Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Protocol vermoedens integriteitsschendingen ambtenaren gemeente Landgraaf 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProtocol vermoedens integriteitsschendingen ambtenaren gemeente Landgraaf 2019
Citeertitel
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-2019nieuwe regeling

15-05-2019

gmb-2019-133520

Tekst van de regeling

Intitulé

Protocol vermoedens integriteitsschendingen ambtenaren gemeente Landgraaf 2019

Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;

 

Gelet op de Gedragscode integriteit voor de medewerkers van de gemeente Landgraaf 2019;

 

Gelet op de wenselijkheid om een regeling op te stellen voor de procedure te volgen in geval van een mogelijke integriteitsschending;

 

Gelet op de instemming van de OR d.d. 8 mei 2018;

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen het Protocol vermoedens integriteitsschendingen ambtenaren gemeente Landgraaf 2019.

I ALGEMENE BEPALINGEN PROTOCOL

Artikel 1. Algemeen

  • 1.

    Onder ambtenaar worden verstaan: degene die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de algemeen directeur.

  • 3.

    Bij het gebruik van dit protocol is de ‘Gedragscode integriteit voor de medewerkers van de gemeente Landgraaf 2019’ uitgangspunt.

  • 4.

    Onder externe onderzoeker wordt verstaan de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht van de algemeen directeur onderzoek doet naar aanleiding van een melding van integriteitsschending of een incident.

II. PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 2. Melding

  • 1.

    Een melding van een vermoeden van integriteitsschending door een ambtenaar kan door een ieder worden gedaan. De algemeen directeur wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over een binnengekomen melding, tenzij het een melding over de algemeen directeur betreft.

  • 2.

    Meldingen over de algemeen directeur worden gedaan in het college van B&W. Het college van B&W wijst één van zijn leden aan die in de plaats treedt van de algemeen directeur bij de behandeling van de melding.

  • 3.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld.

  • 4.

    Nadat de algemeen directeur is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door een ambtenaar, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder.

  • 5.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd onderzoekt de algemeen directeur ambtshalve de melding tegen de achtergrond van de vraag of zij zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een vooronderzoek als bedoeld in artikel 4 noodzakelijk is.

    Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

    • de aard van het feit;

    • de ontvankelijkheid van de melding;

    • de ernst van de zaak;

    • de valideerbaarheid van feiten en omstandigheden;

    • de positie of persoon van de bron en de positie of persoon van de ambtenaar in kwestie.

Artikel 3. Afhandeling melding

  • 1.

    Op basis van de toets zoals opgenomen in artikel 2.5 kan de algemeen directeur besluiten:

    • de melding niet te behandelen; of

    • vooronderzoek te doen

  • 2.

    Indien de algemeen directeur vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de ambtenaar over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld. De melder kan het college van burgemeester en wethouders verzoeken te besluiten dat wel een vooronderzoek noodzakelijk is. Indien het college hiertoe aanleiding ziet, draagt hij de algemeen directeur op een vooronderzoek uit te voeren.

  • 3.

    Indien de algemeen directeur op grond van de bevindingen vaststelt dat de melding voldoende concreet en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 4 in te stellen.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de algemeen directeur te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De algemeen directeur doet vertrouwelijk mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan het college van B&W.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de algemeen directeur het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder alsmede de ambtenaar over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de algemeen directeur een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 5 in te stellen.

Artikel 5. Feitenonderzoek

  • 1.

    Van de beslissing een feitenonderzoek in te stellen wordt met inachtneming van artikel 6 de betrokken ambtenaar in kennis gesteld. Tevens worden het college van B&W en de melder in kennis gesteld.

  • 2.

    De betrokkenen zoals genoemd in het eerste lid worden niet geïnformeerd over het feitenonderzoek indien infomeren van de betrokkenen niet in het belang van het onderzoek is. In dat geval worden de betrokkenen geïnformeerd zodra het onderzoeksbelang niet meer kan worden geschaad.

  • 3.

    De algemeen directeur kan een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een onafhankelijke externe onderzoeker verstrekken.

  • 4.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • b.

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • c.

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • d.

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • e.

      van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

    • f.

      dat de externe partij werkt met inachtneming van dit Protocol.

  • 5.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoekrapportage.

Artikel 6. Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    De betrokken ambtenaar wordt over het instellen van het feitenonderzoek onmiddellijk schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van onderzoek;

    • b.

      de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat de betrokken ambtenaar zich kan laten bijstaan door een advocaat;

    • d.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

  • 3.

    De betrokken ambtenaar ontvangt bij de brief zoals genoemd in het vorige lid als bijlage:

    • a.

      het Protocol vermoedens integriteitsschendingen ambtenaren gemeente Landgraaf 2019;

    • b.

      de vigerende gedragscode.

Artikel 7. Horen van betrokkene en getuigen

  • 1.

    De betrokken ambtenaar en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    De betrokken ambtenaar en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 3.

    In het geval van een feitenonderzoek wordt er een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuigen/ betrokken ambtenaar.

  • 4.

    Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.

  • 5.

    Als degene die is gehoord weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wilt, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

Artikel 8. Onderzoekrapportage

  • 1.

    De onderzoekrapportage wordt door de algemeen directeur vertrouwelijk aangeboden aan het college.

  • 2.

    Het rapport wordt gelijktijdig aan de betrokken ambtenaar aangeboden.

  • 3.

    De onderzoekrapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.3.

Artikel 9. Besluitvorming

Bij een vastgestelde schending van de integriteit kan aan de betreffende ambtenaar een disciplinaire maatregel worden opgelegd.

Artikel 10. Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de algemeen directeur aangifte bij de politie.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de algemeen directeur een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 4, kan instellen.

Artikel 11. Communicatie

  • 1.

    De algemeen directeur zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, voornamelijk het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ambtenaar en het belang van transparantie nauwkeurig afgewogen.

Artikel 12. Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de algemeen directeur, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

 

 

Landgraaf, 15 mei 2019

Namens burgemeester en wethouders,

de algemeen directeur,

E.S.H.J. Debie