Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Helmond

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent de jeugdhulp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHelmond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent de jeugdhulp
CiteertitelVerordening Jeugdhulp Helmond 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp Peelregio 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  3. artikel 8.1.1 van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-2019nieuwe regeling

21-05-2019

gmb-2019-137357

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Helmond houdende regels omtrent de jeugdhulp

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 april 2019

gelet op de artikelen 2.9, 2.12 en 8.1.1 Jeugdwet;

 

 

besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Helmond 2019;

  • 2.

    In te trekken de Verordening Jeugdhulp Peelregio 2015;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor de jeugdige of ouders met een ondersteuningsvraag of behoefte ingevolge de wet, en die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare diensten die algemeen gebruikelijk worden geacht en voor de jeugdige of de ouders ook daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden en passende compensatie biedt.

  • 2.

    College: het College van Burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse zorg die ouders en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 4.

    Gecertificeerde instelling: van overheidswege gecertificeerde instelling bevoegd om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming te mogen uitvoeren.

  • 5.

    Gesprek: hierin worden alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag onderzocht.

  • 6.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

  • 7.

    Individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden, niet vrij toegankelijke, voorziening. Deze voorziening kan zowel individueel als in groepsverband worden verstrekt.

  • 8.

    Ondersteuningsplan; integraal plan waarbij de verschillende leefgebieden van de jeugdige en het gezin worden beschreven. Het Integraal plan is van de jeugdige en zijn ouders, omvat het Sociaal Domein, en bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de gewenste resultaten.

  • 9.

    Jeugdhulp:

    • a.

      Ondersteuning, hulp en zorg, met uitzondering van preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

    • b.

      het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, en

    • c.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van 18 jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht.

  • 10.

    Jeugdige: persoon die:

    • a.

      de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

    • c.

      de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

      • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

      • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of

      • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

  • 11.

    Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

  • 12.

    Overige voorziening: algemene voorziening die vrij toegankelijk is voor iedereen (collectieve voorziening)

  • 13.

    Particuliere jeugdhulp: betreft de inzet ingevolge een pgb die niet geleverd wordt door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld onder 16 van dit artikel. Onder particuliere inzet wordt mede begrepen inzet ingevolge een pgb door het sociaal netwerk.

  • 14.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • 15.

    Pleegouder: persoon die een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en daartoe een pleegcontract als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid van de wet, heeft gesloten met een pleegzorgaanbieder.

  • 16.

    Pleegoudervoogd: pleegouder die tevens belast is met voogdij als bedoeld in boek 1 Burgerlijk Wetboek;

  • 17.

    Professionele jeugdhulp: inzet door een jeugdhulpaanbieder die ingevolge een pgb beroepsmatig jeugdhulp verleent aan jeugdigen en ouders. Van een beroepsmatig aanbod van diensten zoals genoemd in de eerste zin, is sprake wanneer de jeugdhulpaanbieder staat ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel, voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en daarnaast uit overige feiten en omstandigheden blijkt dat de jeugdhulpaanbieder als onderneming of als ondernemer kan worden aangemerkt.

  • 18.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt.

  • 19.

    Sociale Teams: op gebiedsniveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt.

  • 20.

    Wet: Jeugdwet.

  • 21.

    Zorg in natura (Zin): De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

1.2 Doelgroep

Jeugdigen en zijn of haar ouders als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, en die op grond van artikel 1.1. van deze wet hun woonplaats hebben binnen de gemeente Helmond, komen in aanmerking voor de overige en individuele voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Hoofstuk 2 Vormen van Jeugdhulp

2.1 Algemene voorwaarden overige voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders komen in aanmerking voor een overige voorziening indien zij vallen binnen de doelgroep als omschreven in artikel 1.2 van deze verordening.

  • 2.

    Indien de jeugdigen en/of ouders ingevolge het eerste lid in aanmerking komen voor een overige voorziening, kunnen zij kiezen voor een of meer van de navolgende vrij toegankelijke voorzieningen:

    • a.

      Advies en informatie over opvoed- en opgroeivragen, inclusief vragen over de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen.

    • b.

      Ondersteuning door Gezins- en Jongerencoaches.

    • c.

      Jeugdgezondheidszorg.

    • d.

      Advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, Veilig Thuis.

2.2 Algemene voorwaarden individuele voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    Jeugdige en/of ouders komen in aanmerking voor een individuele voorziening indien zij vallen binnen de doelgroep als omschreven in artikel 1.2 van deze verordening.

  • 2.

    Een uitzondering op lid 1 wordt gevormd door de aanvragen die betrekking hebben op een individuele voorziening als bedoeld in lid 3 onder i van dit artikel, hierbij geldt de leeftijdsgrens van 21 jaar.

  • 3.

    De volgende individuele voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk en worden beoordeeld aan de hand van de vereisten als genoemd in artikel 2.3 van deze verordening:

    • a.

      Jeugdhulp ambulant regulier;

    • b.

      Jeugdhulp ambulant specialistisch;

    • c.

      Vak-therapie;

    • d.

      Diagnostiek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie;

    • e.

      Diagnostiek;

    • f.

      Controle psychofarmaca;

    • g.

      Ambulante spoedhulp jeugd;

    • h.

      Zelfstandig leven jeugd;

    • i.

      Pleegzorg;

    • j.

      Gezinshuis;

    • k.

      Jeugdhulp verblijf;

    • l.

      Logeren jeugd;

    • m.

      Begeleiding naar zelfstandig wonen;

    • n.

      Verblijf spoedhulp jeugd;

    • o.

      Vervoer jeugd;

    • p.

      Gesloten Jeugdzorg;

    • q.

      Jeugdbescherming;

    • r.

      Jeugdreclassering.

2.3 Specifieke voorwaarden individuele voorzieningen Jeugdhulp

  • 1.

    Een jeugdige komt in aanmerking voor een individuele voorziening (waaronder daarvoor noodzakelijk vervoer) wanneer hij jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en voor zover de jeugdige deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met algemeen gebruikelijke voorzieningen;

    • d.

      met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      met gebruikmaking van overige voorzieningen als genoemd in artikel 2.1 van deze verordening;

    • f.

      de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

  • 2.

    De individuele voorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de jeugdige in staat wordt gesteld om:

    • a.

      gezond en veilig op te groeien

    • b.

      te groeien naar zelfstandigheid, en

    • c.

      voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

  • 3.

    Recht op een individuele voorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

Hoofstuk 3 Toegang tot Jeugdhulp

3.1 Toegang tot Jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen met een hulpvraag terecht bij het college.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen treft het college naar aanleiding van de hulpvraag zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen vijf dagen een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan.

3.2 Toegang tot Jeugdhulp via het medisch domein

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is, en hiervoor gecontracteerd is.

3.3 Toegang tot Jeugdhulp via de rechterlijke macht

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

Hoofdstuk 4 Procedure toegang tot jeugdhulp via de gemeente

4.1 Hulpvraag

  • 1.

    Hulpvragen kunnen door jeugdigen en/of ouders digitaal, telefonisch, schriftelijk of in persoon worden gemeld bij het college. Het college bevestigt de ontvangst van de hulpvraag.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor de hulpvraag relevante gegevens over de jeugdige en zijn of haar ouders, en plant zo spoedig mogelijk een gesprek met de jeugdige en/of ouders in om:

    • a.

      De hulpvraag en het te bereiken resultaat aan de hand van de in artikel 4.2 onderdeel a tot en met i genoemde onderwerp te bespreken;

    • b.

      Uitleg te geven over het verdere verloop van de aanvraagprocedure;

    • c.

      De jeugdige en/of zijn of haar ouders te wijzen op de mogelijkheden om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning;

    • d.

      De jeugdige en/of zijn of haar ouders te wijzen op de mogelijkheden die zij hebben ten aanzien van het inschakelen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon; en

    • e.

      De rechten die de jeugdige en/of zijn of haar ouders hebben op het gebied van privacy te bespreken.

  • 3.

    Voorafgaand aan het gesprek als genoemd in lid 2, verstrekt de jeugdige en/of zijn ouders het college alle overige gegevens die voor het vooronderzoek nodig zijn en die redelijkerwijs beschikbaar zijn.

4.2 Het gesprek

  • 1.

    Het college brengt tijdens het gesprek als bedoeld in artikel 4.1 lid 2 van deze verordening, voor zover relevant voor de hulpvraag, de volgende zaken in kaart:

    • a.

      de situatie met betrekking tot de verschillende leefdomeinen: gezondheid, veiligheid en geborgenheid, ontwikkeling, wonen, samen leven, werk/daginvulling, vrije tijd, inkomen en financiën van de jeugdige en zijn of haar ouders;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp; de ondersteuning

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

    • e.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een overige voorziening als bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

    • f.

      de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen te komen tot een oplossing voor de hulpvraag;

    • g.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdigen en zijn of haar ouders;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen waaronder begrepen de afstemming met andere voorzieningen die worden ingezet ten behoeve van gezinsleden;

    • i.

      de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of de ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

4.3 Ondersteuningsplan

Het college maakt voor de verwerking van gegevens die onder andere zijn ontvangen naar aanleiding van het gesprek als bedoeld in artikel 4.2, gebruik van een digitale service voor de verwerking en opslag van het dossier. Dit is een digitaal platform waartoe de jeugdige en/of zijn ouders toegang ontvangen.

4.4 Privacyrechten

De jeugdige en/of zijn ouders hebben op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming een aantal rechten ten aanzien van de verwerking van hun persoonsgegevens. De jeugdigen en/of zijn ouders kunnen om gebruik te maken van deze rechten een verzoek bij het college indienen. Hiervoor kunnen zij gebruik maken van een door het college ter beschikking gesteld format. De beslissing op dit verzoek geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

4.5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt door de jeugdige en/of zijn ouders ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college ter beschikking gesteld format.

  • 2.

    Op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is afdeling 4.1.1 tot en met afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

4.6 Onderzoek

  • 1.

    Tijdens het onderzoek verzamelt het college voldoende kennis over de feiten en af te wegen belangen die voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijn.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in het eerste lid, stelt het college daarom het volgende vast:

    • a.

      Wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is;

    • b.

      Of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;

    • c.

      Wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn of haar leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • d.

      Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden, waarbij als uitgangspunt geldt dat slechts voor zover die mogelijkheden niet toereikend zijn, het college een voorziening jeugdhulp verleent.

  • 3.

    Voor zover het onderzoek naar de nodige (Jeugd-)hulp specifieke deskundigheid vereist, wordt namens het college ten behoeve van de hulpvraag een specifiek deskundig oordeel en advies opgesteld.

  • 4.

    Ook zal het college ervoor zorgen dat de deskundigheid zoals genoemd in het derde lid wordt gewaarborgd en dat dit ook specifiek kenbaar wordt gemaakt aan de hulpvrager.

4.7 Beschikking

  • 1.

    Het college legt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de te verlenen individuele voorziening of de afwijzing daarvan vast in een beschikking.

  • 2.

    Opschorting van de termijn als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats conform artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Bij een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de voorziening is en voor welk resultaat de verstrekking in natura verstrekt wordt;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is; en

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt.

  • 4.

    Bij een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb gebruikt moet worden;

    • b.

      wat de omvang van het pgb is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb bedoeld is; en

    • d.

      welke regels gelden ten aanzien van de besteding en verantwoording van het pgb.

  • 5.

    Tegen de besluiten als bedoeld in lid 3 en 4 van dit artikel, kunnen jeugdigen en/of zijn of haar ouders bezwaar cq beroep instellen overeenkomstig de hoofdstukken 6 tot en met 8 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.8 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek als bedoeld in artikel 4.6 van deze verordening, advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie als het college dat gewenst vindt.

  • 2.

    Wanneer het college advies gaat inwinnen als bedoeld in het eerste lid, wordt cliënt hiervan op de hoogte gesteld.

Hoofdstuk 5 Procedure toegang tot jeugdhulp via het medisch domein

5.1 Verwijzing

  • 1.

    De huisarts, medisch specialist of jeugdarts verwijzen na ontvangst van een hulpvraag van een jeugdige en/of een ouder, indien naar hun oordeel daartoe noodzaak bestaat, door naar een aanbieder die gecontracteerd is door de gemeente.

  • 2.

    Wanneer de huisarts, medisch specialist of jeugdarts verwijst naar een aanbieder die niet gecontracteerd is door de gemeente, is de aanbieder verplicht om direct, en voor de start van de zorginzet, contact op te nemen met de gemeente. Wanneer dit wordt nagelaten, accepteert de gemeente geen declaratie van de betreffende aanbieder.

5.2 Verzoek tot toewijzing

De aanbieder doet een verzoek tot toewijzing bij de gemeente, en is daarbij gehouden aan hetgeen is bepaald in de gesloten overeenkomst met de gemeente.

5.3 Persoonsgebonden budget na verwijzing

De beoordeling tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb, vindt, met inachtneming van het bepaalde in de wet en hoofdstuk 7 van deze verordening, plaats door het college. De jeugdige of de ouders dienen hiervoor een aanvraag in bij de gemeente, waarna het bepaalde in hoofdstuk 4 van de verordening van toepassing is op de aanvraag tot verstrekking in de vorm van een pgb.

5.4 Beschikking

  • 1.

    Het college verstrekt in geval van jeugdhulp in natura via het medisch domein, geen beschikking als bedoeld in artikel 4.7 van deze verordening.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of ouders wel een beschikking wensen te ontvangen dienen zij hiervoor alsnog een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 4.4 eerste lid van deze verordening bij het college in te dienen.

Hoofdstuk 6 Procedure toegang tot jeugdhulp via de rechterlijke macht

6.1 Tandemfunctie

Bij een maatregel die in het gedwongen kader is uitgesproken door een rechter, vindt samenwerking plaats tussen de Gecertificeerde Instelling en het Sociaal Team van de gemeente Helmond.

6.2 Zorginzet

  • 1.

    Wanneer inzet van jeugdhulp binnen het gedwongen kader gewenst is wordt dit vanuit de Gecertificeerde Instelling altijd in samenspraak met het Sociaal Team en het gezin bepaald.

  • 2.

    De Gecertificeerde Instelling is eindverantwoordelijk over de in te zetten jeugdhulp vanuit de maatregel.

6.3 Persoonsgebonden budget bij bepaling

De beoordeling tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb, vindt, met inachtneming van het bepaalde in de wet en hoofdstuk 7 van deze verordening, plaats door het college. De jeugdige of de ouders dienen hiervoor een aanvraag in bij de gemeente, waarna het bepaalde in hoofdstuk 4 van de verordening van toepassing is op de aanvraag tot verstrekking in de vorm van een pgb.

6.4 Beschikking

Het college verstrekt in geval van jeugdhulp in natura via de rechterlijke macht, geen beschikking als bedoeld in artikel 4.7 van deze verordening.

Hoofstuk 7 Persoonsgebonden budget bij Jeugdhulp

7.1 Regels voor een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Een pgb wordt alleen verstrekt wanneer:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake, dan wel met hulp uit hun netwerk, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een gecontracteerde aanbieder (Zin) niet passend vinden; en,

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp vanuit het pgb veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt, en van goede kwaliteit is.

  • 3.

    De jeugdige of de ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, op voorwaarde dat door de jeugdige of de ouders voldoende aangetoond is dat dit tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt, en doelmatiger is dan het betrekken van de jeugdhulp van iemand buiten het sociale netwerk. Hierbij wordt gelet op:

    • a.

      de frequentie van de hulp;

    • b.

      het type hulp;

    • c.

      de aard van de hulpvraag waaraan tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van die hulpvraag;

    • e.

      de mate van (on-) planbaarheid van de zorg; en,

    • f.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de jeugdhulp betrokken wordt.

  • 4.

    De jeugdige of de ouders verstrekken een volledig ingevuld pgb-plan, volgens een voorgeschreven model.

  • 5.

    Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde pgb-plan of de jeugdige en zijn of haar ouders voldoen aan de voorwaarden als genoemd in lid 2 van dit artikel om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening in de vorm van pgb.

7.2 De hoogte van een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het pgb wordt vastgesteld op een bedrag dat de jeugdige en/of de ouders redelijkerwijs in staat stelt om daarmee een voorziening te kunnen inkopen of te betrekken die inhoudelijk gelijkwaardig is aan een voorziening in natura.

  • 2.

    Voor pgb gelden twee tarieven:

    • a.

      een tarief voor professionele jeugdhulp; en,

    • b.

      een tarief voor particuliere jeugdhulp

  • 3.

    Het pgb-tarief in het kader van de professionele jeugdhulp wordt gebaseerd op de door de jeugdige en/of de ouders aangegeven werkelijke kosten van de voorziening en bedraagt niet meer dan de kostprijs die het college aan de aanbieder zou betalen wanneer deze voorziening in natura zou worden verstrekt. Pgb-aanvragen voor dergelijke meerkosten kunnen op grond van artikel 7.4 lid 2 door het college worden geweigerd.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op het moment dat het huidige aanbod van voorzieningen in natura binnen de gemeente in een specifiek geval niet voorziet in passende jeugdhulp.

  • 5.

    Als het pgb gelijk is aan de kostprijs zorg in natura, loopt de indexering van het pgb, gelijk aan de indexering van de kostprijs zorg in natura. Ten aanzien van pgb’s die voor een kortere- of een periode gelijk aan 12 maanden worden toegekend, vindt geen indexering plaats.

  • 6.

    Het pgb-tarief in het kader van de particuliere jeugdhulp is gebaseerd op de door de jeugdige en/of de ouders aangegeven werkelijke kosten van de voorziening en bedraagt per uur niet meer dan 125% van het bedrag in de Wet minimumloon voor 23 jaar en ouder inclusief vakantiegeld/-uren op basis van een 36-urige werkweek, zoals dat gold per 1 juli in het voorafgaande jaar. Hierbij geldt dat, in het geval dat een individuele voorziening wordt toegekend in dagdelen, een dagdeel staat voor een uur.

  • 7.

    In afwijking van hetgeen bepaald in lid 6, is het pgb-tarief per etmaal voor de voorziening ‘logeren’ in het kader van particuliere jeugdhulp drie keer het uurtarief voor particuliere jeugdhulp.

  • 8.

    Pgb-tarief voor vervoerskosten is gebaseerd op de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten maar bedraagt ten hoogste de kostprijs die het college aan de aanbieder betaalt voor de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare voorziening in natura. Er vindt geen indexering plaats voor een toegekend pgb korter of gelijk aan 12 maanden.

7.3 Bestedingsruimte van de pgb-houder

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget dient besteed te worden aan het doel of resultaat waarvoor het is verstrekt. Dit betekent dat het pgb in ieder geval niet kan worden besteed aan:

    • a.

      bemiddelings- en administratiekosten;

    • b.

      kosten verbonden aan het opstellen van het pgb-plan;

    • c.

      reistijd, vervoers- en parkeerkosten van de dienstverlener;

    • d.

      overheadkosten van de dienstverlener;

    • e.

      feestdagen- en/of eenmalige uitkering of cadeau aan dienstverlener; en

    • f.

      een overlijdensuitkering voor de dienstverlener.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget mag niet besteed worden aan kosten die algemeen gebruikelijk zijn.

  • 3.

    Het volledige bedrag aan pgb moet verantwoord worden. Er wordt geen verantwoordingsvrij bedrag gehanteerd.

  • 4.

    Onder alle betalingen door SVB moet een door de jeugdige of ouder geaccordeerde factuur of specificatie van ingezette zorg liggen.

7.4 Weigeringsgronden persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college kan een pgb weigeren wanneer een beslissing over een pgb in de afgelopen drie jaren herzien dan wel ingetrokken is, vanwege het feit dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget, of;

    • c.

      de jeugdige of zijn ouders het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

  • 2.

    Het college kan een pgb ook weigeren voor zover de kosten van het betrekken van jeugdhulp via een pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening in de vorm van zorg in natura en de jeugdige gebruik kan maken van de desbetreffende individuele voorziening in natura.

Hoofdstuk 8 Toezicht en handhaving

8.1 Nieuwe feiten en omstandigheden

Een jeugdige of zijn ouders melden direct zelf of op verzoek bij het college alle feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.

8.2 Herziening, intrekking en beëindiging

Het college kan een beslissing over een individuele voorziening herzien, intrekken of beëindigen als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of;

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

8.3 Terugvordering

Het college kan de individuele voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen wanneer de aanspraak op een individuele voorziening ingetrokken is op grond van sub a, d of e van artikel 8.2.

8.4 Invordering

Indien het college een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget met toepassing van artikel 8.2, onderdeel a, heeft herzien dan wel ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget invorderen, dan wel verrekenen met een in de toekomst toe te kennen pgb.

 

Hoofdstuk 9 Kwaliteitseisen Jeugdhulp

9.1 Kwaliteitseisen aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Aanbieders, professionele dienstverleners en gecertificeerde instellingen dragen zorg voor een goede kwaliteit van voorzieningen. Dit doen zij door naleving van de door of vanuit de wet gestelde kwaliteitseisen, zoals het Kwaliteitskader Jeugd.

  • 2.

    Aanbieders zijn ook gehouden tot naleving van aanvullende kwaliteitseisen zoals neergelegd in de gesloten overeenkomst tussen gemeente en aanbieder. Bij professionele dienstverleners wordt dit niet opgelegd, maar meegewogen in de beoordeling of er sprake is van een kwalitatief goede dienstverlening.

9.2 Kwaliteitscontrole aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college ziet toe op de naleving van kwaliteitseisen die gesteld worden aan aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen. Dit doet het college onder andere door:

    • a.

      het voeren van contractmanagement en contractbeheer;

    • b.

      overleggen met aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen;

    • c.

      al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek doen naar de bestedingen van getroffen voorzieningen; en,

    • d.

      het ter plaatse beoordelen van geleverde voorzieningen.

  • 2.

    In nadere regels kan het college nadere invulling geven aan de wijze waarop zij toeziet op de naleving van kwaliteitseisen.

9.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en,

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 10 Bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik

10.1 Fraudepreventie

Het college informeert de jeugdige of de ouders over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een voorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

10.2 Onderzoek rechtmatigheid

  • 1.

    Het college kan al dan niet steekproefsgewijs onderzoeken of verleende voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2.

    Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de voorziening wanneer er een vermoeden bestaat van misbruik dan wel oneigenlijk gebruik van de wet.

10.3 Toezichthouders

Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Hoofdstuk 11 Klachtenregeling, vertrouwenspersoon en cliëntondersteuner

11.1 Klachtenregeling

  • 1.

    Klachten van een jeugdige en/of een ouder ten aanzien van de toegangsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening, worden afgehandeld conform de geldende Verordening Klachtenregeling Helmond.

  • 2.

    Jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van hun inzet als bedoeld in artikel 4.2.1 Jeugdwet.

11.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college wijst een onafhankelijk vertrouwenspersoon aan waarop jeugdigen en (pleeg-) ouders een beroep kunnen doen, die werkzaam is bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en van personen in dienst van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt en stelt de vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en (pleeg-) ouders erop dat zij een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon als bedoeld in het eerste lid.

11.3 Cliëntondersteuner

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdige en (pleeg-) ouders een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige het uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de jeugdige en (pleeg-) ouders bij het eerste contact op de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van gratis cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 12 Inspraak

12.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid, op grond van de Verordening Adviesraad Sociaal Domein Helmond en de inspraakverordening Helmond.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

13.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

13.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Besluiten, genomen krachtens de Verordening Jeugdhulp Peelregio 2015, en die gelden op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, blijven van kracht tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden ingetrokken of beëindigd.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Peelregio 2015, en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van onderhavige verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp Helmond 2019.

  • 3.

    Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift tegen een besluit dat is genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de Verordening Jeugdhulp Helmond 2019 .

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 21 mei 2019

De raad voornoemd,

De voorzitter,

mevr. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel

de griffier,

mr. J.P.T.M. Jaspers