Organisatie | Zuidplas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018 |
Citeertitel | Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2022 | artikel II.5A, II.21 | 27-09-2022 | R22.000013 | ||
01-06-2019 | 11-10-2022 | nieuwe regeling | 10-10-2017 |
De Raad van de gemeente Zuidplas
gelezen de voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van Zuidplas
overwegende dat de gemeente Zuidplas deelnemer is van de gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren;
dat het recreatieschap Rottemeren heeft besloten om te komen tot een gewijzigde gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren, welke op 1 januari 2018 in werking is getreden;
dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een gebiedsverordening voor het recreatieschap Rottemeren bij de gemeenteraden van de individuele deelnemers ligt;
dat de op 29 augustus 2003 in werking getreden Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren (laatstelijk gewijzigd op 29 november 2007), vervalt;
dat de gemeenteraden van de individuele deelnemers van het recreatieschap Rottemeren gelijkluidende bepalingen wensen vast te stellen ten behoeve van het recreatiegebied Rottemeren;
Gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Gemeenschappelijke Regeling van het Recreatieschap Rottemeren, waarin bepaald is dat:
de in de gebiedsverordeningen aan de colleges toegekende bevoegdheden, met inbegrip van de bevoegdheid tot de aanwijzing van toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht, alsmede de collegebevoegdheden als bedoeld in artikel 125 gemeentewet ten aanzien van toezicht en handhaving, voor wat betreft de behartiging van de belangen en taken van het recreatieschap overgedragen worden aan het Algemeen Bestuur van het recreatieschap.
begripsomschrijvingen en procedureregels voor het verkrijgen van vergunningen, ontheffingen en toestemmingen
Artikel I.1 Begripsomschrijvingen
Artikel I.2 Indiening aanvraag en de hierbij te overleggen informatie
Artikel I.3 Mogelijkheid College om voorwaarden en beperkingen te stellen
Artikel I.4 Persoonlijk karakter van vergunning, ontheffing of toestemming
Artikel I.5 Intrekking of wijziging van vergunning, ontheffing of toestemming
Artikel I.6 Regelend optreden door of namens het College
II. Algemene en bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare terreinen en openbare wateren
A. Algemene bepalingen over het gebruik van openbare terreinen en wateren
Artikel II.1 Gebruik van groen- en recreatieve voorzieningen en bouwwerken
Artikel II.2 Geluidsinstrumenten en geluids-toestellen
Artikel II.7 Vissen en duiken vanaf bruggen en het zwemmen en baden nabij bruggen
B. Bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare terreinen
Artikel II.8 Begripsomschrijvingen
Artikel II.9 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel II.10 Defecte voertuigen
Artikel II.11 Voertuigenwrakken
Artikel II.12 Aanhangwagens ca
Artikel II.13 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel II.14 Parkeren van grote voertuigen
Artikel II.15 Overlastgevend parkeren van voertuigen
Artikel II.16 Overlastgevend stallen van
Paragraaf 2 Andere bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare terreinen
Artikel II.17 Graven in openbare terreinen
Artikel II.18 Rijden met voertuigen op openbare terreinen
C. Bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare wateren
Artikel II.19 Zaaksgebonden ontheffing
Artikel II.20 Toegang tot openbare wateren
Artikel II.21 Gebruik motorvaartuigen
Artikel II.22 Zeil- en surfplanken of andere vaar-tuigen
Artikel II.23 Losmaken van gemeerde vaartuigen
Artikel II.24 Het verbod om met vaartuigen in de nabijheid van zwemplaatsen te zijn
Artikel II.25 Ligplaats hebben met vaartuigen
Artikel II.26 Verbod ligplaats in te nemen met vaartuigen langer dan veertien meter
Artikel II.27 Driedagenregeling
Artikel II.28 Aanwijzing ligplaats
Artikel II.29 (Proef-) draaien van motoren
Artikel II.30 Repareren en bouwen van vaar-tuigen
Artikel II.32 Veiligheid op het ijs
III. Openbare gezondheid en zedelijkheid
IV. Andere zaken van openbaar belang
Artikel IV.2 Standplaats innemen
V. Bepalingen ter bescherming van het landschap en de natuur
Artikel V.1 Handelsreclame en opschriften
Artikel V.3 Demping van wateren
VI. Straf-, handhavings-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel VI.2 Handhavingsbepalingen
I. Algemene bepalingen: begripsomschrijvingen en procedureregels voor het verkrijgen van vergunningen, ontheffingen en toestemmingen
Artikel I.1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel I.3 Mogelijkheid College om voorwaarden en beperkingen te stellen
Aan een op grond van deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden. Deze voorwaarden en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. In voorkomende gevallen kunnen zonder meer eisen gesteld worden naar aard, omvang en deskundigheid. Waar het gaat om het verbod gesteld in artikel IV.1 kan een aanvraag om een ontheffing of vergunning niet worden geweigerd op grond van de inhoud van de handelsreclame.
Onverminderd het gestelde in het eerste lid vindt - waar nodig - overleg plaats met de betreffende overheden en/of beherende instanties in het gebied van het recreatieschap. In ieder geval wordt een besluit voor opslagplaatsen en dempingen zoals bedoeld in de artikel V.2 en V.3 niet eerder genomen dan na overleg met de betreffende gemeente en/of het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Ten aanzien van evenementen is het gestelde in de toelichting op bladzijde 18 van toepassing.
Een vergunning of ontheffing wordt, tenzij anders bepaald in deze verordening, zonder meer geweigerd in het belang van de orde, veiligheid en zedelijkheid zoals nader uitgewerkt in de hoofdstukken II en III van deze verordening en voor zover in strijd met de Wet Natuurbescherming en daaraan te relateren (Europese) richtlijnen.
Artikel I.4 Persoonlijk karakter van vergunning, ontheffing of toestemming
De vergunning, ontheffing of toestemming is persoonsgebonden, tenzij anders aangegeven in deze verordening.
Artikel I.5 Intrekking of wijziging van vergunning, ontheffing of toestemming
Met inachtneming van het gestelde in artikel I.4 kan een vergunning of ontheffing om de volgende redenen ingetrokken of gewijzigd worden als:
Artikel I.6 Regelend optreden door of namens het College
Indien dit voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening nodig is, kan door of namens het College te allen tijde regelend worden opgetreden ten aanzien van onder andere natuurlijke en/of privaatrechtelijke rechtspersonen, vaartuigen, voertuigen, werken, voorzieningen en andere voorwerpen van houderschap, bezit en eigendom alsmede rij-, trek- en andere dieren. De natuurlijke en privaatrechtelijke rechtspersonen moeten voldoen aan de bevelen, welke hen door of namens het College worden gegeven.
A. Algemene bepalingen over het gebruik van openbare terreinen en openbare wateren
Artikel II.2 Geluidsinstrumenten en geluidstoestellen
Behoudens een ontheffing van het College is het verboden op de openbare terreinen en openbare wateren door middel van een geluidsinstrument en/of een toestel, bestemd tot het weergeven van muziek of van de menselijke stem, hinderlijk geluid te maken.
Behoudens een ontheffing van het Dagelijks Bestuur is het verboden voor een natuurlijk persoon gelijktijdig meer dan drie honden in zijn macht te hebben.
B. Bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare terreinen
Artikel II.9 Te koop aanbieden van voertuigen
Behoudens een ontheffing van het College is het verboden op door het College aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel II.13 Parkeren van reclamevoertuigen
Behoudens een ontheffing van het College is het verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel II.16 Overlastgevend stallen van (brom)fietsen
Het College kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van het recreatieschap, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is twee- of driewielige fietsen of twee- of driewielige bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
C. Bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare wateren
Artikel II.19 Zaaksgebonden ontheffing
De ontheffing voor de in hoofdstuk opgenomen bepalingen is zaaksgebonden.
Artikel II.22 Zeil- en surfplanken of andere vaartuigen
Behoudens een ontheffing van het College, voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door de Scheepvaart-verkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement, is het verboden zonder daartoe bevoegd te zijn zich met zeil- en surfplanken of andere vaartuigen te bevinden op de stranden of op het water dat voor zwemmen is afgezet.
Artikel II.23 Losmaken van gemeerde vaartuigen
Het is anderen dan de rechthebbende(-n) of degene(-n) die handelt respectievelijk handelen met diens toestemming verboden:
Artikel II.24 Het verbod om met vaartuigen in de nabijheid van zwemplaatsen te zijn
Het is verboden zich met een vaartuig te bevinden binnen een afstand van vijf meter van een zwemplaats.
Artikel II.26 Verbod ligplaats in te nemen met vaartuigen langer dan veertien meter
Behoudens een ontheffing van het College en onverminderd het bepaalde in artikel II.27 is het verboden met vaartuigen langer dan veertien meter ligplaats te kiezen in, respectievelijk aan, de in eigendom en beheer van het recreatieschap zijnde haventjes, kreken en steigers in de openbare wateren, dan wel deze haventjes en kreken binnen te varen.
Artikel II.27 Driedagenregeling
Behoudens een ontheffing van het College en onverminderd het bepaalde in artikel II.25, eerste lid is het verboden in de openbare wateren:
een vaartuig langer dan acht achtereenvolgende uren onbemand te laten. Een vaartuig wordt geacht gedurende acht achtereenvolgende uren onbemand te zijn, indien dat vaartuig gedurende acht opeenvolgende uren op tenminste vier tijdstippen met tussenpozen van tenminste twee uren onbemand is aangetroffen.
Artikel II.28 Aanwijzing ligplaats
In afwijking van het bepaalde in artikel II.26 dienen bedrijfsvaartuigen langer dan veertien meter ligplaats in te nemen op een door het College aangewezen ligplaats.
Artikel II.30 Repareren en bouwen van vaartuigen
Het is verboden omvangrijke reparaties en onderhoudswerkzaamheden aan vaartuigen uit te voeren of te laten uitvoeren dan wel vaartuigen te bouwen of af te bouwen in, respectievelijk aan, de in eigendom en beheer van het recreatieschap zijnde haventjes, kreken en steigers in de openbare wateren.
Behoudens een ontheffing van het College is het verboden in de openbare wateren één of meer aanleggelegenheden, steigers, vlonders, plankieren, verharde terrassen, palen, beschoeiingen, oeververdedigingen, golfbrekers, hijsmasten, hijskranen, vlotten, bruggen, botenhuizen, bergruimten, optrekjes, onderkomens, windschermen en erfafscheidingen - voor zover die erfafscheidingen hoger zijn dan 1 meter boven het maaiveld - te maken of te hebben.
Het is de eigenaar, de andere zakelijk gerechtigde, de bezitter, de houder of de gebruiker van een onroerende zaak in de openbare wateren verboden de in het eerste lid bedoelde wateren, doorgravingen, ophogingen, dempingen, verondiepingen of aanplempingen toe te laten of te gedogen op die onroerende zaak.
III. Openbare gezondheid en zedelijkheid
Voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door de Wet milieubeheer, is het verboden in het gebied:
IV. Andere zaken van openbaar belang
Artikel IV.2 Standplaats innemen
Behoudens een vergunning van het College is het verboden op of aan de openbare terreinen en/of openbare wateren dan wel op een ander voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats een standplaats of ligplaats in te nemen met de bedoeling goederen of waren aan te bieden, te verkopen of te verhuren dan wel diensten aan te bieden.
V. Bepalingen ter bescherming van het landschap en de natuur
Artikel V.1 Handelsreclame en opschriften
Behoudens een ontheffing van het College is het verboden in het gebied, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart opschriften, aankondigingen, afbeeldingen of constructies met het oogmerk om handelsreclame te uiten, te plaatsen, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater, een spoorweg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats.
Het is de eigenaar, andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak in het gebied verboden deze zaak geheel of ten dele, al dan niet door middel van enige daarop aanwezige roerende zaak aan te wenden of de aanwending daarvan te gedogen voor opschriften, aankondigingen, afbeeldingen of constructies met oogmerk handelsreclame-doeleinden te uiten, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater, een spoorweg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats.
Het in het eerste en het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op:
aankondigingen van tijdelijke aard ten behoeve van een niet vaker dan eenmaal per jaar in het gebied waarin de aankondiging is aangebracht, te houden openbare wedstrijd of evenement, welke niet behoort tot de gebruikelijke commerciële uitoefening van een beroep, bedrijf of dienst, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, doch voor niet langer dan drie maanden en mits:
Het in het eerste en tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing:
op een tijdelijke opslag van materialen en/of materieel ten behoeve van de uitvoering of het onderhoud van openbare werken uitsluitend gedurende die uitvoering of dat onderhoud, doch ten hoogste gedurende één jaar, mits die opslag is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de plaats, waar die uitvoering of dat onderhoud plaatsvindt;
op een opslag van nieuwe bouwmaterialen en van afbraak, puin en andere oude bouwmaterialen, op of in een onroerende zaak, waarop, waaraan of waarin onderhouds-, herstel-, bouw- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd, mits deze zaken voor de uit te voeren werken nodig of van het bouwwerk, dat hersteld of gesloopt wordt, afkomstig zijn;
Een blijvende opslagplaats van materialen en/of materieel ten behoeve van de uitvoering of het onderhoud van openbare werken, die toebehoort aan een overheidsdienst of een overheidsbedrijf, wordt geacht met een ontheffing als bedoeld in artikel I.3 van deze verordening aanwezig te zijn. Het College kan aan een zodanige ontheffing voorwaarden en beperkingen verbinden, welke slechts mogen strekken ter bescherming van de in artikel V.1, vierde lid bedoelde belangen.
Artikel V.3 Demping van wateren
Behoudens een ontheffing van College is het de eigenaar, andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak in de door het College aangewezen delen van het werkingsgebied verboden wateren of drassige terreinen, hoe ook genaamd, geheel of gedeeltelijk te dempen of te gedogen, dat deze geheel of gedeeltelijk worden gedempt.
VI. Straf-, handhavings-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel I.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel VI.2 Handhavingsbepalingen
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de buitengewoon opsporingsambtenaar van de deelnemende gemeenten, de overige in artikel 141 Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de opsporingsambtenaren van de provincie Zuid-Holland, en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Artikel VI.3 Overgangsbepalingen
Aanvragen om vergunning en ontheffing in de zin van deze verordening, welke zijn ingediend bij het Dagelijks Bestuur van het Recreatieschap Rottemeren op grond van de vervallen ‘Algemene verordening voor het recreatieschap Rottemeren’ en waarop nog niet is beslist, worden geacht aanvragen op grond van deze verordening te zijn.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. De Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren (inclusief de gewaarmerkte kaart) welke op 29 augustus 2003 in werking is getreden, en welke op 29 november 2007 laatstelijk in gewijzigde vorm in werking is getreden, is komen te vervallen;
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Zuidplas,
10 oktober 2017
de plv. griffier,
J.J.A. van Houwelingen
de voorzitter,
K.J.G. Kats
Met de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van Recreatieschap Rottemeren, zoals in werking getreden op 1 januari 2018, zijn aanpassingen doorgevoerd inzake de bestuurlijke en ambtelijke besturing en besluitvorming van het Recreatieschap Rottemeren. Deze wijzigingen behelzen onder meer de omzetting van een gemengde regeling (waaraan raden en colleges deelnemen) in een collegeregeling (waaraan uitsluitend colleges deelnemen). Dit brengt met zich mee dat de kaderstelling (het bepalen van de kaders voor het recreatiebeleid) niet langer een bevoegdheid is van het Algemeen Bestuur van het Recreatieschap, maar van de afzonderlijke gemeenteraden. De gemeenteraden behouden daarmee het politieke primaat inzake het stellen van de recreatiekaders. Het Recreatieschap (gevormd door de colleges) is wel belast met de uitvoering van deze kaders. Daartoe hebben de colleges aan het Recreatieschap taken en bevoegdheden opgedragen die zijn gericht op de praktische realisering van de recreatie. Het gaat dan om taken en bevoegdheden inzake beheer en onderhoud.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Rottemeren, komt de Algemene Verordening voor het Recreatieschap Rottemeren, zoals inwerking getreden op 29 augustus 2003 en laatstelijk gewijzigd in werking getreden op 29 november 2007, te vervallen. De afzonderlijke gemeenteraden kunnen immers vanaf dat moment niet langer hun bevoegdheden, zoals het vaststellen van verordeningen, overdragen aan het Recreatieschap Rottemeren. De bevoegdheid om een verordening vast te stellen ligt bij de afzonderlijke gemeenteraden.
De tekst van de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren, zoals deze verordening op 29 augustus 2003 in werking is getreden en laatstelijk gewijzigd in werking is getreden op 29 november 2007, is overgeheveld naar onderhavige Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018. Voor de toelichting op de destijds doorgevoerde wijziging van de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren, wordt verwezen naar de toelichting zoals die is vastgesteld bij de in gewijzigde vorm in werking getreden Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren, welke als bijlage hieronder is opgenomen.
De overheveling van de tekst van de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren naar onderhavige tekst van Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018 heeft, op enkele uitzonderingen na, met zo min mogelijk nadere wijzigingen plaatsgevonden. De wijzigen die wel hebben plaatsgevonden, zullen hierna per artikel worden aangegeven.
Algemene wijzigingen zoals doorgevoerd in de gehele verordening:
Alle bepalingen waar in de ‘Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren’ gewezen werd op een bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur, zijn gewijzigd naar bepalingen waaruit blijkt dat thans het College van de desbetreffende deelnemer bevoegd is. Blijkens artikel 3 lid 1 en 2 van de gewijzigde Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren, zoals die in werking treedt op 1 januari 2018, zullen deze collegebevoegdheden voorts weer overgedragen worden aan het Algemeen Bestuur van het Recreatieschap Rottemeren.
Daarnaast zijn de bepalingen waar in de ‘Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren’ gewezen werd op een bevoegdheid van het Algemeen Bestuur, gewijzigd naar bepalingen waaruit blijkt dat de Raad van de desbetreffende deelnemer bevoegd is. Raadsbevoegdheden kunnen na de wijziging van de gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren, zoals die in werking treedt op 1 januari 2018, niet langer overgedragen worden aan het Algemeen Bestuur van het Recreatieschap Rottemeren en dit betekent dat deze bevoegdheden bij de afzonderlijke gemeenteraden zullen blijven liggen.
In de preambule van de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren werden de redenen van de wijziging van verordening (zoals gewijzigd in werking getreden op 29 november 2007) uiteengezet. Die overwegingen zijn verwijderd en uit de preambule blijkt nu dat de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren is komen vervallen, als gevolg van de wijzigingen in de ‘Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren’, zoals deze op 1 januari 2018 gewijzigd in werking treedt. Voorts blijkt uit de preambule dat de gemeenteraden van de individuele deelnemers gelijkluidende gebiedsverordeningen wensen vast te stellen en om die reden is ervoor gekozen om naast de bestaande Algemene Plaatselijke Verordeningen van de individuele deelnemers, een gelijkluidende Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018 vast te stellen.
De definitie onder sub a (definitie ‘werkingsgebied’) is gewijzigd, zodat het werkingsgebied beperkt is tot het grondgebied van de door de deelnemende gemeenten aangewezen recreatiegebieden. De definitie onder sub m (definitie ‘Dagelijks Bestuur’) is voorts verwijderd, nu het Dagelijks Bestuur niet langer genoemd wordt in de tekst van de verordening. De definities onder m, n en p zijn toegevoegd, nu de begrippen ‘College’, ‘Raad’ en ‘Deelnemer’ onderdeel geworden zijn van de tekst van de verordening en een nadere definiëring behoeven.
De Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet, zoals deze werden genoemd in de ‘Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren’, zijn (beide) vervangen voor de Wet Natuurbescherming. Eerstgenoemde wetten zijn komen te vervallen en de bepalingen zijn (gedeeltelijk) overgeheveld naar de Wet Natuurbescherming.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Natuurbeschermingswet, zoals deze werden genoemd in de ‘Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren’ zijn vervangen voor de Waterwet en de Wet Natuurbescherming. Eerstgenoemde wetten zijn komen te vervallen en de bepalingen zijn (gedeeltelijk) overgeheveld naar de Waterwet en de Wet Natuurbescherming.
Dit lid is verwijderd. Instemming van de deelnemende gemeenten om een gebied aan te wijzen is niet langer nodig nu de bevoegdheid bij de deelnemende gemeente zelf komt te liggen.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Natuurbeschermingswet, zoals deze werden genoemd in de ‘Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren’ zijn vervangen voor de Waterwet en de Wet Natuurbescherming. Eerstgenoemde wetten zijn komen te vervallen en de bepalingen zijn (gedeeltelijk) overgeheveld naar de Waterwet en de Wet Natuurbescherming.
Dit artikel is gewijzigd in die zin dat bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders (naast de buitengewoon opsporingsambtenaar op grond van het Wetboek van Strafvordering) eveneens aan het college wordt toegekend en dus ook aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap kan worden overgedragen.
In lid 1 van dit artikel werd verwezen naar ‘vergunningen en ontheffingen die op grond van de eerdere Algemene verordening voor het Recreatieschap Rottemeren (in werking getreden op 29 augustus 2003)’ zijn verleend. De tekst zoals opgenomen tussen de haakjes, is thans in de ‘Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren’ verwijderd, zodat deze overgangsbepaling ook betrekking heeft op de vergunningen en ontheffingen die laatstelijk (na de wijziging van 29 november 2007) zijn verleend.
In lid 2 van dit artikel werd verwezen naar ‘aanvragen om vergunning en ontheffing in de zin van deze verordening, welke zijn ingediend bij het Dagelijks Bestuur op grond van de op 29 augustus 2003 in werking getreden verordening…’. De woorden ‘op 29 augustus 2003 in werking getreden’ zijn in dit artikel verwijderd zodat deze overgangsbepaling thans ook ziet op de periode na de wijziging (29 november 2007) van die verordening.
In dit artikel is de datum van inwerkingtreding van de verordening gewijzigd. Tevens is bepaald dat de Algemene Verordening van het Recreatieschap Rottemeren, is komen te vervallen;
In dit artikel is de citering van de verordening gewijzigd.
Binnen de gemeenten Rotterdam, Lansingerland en Zuidplas bevindt zich een aantal recreatiegebieden. Ten aanzien van deze recreatiegebieden hebben deze gemeenten afzonderlijke bepalingen opgesteld, die staan opgenomen in onderhavige Gebiedsverordening Recreatieschap Rottemeren 2018. Waar nu, binnen een recreatiegebied op het grondgebied van de gemeente Rotterdam, gemeente Lansingerland of gemeente Zuidplas, onderwerpen zowel in een verordening van die gemeente als in onderhavige gebiedsverordening worden geregeld, gaat in deze recreatiegebieden de bepaling uit onderhavige gebiedsverordening vóór op de verordening van de desbetreffende gemeente.
Toelichting bij de wijzigingen van de Algemene verordening voor het Recreatieschap Rottemeren, waarna deze op 29 november 2009 gewijzigd in werking is getreden.
In de verordening is een combinatie van artikelen gemaakt die duidelijke raakvlakken met elkaar hebben. Dit heeft geleid tot een indeling van algemene naar bijzondere bepalingen toegespitst op de functies van openbare terreinen, openbare wateren, het landschap en de natuur in het rechtsgebied van het recreatieschap. Daarbij is de inhoud van de bepalingen bezien op:
a. de wet- en regelgeving van de diverse overheden;
b. de steeds veranderende wensen van de recreant, bezoeker en de gebruiker van het schapsgebied;
c. het gebruik van de functies van het gebied. Een en ander is voor een deel ingegeven door de onder a bedoelde wet- en regelgeving. Voor een ander deel heeft dit ook te maken met de complexiteit en de problematiek van het gebruik en de waarden van de functies in het gebied. Immers het recreatieschap heeft met name in het zomerseizoen te maken met een grote toestroom van mensen die graag allemaal op hun eigen wijze gebruik willen van het schapsgebied; wat mag, kan en moet het schapbestuur regelen en toestaan. Wat dit voor gevolgen heeft voor het openbare karakter en het gebruik van de gebieden en de wateren.
De conclusie kan niet anders zijn dat de tijd rijp is om de op 29 augustus 2003 in werking getreden Algemene verordening van het Recreatieschap Rottemeren (hierna aangegeven als "oude" verordening) eens op de maatschappelijke en juridische waarden te bezien. In dat kader is eveneens de leesbaarheid, de overzichtelijkheid en in feite de toepasbaarheid van het geheel nadrukkelijk bezien. Al met al blijft het echter wel een juridisch verhaal.
De hiervoor bedoelde wijzingen zullen waar nodig per artikel worden aangegeven.
Artikel I.1 Begripsomschrijvingen
De bepalingen van de Algemene Verordening zijn met name voor de beheersgebieden (groen op de kaart) van toepassing.
Voertuig (d):Onder het kopje (d) wordt verwezen naar het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Dit reglement geeft aan wat onder voertuigen zoal in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 verstaan moet worden en welke zaken geen voertuigen in de zin van de wet zijn. Een sulky en de hiermee te vergelijken constructies vallen onder het begrip bespannen en onbespannen wagens.
Toezichthouder (n):Aangegeven is wat de wettelijke basis van deze functionaris is, wat de verhouding met het schap(sbestuur) is en met welke taken deze functionaris belast is. Overigens worden andere opsporingsambtenaren in deze verordening niet uitgesloten (zie artikel VI.2). Het gaat hierbij om de hen toegekende specifieke taken (voorkomende gevallen)
Artikelen I.2 tot en met I.5: Geven de procedureregels en de toetsingscriteria aan vanaf de binnenkomst van een aanvraag om een ontheffing/vergunning tot en met de beslissing hierop. De tot nu toe gehanteerde "spelregels" zijn meer gebundeld in één hoofdstuk. Daarnaast hebben de actuele/relevante wet- en regelgeving en de huidige praktijk een meer nadrukkelijke plek gekregen. Er zijn aanvragen die een beslissing van het Dagelijks Bestuur vragen. Ook bestaat de mogelijkheid dat de G.Z-H aanvragen afdoet. Overigens zijn de voorwaarden en beperkingen in artikel I.3 gekoppeld aan de door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleidsregels (beheer- en inrichtingsplannen).In de onderhavige artikelen is niet expliciet verwezen naar de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Uiteraard zijn deze wettelijke bepalingen wel van toepassing bij de termijn van afdoening van aanvragen om vergunning of ontheffing inclusief het bekendmaken van het besluit hierop.
Artikel I.6 Regelend optreden door of namens het Dagelijks Bestuur. Betreft een bundeling en actualisatie van "oude" verspreid staande artikelen. Nieuw element is de mogelijkheid om achtergelaten voer-, vaartuigen enzovoorts te (doen) verwijderen. Hierbij is een onderscheid gemaakt in een verwijdering met een spoedeisende karakter (tweede lid). Daarnaast is veelal genoeg tijd om tot verwijdering te komen. Zeker waar het gaat om achtergelaten eigendommen, verdient dit enige zorgvuldigheid (derde lid).
Artikelen II.1 tot en met II.7 In algemene zin gaat hier om een bundeling en actualisatie van "oude verordening" verspreid staande artikelen. De tot nu toe gehanteerde "spelregels" zijn meer gebundeld in één hoofdstuk. Ook hebben hier de actuele en relevante wet- en regelgeving alsmede de huidige praktijk een meer nadrukkelijke plek gekregen. Het gaat hier om bepalingen die een algemene werking hebben voor zowel de openbare gebieden en openbare wateren. De bijzondere bepalingen (de paragrafen B en C) zijn een nadere uitwerking hiervan.
Overigens zult u constateren dat er door de gehele verordening heen ook rekening is gehouden met de wet- en regelgeving van de rijksoverheid ("voor zover in het geregelde onderwerp niet voorzien wordt door de Wet milieubeheer" enzovoorts). Zoals bekend zal zijn, kan/mag het schap niet treden in hetgeen op rijksniveau bepaald is. Dit geldt eveneens voor sommige bevoegdheden die niet rechtstreeks overgedragen kunnen worden aan het schapsbestuur (juridische wegbeheer). Bij het onderdeel "parkeerexcessen" wordt aangegeven waarom dit onderdeel desondanks is opgenomen. Bovendien heeft het schap rekening te houden met (Europese) regelgeving ten aanzien van de flora en fauna.
In artikel II.2 wordt in feite aangegeven dat het verwekte geluid uitsluitend in de onmiddellijke nabijheid van het instrument hoorbaar mag zijn. Met andere woorden het geluid van bijvoorbeeld een radio mag niet leiden tot hinder of overlast.
In artikel II.3, tweede lid, is bepaald dat het verbod om vuur aan te leggen enzovoorts niet geldt voor onder andere barbecuen. Dit gebruik van vuur is niet zoals in de "oude verordening" gerelateerd tot een aantal personen (tot 30 personen). Met de aanduidingen "geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving" worden meer mogelijkheden geboden tot stroomlijnen cq handhaving in relatie tot de activiteiten en de uitstraling/effecten daarvan voor de omgeving. Op het moment dat activiteiten een dermate omvang krijgen (een evenement), zal de burgemeester van een deelnemende gemeente in het kader van de openbare orde en veiligheid, het bevoegde gezag zijn voor het wel of niet verlenen van een vergunning of ontheffing. Artikelen 172 en 174 Gemeentewet zijn hierbij van toepassing. Om die redenen zijn de artikelen in de "oude" verordening die gaan over evenementen, geschrapt. Het onderscheid in klein- en grootschalige evenementen en de destijds hierover gemaakte afspraken blijven evenwel onverkort van toepassing.
Bij kleinschalige evenementen gaat het om activiteiten zoals deze opgenomen zijn in deze verordening. Bij grootschalige evenementen gaat het om activiteiten, zoals aangegeven in het "Draaiboek grootschalige evenementen". Laatstelijk gewijzigd in 2005. De burgemeester verleent na/in overleg met het schap de vergunning. Het schap dient wel een privaatrechtelijke toestemming geven op het moment een burgemeester overweegt een vergunning te verlenen. De sluitingstijden van horecavestigingen in het schapsgebied vallen overigens ook onder publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen. Dit is mede de reden om de aanduiding van "Openbare orde en veiligheid" uit de algemene verordening van het schap te schrappen.
Op grond van artikel II.5, derde lid, kan het Dagelijks Bestuur plaatsen aanwijzen waar het verbod om honden los te laten, niet geldt. Daarbij kan tevens besloten worden om hieraan periodes en tijden te koppelen. Een koppeling van het verbod aan het broedseizoen is hiervan één mogelijkheid.
Artikel II.7 geeft het verbod aan om te vissen en te duiken vanaf bruggen. Het zwemmen en het baden bij bruggen vallen daar ook onder. Het huidige gebruik van de bruggen is de aanleiding geweest om de "oude" bepaling aan te passen. Overigens is het vissen in de Rotte en de Rottemeren en het hiervoor afgeven van vergunningen (schubvisvisrecht) momenteel verhuurd aan de visvereniging Groot Rotterdam. Daarom is in deze verordening verder geen bepaling over het vissen opgenomen. Naast de "sportvissers ca" is ook een beroepsvisser in de genoemde wateren actief. Deze beroepsvisser mag vissen met alle toegestane vismiddelen waaronder fuiken.
Artikelen II.8 tot en met II.16 zijn in de plaats gekomen van de verbodsbepalingen ten aanzien van onder andere parkeren van voertuigen en het rondrijden met voertuigen die voorzien van reclame. Eerder is in de toelichting aangegeven dat het schap geen juridisch wegbeheerder kan zijn. Artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 sluit dit met zoveel woorden uit. Echter artikel 2a van deze wet biedt de provincie en de gemeenten om verordeningen vast te stellen welke de parkeerexcessen regelen. In het kader van verlengd lokaal bestuur kan deze bevoegdheid overgedragen worden aan het schap. De opname van deze bepalingen in de algemene verordening van het schap biedt het schapsbestuur op te treden tegen parkeeroverlast in het werkingsgebied.
Artikelen II.17 en II.18 betreffen de bijzondere bepalingen over het gebruik van openbare terreinen. Artikel II.18 verbiedt in het eerste lid in algemene zin om met voertuigen te rijden op de openbare terreinen. Daarentegen biedt het derde lid van dit artikel het Dagelijks Bestuur de mogelijkheid incidenteel ontheffing te verlenen. Het Dagelijks Bestuur moet hiervoor delen van openbare terreinen aanwijzen alsmede de hiervoor in aanmerking komende voertuigen.
Artikelen II.19 tot en II.32 In de "oude verordening" was een limitatieve opsomming opgenomen waar het wel of niet toegestaan was een (motor-)vaartuig af te meren enzovoorts. Voor elke verandering hierin dient het Algemeen Bestuur een besluit te nemen over de aanpassing van de Algemene Verordening. In de artikelen II.19 en II.32 krijgt het Dagelijks Bestuur binnen de kaders van de vastgestelde inrichtings- en beheerplannen (Algemeen Bestuur) en het gestelde in met name artikel I.3, de mogelijkheid om aanwijzingbesluiten te nemen.
Artikel III.2 Zedelijkheid. De nieuwe bepaling biedt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid om naaktrecreatie in het schapsgebied toe te staan binnen de grenzen van artikel 430a van het Wetboek van strafrecht. Deze aanwijzingsbevoegdheid is juist vanwege de brede bestuurssamenstelling en mede op uitdrukkelijk advies van de Kring van Gemeentesecretarisen Rijnmond bij het Algemeen Bestuur neergelegd. Dit beslissingsniveau is daarmee vergelijkbaar met die van de raad van de gemeentelijke deelnemers van het schap. Een aanwijzingsbesluit behoeft de instemming van de betrokken gemeente(n): lees hier betreffende deelnemer(s) van het schap. Het gestelde in de artikel III.3 is gebaseerd op de dagelijks gang van zaken in de gebieden.
Artikel IV.2 Standplaats innemen. Met de opname van het gestelde in lid 2, onder c wordt nog eens benadrukt dat een standplaats:- slechts een seizoensgebonden activiteit is;- niet in strijd met onder andere vigerende bestemmingsplannen van de gemeentelijke deelnemers van het schap toegestaan mogen worden. Conflicterende situaties uit het verleden worden daarmee uitgesloten.