Organisatie | Deurne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Deurne 2019) |
Citeertitel | Financiële verordening Deurne 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Deurne 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-06-2019 | nieuwe regeling | 14-05-2019 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Kaders begroting: ontwikkelagenda en uitgangspunten
De uitgangspunten voor de begroting (t) zijn:
Aantallen woningen: conform het woningbouwprogramma waarbij rekening wordt gehouden met de bouwtijd van een woning (verschil start bouw en oplevering woning) en met het gegeven dat niet alle “geraamde woningen” in een jaar ook daadwerkelijk worden afgezet (omdat bijvoorbeeld de marktsituatie dat niet toelaat
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten tot een bedrag van € 25.000 te dekken uit het budget voor onvoorzien. Bedragen van meer dan € 25.000 die uit het budget voor onvoorzien worden gedekt, behoeven instemming van de raad.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als daarop een aanpassing van de begroting nodig is, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen (Dubieuze Debiteuren)
Wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
Het beleid over reserves en voorzieningen wordt vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Directe kosten: onder de directe kosten vallen ook de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Overhead: voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt de volgende berekening gebruikt:
totale overheadkosten gemeente = % overheadopslag
totale directe personeelskosten gemeente
De directe personeelskosten van een bepaalde activiteit worden met dit overheadpercentage verhoogd.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.
Hoofdstuk 4. Paragrafen in de begroting en jaarstukken
Artikel 17. Samenwerking in de regio / Paragraaf Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken wordt een Samenwerkingsmonitor opgesteld. Deze monitor bevat in elk geval de verplichte informatie van de paragraaf verbonden partijen. Daarnaast kan op verzoek van de raad aanvullende informatie over verbonden partijen in de Samenwerkingsmonitor worden opgenomen.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. De waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren worden jaarlijks gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 14 mei 2019.
De griffier,
(R.J.C.M. Rutten)
De voorzitter,
(H.J. Mak)
Bijlage 1 afschrijvingstabel behorend bij artikel 9 financiële verordening Deurne 2019
Onderstaande afschrijvingstermijnen gelden voor nieuwe investeringen.
Materiële vaste activa waar geen bestemmingsreserve tegenover staat, worden annuïtair afgeschreven. Materiele vaste activa waar wel een bestemmingsreserve tegenover staat, worden lineair afgeschreven.
Kosten afsluiten geldleningen en saldo agio en disagio 1 | |
- Terreininrichting / renovatie (afrastering / veldmeubilair / veldverlichting etc.) | |
De financiële verordening is een verplichte verordening op basis van artikel 212 van de Gemeentewet.
Artikel 1. Algemene bepalingen
Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.
Dit artikel bevat bepalingen over de indeling van de begrotingen de jaarstukken.
Overigens wil dit artikel niet zeggen dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begrotingen jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Lid 6 van dit artikel geeft de raad de mogelijkheid om – naast de wettelijk voorgeschreven paragrafen – aanvullende onderwerpen te benoemen waarover aanvullend gerapporteerd wordt binnen de producten van de P&C cyclus.
Artikel 3. Kaders begroting: ontwikkelagenda en uitgangspunten
Dit artikel beschrijft in het eerste lid de beleidsuitgangspunten (ontwikkelagenda) voor de planning- en controlcyclus.
In het tweede lid worden de technische uitgangspunten toegelicht die van belang zijn bij het opstellen van de begroting. Voorheen maakten deze technische uitgangspunten deel uit van de kaderbrief. In de Kaderbrief 2018 is besloten deze uitgangspunten vast te leggen in de Financiële verordening.2
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Er is voor gekozen de begroting en de jaarstukken op te zetten in lijn met de opzet van de ontwikkelagenda.
Daarnaast bevat het artikel bepalingen over de rapportagegrens voor het melden van afwijkingen op de beschikbare gestelde budgetten en de beschikbaar gestelde investeringskredieten.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het eerste lid bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de thema’s.
Het tweede lid gaat in op de autorisatie van de uitgaven voor investeringen. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het derde lid bevat regels om hoe om wordt gegaan met de post “onvoorzien”. Het college is bevoegd om voor bedragen lager dan € 25.000 een beroep te doen op deze post. Voor bedragen hoger dan € 25.000 ligt de bevoegdheid bij de raad.
In het vierde lid staat dat het college verwachte overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en verwachte onderschrijdingen van geautoriseerde baten aan de raad dient te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Hiervoor geldt een minimumgrens van € 50.000.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de besteding van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
De gemeente Deurne kent twee tussentijdse rapportages; de kaderbrief en de najaarsnota. Het derde lid bepaalt dat afwijkingen van € 50.000 of meer moeten worden toegelicht in de tussentijdse rapportages. Daarbij worden de diverse mutaties van € 50.000 of meer per taakveld van de begroting afzonderlijk gepresenteerd (en dus niet met elkaar gesaldeerd).
Het eerste lid van dit artikel 7 geeft een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uitgezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken. Lid 2 bevat de mogelijkheid voor het college om in geval van calamiteiten dan wel bij spoedeisende gevallen hiervan af te wijken. De raad wordt hiervan dan vervolgens zo snel mogelijk geïnformeerd (via raadsinformatiebrief, via raadsvoorstel of een tussentijdse rapportages).
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Het kan echter ook zijn dat de overschrijding niet relevant is. Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar een bijlage. In de bijlage zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën activa opgenomen. Optioneel is het stellen van een maximale afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.
Het staat de gemeente vrij om (relatief geringe) bedragen in één keer ten laste van het resultaat te brengen. In de praktijk kan het voorkomen dat de levensduur van een actief niet één op één overeenkomt met de termijnen zoals genoemd in de bijlage van de afschrijvingstermijnen. In dat geval dient de raad hierover separaat een besluit te nemen.
In lid 7 wordt gesproken over een afwijking groter dan de bandbreedte van 0,5%. Dit wil zeggen dat de afwijking naar boven maximaal 0,25% mag zijn en naar benden ook maximaal 0,25%.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen (Dubieuze Debiteuren)
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
In het BBV staat de regelgeving omtrent reserves en voorzieningen. Specifieke gemeentelijke richtlijnen en afspraken worden in de nota Reserves en voorzieningen vastgelegd.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de financiële verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden.
Directe kosten zijn kosten zoals voor materiaal, grondstoffen en uren van direct personeel die vrij eenvoudig (direct) zijn toe te wijzen aan een product, dienst of project. De overige kosten (onder andere overhead) vallen onder de indirecte kosten.
Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft hieraan invulling door te verwijzen naar het Treasurystatuut waarin dit wordt geregeld.
Artikelen 16 tot en met 18 Paragrafen in de begroting en jaarstukken
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in titel 2.3 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan in de begroting en jaarstukken. In hoofdstuk 4 van deze verordening wordt daar nadere invulling aan gegeven voor zover er aanvullende richtlijnen zijn ten opzichte van de BBV-richtlijnen voor deze onderdelen.
Artikel 19. Financiële administratie
Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 20. Financiële organisatie
Artikel 20 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Dit artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.
Functiescheiding, taken en verantwoordelijkheden van de budgethouder en budgetbewakers zijn vastgelegd in de Notitie Financiële regels .
Het verlenen van mandaten en volmachten is vastgelegd in de Mandaatregeling (inclusief het daarbij behorende Mandaatregister).
De regels en taken van de financieringsfunctie (onderdeel d) zijn opgenomen in het Treasurystatuut.
Het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding zijn vastgelegd in het inkoopbeleid.
Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening en gemeentelijke subsidieregelingen waarborgen. In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit.