. Daarbij wordt tevens gerapporteerd omtrent recht- en doelmatigheid, evenals over de naleving van de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Paragraaf 7 Intrekking en wijziging
Artikel 30 Intrekking of wijziging subsidievaststelling
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag, waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Paragraaf 8 Betaling, voorschotten en terugvordering
Artikel 33 Betaling in gedeelten
Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij verordening of bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
Artikel 35 Opschorting betalingsverplichting
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 28 en/of 29, tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag, waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Artikel 36 Onverschuldigde betaalde subsidiebedragen
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag, waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 29 lid 1, sub c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Paragraaf 9 Bijzondere vormen van subsidiëring
Artikel 37 Kleine subsidiebedragen
Subsidies kleiner dan € 2.500:
Subsidies tussen € 2.500 en € 10.000:
In dit artikel worden begrippen omschreven die in het algemeen spraakgebruik minder bekend zijn of waaraan in de verordening een specifieke betekenis wordt toegekend. Bij de definities is waar mogelijk gekozen voor een formulering die overeenkomt met hoofdstuk 4, titel 4.2 (Subsidies) Algemene wet bestuursrecht. De in sub c genoemde activiteit kan ook een niet handelen zijn, bijvoorbeeld het braak laten liggen van een stuk landbouwgrond. De activiteiten worden binnen een aangegeven termijn uitgevoerd.
Artikel 3 Democratisering, inspraak- en klachtenprocedure
Dit artikel is erop gericht om de inbreng van een ieder, die daadwerkelijk met het beleid van de subsidie-ontvanger te maken heeft of krijgt, te waarborgen. In lid 4 van dit artikel is bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is een klachtenprocedure in te stellen, tenzij het college bepaalt dat de schaal of activiteit van de subsidieontvanger niet toereikend is. Voor kleinere instellingen, met bijvoorbeeld weinig of geen publiekscontacten, is deze verplichting in beginsel niet bedoeld. In die gevallen kan het college dan ook aangeven dat geen klachtenprocedure hoeft te worden ingesteld.
Artikel 6 Toegankelijkheid accommodaties
In tegenstelling tot de artikelen 3 en 4 van deze verordening is hier gekozen voor een 'kanbepaling'. Soms brengt de aard van de activiteit met zich mee dat een accommodatie niet geschikt is. Gedacht kan worden aan een culturele voorstelling in een hooizolder. Uiteraard wordt ernaar gestreefd dat zoveel mogelijk activiteiten ook feitelijk toegankelijk zijn voor lichamelijk gehandicapten.
Dit artikel is ontleend aan de Awb. Op grond van dit artikel kan de raad bepalen dat voor een subsidiesoort een bedrag gedurende een periode beschikbaar is. Hierdoor wordt voorkomen dat er zogenaamde ‘openeinderegelingen’ kunnen ontstaan. Een subsidieaanvraag moet namelijk worden geweigerd, als daardoor een vastgesteld subsidieplafond wordt overschreden (artikel 15 lid 3).
De verdeling van het beschikbare bedrag is aan de orde, als het aantal aanvragen om subsidie het beschikbare bedrag overschrijdt. Lid 2 verplicht de raad dan ook bij het vaststellen van een subsidieplafond aan te geven, hoe in zo'n situatie het bedrag verdeeld wordt. Daarin is de raad vrij. Gedacht kan worden aan een systeem, waarbij een uiterste datum van aanvraag wordt gehanteerd met een evenredige verdeling van het beschikbare bedrag over de aanvragers, de zogenaamde'ponds-ponds-gewijze verdeling'. Een andere mogelijkheid is om de subsidieaanvragen te beoordelen op volgorde van binnenkomst (‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’). Wellicht een betere verdeling is die waarbij de subsidieaanvraag voor activiteiten, die het meest bijdragen aan de verwezenlijking van de gestelde doelen, voorrang krijgt.
Artikel 9 Bevoegdheden college
De artikelen 8 en 9 blijven – ondanks het duale stelstel – ongewijzigd. Het toekennen van een subsidie is een zogenaamde ‘autonome bestuursbevoegdheid’. Deze bevoegdheden vinden hun basis niet in de Gemeentewet of een bijzondere wet maar in de Grondwet. Deze autonome bevoegdheden blijven (vooralsnog) ook in het duale stelsel voorbehouden aan de raad. Om mogelijk te maken dat de algemene autonome bestuursbevoegdheden bij het college berusten is een grondwetswijziging noodzakelijk. Dat zal echter nog wel enige tijd op zich laten wachten.
Delegatie van specifieke autonome bestuursbevoegdheden aan het college – zoals dat inzake het verlenen en vaststellen van subsidies in artikel 9 feitelijk zijn beslag heeft gekregen – komt wel dikwijls voor.
Artikel 10 Begrotingsvoorbehoud
Ook dit artikel is ontleend aan de Awb. Het begrotingsvoorbehoud moet in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Het begrotingsvoorbehoud geeft het college de mogelijkheid om op een subsidieverlening terug te komen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is. Dit betekent dat een subsidieontvanger voor langere tijd in onzekerheid verkeert. Daarom is in lid 2 opgenomen dat het college binnen vier weken na de begrotingsvaststelling of -goedkeuring een beroep op het voorbehoud moet doen.
Het opnemen van een termijn, waarvoor subsidies moeten worden aangevraagd, is gezien de veelheid aan gemeentelijke subsidies en de huidige aanvraagmomenten, in dit algemene deel niet mogelijk. Daarom is gekozen voor het begrip 'tijdig' in het eerste lid.
Aan het begrip tijdig wordt in het bijzonder deel van deze verordening een nadere invulling gegeven door te bepalen dat een aanvraag voor een bepaalde datum moet worden ingediend.
Het in het eerste lid opgenomen begrip 'tijdig' duidt er op dat op een subsidieaanvraag in de regel wordt beslist, voordat met de activiteit, waarvoor subsidie wordt gevraagd, is begonnen. Het achteraf aanvragen van subsidie is in ieder geval niet tijdig. Het college kan besluiten om een niet tijdig ingediende aanvraag buiten behandeling te laten.
Artikel 14 Weigeringsgronden subsidie
Dit artikel bevat de weigeringsgronden voor een subsidie, voordat tot subsidieverlening is overgegaan en is grotendeels ontleend aan de Awb. Het biedt de mogelijkheid om preventief op te treden als met grote waarschijnlijkheid vast staat dat zich later een intrekkingsgrond (zie artikel 28 e.v.) zal voordoen. Voor het weigeren van een subsidie is het wel noodzakelijk dat de aanvrager overeenkomstig artikel 4:7 of 4:8 Awb 'gehoord' wordt. Uit de formulering blijkt dat andere niet genoemde weigeringsgronden mogelijk blijven.
In lid 3 is bepaald dat de gevraagde subsidie in ieder geval wordt geweigerd, als het ingestelde subsidieplafond door de subsidietoekenning wordt overschreden.
Artikel 15 Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt.
In dit artikel, ontleend aan de Awb, wordt verwoord dat bij subsidies die drie jaar of meer zijn verleend, de subsidieontvanger er op mag vertrouwen dat de subsidie wordt voortgezet. Dit artikel ziet dus op de situatie, waarin het college voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhouding (zie ook artikel 30).
Het moet overigens gaan om subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten. Indien zo'n subsidie wordt geweigerd, dan kan dit slechts met inachtneming van een redelijke termijn, tenzij bijvoorbeeld:
een subsidie voor een bepaalde periode wordt verleend. Dan kan een subsidieontvanger niet een beroep doen op dit artikel. De subsidieontvanger heeft er niet op mogen vertrouwen dat de subsidie ook na deze termijn zou worden voortgezet. Het zelfde geldt voor subsidies, verleend voor een bepaald project.
de subsidieontvanger niet meer voldoet aan de oorspronkelijke subsidiecriteria. Gedacht kan worden aan het voorbeeld dat een vereniging tenminste 100 leden nodig heeft om voor subsidie in aanmerking te komen. Gedurende een periode van 4 jaar voldoet de vereniging aan dit criterium en krijgt subsidie. Met ingang van het 5e jaar heeft de vereniging maar 80 leden. Ondanks dat wordt subsidie aangevraagd. Omdat de vereniging niet meer voldoet aan een, ongewijzigd, criterium wordt de subsidie geweigerd. De vereniging kan geen beroep doen op het bepaalde in dit artikel.
Het in acht nemen van een redelijke termijn betekent dat een weigering tijdig moet worden aangekondigd. In de praktijk zal dit betekenen dat bij met name beleidswijzigingen de daarbij betrokken subsidieontvangers zo spoedig mogelijk moeten worden geïnformeerd. Hoe lang een redelijke termijn in de praktijk duurt hangt af van de omstandigheden. Als regel zal de subsidieontvanger in staat moeten worden gesteld om op ordentelijke wijze zijn verplichtingen af te bouwen die hij ten laste van de subsidie redelijkerwijs mocht aangaan.
De bijlage is een uitwerking en/of nadere detaillering van de beschikking tot subsidieverlening. Het is niet meer mogelijk zonder een subsidiebesluit een subsidieovereenkomst aan te gaan. De regering acht de beschikking-vervangende-subsidie-overeenkomst 'in beginsel een doorkruising van het in een publiekrechtelijke regeling - te weten de Awb - neergelegde stelsel van waarborgen en derhalve niet toegestaan'.
In de beschikking tot subsidieverlening zullen in ieder geval de essentiële elementen, zoals het subsidiebedrag, welke activiteiten worden gesubsidieerd en de verplichtingen van de subsidieontvanger, moeten staan.
In de artikelen 17 tot en met 24 zijn enige verplichtingen voor de subsidieontvanger opgenomen.
Bij de in artikel 20 genoemde verplichtingen (het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden) kan worden gedacht aan het beperken van de openingstijden van kantines van sportverenigingen die met subsidie tot stand komen, dit in verband met oneerlijke concurrentie naar de reguliere horeca.
Artikel 21 Reserves en voorzieningen
Dit artikel noemt de mogelijkheid een verplichting tot reservevorming aan een subsidieontvanger op te leggen. Voor het college betekent het opleggen van een dergelijke verplichting dat de kans dat een instelling een beroep doet op aanvullende subsidiëring wordt verkleind. Voor de subsidieontvanger schept het opleggen van een dergelijke verplichting duidelijkheid over de eigen verantwoordelijkheid.
Voor zover wordt bepaald dat een reserve/voorziening moet worden gevormd, zal in de beschikking tot subsidieverlening moeten worden aangegeven waarvoor een reserve/voorziening moet worden gevormd en tot welk bedrag.
Artikel 26 Subsidievaststelling
Na de beschikking tot subsidieverlening dient de subsidie nog te worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag indient tot vaststelling van de subsidie. In lid 1 is bepaald in welke gevallen een aanvraag achterwege kan blijven.
In de leden 8 en 9 zijn de gevolgen opgenomen van het niet of niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling. Ambtshalve vaststelling houdt in dat de subsidie wordt vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.
Artikel 27 Lager vaststellen van de subsidie
In lid 2 wordt gesproken van kosten die in redelijkheid niet noodzakelijk zijn. Om welke kosten het gaat, is afhankelijk van de situatie en omstandigheden, waaronder de kosten zijn gemaakt. Per situatie zal dus moeten worden uitgemaakt, of kosten al dan niet voor rekening van de subsidieontvanger dienen te blijven. Dat dit goed gemotiveerd dient te gebeuren, is vanzelfsprekend. Bij het begrip kosten gaat het zowel om feitelijke kosten als om op de gesubsidieerde activiteit betrekking hebbende baten.
Artikel 29 en 30 Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening en intrekking of wijziging subsidievaststelling
Het gaat hier om intrekking of wijziging - ten nadele van de subsidieontvanger - met terugwerkende kracht tot het moment van subsidieverlening en vaststelling. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld een sanctie dan wel herstel van onjuistheden.
Artikel 29 lid 1 sub e (een beroep op het begrotingsvoorbehoud). Dit artikel betekent een inbreuk op de systematiek dat een subsidie eerst wordt verleend en later wordt vastgesteld. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid van de subsidieontvanger, is de periode waarin tot correctie op grond van artikel 29 kan worden overgegaan, in de tijd beperkt.
Artikel 31 Intrekking of wijziging subsidieverlening, wijziging voor de toekomst of in
Dit artikel vertoont op het eerste gezicht enige gelijkenis met artikel 28. Er bestaat echter een belangrijk verschil. Het artikel ziet op een andere situatie, namelijk die, waarin het college voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhouding. Zie ook artikel 15.
Ter verduidelijking het volgende. Als een besluit tot subsidieverlening door een fout onjuist is en de subsidieontvanger wist dit of behoorde dit te weten, kan de subsidie verlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken (artikel 28). Als de subsidieontvanger niet wist, kon of behoorde te weten dat de beschikking tot subsidieverlening onjuist was, kan dat hem niet worden aangerekend en dient bij het doorvoeren van de wijziging/intrekking een redelijke termijn te worden aangehouden. Wat redelijk is, hangt af van de feitelijke omstandigheden.
De essentie van dit artikel is dat in de beschikking tot vaststelling van een subsidie wordt aangegeven, hoe de subsidie, na aftrek van eventueel verleende voorschotten, wordt uitbetaald.
Het tweede lid geeft een subsidieontvanger zekerheid dat de (resterende) subsidie snel wordt uitbetaald.
Deze beide artikelen bepalen dat het college, voorafgaand aan de vaststelling, voorschotten kan uitkeren op de verleende subsidie. Subsidies lager dan € 2.500 zullen als regel in hun geheel bij de subsidieverstrekking worden uitbetaald. Bij subsidies tussen € 2.500 en € 10.000 zal als regel een voorschot van 75% van de toegekende subsidie worden uitbetaald en het restant na ontvangst van het financiële en inhoudelijke verslag. Hogere subsidiebedragen worden kwartaalsgewijs of in maandelijkse gedeelten uitbetaald.
Artikel 38 Waarderingssubsidie
De waarderingssubsidie verschilt op een belangrijk punt van de overige subsidies, namelijk dat het gemeentebestuur de uitgevoerde activiteiten niet naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Het gaat hier bij veelal om relatief kleine bedragen. Nu een directe relatie met de activiteiten van de subsidieontvanger ontbreekt, kan worden volstaan met een beknopt verslag, waaruit in ieder geval zal moeten blijken dat de activiteiten zijn verricht. Ook kan bij de aanvraag het activiteitenplan beknopt zijn. In de praktijk zullen subsidieverlening en subsidievaststelling vaak samenvallen.
Afdeling 1 Algemeen Sociaal-cultureel werk
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Algemeen sociaal-cultureel werk
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
Het college kan aan instellingen voor sociaal-cultureel werk subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies
Artikel 3 Grondslag van de subsidie
De subsidie voor de in artikel 2 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Afdeling 2 Peuterspeelzaalwerk
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Peuterspeelzaalwerk
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, dan is de verdeelwijze als volgt: In afnemende mate hebben voorrang boven andere aanvragen de op tijd ingediende
aanvragen die een vermindering inhouden van de gesubsidieerde activiteiten waarvoor in het voorgaande kalenderjaar subsidie was verleend. De subsidie voor dergelijke aanvragen kan niet hoger zijn dan de subsidie van het voorafgaande kalenderjaar. Hierop is alleen een uitzondering mogelijk als de subsidievermindering kleiner is dan de reguliere indexering van de subsidie;
Artikel 6 Nadere verplichtingen
Het college kan aan de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten - zowel kwalitatief als kwantitatief - nadere regels stellen en die opnemen in een bijlage bij de beschikking tot subsidieverlening. De subsidieontvanger verplicht zich bij tussentijdse verslagen en aanvragen tot subsidievaststelling verslag uit te brengen over de mate waarin aan die verplichtingen is voldaan en een verklaring te geven voor de verschillen.
Afdeling 3 Maatschappelijke dienstverlening
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Maatschappelijke en juridische dienstverlening
Artikel 3 Grondslag van de subsidie
De subsidie voor de in artikel 2 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Afdeling 4 Jeugd- en jongerenwerk
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor sociaal-culturele activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
mits deze activiteiten zijn gericht op jeugdigen in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar.
Artikel 3 Grondslag van de subsidie
De subsidie voor de in artikel 2 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Afdeling 6 Projecten Buurt, onderwijs, sport (BOS)
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
Het college kan aan lokale instellingen en organisaties op het gebied van buurt, onderwijs en sport subsidie verlenen voor de uitvoering van een BOS-project mits dat van start gaat in 2009 of 2010 met dien verstande dat per jaar niet meer dan één subsidie voor eenzelfde BOS-project kan worden verstrekt.
Artikel 6 Nadere verplichtingen
De subsidieontvanger verstrekt aan door het college aangewezen ambtenaren of andere personen op diens verzoek alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De bescheiden worden op één adres getoond en de inlichtingen op verzoek schriftelijk verstrekt. Indien de subsidieontvanger slechts kan voldoen aan deze verplichting door inbreuk te maken op het recht van enig persoon op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, verstrekt de subsidieontvanger de gegevens op zodanige wijze dat deze niet tot personen herleidbaar zijn.