Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent kleinschalig wonen met zorg (Kleinschalig wonen met zorg gemeente Opmeer) |
Citeertitel | Kleinschalig wonen met zorg gemeente Opmeer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2019 | nieuwe regeling | 14-05-2019 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,
overwegende dat het ten gevolge van het toenemende aanbod van kleinschalige complexen voor wonen met zorgvoorzieningen in samenhang met regionale afspraken over de woningbouwproductie wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor beoordeling en toetsing van plannen voor kleinschalig wonen met zorgvoorzieningen;
gelet op de Regionale Woonvisie 2017;
gelet op de Woonvisie Opmeer 2018-2022;
gelet op het Kruimelgevallenbeleid gemeente Opmeer 2019;
gelet op artikel 4, onderdeel 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
“Beleidsregels kleinschalig wonen met zorg gemeente Opmeer” vast te stellen.
Bovenregionaal: gemeenten die buiten de zeven Westfriese gemeenten vallen.
College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer;
Kleinschalige woonzorgvoorziening: een voorziening voor maximaal acht bewoners met een indicatie voor zorg in een woning of wooneenheid met een woonbestemming.
Regionaal: de zeven Westfriese gemeenten (Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec)
Regio Westfriesland: de zeven Westfriese gemeenten (Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec)
In de beleidsregels staan toetsingscriteria voor nieuwe woonzorginitiatieven in bestaande, legaal aanwezige woningen of wooneenheden binnen de bebouwde kom, voor zover deze initiatieven niet passen binnen het geldende bestemmingsplan. Voor zover de woonbestemming van een geldend bestemmingsplan een binnenplanse afwijkingsregeling bevat voor het toestaan van een combinatie van wonen en zorg zijn de beleidsregels van deze notitie van overeenkomstige toepassing.
Buiten de reikwijdte van de beleidsnotitie valt:
Voor zover het bestaande woningen in het buitengebied in Opmeer betreft, geldt dat de afwijkingsmogelijkheid van artikel 4, onderdeel 9 van Bijlage II van het Bor hier niet van toepassing is. De woonzorglocaties die volgens deze notitie in/bij een woning mogelijk zijn, kunnen voor een woning in het buitengebied alleen via een uitgebreidere ruimtelijke procedure mogelijk worden gemaakt. Voor die gevallen kan deze notitie naar analogie worden gebruikt als een ruimtelijk toetsingskader.
Artikel 3. Uitgangspunten/toetsingscriteria
De gemeente Opmeer hanteert onderstaande uitgangspunten en toetsingscriteria om nieuwe woonzorg-initiatieven te beoordelen.
De gemeente verleent alleen medewerking aan het realiseren van kleinschalige woon-zorgvoorzieningen binnen de bebouwde kom, voor maximaal acht bewoners met een zorgbehoefte. Hierbij wordt uitgegaan van één woning voor maximaal acht personen. Uit de aanvraag blijkt duidelijk dat er sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning. Wonen staat centraal, zorg en begeleiding zijn daaraan ondergeschikt.
Alle kosten ter realisering en instandhouding van de woonvoorziening, zoals beschreven in het Kruimelgevallenbeleid gemeente Opmeer 2019, zijn voor aanvrager/initiatiefnemer. Dit omvat ook planschadekosten, de kosten voor toegang tot de woning (zoals buitenliften, centrale deurdrangers) en aanpassingen in de naaste omgeving (zoals parkeerplaatsen, scootmobiel stallingen).
De aanvraag voldoet aan andere gemeentelijke toetsingscriteria. Deze zijn:
Het Bouwbesluit 1 ;
De beleidsregels worden toegepast bij de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4, onderdeel 9 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze bepaling geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning een functiewijziging in afwijking van het bestemmingsplan toe te staan van een bestaand gebouw binnen de bebouwde kom.
Artikel 3.1: Kleinschalige woonzorgvoorzieningen betreffen voorzieningen met de hoofdbestemming wonen, voor een groep tot maximaal acht personen.
Het betreft een woning of wooneenheid die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal een van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de woning en welke zorg door minimaal een van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen. De bewoners kunnen zoveel als mogelijk samen hun dagelijks leven inrichten. Zij worden daarbij naar vermogen ingeschakeld bij het huishouden, zoals helpen bij het bereiden van het eten, het doen van de was en van licht huishoudelijk werk. Het heeft betrekking op zelfstandige bewoning: wonen staat centraal, de zorg en begeleiding zijn daaraan ondergeschikt. De bewoners hebben een geïndiceerde zorgbehoefte 2 .
Uit jurisprudentie blijkt dat ook minder traditionele woonvormen (zoals kleinschalige woonvormen met zorg) binnen de bestemming ‘wonen’ kunnen vallen. Er moet dan wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning: Wonen moet centraal staan, eventuele zorg en begeleiding daaraan ondergeschikt. De mate waarin de bewoning een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van de geleverde zorg en begeleiding is cruciaal. Hoe meer de bewoning ondergeschikt wordt aan de zorg en begeleiding, hoe groter het risico op strijd met de bestemming ‘wonen’. De zelfstandigheid van het wonen kan worden benadrukt als de bewoners over een eigen zit/slaapkamer beschikken en een eigen dagbesteding hebben. Indien de bewoners zelfstandig kunnen leven, niet afhankelijk zijn van voortdurende zorg en de geboden zorg vooral bestaat uit specifieke ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften (thuiszorg), zal doorgaans sprake zijn van ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’ 3 . Wonen staat dus centraal, zorg en begeleiding zijn daaraan ondergeschikt en richten zich onder meer op de volgende groepen:
Voor zover het bestaande woningen in het buitengebied in Opmeer betreft, geldt dat de afwijkingsmogelijkheid van artikel 4, onderdeel 9 van Bijlage II van het Bor hier niet van toepassing is. De woonzorglocaties die volgens deze notitie in/bij een woning mogelijk zijn, kunnen voor een woning in het buitengebied alleen via een uitgebreidere ruimtelijke procedure mogelijk worden gemaakt. Voor die gevallen kan deze notitie naar analogie wel worden gebruikt als een ruimtelijk toetsingskader.
Artikel 3.2: Ambitie is te komen tot een evenwichtige spreiding. Voorkomen moet worden dat er ongewenste stapeling plaatsvindt. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal één woonzorgvoorziening binnen een straal van 200 meter. Daar waar het kan wordt dan gekeken naar de mogelijkheid om een (gewenste) voorziening elders in de gemeente te realiseren.
Artikel 3.3: Realiseren van een kleinschalige woonzorgvoorziening in een bedrijfswoning is niet mogelijk omdat daardoor de functionele relatie tussen deze woning en het betreffende bedrijf wordt verbroken. Ook recreatiewoningen lenen zich niet voor combinaties van wonen en zorg omdat recreatiewoningen niet zijn bedoeld als hoofdverblijf.
Artikel 3.4: Het gemeentelijke streven bij nieuwe initiatieven is:
Artikel 3.5: Woningen in de categorie 'wonen met zorg' dienen zowel wat betreft de kwaliteit van de woning als de kwaliteit van de locatie te voldoen aan de specifieke vraag van de doelgroep. De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:
de woningen/appartementen zijn levensloopbestendig en alle ruimtes volledig rolstoeldoorgankelijk. Als het om nieuwbouw gaat, zijn eventuele tweekamerwoningen zo gebouwd dat zij fysiek zijn te transformeren in grotere appartementen. Het is aan de initiatiefnemer om aan te tonen dat de appartementen/woningen hiervoor bouwkundig voldoende flexibiliteit bieden.
de woningen/appartementen voldoen aan de huidige maar ook aan de potentiële zorgvraag en zijn zo ingericht dat er in de toekomst geen woningaanpassingen meer zijn te verwachten. Dat betekent onder andere dat zij drempelloos zijn, de voordeur vanuit de woonkamer kan worden bediend en er een deurbel met videoverbinding is geïnstalleerd, dat er in toilet en badkamer beugels zijn aangebracht, er een douchestoel is gemonteerd, etc;
daar waar het bij ‘wonen met zorg’ gaat om huurwoningen/appartementen is het wenselijk dat de huurprijs of conform de in de lokale markt gebruikelijke huurprijzen voor seniorenwoningen van een vergelijkbare oppervlakte, ligging en luxe wordt gehanteerd of dat huurwoningen in het vrije segment (huurprijs boven de liberalisatiegrens) worden gerealiseerd.
Artikel 3.8: Het realiseren van nieuwe woonzorglocaties levert vraagstukken die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening, woningtoewijzing, woningprogrammering, eisen ten aanzien van (brand)veiligheid, etc. Voor nieuwbouwlocaties moeten initiatieven aansluiten bij de woningbouwafspraken van de regio Westfriesland 4 .
Artikel 4. Onvoorziene situaties
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.