Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota prostitutiebeleid |
Citeertitel | Nota prostitutiebeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Betreft zowel besluit van de burgemeester als van het college van burgemeester en wethouders.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2000 | nieuwe regeling | 22-08-2000 D'n Uitkijk, 28-09-2000 | B&W 00-539 |
De burgemeester van de gemeente Reusel-De Mierden
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;
gelet op het gestelde in de artikelen 1:3 vierde lid en 4:81 Algemene wet bestuursrecht,
mede gelet op het besluit van de raad d.d. 25 september 2000 tot wijziging van Hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Reusel-De Mierden,
mede gelet op het positieve advies van de commissie Algemeen Bestuur en Organisatie d.d. 7 september 2000,
in te stemmen met de nadere uitwerking van de voorschriften die per 1 oktober 2000 worden opgenomen in Hoofdstuk 3 van de APV Reusel-De Mierden en uitgangspunten voor het prostitutiebeleid voor de gemeente Reusel-De Mierden, zoals deze zijn verwoord in de notitie “ Prostitutiebeleid gemeente Reusel-De Mierden”;
Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel inzake opheffing van het algemeen bordeelverbod. De wetswijziging is in werking getreden op 1 oktober 2000.
De wet strekt tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) en tot opneming van een bepaling (artikel 250a (oud) Wetboek van Strafrecht) die voorziet in zwaardere strafbaarstelling van mensenhandel en van vormen van exploitatie van prostitutie, waarbij sprake is van onvrijwilligheid of betrokkenheid van minderjarigen.
De wetswijziging heeft tot gevolg dat de exploitatie van prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksinrichtingen te verbieden.
Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende doelstellingen ten grondslag:
De opheffing van het bordeelverbod heeft gevolgen voor de gemeenten. De minister van Justitie is van mening dat het aan de gemeenten moet worden overgelaten om vast te stellen in welke mate en onder welke voorwaarden zij prostitutie en de diverse verschijningsvormen daarvan binnen hun grenzen toelaatbaar achten, aangezien het de gemeenten zijn, die daadwerkelijk te maken hebben met de effecten van het verschijnsel prostitutie. Beleid kan worden gevoerd op twee hoofdonderdelen:
Gemeenten kunnen in hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels geven, die betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hierin wordt een vergunningstelsel opgenomen. In een vergunning kunnen onder meer regels worden gesteld over de inrichting van een prostitutiebedrijf, de hygiëne en de brandveiligheid alsook over de bedrijfsvoering en de arbeidsomstandigheden.
Ten aanzien van punt 2. het volgende: in veel (oude) bestemmingsplannen is niets geregeld over seksinrichtingen. De vraag is in hoeverre het exploiteren van een seksinrichting is toegestaan onder bestaande bestemmingen. Met name horeca- en dienstverlenende bestemmingen zijn bestemmingen, waar een prostitutiebedrijf zich kan vestigen. Herziening van bestemmingsplannen is wellicht noodzakelijk. Daarbij spelen de factoren ‘tijd’ en ‘wettelijke beperkingen’ een rol.
Daarnaast is het beperken van het aantal seksinrichtingen door middel van het bestemmingsplan aan wettelijke beperkingen gebonden.
De gemeente moet zelf de bestemmingsplannen aanpassen. Daartoe staan in principe de volgende werkwijzen ter beschikking:
Hoewel er een relatie kan worden gelegd met de inhoud van deze nota valt het aanpassen van bestemmingsplannen buiten het bestek van deze nota.
Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid ex artikel 149 en 151a van de Gemeentewet, is volgens de minister van Justitie in strijd met artikel 19 van de Grondwet (vrije keuze van arbeid).
Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan tot regulering. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksinrichtingen ligt bij de gemeentelijke overheid. De gemeente zorgt voor de noodzakelijke regelgeving en het daarop gebaseerd beleid.
Ook is de gemeente primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regelgeving en de handhaving daarvan.
De politie heeft een aanvullende taak op het gebied van toezicht en handhaving.
De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) heeft een uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid.
Het voeren van een lokaal prostitutiebeleid vergt een goede afstemming, duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving.
Deze nota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften, die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de APV Reusel-De Mierden. Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutiebeleid.
Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen de burgemeester).
Prostitutie is niet puur een lokaal verschijnsel. Om het lokaal beleid op elkaar af te stemmen zijn hierover in regionaal verband ambtelijk afspraken gemaakt. De vier gemeenten, die de (politie)regio De Kempen omvat, hebben geen seksinrichtingen binnen hun grenzen. Het regionaal afstemmen van het prostitutiebeleid heeft duidelijk meerwaarde en niet alleen omdat de prostitutiebranche zelf vaak bovengemeentelijk georganiseerd is. De meerwaarde blijkt met name uit de volgende overwegingen:
De doelstellingen van het lokaal en regionaal beleid moeten aansluiten bij de door de wetgever geformuleerde doelstellingen (zie Algemeen). Voorop staat dat de huidige prostitutiebranche gereguleerd en beheersbaar wordt. Tevens zal de branche zich moeten ontwikkelen als een legale branche, waarbij eventuele criminele randverschijnselen achterwege moeten blijven. Ook de positie van de prostituee zal moeten worden verbeterd.
Naast deze doelstellingen is het van belang om aan te sluiten bij de insteek van de wetgever: vestiging van seksinrichtingen moet mogelijk zijn. Doelstellingen en insteek van de wetgever staan centraal bij het formuleren van beleid.
Om te voorkomen dat de gemeente na de wetswijziging wordt geconfronteerd met een mogelijke toestroom van prostitutiebedrijven van elders èn de daarmee gepaard gaande problematiek, is het wenselijk een gemeentelijk prostitutiebeleid vast te stellen.
De bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie kan gepaard gaan met een aantal ongewenste randverschijnselen zoals toenemende verkeersbewegingen en geluidsoverlast. Deze problemen doen zich voornamelijk voor op het terrein van de openbare orde en in het woon- en leefklimaat.
Het ontwikkelen van een prostitutiebeleid is noodzakelijk:
Met het vaststellen van een prostitutiebeleid wordt kenbaar gemaakt hoe het bevoegd bestuursorgaan omgaat met de bevoegdheden zoals die, door middel van wetswijziging en aanpassing van de APV zijn toegekend.
Het bordeelverbod was geregeld in artikel 250 Wetboek van Strafrecht. Op grond van dit verbod kon een gemeente niet sturend of regulerend optreden ten aanzien van prostitutie en de nevenverschijnselen daarvan. Een dergelijk initiatief zou immers een zekere vorm van medewerking impliceren aan een praktijk, die wettelijk verboden is. Op grond van dit verbod kende de gemeentelijke wetgever slechts een aanvullende bevoegdheid. Ter bescherming van de openbare zedelijkheid konden andere dan de in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen, strafbaar worden gesteld. Het betrof een aantal neveneffecten voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de gemeente. Kortom: de activiteit zelf kon gemeentelijk niet worden aangepakt. Wel kon worden opgetreden tegen de gevolgen van de exploitatie van een bordeel met als motief: aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Hoofdstuk 3 van de APV vult deze gemeentelijke aanvullende bevoegdheid in naar analogie van de model-APV van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG). Tot het moment waarop de wetswijziging een feit is, blijft dit hoofdstuk van kracht.
De gemeentelijke bevoegdheid om bij verordening voorschriften inzake prostitutie vast te stellen, heeft door het vervallen van het bordeelverbod een autonoom karakter: bij gebrek aan nadere formele regels zijn gemeenten niet verplicht om ter uitvoering daarvan bij verordening regels vast te stellen.
In de Gemeentewet wordt een nieuw artikel 151a ingevoerd, dat luidt als volgt:
de raad kan een verordening vaststellen, waarin voorschriften worden opgenomen met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Per 1 oktober 2000 is de vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven in principe toegestaan. Om de vestiging van deze legale bedrijven te reguleren, stelt de gemeente, op grond van het gestelde in artikel 151a van de Gemeentewet, in een nieuw hoofdstuk 3 van de APV regels ten aanzien van deze materie.
Het nieuwe hoofdstuk 3 gaat in artikel 3.2.1 uit van een vergunningenstelsel: het is verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren.
Een vergunningplicht is op zijn plaats indien de te reguleren activiteit op zichzelf niet als ontoelaatbaar wordt beschouwd, maar het wenselijk wordt geacht om daarop preventief toezicht uit te oefenen.
Verboden is in dat geval niet de activiteit zelf, maar het verrichten daarvan zonder toestemming (vergunning).
Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod ligt de gedachte ten grondslag dat (exploitatie van) prostitutie op zichzelf voortaan als een toelaatbare activiteit moet worden beschouwd, die slechts strafbaar is indien sprake is van onvrijwilligheid of van betrokkenheid van minderjarigen dan wel illegale prostitué(e)s. Omdat de bepalingen van hoofdstuk 3 zich richten op het reguleren van eerstgenoemde, niet langer strafbare vormen van prostitutie, is daarin gekozen voor de vergunningfiguur.
Als gevolg van de vergunningplicht wordt op de exploitant en beheerder van seksinrichtingen en escortbedrijven een groot aantal gedragseisen van toepassing. Deze eisen zijn vergelijkbaar met de voorschriften uit het Besluit eisen van zedelijk gedrag in de Drank- en horecawet.
Hoofdstuk 3 van de APV heeft betrekking op alle seksinrichtingen. Op bordelen, maar ook op inrichtingen waar vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals seksbioscopen en theaters. Op escortbedrijven zijn minder regels van toepassing omdat een escortbedrijf geen èchte seksinrichting is.
Om de illegale situatie binnen de prostitutiebranche te legaliseren, heeft de wetgever de gemeente instrumenten aangereikt, die moeten leiden tot normalisering, sanering en regulering.
De situatie moet beheersbaar zijn. In het maximumstelsel is het maximum aantal binnen de gemeente (en regio) toe te laten sexinrichtingen vastgesteld op één.
Omwille van een goede afstemming en om te komen tot uniformering van beleid is de regionale werkgroep APV op zoek naar samenwerking binnen de regio. Omdat het voeren van een nulbeleid niet mogelijk is, is het wenselijk:
-te kiezen voor een systeem, waarin seksinrichtingen in bestemmingsplannen negatief worden bestemd, met uitzondering van dat gebiedsdeel van het plan waarin niets over prostitutie is geregeld. In de negatief bestemde delen van de gemeente kunnen op basis van de APV geen vergunningen worden afgegeven voor seksinrichtingen.
In het deel van de gemeente waar niets over prostitutie is geregeld, is eventuele vestiging van een seksinrichting mogelijk, mits een vergunning kan worden afgegeven op basis van de APV en de weigeringsgronden ingevolge art. 3.3.2 niet van toepassing zijn.
Door een beroep te doen op de weigeringgronden kan het aantal, de soort en de omvang van de seksinrichtingen worden gereguleerd en beperkt.
Deze systematiek heeft als voordeel dat er in het kader van de APV geen concentratiegebieden voor prostitutie behoeven te worden aangewezen. Immers, uit de geldende bestemmingsplannen kan het gebied waar het niet verboden is om eventueel een seksinrichting te vestigen, worden afgeleid;
Zoals hiervoor is aangegeven, is regulering en beheersing van het aantal seksinrichtingen binnen de regio wenselijk. Ongelimiteerde groei kan leiden tot ongewenste effecten. Door het toestaan van maximaal één seksinrichting blijft de problematiek beheersbaar. Dit is in het belang van (de positie van) de mensen, die in de branche werkzaam zijn, de mensen die gebruik maken van de diensten van de branche en de mensen, die leven in de nabijheid van een seksinrichting. Daarbij gaat het vooral om aspecten van hygiëne, veiligheid, arbeids- en leefomstandigheden.
Afhankelijk van de soort inrichting kunnen seksinrichtingen voor de omgeving hinder en overlast veroorzaken. Daarbij valt te denken aan:
De keuze voor hantering van het maximumstelsel neemt niet weg dat het verschijnsel prostitutie als zodanig wordt onderkend en de ruimte krijgt om zich legaal te vestigen.
De belangen van de gemeente enerzijds (o.a. volksgezondheid en openbare orde) en de belangen van de seksbranche anderzijds (o.a. arbeidsomstandigheden, veiligheid en hygiëne) nopen tot het gelimiteerd toestaan van de branche. In De Kempen is gekozen voor een aanpak in regionaal verband. Iedere gemeente in deze regio (Oirschot, Bergeijk, Eersel, Bladel en Reusel-De Mierden) opteert voor maximering van het aantal seksinrichtingen (maximaal één).
Het maximumstelsel gaat uit van:
Met het hanteren van dit stelsel wordt legale vestiging van seksinrichtingen mogelijk, kunnen bestaande inrichtingen zich binnen de regio verplaatsen en is vestiging van buiten de regio alleen mogelijk bij opheffing van een bestaand bedrijf binnen de regio.
Omdat er veel verschijningsvormen zijn naar aard en soort seksinrichting wordt het nodig geacht een maximum te hanteren per soort inrichting. Daartoe is een nadere beschrijving van de diverse vormen noodzakelijk.
Voor de bepaling van het maximum aantal seksinrichtingen moet duidelijk zijn wat onder een seksinrichting wordt verstaan. Daarbij wordt de omschrijving in de APV als uitgangspunt genomen.
Er wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen die onder en inrichtingen of vormen van prostitutie, die buiten het maximumstelsel vallen.
Artikel 3.1.1c APV verstaat onder een seksinrichting: ‘de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden’.
Onder een seksinrichting wordt volgens de APV in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar. De genoemde vormen hebben met elkaar gemeen dat zij perceelsgebonden zijn. Voor het overige is er een wezenlijk verschil.
Een seksbioscoop is een perceelsgebonden seksinrichting, waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van audiovisuele apparatuur. Verwant hieraan is de seksautomatenhal, waarin met behulp van automaten erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven en het sekstheater, waarin deze voorstellingen ‘live’ worden gepresenteerd. Parenclubs, bordelen, massagesalons e.d. zijn perceelsgebonden inrichtingen, waarin veelal meerdere prostituees hun diensten aanbieden.
Onder een escortbedrijf (artikel 3.1.1d) wordt verstaan: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof die bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte.
Escort is een vorm van prostitutie, die vanwege het niet perceelsgebonden karakter, nauwelijks haar weerslag kent op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van een buurt.
Los van de feitelijke mogelijkheden daartoe, zullen in de bestemmingsplannen geen nadere regelingen kunnen worden opgenomen ten aanzien van escortbedrijven. Hoewel handhaving van de vergunningplicht in de praktijk zéér moeilijk zal blijken te zijn, is in de model-APV (art. 3.2.1) de vergunningplicht opgenomen om een drempel op te werpen voor illegale vestiging teneinde meer zicht te krijgen op deze weinig transparante tak van prostitutie.
3.Thuisprostitutie al dan niet met een openbaar karakter
Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostituee en daarom in veel mindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn dit soort situaties niet eens bekend in de buurt. Bij de
hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties buiten beschouwing gelaten als geen sprake is van eenopenbaar karakter.
Zodra sprake is van een openbaar karakter moet een bedrijf als openbaar prostitutiebedrijf en als seksinrichting worden aangemerkt al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning.
Het openbaar karakter van een bedrijf blijkt uit: publiciteit, reclame (advertenties in kranten of op internet) of doordat een situatie overlast veroorzaakt. In dat geval telt de inrichting mee voor de bepaling van het (regionaal en lokaal) maximum.
Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaatsvinden. Dit is ook het geval als er geen sprake is van een openbaar karakter. Om de noodzakelijke voorwaarden te kunnen opleggen en ongewenste verschijningsvormen (denk aan: kamerverhuurbedrijven) te voorkomen, wordt in de APV
soortgelijke bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig.
In geval van overlast kan op basis van de APV worden opgetreden.
Ingevolge art. 3.2.1 APV zijn de 3 hierboven genoemde vormen vergunningplichtig en vallen daarmee onder het maximumstelsel.
Bij raamprostitutie is sprake van een inrichting met een of meerdere ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. Inrichtingen voor raamprostitutie vallen onder het begrip seksinrichting. De exploitatie van een inrichting voor raamprostitutie zal, eerder dan andere soorten inrichtingen, ernstige hinder en overlast voor straat en buurt opleveren.
Deze vorm komt tot op heden niet voor in De Kempen.
Gelet op de weerslag, die deze vorm kan hebben op het woon- en leefklimaat, moet worden voorkomen dat raamprostitutie ontstaat. Bij de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt deze vorm van prostitutie buiten beschouwing gelaten.
Het verbod van raamprostitutie is onder art. 3.2.6 opgenomen in de APV.
De wetswijziging tot opheffing van het bordeelverbod heeft geen gevolgen voor de straatprostitutie.
Toch is straatprostitutie bij uitstek een vorm van prostitutie, die nader beleid gewenst maakt.
Straatprostitutie heeft een zeer nadelige invloed op het woon- en leefmilieu en de openbare orde. Bovendien leidt het tot overlast. Met het oog op de zedelijkheid en de volksgezondheid wordt straatprostitutie ongewenst geacht.
Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt ook deze vorm van prostitutie buiten beschouwing gelaten.
Het verbod van straatprostitutie is onder art. 3.2.6 opgenomen in de APV.
Onder ‘sekswinkel’ wordt verstaan: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren worden verkocht of verhuurd.
Ten aanzien van sekswinkels is een nieuw artikel in de APV opgenomen: artikel 3.2.7. Er is voor gekozen om sekswinkels niet onder het begrip seksinrichting en daarmee onder de vergunningplicht te brengen. Aan die keuze ligt de gedachte ten grondslag dat de vestiging van sekswinkels doorgaans afdoende zal kunnen worden gereguleerd via het bestemmingsplan en dat het niet nodig is om deze bedrijven aan voorafgaand toezicht te onderwerpen ter bescherming van de openbare orde of de woon- en leefomgeving.
Omdat geen sprake is van een vergunningplicht worden ook sekswinkels bij de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) buiten beschouwing gelaten.
Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Reusel-De Mierden moet schriftelijk worden aangevraagd. Een model-aanvraagformulier is als bijlage II bij deze nota gevoegd.
Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende bescheiden te worden overgelegd:
een ondernemingsplan, waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de bezoeker en de prostituee:
In het model-aanvraagformulier wordt vermeld dat bovengenoemde stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd. Indien aanvrager bij herhaling weigert deze stukken over te leggen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 en 4:5 Awb).
Voor de bepaling van de volgorde van aanvraag geldt op grond van het maximumstelsel degene die bij zijn aanvraag als eerste alle eerdergenoemde stukken heeft overgelegd als eerste aanvrager.
Het is verboden een sexinrichting of escortbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan (artikel 3.2.1 APV). Een modelvergunning is als bijlage III bij deze nota gevoegd.
Ingevolge artikel 3.3.2 van de APV moet vestiging op grond van het bestemmingsplan mogelijk zijn om vergunning te krijgen. Daarom zal altijd eerst worden getoetst aan het geldend bestemmingsplan.
Als vestiging niet in strijd is met het bestemmingsplan, wordt vervolgens getoetst aan de overige weigeringsgronden van de APV.
Aan een vergunning voor een seksinrichting op grond van artikel 3.2.1. van de APV worden in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in ieder geval onderstaande voorschriften verbonden.
Daarnaast verbindt het bevoegd bestuursorgaan voorschriften aan de vergunning met betrekking tot de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en de volksgezondheid.
Volgens artikel 3.3.2 van de APV Reusel-De Mierden kan een vergunning voor een seksinrichting o.a. worden geweigerd in het belang van de openbare orde, in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en in het belang van de verkeersvrijheid. Aan de hand van deze weigeringsgronden wordt een vergunningaanvraag getoetst aan de volgende criteria.
In artikel 3.3.2 van de APV is vastgelegd dat de exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aan een aantal gedragseisen dienen te voldoen. De leden 2 t/m 5 van dat artikel geven aan wanneer in elk geval sprake is van ‘in enig opzicht slecht levensgedrag’. In een dergelijk geval wordt geen vergunnig verleend.
Daarnaast biedt het 1e lid de mogelijkheid om ook in andere gevallen te oordelen dat sprake is van ‘in enig opzicht slecht levensgedrag’.
Toetsing vindt plaats aan de hand van gegevens uit justitiële documentatie. De gemeente vraagt de gegevens op. Daarom hoeft de aanvrager geen verklaring van goed gedrag over te leggen. Het bestuursorgaan zal, evenals bij een aanvraag om een horecavergunning, gegevens opvragen bij de Justitiële Documentatiedienst te Almelo (Algemeen Documentatieregister en Strafregister) en bij de politie, afdeling De Kempen (Politieregister).
Bij de beoordeling wordt aangesloten bij al bestaande jurisprudentie in het kader van de Drank- en Horecawet.
Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen, die ter zake in het Bouwbesluit (Hoofdstuk 2) en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld.
Voor zover het Bouwbesluit dat al niet voorschrijft, dient de seksinrichting, in het belang van de hygiëne en de gezondheid van zowel de prostituee als de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituee, in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen.
Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.
Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)
De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en zijn voorzien van wat noodzakelijk is. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten, dat bij gebruik een behoorlijke afzondering is gewaarborgd. Daarnaast moet een toilet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met stankafsluiter.
Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Indien de normale uitgangen daartoe volstaan, moeten ruimten in de seksinrichting, waarin zich een of meer prostituees plegen te bevinden, zijn voorzien van duidelijk herkenbare gelegenheden tot ontvluchting. Met het oog op andere personen, die zich in de ruimte plegen te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze naar een zo veilig mogelijke plek te leiden. De gelegenheden tot ontvluchting moeten vrij worden gehouden van obstakels.
Bovenstaande eisen zullen als voorwaarden aan een te verlenen vergunning worden verbonden.
In de prostitutiebranche lopen zowel de prostituee als de bezoeker gezondheidsrisico’s. Met name op het terrein van besmetting met sexueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), waarvan aids de meest beruchte is. Dit betekent dat arbeidsomstandigheden, hygiëne en bescherming van de volksgezondheid binnen een prostitutiebedrijf bijzondere aandacht moeten krijgen. De exploitant / beheerder van de seksinrichting of het escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Voorts wordt van de exploitant / beheerder verwacht dat hij / zij daartoe een actief beleid voert. Om dit inzichtelijk te maken moet de exploitant / beheerder bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen.
De exploitatie moet in ieder geval voldoen aan de volgende eisen.
De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de inrichting of het escortbedrijf werkzame prostituees alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico’s voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf stelt huisregels op ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf. De huisregels worden op zodanige wijze bekend gemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal eenmaal per jaar en voor zover noodzakelijk toegang te verschaffen voor het houden van controle op de hygiëne; de exploitant / beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten zijn voor rekening van de exploitant / beheerder van een seksinrichting;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD voor de prostituees; daartoe moet aan de verpleegkundige of arts van de GGD toegang tot het bedrijf worden verleend;
Bovenstaande eisen worden als voorschriften aan een te verlenen vergunning verbonden (zie ook model-vergunning, bijlage III).
De GGD voert de inspecties uit. Bij brief van 11 april 2000 stelt de GGD voor om in ieder geval de 4e, 5e en 6e van de hierboven genoemde voorwaarden in een te verlenen vergunning op te nemen. Dit voorstel wordt overgenomen.
De verschillende partners hebben ieder hun eigen belang en hun eigen invalshoek bij de benadering van de prostitutiebranche. In deze branche kunnen het verkrijgen van een vertrouwensrelatie enerzijds en het repressief optreden daartegen anderzijds met elkaar conflicteren. De branche moet de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen tot een ‘normale’ branche. Dat is de reden waarom de regio De Kempen niet pleit voor het breed samengesteld handhavingsteam, zoals dat wordt voorgesteld in het Handboek lokaal prostitutiebeleid. Waar dit noodzakelijk of gewenst is, zal met de overige partners binnen de regio worden samengewerkt op basis van ieders eigen verantwoordelijkheid en insteek.
De drie sleutelwoorden voor de kwaliteitscriteria, waaraan het begrip “handhaving” zal moeten voldoen, zijn: effectief, efficiënt en consequent.
Na afweging van de criteria zal het handhavingsarrangement worden gevolgd, zoals dat hieronder is weergegeven.
Voor wat betreft handhaving hebben gemeenten primair een taak in de zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. De sanctiemiddelen zijn van bestuursrechtelijke aard. Ze zijn verankerd in de Gemeentewet en in de Algemene wet bestuursrecht.
Bij de afdeling De Kempen van de politie bestaat momenteel onvoldoende inzicht in de bedrijfsvoering van prostitutiebedrijven. Tot op heden is geen sprake van een structurele aanpak op het gebied van handhaving en bij de uitvoering van de controles is er nagenoeg geen samenwerking met andere organisaties.
Om de beoogde doelstellingen van de wetswijziging te bereiken, verdient het aanbeveling om, in nauwe samenspraak met de betrokken partners, in het eerste jaar alle (bekende) prostitutiebedrijven minstens één keer per kwartaal te controleren. In het districtelijk driehoeksoverleg kunnen hierover nadere afspraken worden gemaakt.
Uitganspunt bij handhaving van gemeentelijke regelgeving is dat bestuursrechtelijke handhaving de voorkeur heeft. Het strafrecht is slechts “ultimum remedium”. Bij overtreding van de APV zal altijd eerst de bestuursrechtelijke weg moeten worden gevolgd. Daartoe is vereist dat het vastgesteld beleid in de praktijk nauwgezet wordt toegepast. Gedogen waar het beleid dat niet toestaat, bemoeilijkt de bestuursrechtelijke weg ten zeerste. Het verkleint ook de kans op een succesvolle strafrechtelijke aanpak.
In het handhavingsarrangement wordt in een aantal gevallen uitgegaan van proces-verbaal bij recidive. Ter vergroting van de kans op een geslaagde vervolging is het van groot belang om in de processen-verbaal te beschrijven welke bestuursrechtelijke (en evt. strafrechtelijke) stappen al genomen zijn.
Onderstaand schema is gebaseerd op het landelijk model zoals dat is vermeld in het Handboek Lokaal Prostitutiebeleid van het Ministerie van Justitie.
1. Exploitatie zonder vergunning
2. Exploitatie in strijd met vergunning
3. Exploitatie in strijd met artikel 250a Wetboek van Strafrecht
Reusel, 28 september 2000.
De burgemeester van Reusel-De Mierden,
A.M. Demmers-van der Geest
Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
de secretaris de burgemeester,
P.M. van den Berghe A.M. Demmers-van der Geest
Aanvraag ter verkrijging van een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf (art. 3.2.1 APV)
Aan: de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden
Gegevens omtrent de inrichting
1. Adres en aard van de inrichting
Deze aanvraag heeft betrekking op:
Gegevens omtrent de exploitatie
Maandag t/m vrijdag: van …….uur tot……..uur;
Zaterdag en zondag: van……..uur tot …….uur.
Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de in de seksinrichting of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees en ter bevordering van de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van zowel de prostituees als de bezoekers;
Burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;
waarbij vergunning wordt gevraagd als bedoeld in artikel 3.2.1, 1e lid van de APV Reusel-De Mierden voor het exploiteren van een………, op het perceel kadastraal bekend…….., sectie…….., nummer(s)……..plaatselijk bekend……..
gelet op het bepaalde in de APV Reusel-De Mierden;
vergunning te verlenen voor de uitvoering van wat in bovengenoemde aanvraag is omschreven overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening, eisen en voorschriften.
Aldus besloten in de vergadering van .
Burgemeester en wethouders van Reusel–De Mierden,
de secretaris, de burgemeester,
drs. L.J.M. Bertens I. de Jong-van den Heuvel
Voorschriften, behorende bij de
1.Deze vergunning heeft betrekking op de volgende lokaliteit(en):
Bij wijziging van de inrichting dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
2.De diensten van het escortbedrijf worden aangeboden onder de volgende telefoonnummers:
3.De beheerder(s), die naast de exploitant leiding mogen uitoefenen:
Bij wijziging in de persoon van de beheerder, dient de exploitant dit binnen één week schriftelijk door te geven aan de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders.
De nieuwe beheerder mag eerst na wijziging van de vergunning leiding uitoefenen in het escortbedrijf of de seksinrichting.
De exploitant zich ervan te hebben vergewist dat voor of via zijn escortbedrijf of in zijn seksinrichting geen personen werkzaam zijn, die niet in het bezit te zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn / haar arbeid in Nederland is toegestaan. Hiertoe dient hij een bestand actueel te houden van kopieën van documenten, waaruit de identiteit van de in de inrichting of het bedrijf werkzame personen blijkt.
Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.
Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)
De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en zijn voorzien van wat noodzakelijk is. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten, dat bij gebruik een behoorlijke afzondering is gewaarborgd. Daarnaast moet een toilet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met stankafsluiter.
Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Indien de normale uitgangen daartoe volstaan, moeten ruimten in de seksinrichting, waarin zich een of meer prostituees plegen te bevinden, zijn voorzien van duidelijk herkenbare gelegenheden tot ontvluchting. Met het oog op andere personen, die zich in de ruimte plegen te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze naar een zo veilig mogelijke plek te leiden. De gelegenheden tot ontvluchting moeten vrij worden gehouden van obstakels.
De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de inrichting of het escortbedrijf werkzame prostituees alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico’s voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf stelt huisregels op ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf. De huisregels worden op zodanige wijze bekend gemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal eenmaal per jaar en voor zover noodzakelijk toegang te verschaffen voor het houden van controle op de hygiëne; de exploitant / beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten zijn voor rekening van de exploitant / beheerder van een seksinrichting;
de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD voor de prostituees; daartoe moet aan de verpleegkundige of arts van de GGD toegang tot het bedrijf worden verleend;