Organisatie | Krimpen aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Krimpen aan den IJssel (Bibob-beleidslijn gemeente Krimpen aan den IJssel) |
Citeertitel | Bibos-beleidslijn gemeente Krimpen aan den IJssel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob 2014.
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2019 | nieuwe regeling | 07-05-2019 |
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Semi-overheidsorganisatie: een algemene aanduiding voor allerlei soorten organisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten", maar staatsrechtelijk niet behoren tot het openbaar bestuur. Kenmerken van semi-overheidsorganisaties zijn onder andere: a. het uitvoeren van wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en b. een publieke financiering. Voorbeelden zijn: woningcorporaties, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, rijksmusea.
De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna Wet Bibob) biedt bestuursorganen de mogelijkheid om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. De Wet Bibob maakt het bestuursorganen mogelijk bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning, de subsidie of het gunnen van een opdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.
De ‘Notitie implementatie Wet BIBOB’ van de gemeente Krimpen aan den IJssel van 29 december 2004 heeft alleen betrekking op de vergunningprocedure in het kader van horeca (en wanneer dat aan de orde is aanvragen om exploitatie van coffeeshops en seksinrichtingen) en laat overige vergunning- en subsidieaanvragen en aanbestedingen buiten beschouwing.
De recente uitbreiding van de Wet Bibob van juli 2018 is onderdeel van de inzet tegen ondermijnende, georganiseerde criminaliteit, één van de speerpunten van het kabinet Rutte III. Voor de gemeente Krimpen aan den IJssel is het, ter bestrijding van de criminaliteit, van belang gebruik te kunnen maken van het volledige toepassingsbereik van de Wet Bibob. Op deze wijze kan al het mogelijke worden gedaan om criminele activiteiten binnen de gemeente te bestrijden. De recente uitbreiding van de Wet Bibob vormt dan ook de aanleiding om het Bibob-beleid te actualiseren en waar nodig uit te breiden.
De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, maatschappelijke integriteit, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Hiervoor werkt de gemeente samen met de regionale partners.
Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrumentarium toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidslijn, waarin het bestuursorgaan, dan wel de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak, aangeeft op welke wijze en in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast. Dit schept duidelijkheid voor de burgers en ondernemingen die mogelijk aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing.
Met het vaststellen van de beleidslijn wordt door de gemeente, voor de bescherming van haar integriteit, daarnaast een nadrukkelijk signaal afgegeven waar een preventieve werking vanuit kan gaan.
De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), bepaalde categorieën van overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze te weigeren, in te trekken of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.
Het centrale artikel in de wet is artikel 3 lid 1:
"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.
Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de wet:
"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit."
Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.
Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Volgens de Memorie van Toelichting op de wet zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het subsidiariteitsbeginsel wordt als volgt ingevuld. Het bestuursorgaan moet eerst bezien of er andere gronden zijn, dan de wet Bibob, waarop bijvoorbeeld de vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken, omdat het Bibob-instrumentarium een aanvulling is op reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.
Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risicogestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van de Bibob-toets, evenredig zijn aan de mate van gevaar.
Het bestuursorgaan heeft discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten kan- en zal-bepalingen.
Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?
De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente acteert bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.
De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.
De publiekrechtelijke onderdelen in van de wet vallen uiteen in het verlenen (al dan niet met aanvullende voorschriften) dan wel weigeren of intrekken van vergunningen en subsidies. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de Bibob-toets toepast op vergunningen en subsidies staat vermeld in hoofdstuk 4.
Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht. Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst betreffende een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de wet Bibob zou worden toegepast.
Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.
In welke gevallen en in hoeverre de Bibob-toets wordt toepast op overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat vermeld in hoofdstuk 5.
In deze beleidslijn wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen daarop een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van '… zal worden toegepast …'en '… kan worden toegepast wanneer daartoe aanleiding bestaat…'. De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen.
Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdrachten en vastgoedtransacties worden aan de reguliere vereisten getoetst. Indien aan deze vereisten is voldaan en op grond van deze beleidslijn de aanvraag, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie valt onder de reikwijdte van het lokale toepassingsbereik, zoals in dit document beschreven, wordt overgegaan tot een Bibob-toets. De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:
De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier. Betrokkene dient dit Bibob-vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob-vragenformulier worden gevraagd. De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:
Dit advies zal worden aangevraagd als:
Informatieplicht bestuursorgaan
Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden, dan wel niet mee te werken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt.
Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan zal het onderdeel van het advies waarin deze derde wordt genoemd, ook ter beschikking worden gesteld aan deze derde. Deze derde wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
In het geval van een Bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.
In het geval van een Bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar. Het intrekken is mogelijk op grond van artikel 30 juncto artikel 4 juncto artikel 3 Wet Bibob.
In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.
Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling is genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige verlenging van vier weken. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene onverwijld over deze opschorting.
De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
Conclusies advies Bureau en vergewisplicht
De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar. Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen.
Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies, conform artikel 29 van de wet, gedurende twee jaar gebruiken in relatie tot andere beslissingen.
De mogelijke conclusies van de Bibob-toets (geen gevaar, mindere mate van gevaar, ernstig gevaar) zijn voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke onderdelen hetzelfde. Dit geldt ook voor het in de gelegenheid stellen van de betrokkene tot het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voorgenomen besluit op grond van artikel 33 van de wet. De gevolgen van een Bibob-toets, echter, kunnen behoorlijk van elkaar afwijken. Hieronder wordt dit nader toegelicht.
Gevolgen ten aanzien van publiekrechtelijke onderdelen
Indien uit het eigen onderzoek en/of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet kan dit leiden tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking. Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.
Bij de conclusie 'een mindere mate van gevaar' kunnen aan een beschikking voorwaarden worden verbonden. Deze voorschriften dienen te zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar.
Bij de conclusie 'geen gevaar' kan de beschikking worden verleend.
Verlenen beschikking, dan wel het in stand houden van de beschikking | |
Verlenen beschikking onder voorwaarden, dan wel het in stand houden van beschikking onder voorwaarden | |
Gevolgen ten aanzien van privaatrechtelijke onderdelen
De gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zijn niet geregeld in de wet Bibob. Hiervoor moet worden teruggevallen op het privaatrecht. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dit kader spreken we dan ook liever van een beslissing. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden. Het naar voren brengen van een zienswijze tegen de voorgenomen beslissing is wel mogelijk.
Het daadwerkelijke gevolg voor de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie is afhankelijk van de contractsvrijheid, gerechtvaardigd vertrouwen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De contractsvrijheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico of andere omstandigheden op basis waarvan de gemeente geen overeenkomst wenst aan te gaan. Een civiele rechter moet oordelen over de gevolgen ten aanzien van de privaatrechtelijke onderdelen.
De gemeente verbindt de volgende gevolgen aan de mogelijke conclusies van het advies van het Bureau:
4 Publiekrechtelijke beschikkingen
4.2 Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
Het bestuursorgaan kan de Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) waarbij sprake is van de volgende functies en criteria:
Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:
Indien een aanvrager om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit in het tijdvak van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit indient en/of binnen deze termijn al vanuit een andere vergunningaanvraag bijv. Drank- en Horeca een Bibob-toets heeft ondergaan, zal deze bij ongewijzigde omstandigheden (in bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) ten opzichte van de eerste aanvraag én indien sprake is van een positieve uitkomst van de Bibob-toets op de eerste aanvraag, bij volgende aanvragen niet worden onderworpen aan een nieuwe Bibob-toets.
Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit vindt er geen Bibob-toets plaats (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van:
Cumulatie bij bouwwerken met de functie wonen
In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor bouwen met de functie wonen met een bouwsom van meer dan € 50.000,- maar minder dan € 500.000,- (exclusief btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.
Cumulatie bij bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten
In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van in totaal minder dan €50.000,- (excl. btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.
4.3 Aanvragen om omgevingsvergunning Milieu
Het bestuursorgaan zal een Bibob-toets uitvoeren bij de aanvraag om omgevingsvergunningen Milieu door inrichtingen van de categorieën 12, 25 en 28 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
Daarnaast zal het bestuursorgaan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren naar andere aanvragen om omgevingsvergunningen Milieu wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:
4.5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan past de wet toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets.
Ten aanzien van de reeds verleende beschikking wordt de volharding in de weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de wet. De reeds verleende beschikking wordt als gevolg daarvan ingetrokken.
5 Privaatrechtelijke transacties
5.1 Toepassingsbereik bij vastgoed- en grondtransacties
De gemeente kan de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, van de Wet Bibob waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.
5.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De rechtspersoon met een overheidstaak voert de Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, alleen uit bij overheidsopdrachten die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform het Inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Krimpen aan den IJsel, voor het aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen die openbaar moeten worden aanbesteed.
Paragraaf 5: Afwijkingsbevoegdheid en overgangsrecht
Artikel 15 Afwijkingsbevoegdheid
Het bestuursorgaan, dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak kan op basis van feiten en/of omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in deze beleidslijn (artikel 4:84 van de Awb, de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid).
Aldus vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel (ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft) op 7 mei 2019
De burgemeester van Krimpen aan den IJssel
M.W. Vroom
De burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel:
de secretaris,
A. Boele
de burgemeester,
M.W. Vroom