Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele inkomenstoeslag 2018 |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 36 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-06-2019 | 01-01-2018 | 24-12-2019 | vervanging verordening | 16-05-2019 | Z/18/675719 D/18/720068 |
Vaststelling van de Verordening individuele inkomenstoeslag 2018.
De raad van de gemeente Boxmeer;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 januari 2019;
gezien het advies van de Burgerparticipatieraad d.d. 12 november 2018;
gelet op artikel 47, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid en artikel 36, eerste lid van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een individuele inkomenstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd bij verordening te regelen;
vast te stellen de navolgende:
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;
peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;
referteperiode: periode van 3 jaar voorafgaand aan de peildatum.
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 3. Uitsluitingsgronden
Een persoon kan worden uitgesloten voor een individuele inkomenstoeslag, indien aan deze gedurende het jaar voorafgaande aan de peildatum een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids- of re-integratieverplichting als bedoeld in de Participatiewet en/of de Afstemmingsverordening Participatiewet, de IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers), IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) of is opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), als geen uitzicht is op inkomensverbetering en betrokkene niet zich niet voldoende heeft ingespannen om tot inkomensverbetering te komen.
Een persoon welke uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd, komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag.
Artikel 4. Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij een inkomen tot 105% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt de individuele inkomenstoeslag per jaar (normbedragen 2018):
a. € 399,00 voor een alleenstaande (m.i.v. 01-01-2019: € 407,00);
b. € 511,00 voor een alleenstaande ouder (m.i.v. 01-01-2019: € 522,00);
c. € 568,00 voor gehuwden (m.i.v. 01-01-2019: € 580,00).
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
Artikel 7. Bijzondere situaties
In bijzondere situaties kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.