Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Beveland

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Beveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet
  5. artikel 97 van de Gemeentewet
  6. artikel 98 van de Gemeentewet
  7. artikel 99 van de Gemeentewet
  8. artikel 3.1.3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  9. artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  10. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  11. artikel 3.3.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  12. artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  13. artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  14. artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  15. artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  16. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  17. artikel 3.4.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  18. artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-06-2024artikel 3, 5, 8, toelichting

30-05-2024

gmb-2024-251322

14-06-201901-01-201912-06-2024nieuwe regeling

29-05-2019

gmb-2019-145094

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019

De raad van de gemeente Noord-Beveland;

 

Gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

 

Gelezen het voorstel van het presidium van de gemeenteraad van 29 mei 2019;

 

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 250 per maand. De toelage is per jaar nooit hoger dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

  • 1.

    Voor reizen als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      De kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      Bij gebruik van een eigen vervoersmiddel het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt alsmede de parkeer- of stallingskosten, veerkosten en tolkosten;

  • 2.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 3.

    Als een raadslid of commissielid een functionele beperking heeft, kan incidenteel een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking worden gesteld.

  • 4.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. Deze aanvraag wordt behandeld in het presidium.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De vergoeding van de scholing vindt plaats uit de bedrijfsvoeringkosten van de griffie.

  • 4.

    Het presidium beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 5 Informatie- en communicatievoorzieningen (ICT-middelen)

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie ICT-middelen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde ICT-middelen in bij de gemeente. Overname van een ICT-middel is mogelijk als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      De gemeente is bereid het ICT-middel af te stoten;

    • b.

      Het ICT-middel is door of namens de gemeente geschoond met speciale software in overeenstemming met de vastgestelde Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) die sinds 1 januari 2019 geldt (Stcrt. 26526);

    • c.

      Het raads- of commissielid betaalt de gemeente de resterende waarde in het economische verkeer van het ICT-middel.

Artikel 6 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 7 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 8 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur, of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4.

    De declaraties worden geaccordeerd door de voorzitter van de raad en de griffier.

  • 5.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raadsleden binnen de eerstvolgende loonbetaling en voor commissieleden binnen veertien dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

De verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2015, vastgesteld op 26 februari 2015, wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt, behoudens artikel 3, terug tot en met 1 januari 2019. Artikel 3 treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Noord-Beveland van 29 mei 2019,

De griffier,

C.H. Poortvliet

De voorzitter,

A.M. Demmers-van der Geest

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019

 

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden evenals de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen betreffende de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

 

Toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’

Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie, bijzondere commissies en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven.

Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Voor wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag per maand zoals vastgelegd in artikel 3.1.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Dat is dwingendrechtelijk geregeld. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Als de gemeenteraad geen gebruik maken van de mogelijkheden die in de modelverordening staan, dan wordt het artikel uit de modelverordening niet overgenomen.

 

De volgende artikelen uit de modelverordening zijn niet overgenomen

 

Een deel van de raadsvergoeding voor de werkzaamheden uitbetalen als presentiegeld

(artikel 2 modelverordening).

Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad. Indien de raad een deel van de raadsvergoeding aanmerkt als presentatiegeld dan geldt een presentievergoeding voor alle raadsleden.

Er is geen aanleiding om een presentievergoeding in te voeren. Daarom kan deze bepaling achterwege blijven.

 

Toelage raadslid bijzondere commissies

(artikel 3 lid 2 modelverordening).

Bijzondere commissies worden gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt.

Artikel 3.1.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers noemt, anders dan bij de artikelen 3.1.2 en 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, geen specifieke commissies. Wel is in de Nota van Toelichting aangegeven dat ook ‘bijzondere commissie’ gerekend moet worden tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt. Het is aan de gemeenteraad zelf te bepalen of een commissie aangemerkt kan worden als een bijzondere commissie.

De gemeenteraad kan op grond van artikel 3 lid 2 bijvoorbeeld besluiten ook leden van de werkgeverscommissie, het presidium of de agendacommissie een toelage te verstrekken.

Echter de raad moet dan wel van oordeel zijn dat de werkzaamheden van deze commissies meer inzet van de raadsleden vragen dan behorend tot de reguliere werkzaamheden. Deze vaststelling is een voorwaarde om de toelage vast te stellen.

Vooralsnog is uitgegaan dat deze werkzaamheden behoren tot het reguliere raadswerk en geen extra zware belasting vormt.

 

Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

(artikel 5 modelverordening).

In artikelen 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is een grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Dit is vooral bedoeld in gemeenten waar raadsleden door het raadswerk in deeltijd gaan werken of hun deeltijdbaan niet uitbreiden. Eenmaal per jaar kan een bedrag worden toegekend ter compensatie. Deze regeling is niet opgenomen omdat er geen aanwijzingen zijn dat raadsleden door het raadswerk hun arbeidsduur in hun hoofdfunctie hebben aangepast.

 

Loopbaanoriëntatie

(artikel 6 modelverordening)

De grondslag voor deze regeling is niet ingevoerd voor alle volksvertegenwoordigers, maar alleen voor raadsleden van gemeenten groter dan 100.000 inwoners (artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers).

 

Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

(artikel 8 modelverordening).

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Deze bepaling is niet opgenomen. Een dergelijke hogere vergoeding was in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Noord-Beveland 2015, ook niet opgenomen.

 

De volgende artikelen uit de modelverordening zijn wel overgenomen en (doorlopend) vernummerd in de eigen verordening

 

Artikel 1. Definitiebepalingen

Geen verdere toelichting.

 

Artikel 2.Toelage onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet is het zwaarste middel van de gemeenteraad om het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur te onderzoeken. Deze commissie wordt gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ waarvan de werkzaamheden van een zodanige omvang en gewicht zijn dat deze niet gerekend kunnen worden tot de normale werkzaamheden en de vergoeding die daarvoor staat.

 

De onderzoekscommissie is geen permanente commissie, maar wordt, als de raad tot een dergelijk onderzoek besluit, steeds opnieuw ingesteld op basis van een concreet omschreven onderwerp van het onderzoek. De raad moet, zo bepaalt artikel 155a, ook steeds bij verordening de regels vaststellen hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd en de invulling van de ambtelijke bijstand. In de artikelen 155a tot en met 155f is onder andere geregeld dat iedereen die aan de commissie inlichtingen moet verschaffen verplicht is deze te geven of in persoon voor de commissie verschijnen. Het is ook mogelijk dat men onder ede wordt verhoord.

 

Het benodigde werk kan inhoudelijk en qua belasting zodanig variëren dat de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor dat werk is overgelaten aan de gemeenteraad. In deze modelverordening wordt de keuze aan de gemeenteraad gelaten om de maandelijkse vergoeding te bepalen. De vergoeding mag per jaar echter niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden.

Om zekerheid te hebben dat de werkzaamheden van de commissie zijn afgesloten en dus ook de aanspraak op de vergoeding stopt, is het van belang dit als zodanig te besluiten.

De vergoeding is bepaald op € 250 per maand. Dat komt per jaar overeen met driemaal de maandelijkse vergoeding bedoeld in artikel 3.1.1,eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten kunnen krijgen. Daaronder kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

De kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, worden aan raads- en commissieleden vergoed. De vergoeding van de scholing vindt plaats uit de bedrijfsvoeringkosten van de griffie.

Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Deze kosten moeten betaald worden uit het fractiebudget.

 

Artikel 5. Informatie en communicatievoorzieningen (ICT-middelen)

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke ICT-middelen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder ICT-middelen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.

 

De gemeente verstrekt ICT-middelen in bruikleen aan de politieke ambtsdrager omdat dit noodzakelijk gereedschap is voor het vervullen van de politieke functie. Het fiscale noodzakelijkheidscriterium vereist dat dit digitale gereedschap bij aftreden of ontslag weer door de ambtsdrager wordt ingeleverd bij de gemeente. Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om dit ICT-middel te schonen. Als het middel is geschoond, dan is het aan de gemeente of het dit desbetreffende ICT-middel wil hergebruiken. Als dat niet zo is, dan kan de gemeente ambtsdragers de mogelijkheid bieden het ICT-middel over te nemen. Dit overnemen is dus geen recht van de ambtsdrager maar het gevolg van een keuze van de gemeente. De circulaire “overname ICT na ambtstermijn decentrale politieke ambtsdragers, 2022-0000173050, 29 maart 2022” vereist - in het geval dat de gemeente bereid is het ICT-middel af te stoten - dat de gemeente ervoor zorgt dat het ICT-middel door of namens de gemeente is geschoond met speciale software volgens Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Verder dient de ambtsdrager voor het overnemen van het ICT-middel op grond van de circulaire een vergoeding te betalen. Deze vergoeding dient gelijk te zijn aan de resterende waarde van het ICT-middel in het economisch verkeer.

 

Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 7. Betaling vaste vergoedingen & artikel 8. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Er is een declaratieformulier beschikbaar waarmee raads- en commissieleden de gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.

Het accorderen van de declaratie geschiedt door de voorzitter van de raad en de griffier.

 

Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft (Circulaire Introductie bij gemeenten van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 7 december 2018, 68918) p.8.).