Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reusel-De Mierden

Nota prostitutiebeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReusel-De Mierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota prostitutiebeleid
CiteertitelNota prostitutiebeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Betreft zowel besluit van de burgemeester als van het college van burgemeester en wethouders.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 1:3 lid 4 en 4:81
  2. Algemene Plaatselijke Verordening, hoofdstuk 3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2000nieuwe regeling

22-08-2000

D'n Uitkijk, 28-09-2000

B&W 00-539

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota prostitutiebeleid

De burgemeester van de gemeente Reusel-De Mierden

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;

gelet op het gestelde in de artikelen 1:3 vierde lid en 4:81 Algemene wet bestuursrecht,

mede gelet op het besluit van de raad d.d. 25 september 2000 tot wijziging van Hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Reusel-De Mierden,

mede gelet op het positieve advies van de commissie Algemeen Bestuur en Organisatie d.d. 7 september 2000,

besluiten:

  • 1.

    in te stemmen met de nadere uitwerking van de voorschriften die per 1 oktober 2000 worden opgenomen in Hoofdstuk 3 van de APV Reusel-De Mierden en uitgangspunten voor het prostitutiebeleid voor de gemeente Reusel-De Mierden, zoals deze zijn verwoord in de notitie “ Prostitutiebeleid gemeente Reusel-De Mierden”;

  • 2.

    de Nota prostitutiebeleid aan te merken als beleidsregels conform de in de aanhef van dit besluit genoemde artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    deze beleidsregels te doen ingaan per 1 oktober 2000.

Inleiding
1.1 Algemeen

Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel inzake opheffing van het algemeen bordeelverbod. De wetswijziging is in werking getreden op 1 oktober 2000.

De wet strekt tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) en tot opneming van een bepaling (artikel 250a (oud) Wetboek van Strafrecht) die voorziet in zwaardere strafbaarstelling van mensenhandel en van vormen van exploitatie van prostitutie, waarbij sprake is van onvrijwilligheid of betrokkenheid van minderjarigen.

De wetswijziging heeft tot gevolg dat de exploitatie van prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksinrichtingen te verbieden.

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende doelstellingen ten grondslag:

  • ·

    Beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie;

  • ·

    verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • ·

    bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • ·

    bescherming van de positie van prostituees;

  • ·

    ontvlechting van criminaliteit en criminele randverschijnselen;

  • ·

    terugdringing van de omvang van prostitutie door illegalen (personen zonder geldige verblijfstitel).

1.2 Gevolgen voor de gemeenten

De opheffing van het bordeelverbod heeft gevolgen voor de gemeenten. De minister van Justitie is van mening dat het aan de gemeenten moet worden overgelaten om vast te stellen in welke mate en onder welke voorwaarden zij prostitutie en de diverse verschijningsvormen daarvan binnen hun grenzen toelaatbaar achten, aangezien het de gemeenten zijn, die daadwerkelijk te maken hebben met de effecten van het verschijnsel prostitutie. Beleid kan worden gevoerd op twee hoofdonderdelen:

  • 1.

    Gemeenten kunnen in hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels geven, die betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hierin wordt een vergunningstelsel opgenomen. In een vergunning kunnen onder meer regels worden gesteld over de inrichting van een prostitutiebedrijf, de hygiëne en de brandveiligheid alsook over de bedrijfsvoering en de arbeidsomstandigheden.

  • 2.

    Gemeenten kunnen een vestigingsbeleid voeren op basis van het bestemmingsplan. Hierin kan onder meer worden aangegeven in welke gedeelten van de gemeente seksinrichtingen al dan niet toelaatbaar zijn. Het is noodzakelijk de bestemmingsplannen te inventariseren en bij te stellen.

Ten aanzien van punt 2. het volgende: in veel (oude) bestemmingsplannen is niets geregeld over seksinrichtingen. De vraag is in hoeverre het exploiteren van een seksinrichting is toegestaan onder bestaande bestemmingen. Met name horeca- en dienstverlenende bestemmingen zijn bestemmingen, waar een prostitutiebedrijf zich kan vestigen. Herziening van bestemmingsplannen is wellicht noodzakelijk. Daarbij spelen de factoren ‘tijd’ en ‘wettelijke beperkingen’ een rol.

Daarnaast is het beperken van het aantal seksinrichtingen door middel van het bestemmingsplan aan wettelijke beperkingen gebonden.

De gemeente moet zelf de bestemmingsplannen aanpassen. Daartoe staan in principe de volgende werkwijzen ter beschikking:

  • ·

    specifieke aanpassing van ieder bestemmingsplan op zich;

  • ·

    opstelling van een paraplubesluit geldend voor alle plannen of een deel daarvan;

  • ·

    een combinatie van beide mogelijkheden.

Hoewel er een relatie kan worden gelegd met de inhoud van deze nota valt het aanpassen van bestemmingsplannen buiten het bestek van deze nota.

Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid ex artikel 149 en 151a van de Gemeentewet, is volgens de minister van Justitie in strijd met artikel 19 van de Grondwet (vrije keuze van arbeid).

Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan tot regulering. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksinrichtingen ligt bij de gemeentelijke overheid. De gemeente zorgt voor de noodzakelijke regelgeving en het daarop gebaseerd beleid.

Ook is de gemeente primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regelgeving en de handhaving daarvan.

De politie heeft een aanvullende taak op het gebied van toezicht en handhaving.

De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) heeft een uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid.

Het voeren van een lokaal prostitutiebeleid vergt een goede afstemming, duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving.

Deze nota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften, die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de APV Reusel-De Mierden. Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutiebeleid.

Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen de burgemeester).

1.3 Regionaal en lokaal prostitutiebeleid

Prostitutie is niet puur een lokaal verschijnsel. Om het lokaal beleid op elkaar af te stemmen zijn hierover in regionaal verband ambtelijk afspraken gemaakt. De vier gemeenten, die de (politie)regio De Kempen omvat, hebben geen seksinrichtingen binnen hun grenzen. Het regionaal afstemmen van het prostitutiebeleid heeft duidelijk meerwaarde en niet alleen omdat de prostitutiebranche zelf vaak bovengemeentelijk georganiseerd is. De meerwaarde blijkt met name uit de volgende overwegingen:

  • ·

    regionale afspraken vormen een ondersteuning bij het opstellen van lokaal beleid voor de afzonderlijke gemeenten in de regio;

  • ·

    gemeenten kunnen leren en gebruik maken van elkaars ervaringen;

  • ·

    een identieke regelgeving in de regio maakt handhaving van de nieuwe regels eenvoudiger en daarmee effectiever en efficiënter;

  • ·

    regionale afspraken over vergunningen- en vestigingsbeleid kunnen ongewenste verschuivingseffecten voorkomen en duidelijkheid creëren voor alle betrokkenen;

  • ·

    de politie kan, bij regionaal georganiseerd toezicht en controle, één standaard hanteren met eenduidige voorschriften, vergunningsvoorwaarden, inrichtings-, bedrijfsvoerings- en vestigingseisen;

  • ·

    bij weigering van een vergunning vormt lokaal beleid, ingebed in regionaal beleid, een sterke basis voor de rechter.

1.4 Doelstellingen

De doelstellingen van het lokaal en regionaal beleid moeten aansluiten bij de door de wetgever geformuleerde doelstellingen (zie Algemeen). Voorop staat dat de huidige prostitutiebranche gereguleerd en beheersbaar wordt. Tevens zal de branche zich moeten ontwikkelen als een legale branche, waarbij eventuele criminele randverschijnselen achterwege moeten blijven. Ook de positie van de prostituee zal moeten worden verbeterd.

Naast deze doelstellingen is het van belang om aan te sluiten bij de insteek van de wetgever: vestiging van seksinrichtingen moet mogelijk zijn. Doelstellingen en insteek van de wetgever staan centraal bij het formuleren van beleid.

1.5 Waarom een lokaal prostitutiebeleid?

Om te voorkomen dat de gemeente na de wetswijziging wordt geconfronteerd met een mogelijke toestroom van prostitutiebedrijven van elders èn de daarmee gepaard gaande problematiek, is het wenselijk een gemeentelijk prostitutiebeleid vast te stellen.

De bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie kan gepaard gaan met een aantal ongewenste randverschijnselen zoals toenemende verkeersbewegingen en geluidsoverlast. Deze problemen doen zich voornamelijk voor op het terrein van de openbare orde en in het woon- en leefklimaat.

Het ontwikkelen van een prostitutiebeleid is noodzakelijk:

  • ·

    indien omliggende, grotere steden, waar nu seksinrichtingen worden gedoogd, een stringenter prostitutiebeleid gaan hanteren, waardoor de kans bestaat op verschuiving van seksinrichtingen naar plaatsen waar geen beleid is geformuleerd;

  • ·

    omdat het een legale bedrijfsvorm wordt, waardoor de kans bestaat dat het aantal aanvragen voor vestiging van seksinrichtingen toeneemt;

  • ·

    omdat door het formuleren van beleid eisen kunnen worden gesteld aan ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde, bedrijfsvoering enz.;

  • ·

    omdat door het formuleren van beleid kan worden getracht de ongewenste neveneffecten van prostitutie, zoals uitbuiting en mensenhandel, te beperken.

Met het vaststellen van een prostitutiebeleid wordt kenbaar gemaakt hoe het bevoegd bestuursorgaan omgaat met de bevoegdheden zoals die, door middel van wetswijziging en aanpassing van de APV zijn toegekend.

2. Juridisch Kader
2.1 Algemeen

Het bordeelverbod was geregeld in artikel 250 Wetboek van Strafrecht. Op grond van dit verbod kon een gemeente niet sturend of regulerend optreden ten aanzien van prostitutie en de nevenverschijnselen daarvan. Een dergelijk initiatief zou immers een zekere vorm van medewerking impliceren aan een praktijk, die wettelijk verboden is. Op grond van dit verbod kende de gemeentelijke wetgever slechts een aanvullende bevoegdheid. Ter bescherming van de openbare zedelijkheid konden andere dan de in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen, strafbaar worden gesteld. Het betrof een aantal neveneffecten voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de gemeente. Kortom: de activiteit zelf kon gemeentelijk niet worden aangepakt. Wel kon worden opgetreden tegen de gevolgen van de exploitatie van een bordeel met als motief: aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Hoofdstuk 3 van de APV vult deze gemeentelijke aanvullende bevoegdheid in naar analogie van de model-APV van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG). Tot het moment waarop de wetswijziging een feit is, blijft dit hoofdstuk van kracht.

De gemeentelijke bevoegdheid om bij verordening voorschriften inzake prostitutie vast te stellen, heeft door het vervallen van het bordeelverbod een autonoom karakter: bij gebrek aan nadere formele regels zijn gemeenten niet verplicht om ter uitvoering daarvan bij verordening regels vast te stellen.

In de Gemeentewet wordt een nieuw artikel 151a ingevoerd, dat luidt als volgt:

de raad kan een verordening vaststellen, waarin voorschriften worden opgenomen met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

Per 1 oktober 2000 is de vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven in principe toegestaan. Om de vestiging van deze legale bedrijven te reguleren, stelt de gemeente, op grond van het gestelde in artikel 151a van de Gemeentewet, in een nieuw hoofdstuk 3 van de APV regels ten aanzien van deze materie.

2.2 Vergunningstelsel

Het nieuwe hoofdstuk 3 gaat in artikel 3.2.1 uit van een vergunningenstelsel: het is verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren.

Een vergunningplicht is op zijn plaats indien de te reguleren activiteit op zichzelf niet als ontoelaatbaar wordt beschouwd, maar het wenselijk wordt geacht om daarop preventief toezicht uit te oefenen.

Verboden is in dat geval niet de activiteit zelf, maar het verrichten daarvan zonder toestemming (vergunning).

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod ligt de gedachte ten grondslag dat (exploitatie van) prostitutie op zichzelf voortaan als een toelaatbare activiteit moet worden beschouwd, die slechts strafbaar is indien sprake is van onvrijwilligheid of van betrokkenheid van minderjarigen dan wel illegale prostitué(e)s. Omdat de bepalingen van hoofdstuk 3 zich richten op het reguleren van eerstgenoemde, niet langer strafbare vormen van prostitutie, is daarin gekozen voor de vergunningfiguur.

Als gevolg van de vergunningplicht wordt op de exploitant en beheerder van seksinrichtingen en escortbedrijven een groot aantal gedragseisen van toepassing. Deze eisen zijn vergelijkbaar met de voorschriften uit het Besluit eisen van zedelijk gedrag in de Drank- en horecawet.

Hoofdstuk 3 van de APV heeft betrekking op alle seksinrichtingen. Op bordelen, maar ook op inrichtingen waar vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals seksbioscopen en theaters. Op escortbedrijven zijn minder regels van toepassing omdat een escortbedrijf geen èchte seksinrichting is.

2.3 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 3.3.2 van de APV. Het artikel bevat drie imperatieve weigeringsgronden. Een vergunning wordt geweigerd indien:

  • a.

    de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de gedragseisen zoals die zijn genoemd in artikel 3.3.2;

  • b.

    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmings- of stadsvernieuwingsplan of een leefmilieuverordening;

  • c.

    er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht, de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet.

De in artikel 3.3.2 opgenomen gronden waarop een vergunning kan worden geweigerd hebben betrekking op:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    overlast;

  • c.

    het woon- en leefklimaat;

  • d.

    de veiligheid van personen of goederen;

  • e.

    de verkeersvrijheid of –veiligheid;

  • f.

    de volksgezondheid of zedelijkheid;

  • g.

    de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

3. Maximumstelsel
3.1 Algemeen

Om de illegale situatie binnen de prostitutiebranche te legaliseren, heeft de wetgever de gemeente instrumenten aangereikt, die moeten leiden tot normalisering, sanering en regulering.

De situatie moet beheersbaar zijn. In het maximumstelsel is het maximum aantal binnen de gemeente (en regio) toe te laten sexinrichtingen vastgesteld op één.

3.2 Uitgangspunten van beleid

Omwille van een goede afstemming en om te komen tot uniformering van beleid is de regionale werkgroep APV op zoek naar samenwerking binnen de regio. Omdat het voeren van een nulbeleid niet mogelijk is, is het wenselijk:

-te kiezen voor een systeem, waarin seksinrichtingen in bestemmingsplannen negatief worden bestemd, met uitzondering van dat gebiedsdeel van het plan waarin niets over prostitutie is geregeld. In de negatief bestemde delen van de gemeente kunnen op basis van de APV geen vergunningen worden afgegeven voor seksinrichtingen.

In het deel van de gemeente waar niets over prostitutie is geregeld, is eventuele vestiging van een seksinrichting mogelijk, mits een vergunning kan worden afgegeven op basis van de APV en de weigeringsgronden ingevolge art. 3.3.2 niet van toepassing zijn.

Door een beroep te doen op de weigeringgronden kan het aantal, de soort en de omvang van de seksinrichtingen worden gereguleerd en beperkt.

Deze systematiek heeft als voordeel dat er in het kader van de APV geen concentratiegebieden voor prostitutie behoeven te worden aangewezen. Immers, uit de geldende bestemmingsplannen kan het gebied waar het niet verboden is om eventueel een seksinrichting te vestigen, worden afgeleid;

  • -

    het aantal vergunningen aan een maximum te binden: maximaal één inrichting per gemeente;

  • -

    gelet op het vorenstaande te kiezen voor de volgende uitgangspunten:

  • a.

    vaststelling van een lokaal (gemeentelijk) maximum aantal seksinrichtingen;

  • b.

    verplaatsing van inrichtingen binnen de regio is mogelijk, mits dit niet in strijd is met het lokaal maximum van de vestigingsgemeente;

  • c.

    vestiging van nieuwe inrichtingen is toegestaan, mits dit niet in strijd is met het regionaal en het lokaal maximum van de vestigingsgemeente

3.3 Nadere motivering maximumstelsel

Zoals hiervoor is aangegeven, is regulering en beheersing van het aantal seksinrichtingen binnen de regio wenselijk. Ongelimiteerde groei kan leiden tot ongewenste effecten. Door het toestaan van maximaal één seksinrichting blijft de problematiek beheersbaar. Dit is in het belang van (de positie van) de mensen, die in de branche werkzaam zijn, de mensen die gebruik maken van de diensten van de branche en de mensen, die leven in de nabijheid van een seksinrichting. Daarbij gaat het vooral om aspecten van hygiëne, veiligheid, arbeids- en leefomstandigheden.

Afhankelijk van de soort inrichting kunnen seksinrichtingen voor de omgeving hinder en overlast veroorzaken. Daarbij valt te denken aan:

  • -

    geluidsoverlast, voornamelijk door bezoekers van seksinrichtingen bij aankomst en vertrek met voertuigen op late tijdstippen;

  • -

    het parkeren van voertuigen van bezoekers;

  • -

    het ongewild geconfronteerd worden met erotisch-pornografische afbeeldingen, waren en activiteiten, met name als het om kinderen gaat.

De keuze voor hantering van het maximumstelsel neemt niet weg dat het verschijnsel prostitutie als zodanig wordt onderkend en de ruimte krijgt om zich legaal te vestigen.

De belangen van de gemeente enerzijds (o.a. volksgezondheid en openbare orde) en de belangen van de seksbranche anderzijds (o.a. arbeidsomstandigheden, veiligheid en hygiëne) nopen tot het gelimiteerd toestaan van de branche. In De Kempen is gekozen voor een aanpak in regionaal verband. Iedere gemeente in deze regio (Oirschot, Bergeijk, Eersel, Bladel en Reusel-De Mierden) opteert voor maximering van het aantal seksinrichtingen (maximaal één).

3.4 Beschrijving maximumstelsel

Het maximumstelsel gaat uit van:

  • -

    een regionaal maximum: maximaal vier (vergunningen voor) seksinrichtingen binnen de regio De Kempen;

  • -

    een lokaal maximum: maximaal één (vergunning voor een) seksinrichting binnen elke gemeente, die momenteel geen seksinrichting binnen haar grenzen heeft (= elke gemeente binnen politieafdeling De Kempen).

Met het hanteren van dit stelsel wordt legale vestiging van seksinrichtingen mogelijk, kunnen bestaande inrichtingen zich binnen de regio verplaatsen en is vestiging van buiten de regio alleen mogelijk bij opheffing van een bestaand bedrijf binnen de regio.

Omdat er veel verschijningsvormen zijn naar aard en soort seksinrichting wordt het nodig geacht een maximum te hanteren per soort inrichting. Daartoe is een nadere beschrijving van de diverse vormen noodzakelijk.

3.5 Vormen van prostitutie, soorten sexinrichtingen en gevolgen voor maximumstelsel

Voor de bepaling van het maximum aantal seksinrichtingen moet duidelijk zijn wat onder een seksinrichting wordt verstaan. Daarbij wordt de omschrijving in de APV als uitgangspunt genomen.

Er wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen die onder en inrichtingen of vormen van prostitutie, die buiten het maximumstelsel vallen.

  • A.

    Onderstaande vormen van seksinrichtingen vallen onder de vergunningplicht en daarmee onder het maximumstelsel.

  • 1.

    Seksinrichtingen

Artikel 3.1.1c APV verstaat onder een seksinrichting: ‘de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden’.

Onder een seksinrichting wordt volgens de APV in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar. De genoemde vormen hebben met elkaar gemeen dat zij perceelsgebonden zijn. Voor het overige is er een wezenlijk verschil.

Een seksbioscoop is een perceelsgebonden seksinrichting, waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van audiovisuele apparatuur. Verwant hieraan is de seksautomatenhal, waarin met behulp van automaten erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven en het sekstheater, waarin deze voorstellingen ‘live’ worden gepresenteerd. Parenclubs, bordelen, massagesalons e.d. zijn perceelsgebonden inrichtingen, waarin veelal meerdere prostituees hun diensten aanbieden.

2.Escortbedrijven

Onder een escortbedrijf (artikel 3.1.1d) wordt verstaan: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof die bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte.

Escort is een vorm van prostitutie, die vanwege het niet perceelsgebonden karakter, nauwelijks haar weerslag kent op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van een buurt.

Los van de feitelijke mogelijkheden daartoe, zullen in de bestemmingsplannen geen nadere regelingen kunnen worden opgenomen ten aanzien van escortbedrijven. Hoewel handhaving van de vergunningplicht in de praktijk zéér moeilijk zal blijken te zijn, is in de model-APV (art. 3.2.1) de vergunningplicht opgenomen om een drempel op te werpen voor illegale vestiging teneinde meer zicht te krijgen op deze weinig transparante tak van prostitutie.

3.Thuisprostitutie al dan niet met een openbaar karakter

Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostituee en daarom in veel mindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn dit soort situaties niet eens bekend in de buurt. Bij de

hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties buiten beschouwing gelaten als geen sprake is van eenopenbaar karakter.

Zodra sprake is van een openbaar karakter moet een bedrijf als openbaar prostitutiebedrijf en als seksinrichting worden aangemerkt al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning.

Het openbaar karakter van een bedrijf blijkt uit: publiciteit, reclame (advertenties in kranten of op internet) of doordat een situatie overlast veroorzaakt. In dat geval telt de inrichting mee voor de bepaling van het (regionaal en lokaal) maximum.

Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaatsvinden. Dit is ook het geval als er geen sprake is van een openbaar karakter. Om de noodzakelijke voorwaarden te kunnen opleggen en ongewenste verschijningsvormen (denk aan: kamerverhuurbedrijven) te voorkomen, wordt in de APV

soortgelijke bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig.

In geval van overlast kan op basis van de APV worden opgetreden.

Ingevolge art. 3.2.1 APV zijn de 3 hierboven genoemde vormen vergunningplichtig en vallen daarmee onder het maximumstelsel.

  • B.

    Onderstaande vormen van prostitutie vallen buiten de vergunningplicht en daarmee buiten het maximumstelsel.

  • 1.

    Raamprostitutie

Bij raamprostitutie is sprake van een inrichting met een of meerdere ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. Inrichtingen voor raamprostitutie vallen onder het begrip seksinrichting. De exploitatie van een inrichting voor raamprostitutie zal, eerder dan andere soorten inrichtingen, ernstige hinder en overlast voor straat en buurt opleveren.

Deze vorm komt tot op heden niet voor in De Kempen.

Gelet op de weerslag, die deze vorm kan hebben op het woon- en leefklimaat, moet worden voorkomen dat raamprostitutie ontstaat. Bij de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt deze vorm van prostitutie buiten beschouwing gelaten.

Het verbod van raamprostitutie is onder art. 3.2.6 opgenomen in de APV.

2.Straatprostitutie

De wetswijziging tot opheffing van het bordeelverbod heeft geen gevolgen voor de straatprostitutie.

Toch is straatprostitutie bij uitstek een vorm van prostitutie, die nader beleid gewenst maakt.

Straatprostitutie heeft een zeer nadelige invloed op het woon- en leefmilieu en de openbare orde. Bovendien leidt het tot overlast. Met het oog op de zedelijkheid en de volksgezondheid wordt straatprostitutie ongewenst geacht.

Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt ook deze vorm van prostitutie buiten beschouwing gelaten.

Het verbod van straatprostitutie is onder art. 3.2.6 opgenomen in de APV.

3.Sekswinkels

Onder ‘sekswinkel’ wordt verstaan: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren worden verkocht of verhuurd.

Ten aanzien van sekswinkels is een nieuw artikel in de APV opgenomen: artikel 3.2.7. Er is voor gekozen om sekswinkels niet onder het begrip seksinrichting en daarmee onder de vergunningplicht te brengen. Aan die keuze ligt de gedachte ten grondslag dat de vestiging van sekswinkels doorgaans afdoende zal kunnen worden gereguleerd via het bestemmingsplan en dat het niet nodig is om deze bedrijven aan voorafgaand toezicht te onderwerpen ter bescherming van de openbare orde of de woon- en leefomgeving.

Omdat geen sprake is van een vergunningplicht worden ook sekswinkels bij de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) buiten beschouwing gelaten.

4. Nadere eisen en vergunningverlening
4.1 Aanvraagprocedure

Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Reusel-De Mierden moet schriftelijk worden aangevraagd. Een model-aanvraagformulier is als bijlage II bij deze nota gevoegd.

Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende bescheiden te worden overgelegd:

  • ·

    Een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager / exploitant en de beheerder(s);

  • ·

    een geldige verblijfstitel van de exploitant en de beheerder(s);

  • ·

    een uittreksel uit het GBA van de exploitant en de beheerder(s);

  • ·

    een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • ·

    een document (bij voorbeeld een huurcontract of eigendomsakte) waaruit blijkt dat de aanvrager over de ruimte, waarin de seksinrichting of het escortbedrijf wordt gevestigd, beschikt of gaat beschikken;

  • ·

    een nauwkeurige plattegrond met de oppervlakten van de in de seksinrichting of het escortbedrijf aanwezige ruimten;

  • ·

    een ondernemingsplan, waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de bezoeker en de prostituee:

  • ·

    een situatietekening op schaal van tenminste 1 :1.000 waaruit de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting of het escortbedrijf blijkt;

  • ·

    indien het een seksinrichting betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond op schaal van tenminste 1 : 100 met vermelding van de oppervlakte van de (verschillende) ruimte(n) in m². Daarnaast moet per ruimte de functie worden aangegeven, zoals beschreven in de Bouwverordening;

  • ·

    indien het een escortbedrijf betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond op schaal van tenminste 1 : 100 met vermelding van de oppervlakte van de (verschillende) ruimte(n) in m² en een lijst van telefoonnummers waaronder het escortbedrijf haar diensten aanbiedt.

In het model-aanvraagformulier wordt vermeld dat bovengenoemde stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd. Indien aanvrager bij herhaling weigert deze stukken over te leggen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 en 4:5 Awb).

Voor de bepaling van de volgorde van aanvraag geldt op grond van het maximumstelsel degene die bij zijn aanvraag als eerste alle eerdergenoemde stukken heeft overgelegd als eerste aanvrager.

4.2 Vergunningverlening

Het is verboden een sexinrichting of escortbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan (artikel 3.2.1 APV). Een modelvergunning is als bijlage III bij deze nota gevoegd.

Ingevolge artikel 3.3.2 van de APV moet vestiging op grond van het bestemmingsplan mogelijk zijn om vergunning te krijgen. Daarom zal altijd eerst worden getoetst aan het geldend bestemmingsplan.

Als vestiging niet in strijd is met het bestemmingsplan, wordt vervolgens getoetst aan de overige weigeringsgronden van de APV.

Aan een vergunning voor een seksinrichting op grond van artikel 3.2.1. van de APV worden in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in ieder geval onderstaande voorschriften verbonden.

Algemeen

  • ·

    De exploitant / beheerder is gehouden tot een zodanige exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf dat geen inbreuk wordt gemaakt op de openbare orde, het woon- en leefklimaat en / of de openbare zedelijkheid.

  • ·

    Het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden om tijdens de opening personen, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, in het bedrijf toe te laten of aanwezig te laten zijn.

  • ·

    De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht een register bij te houden, waarin de naam, het adres en de geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen zijn opgenomen.

  • ·

    De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht het in de vorige bepaling genoemd register op aanvraag ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie of een daartoe aangewezen toezichthouder.

Daarnaast verbindt het bevoegd bestuursorgaan voorschriften aan de vergunning met betrekking tot de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en de volksgezondheid.

4.3 Vestigingseisen

Volgens artikel 3.3.2 van de APV Reusel-De Mierden kan een vergunning voor een seksinrichting o.a. worden geweigerd in het belang van de openbare orde, in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en in het belang van de verkeersvrijheid. Aan de hand van deze weigeringsgronden wordt een vergunningaanvraag getoetst aan de volgende criteria.

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen in of aan woonstraten. Onder het begrip woonstraten wordt in dit verband verstaan: wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing ligt, die, uitsluitend of in belangrijke mate, dient voor bewoning c.q. een woonfunctie heeft.

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van een ander prostitutiebedrijf ter voorkoming van concentratie van seksinrichtingen.

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van (een onderdeel van) een onderwijsinrichting c.q. school.

  • ·

    Geen vestiging van seksinrichtingen binnen een straal van 250 meter van een wijk- en / of jeugd- en jongerencentrum.

4.4 Persoonseisen

In artikel 3.3.2 van de APV is vastgelegd dat de exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aan een aantal gedragseisen dienen te voldoen. De leden 2 t/m 5 van dat artikel geven aan wanneer in elk geval sprake is van ‘in enig opzicht slecht levensgedrag’. In een dergelijk geval wordt geen vergunnig verleend.

Daarnaast biedt het 1e lid de mogelijkheid om ook in andere gevallen te oordelen dat sprake is van ‘in enig opzicht slecht levensgedrag’.

Toetsing vindt plaats aan de hand van gegevens uit justitiële documentatie. De gemeente vraagt de gegevens op. Daarom hoeft de aanvrager geen verklaring van goed gedrag over te leggen. Het bestuursorgaan zal, evenals bij een aanvraag om een horecavergunning, gegevens opvragen bij de Justitiële Documentatiedienst te Almelo (Algemeen Documentatieregister en Strafregister) en bij de politie, afdeling De Kempen (Politieregister).

Bij de beoordeling wordt aangesloten bij al bestaande jurisprudentie in het kader van de Drank- en Horecawet.

4.5 Inrichtingseisen sexinrichting

Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen, die ter zake in het Bouwbesluit (Hoofdstuk 2) en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld.

Voor zover het Bouwbesluit dat al niet voorschrijft, dient de seksinrichting, in het belang van de hygiëne en de gezondheid van zowel de prostituee als de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituee, in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen.

Verblijfsruimten

  • 1.

    De werkruimte moet, overeenkomstig artikel 215 van het Bouwbesluit, een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 2.

    In iedere werkruimte dient een bed of rustbank aanwezig te zijn.

  • 3.

    In een seksinrichting moet, in een afzonderlijke kleedruimte voor de prostituees of in de werkruimte voor iedere prostituee een afsluitbare hang- / legkast aanwezig zijn.

  • 4.

    Ook de kleedruimte moet, afgezien van de oppervlakte van geplaatste hang- / legkasten, een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het vorige lid genoemde hoogte tot minimaal 2.10 m.

Dagverblijf en keuken

  • 1.

    In een seksinrichting waar 5 of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostituees aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van tenminste 16 m², een breedte van teminste 3.35 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 2.

    In een seksinrichting waar 5 of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aanwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van teminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het vorige lid genoemde hoogte tot minimaal 2.10 m.

Gebruik

Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.

Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)

  • 1.

    In de seksinrichting moet, ten behoeve van de in het gebouw aanwezige bedrijfsruimten, en indien aanwezig, vitrines, tenminste een opstelplaats voor een stooktoestel in een afsluitbare stookruimte aanwezig zijn, die is afgestemd op de daarin aanwezige verwarmingsapparatuur.

  • 2.

    De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 271 van het Bouwbesluit. Artikel 30, lid 13 en 14 (doorspuibaarheid) van het Bouwbesluit is van overeenkomstige toepassing.

Verlichting ruimten

  • 1.

    De daglichttoetreding van de seksinrichting dient te voldoen aan artikel 277 van het Bouwbesluit.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor ruimten, die op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels voor prostitutiedoeleinden werden gebruikt.

Wasbakken badruimte

  • 1.

    In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend water aanwezig te zijn. De wasbakken moeten doelmatig zijn geplaatst.

  • 2.

    In de seksinrichting dient per 5 werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte, en een toilet of een combinatie daarvan aanwezig te zijn.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan 5 werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten per 5 werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van 5.

  • 4.

    De badruimten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1,2 m², een breedte van tenminste 0,8 m en een hoogte van tenminste 2.10 m.. Indien de badruimte is samengevoegd met een toiletruimte moet de oppervlakte van de samengevoegde ruimte tenminste 2.2 m² te bedragen.

  • 5.

    De badruimten moeten doelmatig zijn ingericht en beschikken over warm en koud stromend water.

Toiletten

  • 1.

    In een seksinrichting moet tenminste één toilet aanwezig zijn.

  • 2.

    In een seksinrichting met 5 of meer werkruimten moeten tenminste twee toiletten aanwezig zijn, gescheiden naar sekse en voorzien van een duidelijk opschrift dat de sekse aanduidt waarvoor zij zijn bestemd.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan 5 werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal toiletten per 5 werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van 5.

  • 4.

    De toiletten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1 m², een breedte van tenminste 0,8 m en een hoogte van tenminste 2.10 m.

  • 5.

    De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en zijn voorzien van wat noodzakelijk is. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten, dat bij gebruik een behoorlijke afzondering is gewaarborgd. Daarnaast moet een toilet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met stankafsluiter.

  • 6.

    In of in de onmiddellijke nabijheid van de toiletten moeten voldoende wasbakken aanwezig zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden en doelmatig zijn geplaatst. Daarnaast moeten ze zijn voorzien van stromend water en van wat verder noodzakelijk is.

Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

  • 1.

    Indien de normale uitgangen daartoe volstaan, moeten ruimten in de seksinrichting, waarin zich een of meer prostituees plegen te bevinden, zijn voorzien van duidelijk herkenbare gelegenheden tot ontvluchting. Met het oog op andere personen, die zich in de ruimte plegen te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze naar een zo veilig mogelijke plek te leiden. De gelegenheden tot ontvluchting moeten vrij worden gehouden van obstakels.

  • 2.

    De toegangsdeuren van (een) werkruimte(n) moeten te allen tijde van binnenuit te openen zijn zonder gebruik te maken van losse voorwerpen.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde is niet van toepassing als een toegangsdeur van een werkruimte aan een weg ligt.

  • 4.

    Een werkruimte, waarvan de toegangsdeur aan een weg ligt, moet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 5.

    Indien het niet mogelijk is om aan het bepaalde in het vierde lid te voldoen of wanneer dat niet kan worden gevergd moeten andere maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de prostituees te waarborgen.

Bovenstaande eisen zullen als voorwaarden aan een te verlenen vergunning worden verbonden.

4.6 Eisen aan de werksituatie

In de prostitutiebranche lopen zowel de prostituee als de bezoeker gezondheidsrisico’s. Met name op het terrein van besmetting met sexueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), waarvan aids de meest beruchte is. Dit betekent dat arbeidsomstandigheden, hygiëne en bescherming van de volksgezondheid binnen een prostitutiebedrijf bijzondere aandacht moeten krijgen. De exploitant / beheerder van de seksinrichting of het escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Voorts wordt van de exploitant / beheerder verwacht dat hij / zij daartoe een actief beleid voert. Om dit inzichtelijk te maken moet de exploitant / beheerder bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen.

De exploitatie moet in ieder geval voldoen aan de volgende eisen.

  • ·

    De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de inrichting of het escortbedrijf werkzame prostituees alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico’s voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;

  • ·

    in de seksinrichting moet voldoende voorlichtingsmateriaal over soa’s en moeten voldoende voorbehoedsmiddelen aanwezig zijn;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf stelt huisregels op ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf. De huisregels worden op zodanige wijze bekend gemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal eenmaal per jaar en voor zover noodzakelijk toegang te verschaffen voor het houden van controle op de hygiëne; de exploitant / beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten zijn voor rekening van de exploitant / beheerder van een seksinrichting;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD voor de prostituees; daartoe moet aan de verpleegkundige of arts van de GGD toegang tot het bedrijf worden verleend;

  • ·

    de exploitant / beheerder stelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid zich bij de GGD tenminste eenmaal per zes weken te laten onderzoeken op sexueel overdraagbare aandoeningen. De kosten hiervan zijn voor rekening van de prostituee;

  • ·

    de prostituee kiest zelf de arts, die het soa-onderzoek verricht; zij mag niet worden verplicht gebruik te maken van de diensten van een door de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aangewezen arts;

  • ·

    de beschikbare vertrekken en sanitaire voorzieningen moeten te allen tijde in hygiënische staat verkeren;

  • ·

    in iedere werkruimte moeten voldoende schone handdoeken en vloeibare zeep aanwezig zijn;

  • ·

    het bedlinnen in de werkruimte moet dagelijks worden verschoond. Het bedlaken wordt na ieder bezoek vervangen;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden een prostituee te verplichten alcoholhoudende dranken te consumeren al dan niet in gezelschap van bezoekers;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden reclame te maken, waarbij wordt gegarandeerd dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van soa’s;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken voor prostituees.

Bovenstaande eisen worden als voorschriften aan een te verlenen vergunning verbonden (zie ook model-vergunning, bijlage III).

De GGD voert de inspecties uit. Bij brief van 11 april 2000 stelt de GGD voor om in ieder geval de 4e, 5e en 6e van de hierboven genoemde voorwaarden in een te verlenen vergunning op te nemen. Dit voorstel wordt overgenomen.

5. Handhavingsarrangement
5.1 Algemeen

De verschillende partners hebben ieder hun eigen belang en hun eigen invalshoek bij de benadering van de prostitutiebranche. In deze branche kunnen het verkrijgen van een vertrouwensrelatie enerzijds en het repressief optreden daartegen anderzijds met elkaar conflicteren. De branche moet de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen tot een ‘normale’ branche. Dat is de reden waarom de regio De Kempen niet pleit voor het breed samengesteld handhavingsteam, zoals dat wordt voorgesteld in het Handboek lokaal prostitutiebeleid. Waar dit noodzakelijk of gewenst is, zal met de overige partners binnen de regio worden samengewerkt op basis van ieders eigen verantwoordelijkheid en insteek.

De drie sleutelwoorden voor de kwaliteitscriteria, waaraan het begrip “handhaving” zal moeten voldoen, zijn: effectief, efficiënt en consequent.

Na afweging van de criteria zal het handhavingsarrangement worden gevolgd, zoals dat hieronder is weergegeven.

5.2 Gemeente

Voor wat betreft handhaving hebben gemeenten primair een taak in de zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. De sanctiemiddelen zijn van bestuursrechtelijke aard. Ze zijn verankerd in de Gemeentewet en in de Algemene wet bestuursrecht.

5.3 Politie

Bij de afdeling De Kempen van de politie bestaat momenteel onvoldoende inzicht in de bedrijfsvoering van prostitutiebedrijven. Tot op heden is geen sprake van een structurele aanpak op het gebied van handhaving en bij de uitvoering van de controles is er nagenoeg geen samenwerking met andere organisaties.

Om de beoogde doelstellingen van de wetswijziging te bereiken, verdient het aanbeveling om, in nauwe samenspraak met de betrokken partners, in het eerste jaar alle (bekende) prostitutiebedrijven minstens één keer per kwartaal te controleren. In het districtelijk driehoeksoverleg kunnen hierover nadere afspraken worden gemaakt.

5.4 Justitie

Bij het in werking treden van de wetswijziging wordt van het Openbaar Ministerie (OM) verwacht dat de opsporing en vervolging van strafbare vormen van prostitutie (en mensenhandel) wordt geïntensiveerd. De controles zullen hierbij een belangrijke rol gaan spelen.

5.5 Uitgangspunt

Uitganspunt bij handhaving van gemeentelijke regelgeving is dat bestuursrechtelijke handhaving de voorkeur heeft. Het strafrecht is slechts “ultimum remedium”. Bij overtreding van de APV zal altijd eerst de bestuursrechtelijke weg moeten worden gevolgd. Daartoe is vereist dat het vastgesteld beleid in de praktijk nauwgezet wordt toegepast. Gedogen waar het beleid dat niet toestaat, bemoeilijkt de bestuursrechtelijke weg ten zeerste. Het verkleint ook de kans op een succesvolle strafrechtelijke aanpak.

In het handhavingsarrangement wordt in een aantal gevallen uitgegaan van proces-verbaal bij recidive. Ter vergroting van de kans op een geslaagde vervolging is het van groot belang om in de processen-verbaal te beschrijven welke bestuursrechtelijke (en evt. strafrechtelijke) stappen al genomen zijn.

Onderstaand schema is gebaseerd op het landelijk model zoals dat is vermeld in het Handboek Lokaal Prostitutiebeleid van het Ministerie van Justitie.

1. Exploitatie zonder vergunning

Overtreding

Politie/toezichthouder

Gemeente

OM

Anderen

Exploitatie past niet binnen het prostitutiebeleid (art. 3.2.1 APV)

Exploitatie past binnen het prostitutiebeleid

(art. 3.2.1 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente; bij herhaling tevens proces-verbaal tbv. OM

Rapport opmaken tbv.gemeente; bij herhaling tevens

proces-verbaal tbv. OM

Sluiting (conform Awb)

1e keer: schriftelijk aanzeggen dat vergunning moet worden aangevraagd en daarnaast sluiting voor onbepaalde tijd (tot vergunning is verleend)

Vervolging o.g.v. de APV

I.g.v. proces-verbaal vervolging o.g.v. de APV

Afhankelijk van situatie evt. derden inschakelen, bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie of GGD

Zie boven

2. Exploitatie in strijd met vergunning

Overtreding

Politie/toezichthouder

Gemeente

OM

Anderen

Handelen in strijd met gedragseisen (art. 3.2.2 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente

Intrekken vergunning en sluiten pand

-

-

Wijzigen inrichting zonder voorafgaande toestemming (art. 3.2.1 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting

3e keer:

Intrekken vergunning

-

-

Afwezigheid van exploitant en beheerder (art. 3.2.5 lid 1 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente en proces-verbaal tbv. OM bij recidive

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting (1 week)

3e keer:

Intrekken vergunning

Vervolging bij recidive

-

Handelen in strijd met sluitingsuur (art. 3.2.3 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente en proces-verbaal tbv. OM bij recidive

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting (1 week)

3e keer:

Intrekken vergunning

Vervolging bij recidive

-

Ontbreken toezicht door exploitant (art. 3.2.5 lid 2a APV)

 

Afhankelijk van ernst gepleegde strafbare feiten waarschuwen, sluiten pand of intrekken vergunning

Afhankelijk van gepleegde feiten

Afhankelijk van situatie evt. derden inschakelen, bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie of GGD

Schijnbeheer

Rapport opmaken tbv.gemeente

Intrekken vergunning en sluiten pand

-

-

Ontbreken toezicht door exploitant (art. 3.2.5 lid 2b APV)

 

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting (1 maand)

3e keer:

Intrekken vergunning

Vervolging

Afhankelijk van situatie evt. derden inschakelen, bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie of GGD

Overlast voor de omgeving

Rapport opmaken tbv.gemeente en proces-verbaal tbv. OM bij recidive

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting (1 maand)

3e keer:

Intrekken vergunning

Vervolging bij recidive

-

Gebruik van de inrichting in strijd met de vergunningsvoorwaarden (art. 3.3.3 APV)

Rapport opmaken tbv.gemeente en proces-verbaal tbv. OM bij recidive

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing

2e keer:

Tijdelijke sluiting (1 maand)

3e keer:

Intrekken vergunning

Vervolging bij recidive

Afhankelijk van situatie evt. derden inschakelen, bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie of GGD

3. Exploitatie in strijd met artikel 250a Wetboek van Strafrecht

Overtreding

Politie/toezichthouder

Gemeente

OM

Anderen

Overtreding art. 250a WvS (mensenhandel, minderjarigen e.d.)

Rapport opmaken tbv.gemeente en proces-verbaal tbv. OM

Sluiten voor onbepaalde tijd en intrekken vergunning

Vervolging

Afhankelijk van situatie evt. derden inschakelen, bijv. belastingdienst, arbeidsinspectie of GGD

 

Reusel, 28 september 2000.

De burgemeester van Reusel-De Mierden,

A.M. Demmers-van der Geest

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,

de secretaris de burgemeester,

P.M. van den Berghe A.M. Demmers-van der Geest

 

Bijlage II

AANVRAAGFORMULIER

Aanvraag ter verkrijging van een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf (art. 3.2.1 APV)

Aan: de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden

Postbus 11

5540 AA Reusel

Gegevens omtrent de inrichting

1. Adres en aard van de inrichting

Adres:

Postcode:

Naam van de inrichting:

Tel. nr.:

Aard van de inrichting

  • §

    Prostitutiebedrijf

  • §

    Seksbioskoop

  • §

    Sekstheater

  • §

    Seksautomatenhal

  • §

    Thuiswerker

  • §

    Erotische massagesalon

  • §

    Escortbedrijf

  • §

    Parenclub

  • §

    Anders, nl………………………

Kadastrale gegevens

  • §

    Gemeente: Reusel-De Mierden

  • §

    Sectie:

  • §

    Nummer:

2. Situatie

Deze aanvraag heeft betrekking op:

  • §

    De vestiging van een nieuwe onderneming

  • §

    (De overname van) een bestaande onderneming

  • §

    Het aantreden van een nieuwe beheerder

  • §

    Anders, nl……………………

Gegevens omtrent de exploitatie

3. De exploitant

  • a.

    Naam van de natuurlijke of rechtspersoon:

  • b.

    (evt.) Voornamen:

  • c.

    Adres:

  • d.

    Postcode:

  • e.

    (evt.) Geboortedatum en –plaats:

  • f.

    Naam, waaronder ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK): nr.:

4. De beheerder(s)

Naam:

Voornamen:

Geboortedatum en –plaats:

Adres:

Postcode:

Tel.nr.:

Naam:

Voornamen:

Geboortedatum en –plaats:

Adres:

Postcode:

Tel.nr.:

5. Openingstijden

Maandag t/m vrijdag: van …….uur tot……..uur;

Zaterdag en zondag: van……..uur tot …….uur.

  • 7.

    Over te leggen stukken

  • §

    Een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager / exploitant en de beheerder;

  • §

    Een geldige verblijfstitel van de exploitant en de beheerder;

  • §

    Een uittreksel uit de GBA van de exploitant en de beheerder(s);

  • §

    Een bewijs van inschrijving in het handelsregister van de KvK;

  • §

    Een document (bij voorbeeld een huurcontract), waaruit blijkt dat de aanvrager over de ruimte beschikt of gaat beschikkken, waarin de seksinrichting of het escortbedrijf wordt gevestigd;

  • §

    Een nauwkeurige plattegrond van de seksinrichting of het escortbedrijf voorzien van de oppervlakten van de in de seksinrichting of het escortbedrijf aanwezige ruimten;

  • §

    Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de in de seksinrichting of het escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees en ter bevordering van de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van zowel de prostituees als de bezoekers;

  • §

    Een situatietekening, schaal tenminste 1 : 1.000, waaruit de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting of het escortbedrijf blijkt;

  • §

    Indien het een seksinrichting betreft daarnaast:

  • -

    een nauwkeurige plattegrond / tekening van de gehele seksinrichting, schaal tenminste 1 : 1.00, met vermelding van de oppervlakte van de aanwezige ruimten in m².;

  • -

    de functie per ruimte (zoals beschreven in de Bouwverordening).

  • §

    Indien het een escortbedrijf betreft daarnaast:

  • -

    een nauwkeurige plattegrond / tekening van het escortbedrijf, schaal tenminste 1 :

  • 1.

    00, met vermelding van de oppervlakte van de aanwezige ruimten in m².

  • §

    Indien het een escortbedrijf betreft bovendien:

  • -

    een lijst van telefoonnummers, waaronder het escortbedrijf zijn diensten aanbiedt.

Woonplaats en datum,

Handtekening aanvrager:…………………………..

Bijlage III

Vergunning seksinrichting

Nummer -

Burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;

gezien de aanvraag van:

Adres:

Woonplaats:

Datum:

Ontvangen:

nummer 0;

waarbij vergunning wordt gevraagd als bedoeld in artikel 3.2.1, 1e lid van de APV Reusel-De Mierden voor het exploiteren van een………, op het perceel kadastraal bekend…….., sectie…….., nummer(s)……..plaatselijk bekend……..

gelet op het bepaalde in de APV Reusel-De Mierden;

besluiten:

vergunning te verlenen voor de uitvoering van wat in bovengenoemde aanvraag is omschreven overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening, eisen en voorschriften.

Aldus besloten in de vergadering van .

Burgemeester en wethouders van Reusel–De Mierden,

de secretaris, de burgemeester,

drs. L.J.M. Bertens I. de Jong-van den Heuvel

Voorschriften, behorende bij de

Algemeen

1.Deze vergunning heeft betrekking op de volgende lokaliteit(en):

de ruimte(n) gelegen op de…..

Bij wijziging van de inrichting dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

2.De diensten van het escortbedrijf worden aangeboden onder de volgende telefoonnummers:

……………..

……………..

3.De beheerder(s), die naast de exploitant leiding mogen uitoefenen:

Naam en voornamen:

Geboorteplaats en –datum:

Adres:

Postcode:

Naam en voornamen:

Geboorteplaats en –datum:

Adres:

Postcode:

Bij wijziging in de persoon van de beheerder, dient de exploitant dit binnen één week schriftelijk door te geven aan de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders.

De nieuwe beheerder mag eerst na wijziging van de vergunning leiding uitoefenen in het escortbedrijf of de seksinrichting.

  • 4.

    De exploitant draagt er zorg voor dat de exploitatie van het escortbedrijf of de seksinrichting geen hinder voor de omgeving veroorzaakt.

  • 5.

    De seksinrichting mag niet voor het publiek zijn geopend indien de exploitant of de beheerder niet daadwerkelijk in de seksinrichting aanwezig is.

  • 6.

    De exploitant / beheerder mag geen bezoekers in de seksinrichting aanwezig hebben of toelaten gedurende de uren dat de seksinrichting gesloten moet zijn.

  • 7.

    De exploitant / beheerder mag geen personen jonger dan 18 jaar toelaten gedurende de uren dat de seksinrichting is geopend.

  • 8.

    De voor of via het escorbedrijf of in de seksinrichting werkzame prostitué(e) dient minimaal de leeftijd van 18 jaar te hebben bereikt en in het bezit te zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn / haar arbeid in Nederland is toegestaan.

  • 9.

    De exploitant zich ervan te hebben vergewist dat voor of via zijn escortbedrijf of in zijn seksinrichting geen personen werkzaam zijn, die niet in het bezit te zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn / haar arbeid in Nederland is toegestaan. Hiertoe dient hij een bestand actueel te houden van kopieën van documenten, waaruit de identiteit van de in de inrichting of het bedrijf werkzame personen blijkt.

  • 10.

    De vergunning dient altijd in het escortbedrijf of de seksinrichting aanwezig te zijn en moet op eerste vordering van de controlerend ambtenaar door de exploitant / beheerder aan hem ter inzage worden gegeven.

  • 11.

    De exploitant draagt er zorg voor dat het escortbedrijf of de seksinrichting wordt geëxploiteerd conform het bepaalde in de nadere regels als bedoeld in art. 3.1.3 APV Reusel-De Mierden, voor zover die nadere regels op de inrichting of het bedrijf van toepassing zijn.

  • 12.

    Binnen één week nadat de exploitatie van het escortbedrijf of de seksinrichting is beëindigd, doet de exploitant daarvan schriftelijk mededeling aan de burgemeester.

  • 13.

    Deze vergunning vervalt indien:

    • a.

      de exploitant de exploitatie van het escortbedrijf of de seksinrichting feitelijk heeft beëindigd;

    • b.

      er een wijziging heeft plaatsgevonden in de persoon van de exploitant;

    • c.

      er een wijziging van bouwkundige aard in de seksinrichting heeft plaatsgevonden;

    • d.

      indien het escortbedrijf of de sekslocatie naar een andere locatie wordt verplaatst.

Inrichtingseisen

Verblijfsruimten

  • 1.

    De werkruimte moet, overeenkomstig artikel 215 van het Bouwbesluit, een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 2.

    In iedere werkruimte dient een bed of rustbank aanwezig te zijn.

  • 3.

    In een seksinrichting moet, in een afzonderlijke kleedruimte voor de prostituees of in de werkruimte voor iedere prostituee een afsluitbare hang- / legkast aanwezig zijn.

  • 4.

    Ook de kleedruimte moet, afgezien van de oppervlakte van geplaatste hang- / legkasten, een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het vorige lid genoemde hoogte tot minimaal 2.10 m.

Dagverblijf en keuken

  • 1.

    In een seksinrichting waar 5 of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostituees aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van tenminste 16 m², een breedte van teminste 3.35 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 2.

    In een seksinrichting waar 5 of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aanwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van tenminste 5 m², een breedte van teminste 1.80 m en een hoogte van 2.40 m.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het vorige lid genoemde hoogte tot minimaal 2.10 m.

Gebruik

Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.

Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)

  • 1.

    In de seksinrichting moet, ten behoeve van de in het gebouw aanwezige bedrijfsruimten, en indien aanwezig, vitrines, tenminste een opstelplaats voor een stooktoestel in een afsluitbare stookruimte aanwezig zijn, die is afgestemd op de daarin aanwezige verwarmingsapparatuur.

  • 2.

    De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 271 van het Bouwbesluit. Artikel 30, lid 13 en 14 (doorspuibaarheid) van het Bouwbesluit is van overeenkomstige toepassing.

Verlichting ruimten

  • 1.

    De daglichttoetreding van de seksinrichting dient te voldoen aan artikel 277 van het Bouwbesluit.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor ruimten, die op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels voor prostitutiedoeleinden werden gebruikt.

Wasbakken badruimte

  • 1.

    In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend water aanwezig te zijn. De wasbakken moeten doelmatig zijn geplaatst.

  • 2.

    In de seksinrichting dient per 5 werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte, en een toilet of een combinatie daarvan aanwezig te zijn.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan 5 werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten per 5 werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van 5.

  • 4.

    De badruimten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1,2 m², een breedte van tenminste 0,8 m en een hoote van tenminste 2.10 m.. Indien de badruimte is samengevoegd met een toiletruimte moet de oppervlakte van de samengevoegde ruimte tenminste 2.2 m² te bedragen.

  • 5.

    De badruimten moeten doelmatig zijn ingericht en beschikken over warm en koud stromend water.

Toiletten

  • 1.

    In een seksinrichting moet tenminste één toilet aanwezig zijn.

  • 2.

    In een seksinrichting met 5 of meer werkruimten moeten tenminste twee toiletten aanwezig zijn, gescheiden naar sekse en voorzien van een duidelijk opschrift dat de sekse aanduidt waarvoor zij zijn bestemd.

  • 3.

    Indien in de seksinrichting meer dan 5 werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal toiletten per 5 werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van 5.

  • 4.

    De toiletten moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 1 m², een breedte van tenminste 0,8 m en een hoogte van tenminste 2.10 m.

  • 5.

    De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en zijn voorzien van wat noodzakelijk is. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten, dat bij gebruik een behoorlijke afzondering is gewaarborgd. Daarnaast moet een toilet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met stankafsluiter.

  • 6.

    In of in de onmiddellijke nabijheid van de toiletten moeten voldoende wasbakken aanwezig zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden en doelmatig zijn geplaatst. Daarnaast moeten ze zijn voorzien van stromend water en van wat verder noodzakelijk is.

Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

  • 1.

    Indien de normale uitgangen daartoe volstaan, moeten ruimten in de seksinrichting, waarin zich een of meer prostituees plegen te bevinden, zijn voorzien van duidelijk herkenbare gelegenheden tot ontvluchting. Met het oog op andere personen, die zich in de ruimte plegen te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze naar een zo veilig mogelijke plek te leiden. De gelegenheden tot ontvluchting moeten vrij worden gehouden van obstakels.

  • 2.

    De toegangsdeuren van (een) werkruimte(n) moeten te allen tijde van binnenuit te openen zijn zonder gebruik te maken van losse voorwerpen.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde is niet van toepassing als een toegangsdeur van een werkruimte aan een weg ligt.

  • 4.

    Een werkruimte, waarvan de toegangsdeur aan een weg ligt, moet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 5.

    Indien het niet mogelijk is om aan het bepaalde in het vierde lid te voldoen of wanneer dat niet kan worden gevergd moeten andere maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de prostituees te waarborgen.

Eisen aan de werksituatie

  • ·

    De exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de inrichting of het escortbedrijf werkzame prostituees alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico’s voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;

  • ·

    in de seksinrichting moet voldoende voorlichtingsmateriaal over soa’s en moeten voldoende voorbehoedsmiddelen aanwezig zijn;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf stelt huisregels op ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of het escortbedrijf. De huisregels worden op zodanige wijze bekend gemaakt dat iedere bezoeker / klant er kennis van kan nemen. De exploitant / beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal eenmaal per jaar en voor zover noodzakelijk toegang te verschaffen voor het houden van controle op de hygiëne; de exploitant / beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten zijn voor rekening van de exploitant / beheerder van een seksinrichting;

  • ·

    de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD voor de prostituees; daartoe moet aan de verpleegkundige of arts van de GGD toegang tot het bedrijf worden verleend;

  • ·

    de exploitant / beheerder stelt de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid zich bij de GGD tenminste eenmaal per zes weken te laten onderzoeken op sexueel overdraagbare aandoeningen. De kosten hiervan zijn voor rekening van de prostituee;

  • ·

    de prostituee kiest zelf de arts, die het soa-onderzoek verricht; zij mag niet worden verplicht gebruik te maken van de diensten van een door de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf aangewezen arts;

  • ·

    de beschikbare vertrekken en sanitaire voorzieningen moeten te allen tijde in hygiënische staat verkeren;

  • ·

    in iedere werkruimte moeten voldoende schone handdoeken en vloeibare zeep aanwezig zijn;

  • ·

    het bedlinnen in de werkruimte moet dagelijks worden verschoond. Het bedlaken wordt na ieder bezoek vervangen;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden een prostituee te verplichten alcoholhoudende dranken te consumeren al dan niet in gezelschap van bezoekers;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden reclame te maken, waarbij wordt gegarandeerd dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van soa’s;

  • ·

    het is de exploitant / beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf verboden te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken voor prostituees.