Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reusel-De Mierden

Nota Gronden voor beleid 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReusel-De Mierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Gronden voor beleid 1998
CiteertitelNota Gronden voor beleid 1998
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Betreft harmonisatie van beleid voormalige gemeenten.

Het landschapsplan Reusel-De Mierden maakt hiervan onderdeel uit.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Nota Grondbeleid 2009

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-199801-05-2021nieuwe regeling

27-04-1998

D'n Uitkijk, 06-02-2009

R 98-25

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Gronden voor beleid 1998

De raad van de gemeente Reusel-de Mierden;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1998, nummer 98-25;

Gelezen de Nota “Gronden voor Beleid”;

Gelet op de betreffende bepalingen in de Gemeentewet;

Besluit:

    • 1.

      onder overneming van de daarin aangegeven conclusies en aanbevelingen het beleid, neergelegd in de Nota “Gronden voor Beleid” vast te stellen en daarmee samenhangend;

    • 2.

      a. het Landschapsplan Reusel-De Mierden d.d. februari 1998 vast te stellen;

  • b.

    tot verkoop van een complex gemeentegronden ter grootte van in totaal 94.43.45 ha in en nabij het Belevengebied met inbegrip van een kavel aan de Hoenderhoek aan de Dienst landelijke Gebieden (D.L.G.) van het Ministerie van landbouw, natuur en Visserij (L.N.V.) een en ander zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende overeenkomst met aan gehechte kaart d.d. februari 1998, nr. K 98B;

  • c.

    tot instelling van een “Bestemmingsreserve Buitengebied”, waarvan omvang, doel en bestedingsrichtingen in de bij dit besluit behorende bijlage zijn vermeld;

    3.het college van burgemeester en wethouders op te dragen de uitvoering van bovenaangehaalde Nota ter hand te nemen en daartoe voor zover nodig, nadere voorstellen te bereiden.

Nota Gronden voor beleid 1998

Een nota tot vaststelling en harmonisatie van het beleid inzake de gemeentelijke landbouwgronden voor een groene en agrarische gemeente Reusel-De Mierden binnen nieuwe perspectieven voor landbouw, natuur en landschap en recreatie.

1.DOEL VAN DEZE NOTA

Deze nota betoogt de gemeenteraad van de gemeente Reusel-De Mierden beleid te laten vaststellen ten aanzien van de gemeentelijke landbouwgronden die eigendom zijn van de gemeente.

Hiertoe wordt allereerst informatie gegeven en vervolgens worden beleidsstandpunten ter vaststelling aangereikt.

  • -

    De nota voegt daaraan een DRIELUIK van concrete voorstellen toe. Deze betreffen:

  • -

    Het gemeentelijk Landschapsplan Reusel-De Mierden ;

  • -

    De verkoop van een complex pachtvrije gronden in het Belevengebied en

  • -

    Het voornemen om een aantal verpachte landbouwgronden te koop aan te bieden.

Met name in de hoofdstukken 8 en 9 wordt duidelijk dat deze onderwerpen een sterke samenhang vertonen. Daardoor kunnen ook de concrete beleidsvoorstellen niet los van elkaar beoordeeld worden.

2.DE INHOUD VAN DE NOTA

De inhoud bevat, kort weergegeven, het volgende:

Hoofdstuk 3: een aanduiding van de aanleiding voor de nota;

Hoofdstuk 4: een algemene beschrijving van het onderwerp: de gemeentelijke landbouwgronden;

Hoofdstuk 5: de gronden (redenen) voor beleid (zie titel nota);

Hoofdstuk 6: een beschrijving van een aantal achtergronden en ontwikkelingen en inzichten, waarmee bij het formulieren van beleid gerekend moet worden en die betreffen:

  • -

    De landbouw meer algemeen, zoals internationalisering, afbouw subsidies, marktwerking, mobiliteit, herstructurering;

  • -

    De verhouding van de gemeente als eigenaar/verpachter tot de pachter (nieuwe pachtwetgeving, hoger rendement pacht, quota);

  • -

    De taak en bedrijfsvoering van de gemeente: is de exploitatie van landbouwgronden een taak voor de gemeente en zo ja in hoeverre. Hoe dient dan invulling aan die bedrijfsvoering gegeven te worden.

Hoofdstuk 7: enkele meer specifieke onderwerpen die het grondbeleid raken, zoals de relaties met het gemeentelijk landschapsbeleid, het provinciaal en rijksnatuurbeleid en de relaties met de ruimtelijke ordening, recreatie en een actieve grondpolitiek;

Hoofdstuk 8: een formulering van de doelstellingen van gemeentelijk beleid inzake de gemeentelijke landbouwgronden;

Hoofdstuk 9: samenhangende voorstellen ter uitvoering van dat beleid. Deze voorstellen betreffen:

  • a.

    het vaststellen van een gemeentelijk landschapsplan voor het grondgebied van de voormalige gemeente Hooge en Lage Mierde.

  • b.

    Het verkopen van een aaneengesloten complex van pachtvrije gronden in het Belevengebied ten behoeve van natuurontwikkeling;

  • c.

    Het gelegenheid bieden van een aantal agrariërs om hun pachtgronden aan te kopen en het in voorkomende gevallen doen van een aanbod tot afkoop van het pachtrecht aan agrariërs die daartoe de wens kenbaar maken;

Hoofdstuk 10: overleg en samenwerking partijen;

Hoofdstuk 11: samenvatting

Bijlagen:

I concept-raadsbesluit

II beschrijving doel en reikwijdte Bestemmingsreserve buitengebied;

III concept-Landschapsplan Reusel-De Mierden;

3.AANLEIDING

De gemeente Reusel-De Mierden heeft een groot aantal landbouwgronden in eigendom, deels in verpachte staat, deels in pachtvrije staat. Er zijn een aantal aanleidingen te noemen om thans het beleid inzake deze gronden, deels opnieuw, te formuleren. Wij noemen ze hier:

a.Beleid voor de nieuwe gemeente. De raad van de voormalige gemeente Reusel heeft in 1990 een Nota gemeentelijke pachtvrije landbouwgronden vastgesteld. In 1994 volgde een bevestiging van het toen vastgestelde beleid. In 1992/1993 werd in een notitie het beleid inzake de verpachte landbouwgronden geformuleerd. In Hooge en Lage Mierde zijn in het verleden ook enkele besluiten genomen die dit onderwerp betreffen. Met name verwijzen wij naar voorstel 96-24 d.d. 26 april 1996; raadsbesluit 14 mei 1996. Deze stukken van de voormalige gemeenten liggen ter inzage.

Bepaling van beleid voor de nieuwe gemeente Reusel-De Mierden is gewenst.

    • b.

      Het vier-sporen beleid. Bij de aanbieding van de werkbegroting 1997 hebben wij uw raad voorgesteld en zogeheten vier-sporenbeleid te voeren. Er werd in het vooruitzicht gesteld dat langs vier wegen gewerkt zou moeten worden aan het structureel gezond maken van de financiële huishouding van de nieuwe gemeente. Geconstateerd werd immers dat sprake is van een kapitaalkrachtige gemeente maar dat tegelijkertijd het jaarlijks sluitend maken van het gemeentelijke huishoudboekje problemen geeft. De afstoting van onroerende zaken is een van die vier sporen. Voorstellen omtrent de gemeentelijke gebouwen bereiken u c.q. hebben uw raad al bereikt via separate voorstellen. In deze nota gaat het alleen om de gemeentelijke landbouwgronden.

    • c.

      Externe ontwikkelingen zoals marktontwikkelingen en gewijzigde Pachtwet, die leiden tot herpositionering van de gemeentelijke gronden in het totaal van gemeentelijk beleid.

4.GEMEENTELIJKE LANDBOUWGRONDEN; waar praten wij dan over?

De gemeente Reusel-De Mierden beschikt behalve over de gronden binnen de bebouwde kommen van de vier kernen over vele gronden buiten de kom. Voor zover die betreffende wegen, bermen, sloten, volkstuincomplexen en ponyweilanden, sportcomplexen en recreatieterreinen, bos- en natuurcomplexen e.d. blijven die hier buiten beschouwing.

Deze nota betreft uitsluitend de gemeentelijke landbouwgronden. Deze zijn er met twee kwalificaties:

  • -

    Pachtvrij oftewel ter vrije beschikking: dit zijn gronden die de gemeente in eigen exploitatie heeft (uitvoering door derden loonwerkers) of eenmalig verpacht;

  • -

    Verpachte gronden: dit zijn gronden die op grond van de Pachtwet in vaste pacht zijn uitgegeven, ook wel 6-jaarlijkse pacht genoemd.

Op dit moment is de situatie als volgt: er worden geen percelen meer uitgegeven in vaste pacht. Er komen af en toe percelen pachtvrij: soms door medewerking aan het afstoten van melkquotum door de pachter en het daarbij door de gemeente afzien van 50% van de waarde van dat quotum, soms doordat de pachter de 65-jarige leeftijd bereikt en geen bedrijfsopvolger heeft, soms door opzegging of doordat aan Pachtwet of verpachtingsvoorwaarden niet is/wordt voldaan.

  • a.

    de pachtvrije landbouwgronden

  • -

    Oppervlakte:

Grondgebied Hooge en Lage Mierde: ca 16 ha

Grondgebied Reusel 106 ha

_____

Subtotaal ca. 122 ha

Tot en met 1999 zal ongeveer pachtvrij geraken 20 ha

______

Totaal ca. 140 ha

De gronden tussen de huidige woonbebouwing en de NO-randweg van Reusel zijn hier niet meegerekend.

-Vermogenswaarde:

Gerekend met een indicatieve waarde van 5,50 gulden per m2 bedraagt de waarde van deze gronden ca 7.700.000,-- gulden (exclusief waarde bietenquotum – zie hierna onder hoofdstuk 6).

-Karakteristiek:

Van de totaaloppervlakte van 140 ha is ongeveer 15 ha gesitueerd in de directe nabijheid van de bebouwde kommen.

Ongeveer 70 ha is als aaneengesloten complex gelegen in het Belevengebied te Reusel; de overige percelen zijn verspreid gelegen over het hele grondgebied van Reusel-De Mierden. De gemiddelde oppervlakte is vanuit landbouwkundig opzicht gering. Veel percelen hebben landschappelijke waarden en/of hebben ecologisch enige tot grote betekenis. Via het bestemmingsplan waarin de bestemming en het gebruik zijn geregeld uit zich dit inde vorm van een zwaardere bestemming en vormen van gebruik die in principe verboden zijn of waarvoor een aanlegvergunning is vereist.

-Exploitatie:

De feitelijke bedrijfsvoering voor zover het bouwland betreft is uitbesteed en geschiedt door loonwerkers in opdracht van het gemeentebestuur. Een klein deel van de gronden is braak gelegd en daarvoor wordt op grond van de McSharry-regeling subsidie ontvangen.

In de andere gevallen was tot en met 1997 sprake van 1-jaarlijkse verpachting of verkoop van gras.

Met ingang van 1998 wordt ter verbetering van het rendement en mede in het kader van een verdere rationalisering van taken binnen de afdeling Openbaar Beheer van de sector Grondgebiedzaken een belangrijk deel via openbare inschrijving eenmalig verpacht. Een wijziging van de Pachtwet maakt dit sinds kort mogelijk.

  • b.

    de verpachte landbouwgronden

  • -

    oppervlakte:

grondgebied Hooge en Lage Mierde ca. 329 ha

grondgebied Reusel ca. 188 ha

______

Totaal ca 517 ha

Tot en met 1999 komt hiervan naar verwachting ongeveer 20 ha

Pachtvrij.

-Vermogenswaarde:

Met verwachte landbouwgronden worden de gronden bedoeld waarvoor op basis van de Pachtwet een 6-jaarlijkse pachtovereenkomst is aangegaan. In de praktijk heet dit ”vaste pacht”, omdat op grond van de pachtwet het recht van de pachter om te blijven pachten wordt beschermd zolang er aan een aantal criteria en voorwaarden uit de Pachtwet en de pachtovereenkomst wordt voldaan.

Door die bescherming hebben de pachtgronden een waarde die gemiddeld neerkomt op ongeveer 50% van de normale markt waarde.

Gerekend met een indicatieve waarde van 2,75 gulden per m2 bedraagt de waarde van deze gronden ca. 14.000.000,-- gulden (exclusief waarde melkquotum/bietenquotum – zie hierna onder hoofdstuk 6).

-Karakteristiek:

Ongeveer 35 ha van de verpachte percelen landbouwgrond is gelegen in de nabijheid van gebieden met toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden, o.a. bedrijventerrein. De percelen zijn verspreid over het gehele grondgebied. Op het grondgebied van de voormalige gemeente Hooge en lage Mierde is nog vrij veel sprake van landbouwkundig goed gelegen kavels die daarenboven vrij vaak zijn aan te merken als huiskavels. Op het grondgebied van de voormalige gemeente Reusel is nagenoeg geen sprak van huiskavels. Oorzaak hiervan is het feit dat in Reusel in 1992/1993 een fors aantal pachtkavels door de respectievelijke pachters is aangekocht.

Voor wat betreft bestemming, landschappelijke en ecologische waarden geldt ongeveer hetzelfde als hiervoor is vermeld bij de pachtvrije gronden.

-Exploitatie:

De percelen zijn in vaste pacht uitgegeven aan circa 135 pachters, waarvan een aantal een maatschapsverband hebben. De gemeente voert als eigenaar de administratie betreffende eigendom, pacht, rechten en lasten. De verhouding pachter-verpachter is in de Pachtwet geregeld en binnen de mogelijkheden van de regelgeving uitgewerkt in een pachtovereenkomst gekoppeld aan algemene verpachtings-voorwaarden. De voorwaarden zijn voor de beide voormalige gemeenten verschillend. De Grondkamer is op grond van de Pachtwet betrokken bij de rechtsverhouding. Als verpachter is de gemeente vaak betrokken bij beheersaspecten, aanleg leidingen, putten, kavelgrensbeheer, etc. en bij financiële aspecten zoals melkquotum-zaken en gedeeltelijk verhaal van de waterschapslasten.

Intensivering van grondgebruik, grondmobiliteit, quota- en subsidieregelingen alsmede de wijzigingen van de Pachtwetgeving en – jurisprudentie hebben de laatste jaren tot een strijding geleid van de gemeentelijke administratieve en juridische bemoeienis.

Zodra binnen het apparaat voldoende tijd beschikbaar is, zal binnen de mogelijkheden van de regelgeving een harmonisering en modernisering van de gemeentelijke algemene verwachtingsvoorwaarden worden voorbereid.

5. De “GRONDEN VOOR BELEID”

De titel van deze nota “Gronden voor Beleid” heeft een dubbele betekenis. De nota wil enerzijds de redenen (gronden) aangeven om beleid te formuleren. Daarnaast wordt ook aangetoond dat de (landbouw)gronden op zichzelf een uitstekend middel vormen om beleid te maken en te effectueren.

  • A.

    De gronden (redenen) voor beleidsformulering:

  • -

    Voor de gemeente Reusel was weliswaar een beleid geformuleerd, maar nu is er de wens/noodzaak tot formulering van beleid voor de nieuwe gemeente Reusel-De Mierden met als gevolg ook harmonisering van het beleid van de voormalige gemeenten;

  • -

    Met dit beleidskader biedt de raad aan ons college mogelijkheden en randvoorwaarden om op een adequate wijze raadsbeslissingen voor te bereiden en uit te voeren. De positie van de raad als hoofd van de gemeente komt beter tot zijn recht;

  • -

    Landbouwgrond is een productiemiddel voor de agrarische sector en is dus onderhevig aan allerlei wijzigingen in de regelgeving, maar vooral ook aan marktontwikkelingen. Die ontwikkelingen noodzaken eigenaren en zeker onze gemeente als grootgrondbezitter tot (her)positionering. De gemeente heeft hier een private rol.

Gemeentelijk beleid kan ook aangeven welke rol wij als gemeente met de gemeentelijke landbouwgronden bij die herpositionering van de landbouw kunnen spelen. De meer publieke rol van de gemeente.

Beide rollen kunnen elkaar versterken.

  • -

    De liberalisering van de Pachtwet leidt tot andere verhoudingen tussen pachter en verpachter. Doel is ook het verkrijgen van een rendementsverbetering voor de verpachter. De positie van de gemeente als verpachter van landbouwgronden is dus ook in beweging. Ook dit is een reden om beleid (opnieuw) te bepalen.

  • B.

    Gronden kunnen ook juist ingezet worden om gemeentelijk beleid uit te voeren. Zij worden dan ten dienste gesteld van andere beleidsdoelen, zoals het voeren van een actieve grondpolitiek ter realisering van bestemmingsplannen, recreatiebeleid, natuurbeleid, financieel beleid, etc. Juist in een gemeente als de onze met zo’n groot eigen grondareaal speelt dit in het bijzonder.

Gronden zijn er voor gemeentelijk beleid.

Alvorens dit gemeentelij beleid te bepalen is het voor een goed begrip en een goede afweging nodig eerst een aantal achtergronden en ontwikkelingen te schetsen (hoofdstuk 6) en enkele onderwerpen die het grondbeleid nadrukkelijk raken (hoofdstuk 7) kort te belichten.

6. ACHTERGRONDEN, ONTWIKKELINGEN en INZICHTEN

Als ACHTERGRONDinformatie volstaan wij met het volgende:

De gemeenten Reusel, Hooge en Lage Mierde bestonden vroeger voor het overgrote deel uit woeste gronden, zoals heide en bossen. Deze waren eigendom van de toenmalige gemeenten.

Vele nu nog bestaande gebieden en namen herinneren aan een tijd waarin er nog niet of nauwelijks sprake was geweest van ontginning: de Koppenaardse Heide, Molenheide, Torenbroek, ’t Goor, Belevensche Heide, Peelse Heide, Rijtse Heide, Hoevenheide, Turnhoutseheide, Wellenseindse Heide en Mispeleindse Heide en Hulselse Heide.

In het kader van de ontginningen zijn veel landbouwgronden mede op basis van sociale motieven in vaste pacht uitgegeven. Tijdens de ruilverkaveling in de 70-er jaren zijn veel pachtkavels in de nabijheid van het bouwblok gesitueerd. Met name in Reusel heeft men toen de gemeentelijke gronden voor een groot deel geclusterd in het toen ook al landbouwkundig minder interessante Belevengebied.

Als belangrijkste ONTWIKKELINGEN noemen wij in dit verband:

  • -

    de grotere marktwerking door verdergaande internationalisering van de handel en door de afbouw van subsidiestromen;

  • -

    de daarmee samenhangende noodzaak van grotere flexibiliteit en mobiliteit van de agrarische sector en

  • -

    de noodzaak tot het nemen van structuurversterkende maatregelen.

Onze gemeente laat zich karakteriseren als een gemeente met relatief veel agrarische bedrijvigheid en daarbinnen ook relatief veel intensieve veehouderij. Behalve de factor grond spelen de quotaregelingen (mest, melk en bieten) een belangrijke rol in dat deel van het economisch verkeer. Deze houden direct of indirect verband met de factor grond. Landbouwgrond is tegenwoordig dus meer dan een productiemiddel alleen. De ontwikkelingen die op dit moment binnen de intensieve veehouderij op gang komen, zullen zich uitbreiden als gevolg van de wijzigingen in de regelgeving op weg naar een duurzame landbouw (Herstructureringswet en Reconstructiewet, Welzijnswet voor Dieren). De afname van het aantal bedrijven die al jaren te constateren is, zal hand in hand gaan met de schaalvergroting van de andere bedrijven. De schaalvergroting is nodig om als bedrijf het hoofd te kunnen bieden aan de vrijere markt en de gewijzigde eisen binnen de bedrijfsvoering (milieu en dierenwelzijn). Het economisch en markt- en milieutechnisch evenwicht komt bij een ander bedrijfstype te liggen. Die herstructurering vraagt vaak niet alleen om herschikking van bedrijfsopstallen maar ook van de verkaveling. Geconcludeerd kan worden dat de productiefactor grond dus tegenwoordig eigenlijk zeker zo belangrijk is als voorheen. Door de grondgebondenheid van quota en de locatiegebondenheid van de pachtgrond heeft pachtgrond vaak een belemmerende werking op de mobiliteit van de pachter. Eigendom in plaats van pacht is dus niet alleen voor het bedrijf zelf structuurversterkend, maar ook voor een gebied als geheel.

Omdat een belangrijk deel van de gemeentelijke landbouwgronden pachtgronden betreft, is nog een andere ontwikkeling van belang: de gewijzigde pachtwetgeving en de daardoor gewijzigde verhouding tussen de verpachter (de gemeente) en pachter. De in dit verband belangrijkste wijzigingen die in 1995 in de Pachtwetgeving zijn doorgevoerd zijn de volgende:

  • -

    pachtprijzen worden nu sneller opgetrokken naar het gestelde doel voor het jaar 2001 van gemiddeld tenminste 2% netto-pachtrendement op basis van de vrije verkeerswaarde van landbouwgrond in onverpachte staat. Voorheen was de pachtsom gekoppeld aan het opbrengend vermogen van de grond.

  • -

    In het nieuwe artikel 56i is een anti-speculatiebeding opgenomen dat inhoudt dat in het geval de pachter gebruik heeft gemaakt van een door de verpachter aangeboden voorkeursrecht van koop en hij binnen 10 jaar de grond vervreemdt, hij aan de verpachter verschuldigd is het verschil tussen de verkoopprijs en de waarde van de grond destijds in pachtvrije staat minus 10% van die meeropbrengst voor elk jaar dat sinds de koop is verstreken;

  • -

    De nieuwe Pachtwet heeft de mogelijkheden voor eenmalige pacht aanzienlijk verruimd. Er is dus nu voor een grondeigenaar in principe minder reden om de grond in vaste pacht uit te geven;

  • -

    De mogelijkheden voor uitgifte in vaste pacht met voorwaarden voor meer extensief, n atuur en/of landschapsgericht grondgebruik zijn sterk verbeterd. Van belang is verder dat in 1999/2000 waarschijnlijk een verdere deregulering van de Pachtwetgeving zal plaatsvinden. De Pachtwet zal wellicht verder worden aangepast aan ontwikkelingen als marktconformiteit, concurrentieverhoudingen, schaalvergroting en duurzaamheid. Ook dient harmonisatie aan Europese wetgeving plaats te vinden.

Dit alles en daarbij ook de gewenste harmonisering van de pachtcontracten binnen de beide voormalige gemeenten is voor ons aanleiding om te komen tot nieuw Algemene Verpachtingsvoorwaarden.

De her genoemde ontwikkelingen hebben al geleid tot een meer flexibele verhouding tussen verpachter en pachter en deze ontwikkelingen zal zich ongetwijfeld nog iets doorzetten.

Naast deze ontwikkelingen en inzichten die alleen de agrarische sector en de productiefactor grond betreffen is nog een ander inzicht van belang. In het volgende hoofdstuk wordt duidelijk dat het in eigendom hebben en het beheren van landbouwgronden door de gemeente geen doel op zich is. Het kan andere doelen dienen. Het administratief-juridisch en feitelijk beheer van deze gronden behoort dus niet tot de kerntaak van een gemeente. De wens bestaat om ook als lokale overheid meer gericht te zijn op de wezenlijke taken van een gemeente. Dit is een voorwaarde om een organisatie als de onze en het bestuur doelmatig en flexibel te laten functioneren. Hoewel de gemeenteraad een takendiscussie langs een ander spoor voert, menen wij op deze plaats toch hierop te moeten duiden.

De bedrijfsvoering zal alleen al om deze reden zo rationeel mogelijk dienen te geschieden. Hoewel de laatste jaren feitelijk al nauwelijks beheer in eigen exploitatie plaatsvond, kan nu, anno 1998, gesteld worden dat alle landbouwkundige werkzaamheden door loonwerkers worden verricht en dat overigens zo veel mogelijk kavels in eenmalige pacht worden uitgegeven.

7.GRONDBELEID IN BREDER VERBAND

Landbouwgrond heeft te maken met agrarische bedrijvigheid. Wij hebben het ook vaak over het “gemeentelijke landbouwbedrijf”. Niet vergeten moet echter worden dat het kapitaal en rendement van alle gemeentelijke eigendommen en diensten een aanwending dienen te hebben voor de hele gemeenschap. Het landbouwbedrijf staat niet op zichzelf binnen de totale financiële administratie. Het is de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid om bij de verdeling van dat nut te streven naar maximale doelmatigheid en evenwichtigheid. Landbouwgronden hebben als kapitaal en als rendement dus een direct verband met het algemeen financiële beleid van de gemeente.

Landbouwgrond duidt verder op het functionele gebruik van grond: het wordt gebruikt door en voor de landbouw. Het landbouwkundig gebruik staat, zeker waar de lokale overheid eigenaar of verpachter is, in een zekere concurrentie met andere vormen van ruimtegebruik, zoals woningbouw, bedrijventerreinen, bossen en natuur, recreatiebedrijven en infrastructuur. Ook heeft de gemeente verantwoordelijkheden.

Landbouwgrond heeft ook nadrukkelijk verband met een aantal kwaliteiten, zoals waterkwantiteit, biotische en abiotische en landschappelijke kwaliteiten.

De gemeente als eigenaar van landbouwgronden tracht zich enerzijds agrarisch beheerder op te stellen, maar daarnaast blijft de gemeente als lagere publiekrechtelijk rechtspersoon rekenen met beleid en regelgeving van hogere overheden.

Ook zal het handelen van de gemeente op basis van zuiver landbouwkundige overwegingen juist vanwege haar positie in het bijzonder beïnvloed blijven worden door haar rol als eerstverantwoordelijke voor de kwaliteit van de lokale ruimte en het landschappelijk raamwerk.

Dit alles betekent dat ook de landbouwgronden niet als op zichzelf staan beschouwd mogen worden.

Het beleid ten aanzien van landbouwgronden dient gezien te worden in en in verband gebracht te worden met een breder kader. Dit brengt ons tot een voorstel inzake de doelstellingen van het gemeentelijk beleid inzake de eigen landbouwgronden.

8.DOELSTELLINGEN EN VOORWAARDEN GEMEENTELIJK BELEID

Meer algemeen komen wij op grond van het vorenstaande in deze nota tot de volgende (rand)voorwaarden waaraan gemeentelijk beleid inzake landbouwgronden moet voldoen:

  • a.

    het beleid mag niet strijdog zijn met enige wettelijke regelgeving (bijvoorbeeld Pachtwet) en moet aansluiten bij jurisprudentie uitspraken;

  • b.

    hhhet moet aansluiten bij de reguliere gemeentelijke taken waarbij de factor “grond” een rol kan spelen. Hierbij denken wij aan ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, natuur en landschap, economische ontwikkeling, recreatie. Het beleid dient die gemeentelijke taken waar mogelijk en doelmatig te versterken;

  • c.

    het moet ten dienste staan van gemeentelijk algemeen financieel beleid;

  • d.

    het moet waar mogelijk passen en aansluiten bij beleid van andere overheden: waterschap, provincie en rijk;

  • e.

    het moet zich kunnen aanpassen aan de veranderende omgeving, zowel binnen de gemeente zelf als die daarbuiten; het moet dus flexibel zijn.

Binnen deze algemene (rand)voorwaarden menen wij dat het gemeentelijk beleid de volgende meer specifieke doelen moet dienen. Voor een belangrijk deel zijn deze doelen ook herkenbaar in het jaren geleden door de gemeente Reusel reeds geformuleerd beleid. Deze meer bijzondere doelen houden verband met de hiervoor onder b. en c. genoemde randvoorwaarden:

  • f.

    het verkrijgen en behouden van ruwe bouwgrond in toekomstige woongebieden en andere specifieke bestemmingen/functies zoals bijvoorbeeld bedrijventerreinen, recreatieve ontwikkelingen;

  • g.

    het verkrijgen en behouden van landbouwgrond die als compensatiegrond kan dienen bij grondverwervingen en bedrijfsverplaatsingen ten behoeve van toekomstige plannen;

  • h.

    het bevorderen en in stand houden van recreatieve, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden die de betreffende gronden (kunnen) bezitten;

  • i.

    het kweken en instandhouden van een eigen vermogen waar het betreft de pachtvrije gronden;

  • j.

    het in standhouden van een stille reserve waar het verpachte landbouwgronden betreft.

De bij i. en j. genoemde doelstellingen vragen om enige toelichting:

Bij een zuivere beoordeling van de financiële aspecten dient uiteraard niet alleen de vermogenswaarde beschouwd te worden, maar ook het cijfermatig beeld dat een exploitatie van de gronden en de verpachting van gronden geeft.

Uit het verleden is duidelijk dat een eigen beheer van de pachtvrije gronden, zeker met toerekening van de salaris- en overheadkosten nimmer tot een verantwoord exploitatiebeeld zal leiden. Volledige uitbesteding van de met exploitatie in eigen beheer verbonden werkzaamheden, verdere rationalisering en gebruikmaking van subsidiemogelijkheden heeft weliswaar het gemiddeld netto-rendement verbeterd ten opzichte van enkele jaren geleden, maar het gemiddeld haalt niet of nauwelijks het jaarlijkse inflatiepercentage. Door de recente wijziging van de Pachtwet wordt met pachtvrije kavels door middel van de uitgifte in eenmalige pacht met ingang van 1998 een hoger rendement behaald.

Door de wijziging van de Pachtwet en conformering aan de pacht-jurisprudentie wordt sinds enkele jaren ook bij de verpachte landbouwgronden een hogere opbrengst gegenereerd. De pachtprijzen stijgen behoorlijk en de waterschapslasten worden deels doorberekend aan de pachter. De ingang van de pachtgelden is voor een belangrijk deel gerationaliseerd zodat de administratieve verwerking soepeler verloopt.

Aan de andere kant wordt door de toenemende mobiliteit binnen de landbouw en het steeds nadrukkelijker via privaatrechtelijke rechtsvormen zoals maatschapsvorming en –ontbinding en ook door het fiscaal inspelen op gewijzigde omstandigheden een steeds groter beslag gelegd op het administratief-juridisch beheer van de pachtgronden.

Andere aspecten zijn natuurlijk dat bij niet-verkoop van gronden wordt geprofiteerd van de autonome waardestijging van grond. Ingeval van vaste pachtgrond waar gesproken moet, wordt van “stil vermogen” manifesteert zich deze waardestijging natuurlijk alleen indien op enig moment de grond feitelijk pachtvrij komt en daarenboven verkocht wordt.

Bij verkoop van gronden moet bedacht worden dat het daaruit verkregen vermogen jaarlijks met het inflatiepercentage vermindert.

Wel uit de opsomming en beschrijving van de doelstelling van gemeentelijk beleid op valt te maken is dat het voeren van een landbouwbedrijf op zichzelf geen doelstelling van gemeentelijk beleid is. Het beheer en ook het vermogen c.q. de inkomsten van alle landbouwgronden dienen algemeen matschappelijke belangen. Waar belangen van verschillende taakvelden of doelgroepen in elkaars verlengde liggen of zelfs elkaar kunnen versterken, dient daarvan een nuttig gebruik te worden gemaakt.

9.EEN DRIELUIK VAN VOORSTELLEN TER UITVOERING VAN BELEID

Als uitvloeisel van het hiervoor geformuleerde beleid ten aanzien van de gemeentelijke landbouwgronden doen wij in dit hoofdstuk een drietal met elkaar samenhangende voorstellen. Deze betreffen:

  • a.

    het vaststellen van een gemeentelijk landschapsplan Reusel-De Mierden dat feitelijk met name betrekking heeft op het grondgebied van de voormalige gemeente Hooge en Lage Mierde;

  • b.

    het verkopen van een nagenoeg aaneengesloten complex van pachtvrije gronden en enkele kleinere bos- en natuurgronden in het Belevengebied aan de (rijks)Dienst Landelijke Gebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;

  • c.

    het gelegenheid bieden aan een aantal agrariërs om hun pachtgronden aan te kopen en het in voorkomende gevallen doen van een aanbod tot afkoop van het pachtrecht aan agrariërs die daartoe de wens kenbaar maken.

In het navolgende gaan wij hierop in. De relaties die er nadrukkelijk liggen tussen de voorstellen worden dan duidelijk.

9a Landschapsplan Reusel-De Mierden

Het is uw raad bekend dat in de activiteitenplanning is opgenomen het opstellen van een landschapsplan. Hier doen wij u voorstellen ter zake. Wij geven nog steeds de voorkeur aan deze benaming boven die van landschapsbeleidsplan. Wij willen immers de uitvoeringsgerichtheid van het plan blijven benadrukken.

In de voormalige gemeente Reusel is in 1992 al een plan vastgesteld. Inmiddels is het voor een belangrijk deel uitgevoerd. Het plan omvatte voorstellen in het kader van beheer en onderhoud van bestaande landschapselementen en was vooral betekenisvol vanwege de omvorming van een aantal hectaren gemeentelijke landbouwgrond tot houtwal/ecologische verbindingszone en poelen voor amfibieën. Aan de vorming van deze nieuwe kleinschalige landschapselementen lag de zienswijze ten grondslag dat dit gezien moest worden als een gemeentelijke taak. Vooral landschappelijke en ecologische motieven speelden een rol. Voordat de toenmalige gemeente Reusel overging tot de afstoting van een gering aantal pachtvrije gronden en een groot aantal hectaren verpachte gronden is toen bekeken of die gewenste aanleg gestimuleerd kon worden door de verkoop van pachtgrond in samenhang daarmee te bezien. Dit heeft, op enkele uitzonderingen na, tot de gewenste resultaten geleid. Ook toen zijn dus feitelijke gronden benut om beleid te effectueren – Gronden voor beleid.

Het hierna onder 9c geformuleerde voorstel kunnen wij dus ook niet los zien van de realisering van een landschapsplan voor het resterende deel van het grondgebied van de nieuwe gemeente Reusel-De Mierden. Dit geldt temeer omdat uw raad landschap, recreatie en toerisme als speerpunten van beleid heeft geformuleerd naast de instandhouding van een goede agrarische structuur. Het landschapsplan Reusel-De Mierden dat u als bijlage aantreft is mede met het oog op de samenhang met het eerder door uw raad aangekondigde voornemen om een aantal landbouwgronden te gaan afstoten (zie hoofdstuk 3 onder punt 2) opgesteld. Wij hebben daarbij dankbaar gebruik gemaakt van de diensten van het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van Brabants landschap.

Het bijgevoegde landschapsplan is heel compact van opzet gehouden. Zaken die het beheer en onderhoud betreffen van bermen, waterlopen en kleine landschapselementen zijn niet opnieuw opgenomen. Wij willen op dit punt het eerder geformuleerde en deels geïmplementeerde beleid binnen de voormalige gemeente Reusel doorzetten over het gehele nieuwe grondgebied. Voor wat betreft het grondgebied van de voormalige gemeente Hooge en Lage Mierde is nu weliswaar in dit landschapsplan vooral gekeken naar de mogelijkheden om de bestaande structuren in het landschap ecologisch en landschappelijk nog iets te versterken, maar daarbij is er vooral voor gekozen om de toegevoegde waarde ten behoeve van het recreatief medegebruik bepalend te laten zijn. Om die reden is de voorgestelde aanvulling op het lokaal landschappelijk raamwerk redelijk beperkt gebleven: 8 tot 10 ha.

Het fraaie coulissenlandschap wordt in tact gelaten. De landschapselementen zijn gepland langs wandelroutes rondom de vier woonkernen en langs een grote wandelroute die alle kernen met elkaar verbindt. De koppeling tussen landschap, natuur en recreatie is daarmee gelegd. Ook nu is niet alleen gekeken naar de ligging van gemeentegronden maar ook naar de wijze waarop zo min mogelijk een inbreuk gemakt zou worden op de agrarische kavelstructuur. Gebruiksmogelijkheden naast de routes worden uiteraard niet beperkt. Het water schap heeft geen bezwaar tegen het medegebruik van de schouwpaden die in sommige delen van de routes zijn meegenomen.

Wij menen dat wij geslaagd zijn in een evenwichtige en voor eenieder aanvaardbare opzet. In het plan treft u een schematische voorstelling aan van de voorgestelde nieuwe kleinschalige landschapselementen en de bedoelde wandelroutes.

Naast die nieuwe houtwallen, 8 poelen en wandelroutes voorziet het plan in de inrichting van een Heempark. Locatie en nadere invulling/doelstelling willen wij nog nader bezien. Hiertoe betrekken wij graag geïnteresseerde inwoners, basisscholen e.d. bij de voorbereiding.

Wij zien dit laatste, maar ook de andere onderdelen van het plan een grotere toegevoegde waarde hebben aan het totaal dat deze gemeente te bieden heeft dan de aanplant van een extra bosperceeltje met alleen inlandse houtsoorten waarom vanuit de raad eerder is gevraagd. Wij stellen dan ook voor die extra bosaanplant niet te realiseren. Bij de opzet en bespreking van het bosbeleids- en beheerplan komen wij hierop nog terug, want ook langs die weg zijn er natuurlijk mogelijkheden om extra aandacht te schenken aan inlandse houtvorming. Ook zal dan aandacht gegeven worden aan een kwalitatieve verbetering van de bosranden, waardoor de verblijfs- en natuurwaarden toenemen.

Ook zijn in het landschapsplan extra gelden uitgetrokken voor de inrichting van het Zwartven, het Panneven en Het Voortje.

Tenslotte zijn in het landschapsplan gelden gereserveerd voor Agrarisch Landschapsbeheer. Wij beogen in goede samenspraak met het agrarisch veld op vrijwillige basis te komen tot een meer op de natuur en ecologie gericht beheer, uiteraard alleen op die plaatsen waar dat vanwege reeds bestaande of vanwege potentiële waarden ook zinvol is. Wij menen dat hier winst is te behalen voor niet alleen landschap, natuur en recreatie, maar ook voor de individuele agrariër. Wij moeten af van het traditionele en de naar onze overtuiging inmiddels verouderde scheiding tussen landschap en natuur aan de ene kant en agrarisch grondgebruik aan de andere kant. Agrarisch landschapsbeheer is een van de mogelijkheden om dat te bevorderen, in het belang van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige omgeving in een groene, recreatieve en ook agrarische gemeente.

Op het belangrijke onderdeel “flankerend beleid voor agrariërs” komen wij hierna terug.

In hoofdstuk 10 (overleg) zullen wij verder ingaan op de waarde van goed overleg en op de gewenste, zelfs noodzakelijke participatie van belangengroepen, inwoners/vrijwilligers.

9b Verkoop Beleven

Inleiding.

Zoals hiervoor aangegeven beschikt de gemeente al vele jaren over een groot complex landbouwgronden (en daartussen liggende kleinschalige natuur- en bosperceeltjes) in het zogenaamde Beleven-gebied. De voormalige gemeente Reusel beheerde het gebied al vele jaren op een extensieve manier, min of meer in afwachting van de kwalificaties die het zou krijgen in allerlei beleids- en uitvoeringsplannen.

In de voorbije jaren is een veelheid aan beleidsplannen van rijk, provincie, waterschap en gemeente verschenen. Wij noemen hier: het Nationaal Natuurbeleidsplan, het Bosbeleidsplan, de Nota Landschap, de Nota Kiezen voor Recreatie, de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening met de NUBL-aanduiding (gebiedsgerichte projecten Nadere Uitwerking Brabant-Limburg), het Structuurschema Groene Ruimte en de Derde Nota Waterhuishouding; allen van het rijk. Van de provincie zijn de belangrijkste het Streekplan, het provinciaal Milieubeleidsplan (met gebiedsgerichte projecten en de Bijdrageregeling gebiedsgericht milieubeleid) en het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP), het ontwerp WHP-2 en het verdrogingsbeleid. Het waterschap leverde vooral het Waterbeheerplan. Ten behoeve van een duurzame instandhouding van leefgemeenschappen van planten en dieren is het op basis van vele van die plannen algemeen aanvaard dat het noodzakelijk is de verbrokkelde ruimtelijke structuur aan elkaar te verbinden. Men noemt dit de Ecologische Hoofdstructuur oftewel de EHS. Voor de realisering van deze EHS stelt het rijk gelden ter beschikking al of niet door tussenkomst van de provincie. Inmiddels is ook voor het gebied Beerse-Reusel op kavelnivo een concept-begrenzingenplan gereed. De begrenzing is tegenwoordig een taak van de provincie. Binnen enkele maanden wordt het plan waarover in opdracht van de provincie met een agrarische vertegenwoordiging uit de streek uitvoerig is overlegd als ontwerp een inspraakronden in geleid. Enkele maanden daarna volgt vaststelling door gedeputeerde staten. Vooruitlopend daarop en daarna kunnen rijk en provincie op vrijwillige basis gronden binnen de EHS aankopen, voor zover die betreffen natuurontwikkelings- of reservaatgebieden. De EHS is later ook de basis om binnen ook daartoe aangewezen gebieden op vrijwillige basis te komen tot het afsluiten van beheersovereenkomsten met agrariërs waardoor tegen betaling het beheer van die landbouwgronden beter wordt afgestemd op de bestaande en potentiële natuurlijke kwaliteiten van het gebied.

Het Belevengebied is in al die plannen als een min of meer bijzonder gebied aangeduid en is inmiddels ook als Natuurontwikkelingsgebied aangewezen in het concept-begrenzingspark van de EHS. Inhoudelijk speelt hier mee dat door het kwalificeren van een ruimer gebied aan de bovenloop van de Reusel/Belevensche Loop als natuurontwikkelingsgebied, de EHS-stroken aan weerszijden van de Belevensche Loop en Reusel richting Hilvarenbeek beperkter worden gehouden. Immers naarmate in de uiterste bovenloop beter tot waterhuishoudkundige maatregelen gekomen kan worden, des te minder de gronden (en eigenaren) meer benedenloops betrokken behoeven te worden bij verschillende maatregelen.

Bestemmingsreserve Buitengebied

Tot eind 1997 is de provincie Noord-Brabant als nagenoeg de enige provincie zeer terughoudend geweest bij de uitvoering van het aankoopbeleid ter realisering van de EHS waar het gronden betrof die in eigendom toebehoorden aan gemeenten. Men had daarbij de gedachte dat ook gemeenten taken hebben in de sfeer van natuur en landschap. Vanuit die achtergrond was er geen bereidheid om de volle marktwaarde aan gemeenten te betalen. Wij hebben altijd betoogd dat inderdaad gemeenten ook een taak hebben in de sfeer van natuur en landschap (wij geven daaraan immers ook al langer uitvoering aan), maar dat die takenbehartiging nooit zover kan gaan dat gemeenten feitelijk de omvorming van landbouwgronden tot de grootschalige ecologische hoofdstructuur ter hand zouden moeten nemen. Dit achtten wij een taak van de provincie en rijksoverheid die daartoe ook vanuit het landelijke Groenfonds de financiële middelen vrijmaken. Waar het gaat om de uitvoering is een taak weggelegd voor de terreinbeheerders Staatsbosbeheer, natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen en voor de waterschappen. De opstelling van de provincie bleek op een aantal locaties de feitelijke realisering van de EHS in de weg te staan.

Om zeker ook ten aanzien van het Belevengebied uit een soort van impasse te komen is een gesprek op gang gekomen dat eind 1997 resulteerde in een bijstelling van de uitvoerig van het provinciale aankoopbeleid ten gunste van de gemeente en de bereidheid aan gemeentezijde om een deel van de te herinvesteren in projecten in het buitengebied met betrekking tot bos, natuur en landschap.

Hiertoe wordt 25% van de ontvangen gelden uit verkoop door de gemeente afgezonderd in een Bestemmingsreserve Buitengebied. Doel, looptijd en bestedingsrichtingen van deze geoormerkte gelden treft u aan op een bijlage. Kenmerken daarbij zijn vooral de meerjarigheid en de flexibiliteit, uiteraard binnen de hoofddoelstelling. Over de inhoud hiervan bestaat overeenstemming met de provincie.

1+1=3

Wij en ook de andere partijen zoals de provincie en het Noordbrabantse Landschap hebben de overtuiging dat het totaal aan afspraken in financiële zin het beste recht doet aan de positie van de gemeente en dat tegelijkertijd een waardevolle extra impuls gegeven wordt aan de realisering van concrete projecten aanvullend op rijkds-, provinciaal en generiek gemeentelijk beleid. De terugploeggelden (25%) zullen daarenboven de mogelijkheid scheppen om mede metbehulp van andere gemeentegronden flankerend beleid te voeren ten behoeve van agrariërs die betrokken zijn of worden bij de realisering van de EHS en het gemeentelijk landschapsplan.

Knelpunten kunnen gemakkelijker worden opgelost.

Immers daar waar meerdere partijen grond en financiële middelen en daarenboven subsidiestromen kunnen bundelen ontstaan mogelijkheden om via kavelruil e.d. openingen te bieden. Dit kan ook leiden tot een verdere kleinschalige structuurverbetering van de landbouw die juist in een tijd van enerzijds grote druk en anderzijds grote behoefte aan mobiliteit goed van pas komt.

Op deze wijze ontstaat dus winst voor alle actoren in het buitengebied: agrariërs, gemeente, provincie en waterschap, alsmede de uitvoeringsorganisaties zoals Brabants Landschap en de Dienst Landelijke Gebieden.

Er ontstaat een win-win-situatie; partijen helpen elkaar en versterken elkaar: 1+1 wordt dan toch 3.

Dit alles is naar de inhoud en omvang vrij complex en arbeidsintensief. Het vraagt hierdoor des te meer om goed en regelmatig overleg vooral met de agrariërs, maar ook met de andere betrokken partijen. Daarop komen wij in hoofdstuk 10 nog terug.

Inhoud overeenkomst Beleven

Met deze voorgeschiedenis, achtergronden en randvoorwaarden hebben wij de laatste maanden kort en daardoor intensief met partijen overlegd. In de laatstgehoduen vergaderingen van de commissie Grondgebiedzaken is er melding van gemaakt dat gewerkt werd aan een grondtransactie. Het overleg heeft eind februari geresulteerd in de volgende uitkomsten:

  • -

    de provincie subsidieert ten volle de aankoop van de gronden in het Beleven-gebied. De gemeente als verkopende partij ontvangt u dus de volle marktwaarde voor de landbouwgronden.

  • -

    De gemeente verkoopt aan de Dienst Landelijke Gebied de volgende percelen, gelegen in en nabij het Belevengebied en een perceel aan de Hoendershoek:

    • §

      ca. 66 ha pachtvrije landbouwgrond;

    • §

      ca. 24 ha bosgrond en heiderestanten;

    • §

      ca. 3 ha zandwegen;

Voor deze in totaal ca 94 ha ontvangt de gemeente ca. 4.133,00,-- gulden. De betreffende overeenkomst ligt op de gebruikelijke wijze voor u ter inzage. De Dienst Landelijke Gebieden stoot de gronden door naar de terreinbeheerder, de Stichting Noordbrabants Landschap te Haaren.

-De gemeente zondert hiervan 25% oftewel ruim 1 miljoen gulden af en vormt daarmee een gemeentelijke Bestemmingsreserve Buitengebied. Uit deze reserve worden de gelden betrokken benodigd voor de uitvoering van een aantal activiteiten in het Buitengebied die de belangen dienen van landschap en natuur en de mogelijkheid scheppen om flankerend beleid te voeren ten behoeve van agrariërs die betrokken worden bij de verdere realisering van de EHS en meer kleinschalige landschapselementen. Ook wordt uit dit fonds 50% van de waarde van de grondinbreng ten behoeve van nieuwe landschapselementen op basis van het Landschapsplan Reusel-De Mierden bekostigd.

In een bijlage is een en ander uitgewerkt.

In het kader van de opstelling van de begroting 1999 zullen wij bezien in hoeverre de afstoting van de gronden leidt tot wijziging van inkomsten en uitgaven in de exploitatie.

Ter inzage liggen een taxatierapport en een overeenkomst betreffende de verkoop.

Ontwikkeling Beleven-gebied.

In het totaal van gegevenheden liggen naar onze mening niet zozeer bedreigingen, maar zekere kansen:

  • -

    De eenvoudige natuurontwikkeling en met name ook het opzetten van de grondwaterstand vooral ten behoeve van de bestrijding van de verdroging (mede in het belang van de agrariërs) zal na onderzoek zodanig geschieden dat pachters en eigenaren niet geschaad worden in de landbouwkundige waarden van hun gronden. Het waterschap behoudt haar taak en bevoegdheid ten aanzien van de waterkwaliteit en –kwantiteit. Het uitrijden van mest verhoudt zich niet met de extensivering van het gebruik.

  • -

    Die extensivering zal niet gepaard gaan met negatieve gevolgen voor de directe omgeving voor wat betreft bestemming en gebruik.

  • -

    Wegen blijven het gebied uiteraard ten behoeve van de gebruikers ontsluiten. Een aantal wegen hebben een openbaar karakter op grond van de Wegenlegger.

  • -

    Wildschade wordt bestreden.

  • -

    Plaatselijke agrariërs krijgen in principe de gelegenheid vee in te scharen. Plaatselijke agrariërs en loonwerkers kunnen ingeschakeld worden voor bepaalde werkzaamheden.

Met de pachters en eigenaren in het als EHS begrensde Belevengebied zal contact gelegd worden om met de terreinbeheerder, de Dienst Landelijke Gebieden en wellicht mogelijkheden te bezien.

Overleg

In een vroegtijdig stadium heeft overleg plaatsgevonden met de pachters en eigenaren van gronde in en direct tegen het Beleven gebied.

In dat open en constructieve overleg hebben wij in samenspraak met Brabants landschap desgevraagd duidelijk kunnen maken dat er niet zozeer bedreigingen liggen, maar kansen die tezamen benut moeten worden.

Een verslag van de op 21 januari 1998 gehouden bijeenkomst ligt ter inzage. Als gevolg daarop hebben wij Brabants Landschap als toekomstige terreinbeheerder verzocht een en ander nog eens per brief te verwoorden. Ook dit stuk ligt ter inzage.

Overigens heeft ook met een vertegenwoordiging van de Paardensport- en ponyrijvereniging die 1- of 2 jaarlijks gebruik maken van een deel van de gronden een goed gesprek plaatsgevonden. Men is doende om alternatieve locaties op hun haalbaarheid te onderzoeken. Hierbij spelen de extra mogelijkheden van de nieuwe accommodatie aan de Hulselsedijk wellicht een rol.

Tot slot van dit onderdeel merken wij op dat het ons tevreden stemt dat wij als contractspartij de Stichting Noordbrabants Landschap hebben getroffen. Met de stichting onderhouden hebben sinds meerdere jaren goede contacten en wij hebben ze leren kennen als een terreinbeheerder met oog voor de vele verschillende belangen en gevoel voor lokale verhoudingen. Ook de agrariërs in onze gemeente hebben vorig jaar tezamen met de NCB en onze gemeente samengewerkt met Brabants Landschap in het kader van het erfbeplantingsproject. Dit schept een basis voor een goed overleg.

9c. Verkoop van gronden

Met dit onderdeel komen wij aan het laatste meer concrete voorstel van het totale drieluik.

Voor een antwoord op de vraag of landbouwgronden verkocht zouden kunnen worden en zo ja welke, grijpen wij terug naar de geformuleerde doelstellingen (hoofdstuk8) en naar hetgeen hiervoor in hoofdstuk 9a en 9b is aangegeven. Dat tezamen vormt het kader voor het verkoopbeleid. Het zij hier overigens nogmaals gesteld dat uw raad hier de gelegenheid neemt om beleid te formuleren. De toepassing van dat beleid blijft, vanwege het ontbreken van een permanente en allesomvattende overdracht van bevoegdheid tot verkoop/aankoop aan ons college, in handen van de raad zelf. Het beleid schept wel de absoluut noodzakelijke kaders voor ons als college om in concreto zaken voor te bereiden.

Wij stellen hier het volgende tweesporenbeleid voor:

a.pachtvrije landbouwgronden kunnen aangewend worden ten behoeve van uitruil van volwaardige agrarische bedrijven en/of bedrijfskavels, zulks ter realisering van woongebieden, bedrijventerreinen, infrastructuur en bijzondere bestemmingen,mits de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf ook naar de toekomst in redelijke mate is verzekerd en ook vaststaat of tenminste aannemelijk is dat de agrariër/eigenaar en/of de verwanten in de eerste graad het bedrijf kunnen en willen voortzetten.

Uitruil kan in principe plaatsvinden in het geval dat sprake is van grondverwerving door de gemeente. Inbreng van gemeentelijke pachtvrije landbouwgrond kan in aantoonbaar bijzondere gevallen ook plaatsvinden wanneer sprake is van voorgenomen verkoop door particuliere agrariërs van natuurontwikkelingsgebieden en relatienotagebieden (in principe niet beheersgebieden). Ook hier geldt het volwaardigheids- en continuïteitscriterium als hiervoor aangegeven onder a.

b.Hoe dan ook worden aan agrariërs NIET VERKOCHT:

  • §

    percelen in of nabij toekomstige woongebieden, bedrijventerreinen, infrastructuur e.d.;

  • §

    percelen die een specifieke bestemming kunnen krijgen of daar zeer nabij zijn gelegen, bv een recreatieve bestemming;

  • §

    percelen die op grond van rijks-, provinciaal en/of gemeentelijk beleid een archeologische waarde hebben en/of een hoge landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde hebben of waarbij in EHS-termen sprake is van natuurontwikkelings- of reservaatsgebieden.

In geval er spreke is van gemeentegrond in Beheersgebied willen wij de verkoop ervan op voorhand niet uitsluiten. Hier zal echter in de praktijk ook de vaak complexgewijze ligging in de afweging een rol spelen alsook de doelen die met de verkoop gediend kunnen worden.

Voor de goede orde voegen wij hieraan nog toe dat wij vanwege de gewijzigde marktomstandigheden ingeval van grondruil:

  • -

    geen grond meer uitgeven in vaste pacht; anders gezegd: het pachtareaal mag niet meer toenemen;

  • -

    geen grond van een derde meer pachtvrij maken ten behoeve van een transactie met een ander.

Met percelen die onderdeel uitmaken van een groter complex gemeentelijke eigendommen zal natuurlijk om redenen van doelmatige exploitatie c.q. aantrekkelijkere eenmalige verpachting terughoudend worden omgegaan.

Het volwaardigheidscriterium als aangegeven onder a. vindt zijn grondslag in de zienswijze dat de productiefactor grond slechts aan agrariërs mag toekomen; de grond is een wezenlijk bestanddeel van de bedrijfsvoering. Voor particulieren en hobbyboeren e.d. geldt dit niet.

Het continuïteitscriterium kent als aanleiding de wens om de grondinbreng van gemeentewege geen voorwerp van speculatie te laten worden.

Conclusie:

Plaatsen wij dit verkoopbeleid tegen de in hoofdstuk 8 geformuleerde doelstellingen en betrekken wij daarbij de voornemens neergelegd in hoofdstuk 9a en 9b dan komen wij tot de conclusie dat geen pachtvrije landbouwgronden te koop moeten worden aangeboden.

2.de pachtgronden

Om misverstanden te voorkomen: bedoeld is hier nog steeds alleen de vaste 6 jaarlijkse pacht.

Hier beantwoorden wij de vraag welke pachtgronden voor verkoop, in eerste instantie aan de pachter op grond van zijn voorkeursrecht, beschikbaar zouden kunnen worden gesteld.

 

DE VOLGENDE PACHTGRONDEN KOMEN NIET IN AANMERKING VOOR VERKOOP:

1.De pachtgronden die vallen binnen de beschrijving onder b. van het twee-sporenbeleid onder 9cl. De omstandigheden die daar zijn aangevoerd om bepaalde pachtvrije kavels niet te verkopem nemen wij hier onverkort over voor de pactgronden.

Toepassing:

In dat geval nadrukkelijk slechts een deel van de pachtsom betrokken is bij een ontwikkeling als aangegeven onder b. (bv infrastructuur, smalle strook EHS) kan overwogen worden die pachtgronden gedeeltelijk te koop aan te bieden. Het pachtrecht kan afgekocht worden voor dat deel van de grond dat betrokken is bij de bedoelde ontwikkeling. Op die wijze wordt dus normaal en dus ook met inbegrip van bijkomende vergoedingen compensatie aan de pachter aangeboden.

Indien de pachter beschikt over eigendommen elders in de gemeente waarbij er ten aanzien van die eigendommen sprake is van ontwikkelingen als aangegeven onder b. (toekomstig woongebied, bedrijventerrein, infrastructuur- bv fietspaden, specifieke bestemming, EHS niet zijnde beheersgebieden en landschapsplan) zal met de pachter overleg gevoerd worden aan de ene kant hij de pachtgrond in eigendom zou kunnen verwerven en aan de andere kant de beoogde ontwikkeling zou kunnen worden bereikt.

Dit mechanisme dient de algemene belangen die de gemeente moet dienen en bevordert het hiervoor beschreven flankerend beleid voor de agrariërs (vrijwillige kavelruil).

Als niet tot overeenstemming wordt gekomen blijft de bestaande pachtverhouding uiteraard normaal voortduren. De positie van de pachter blijft onaangetast.

De terughoudendheid bij verkoop ingeval sprake is van een complex landbouwgronden, speelt uiteraard minder indien het een complex van verpachte landbouwgronden betreft.

2.Wij voegen hier voor de pachtgronden nog enkele extra omstandigheden toe waarin niet tot verkoop van een pachtkavel moet worden overgegaan:

  • a.

    Eerder in Reusel aangeboden volledige pachtkavels waarbij de pachter naar eigen keuze geen gebruik van het aanbod heeft gemaakt, worden nu niet meer meegenomen. Dit aanbod was toen immers uitdrukkelijk eenmalig. Het zou niet juist zijn om later opnieuw dezelfde mogelijkheid te bieden. De gemeente zou terugkomen op een eerder geschetst beeld en de pachter die direct gebruik heeft gemaakt van het aanbod zou zich financieel benadeeld voelen. Dit achten wij absoluut onbillijk. Dit laat uiteraard de mogelijkheid open om die kavels waarvan destijds de gemeente zelf heeft bepaald om ze niet aan de pachter te koop aan te bieden (bijvoorbeeld wegens onvoldoende zicht op de EHS-begrenzing) opnieuw in de beschouwing van al of niet aanbieden te betrekken. Die afweging op kavelnivo moet echter nog plaatsvinden. Ook in de gevallen waar toen sprake was van inlevering van ander eigendom of afstand doen van een gedeelte van de pachtgrond willen wij een overeenkomst nu niet uitsluiten.

  • b.

    Indien de pachtkavel naar verwachting binnen 10 j aar (na peildatum 1-1-1999) pachtvrij geraakt doordat de pachter de leeftijd van 65 jaar bereikt, geen bedrijfsopvolger aanwezig is en de pachtovereenkomst dan eindigt c.q. door de verpachter beëindigd kan worden. De opzegging van het pachtcontract onder deze omstandigheden is immers in het financiële belang van de gemeente en ook vast beleid.

  • c.

    Indien uit gegevens aantoonbaar blijkt dat van de zijde van de pachter wanprestaties is/wordt gepleegd. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan het zich niet houden aan de bepalingen die verband houden met of direct voortvloeien uit de pachtovereenkomst. Hierbij kan met name ook gedacht worden aan de afstoting van een met de pachtgrond samenhangend deel van het melkquotum zonder toestemming van de gemeente als verpachter terwijl de gemeente, zoals de raad ook eerder heeft vastgesteld op basis van vaste jurisprudentie, toch recht heeft op het verpachtersdeel van de waarde. Vanuit de commissie Grondgebiedzaken is eerder voor dit aspect aandacht gevraagd.

Eenmaligheid:

De pachter de mogelijkheid bieden om de pachtgrond in eigendom te verwerven kan uit de aard van het geheel ook nu slechts eenmalig geschieden. Wij willen pachters nu wat langer de gelegenheid bieden zich te beraden en zich te verstaan met adviseurs. De keuze die men maakt is, voor zover eenieder en dus ook wij een grote reeks van jaren kan overzien, definitief).

Voordeel nu is overigens wel dat elke pachter al of niet in het kader van de opstelling van Landbouwontwikkelingsplannen (L.O.B.) nadrukkelijker is aangezet tot het maken van de (noodzakelijke) strategische keuzen.

Uitwerking en toepassing van de verkoop van pachtgronden:

Wanneer de raad een besluit heeft genomen over de samenhangende voorstellen in deze nota kan ons college tot uitwerking komen.

Op een aantal van belang zijnde aspecten gaan wij hier alvast kort in; zij zijn immers in dit stadium relevant voor een juiste beoordeling.

  • a.

    Alvorens tot concrete aanbiedingen te komen zal het ter toetsing van een aantal omstandigheden en gegevens noodzakelijk zijn een vragenlijst aan de daarvoor in aanmerking komende pachters te sturen. Na een eerste beoordeling kan eventueel een verder vervolg aan die individuele contacten gegeven worden. De gegevens worden uiteraard door ons vertrouwelijk behandeld.

  • b.

    Indien zich geen beletselen lijken voor te doen kan tot taxatie worden overgegaan. De taxatie, uiteraard naar waarde in verpachte staat (kosten koper). Geschiedt door een van gemeentewege aangewezen taxateur teneinde de zorgvuldigheid en eenduidigheid te waarborgen. Ook de bekendheid van de taxateur met de gronden speelt een rol. De ervaring heeft geleerd dat het aanbeveling verdient een drempelbedrag van bijvoorbeeld 250,00 gulden te vragen om te voorkomen dat pachters lichtvaardig besluiten de gemeente alvast te laten taxeren met de nodige kosten van dien, terwijl later blijkt dat er eigenlijk geen animo voor aankoop is geweest. Het drempelbedrag wordt uiteraard verrekend wanneer het tot het passeren van de notariële akte komt. Wij menen ook dat restitutie moet plaatsvinden wanneer niet tot overeenstemming wordt gekomen in de gevallen dat sprake is van gecompliceerdere transacties (woongebieden, gronden voor landschap en natuur etc.) waarvan het niet-slagen de pachter eigenlijk niet kan worden tegengeworpen.

  • c.

    Pachters wordt gelegenheid geboden het maximaal toegestane aantal van 2500 kg polsuiker per ha aan bietenquotum over te kopen (zie hierna).

  • d.

    Evenals bij de verkoop van pachtgronden enkele jaren geleden in de voormalige gemeente Reusel wordt aan pachters 0,10 cent per m2 berekend als bijdrage in de kosten voor administratie, taxatie en verwerking;

  • e.

    Een met artikel 56i Pachtwet vergelijkbare bepaling zal worden opgenomen in verband met speculatie. Wij zullen nader onderzoeken op welke wijze dit zodanig kan geschieden dat daar waar de mobiliteit niet gehinderd moet worden feitelijk ook nauwelijks die effecten behoeven te ontstaan.

  • f.

    Bij verkoop ziet de gemeente af van het verpachtersdeel van de waarde van het melkquotum. Het ontbreken van deze bepaling zou de aankoop van de pachtkavel door de pachter financieel onaantrekkelijk maken.

  • g.

    De inventarisatie, beoordeling van nadere gegevens, het overleg met partijen en zeker ook de beoordeling van de criteria, de taxatie, het afsluiten van overeenkomsten zijn zaken die grotendeels elkaar opvolgen. Ook willen wij ten behoeve van partijen blijven voldoen aan eisen van zorgvuldigheid. De verwerkingstijd moeten wij nu zodanig inschatten dat een eventuele overdracht niet eerder dan per 1 november 1999 zal kunnen plaatsvinden.

Bietenquotum:

Omdat beide voormalige gemeenten sinds jaar en dag een eigen landbouwbedrijf hebben, beschikt de gemeente Reusel-De Mierden thans over een bietenquotum van circa ruim 135.000 kg.

De totaalwaarde bedraagt een kleine 300.000,00 gulden. De verwachting is gerechtvaardigd dat bij gecombineerde verkoop van een aantal pachtkavels met het bietenquotum er geen verder quotum meer zal resteren. Dit past in het gemeentelijk beleid van rationalisering van het landbouwbedrijf en de uitgifte van de gronden in eenmalige pacht.

10.OVERLEG EN SAMENWERKING PARTIJEN

Vele aspecten die in deze nota Gronden voor Beleid zijn genoemd vragen overleg.

Daarnaast vraagt de realisering van een aantal onderdelen van het Landschapsplan om samenwerking. Het overleg met de verschillende belangenorganisaties vindt regelmatig en goed plaats. De frequentie en de aard van de onderwerpen biedt echter onvoldoende mogelijkheden om tot diepere samenwerking te komen. Een samenwerking waarbij in gezamenlijkheid getracht wordt elkaar te versterken. Wij zouden graag het karakter van het overleg verleggen ten voordele van de sector. Juist in een tijd waarin de ontwikkelingen spelen zoals eerder kort aangeduid lijkt ons dat van belang.

Wij verwegen om deze reden met de sector en met de andere bij het landschapsplan en bij de besteding van de Bestemmingsreserve Buitengebied betrokken partijen te bezien of de instelling van een begeleidingsgroep versterkend en versnellend kan werken.

Taak en werkwijze hiervan zouden gezamenlijk bepaald kunnen worden en wellicht zal daaruit ook een boorkeur komen op bepaalde deelaspecten in separate werkgroepen voor u te bereiden (bijvoorbeeld het agrarisch landschapsbeheer). Per onderdeel zou ook bezien kunnen worden welke andere participanten een bijdrage kunnen leveren.

Er lijken ons twee belangrijke randvoorwaarden voor het welslagen aanwezig: er zijn thans extra gemeentelijke middelen (bovendien subsidiemogelijkheden) en er zijn mogelijkheden.

Ook de wat grotere schaal van de gemeente biedt betere mogelijkheden voor een duurzame en kwalitatieve samenwerking ook op uitvoeringsnivo. Wij gaan graag die uitdaging aan en wij zullen ons verstaan met de sector.

11. SAMENVATTING

Er zijn meerdere redenen om beleid te formuleren voor de bij de gemeente in bezit zijnde landbouwgronden, waarvan de waarde in totaal ruim 22.000.000,-- gulden bedraagt.

De landbouwgronden zijn er niet om het gemeentelijk landbouwbedrijf in stand te houden. Integendeel. Zij moeten en kunnen ook andere gemeentelijke doelen dienen.

Die doelstellingen op het vlak van ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit zijn geformuleerd.

Daaruit vloeit voort een drietal zeer nauw in elkaar grijpende voorstellen tot:

  • -

    vaststelling van een aanvullend Landschapsplan, waarbij voor wat betreft enkele nieuwe kleine landschapselementen voornamelijk gekeken is naar het grondgebied van de voormalige gemeente Hooge en Lage Mierde en voor het overige met gebruikmaking van een nieuwe Bestemmingsreserve Buitengebied ten bedrage van 1 miljoen gulden getracht zal worden nieuw aanvullend beleid te effectueren in samenspraak met de agrarische sector en waar zulks tot meerwaarde kan leiden in samenwerking met partijen als de D.L.G., het Noordbrabants Landschap als terreinbeheerder van de EHS, de provincie en het waterschap.

  • -

    De verkoop van een complex van ruim 60 ha pachtvrije gronden en 27 ha bos- en woeste gronden en wegen in en nabij het Belevengebied nagenoeg geheel op het grondgebied van de voormalige gemeente Reusel;

  • -

    De vaststelling van een verkoopbeleid voor zowel de pachtvrije als de verpachte landbouwgronden, uitmondend in een voorstel om een nader exact te gaan bepalen deel van de pachtgronden te koop aan te bieden aan de respectievelijke pachters.

Ter inzage:

  • -

    grondverkoopovereenkomst gemeente – D.L.G. inclusief taxatierapport;

  • -

    raadsstukken voormalige gemeenten;

  • -

    brief Stichting het Noordbrabants Landschap;

  • -

    verslag bijeenkomst agrariërs

4. BESTEMMINGSRESERVE “BUITENGEBIED GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN”

Ingesteld wordt een Bestemmingsreserve “Buitengebied Reusel-De Mierden”.

Aanleiding

De aanleiding vormt de voorgenomen wijziging van het provinciaal bestuur in de toepassing van het aankoopbeleid ten behoeve van de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de wens om een deel van de aankoopbedragen op marktconform niveau die besteed gaan worden aan de aankoop van gemeentegronden herinvesteerd te willen zien in aditioneel gemeentelijk beleid inzake bos-, natuur-, landschaps- en natuurgericht extensief recreatief beleid.

De wens houdt verband met de gedeelde verantwoordelijkheid van overheden waar het gaat om de bevordering en instandhouding van de bos-, natuur- en landschapswaarden.

Voeding en amvang

De bestemmingsreserve wordt gevoed vanuit de ontvangen gelden wegens verkoop van een complex gemeentegronden in en nabij het Belevengebied (raadsbesluit 27 april 1998) en bedraagt 25% van het totaal door de gemeente Reusel-De Mierden te ontvangen verkoopbedrag.

Dit deel bedraagt : 1.033.250,-- gulden.

Doel

De gemeente besteedt de gelden aan additioneel, stimulerend en zo mogelijk innovatief (of een combinatie daarvan) gemeentelijk bos-, natuur-, landschaps en natuurgericht extensief recreatief beleid in het buitengebied van de gemeente Reusel-De Mierden, daaronder begrepen het agrarisch gebied.

Aanwending

De aanwending van de gelden door de gemeente zal binnen deze algemene hoofddoelstelling waar en zoveel als mogelijk met een meerjarig nut geschieden.

In het Landschapsplan Reusel-De Mierden d.d. februari 1998 worden uitvoeringsprojecten die een aanvulling en/of versnelling van gemeentelijk beleid geven genoemd. Op basis van dit Landschapsplan Reusel-De Mierden d.d. februari 1998 worden uitvoeringsprojecten die een aanvulling en/of versnelling van gemeentelijk beleid geven genoemd. Op basis van dit Landschapsplan worden de volgende projecten en bestedingsrichtingen onderkend (de bedragen zijn indicatief en in zekere mate onderling inwisselbaar). Met de provincie zal in het kader van de concretisering van de onderdelen 1, 2, 3 en 10 nader overleg plaatsvinden.

  • 1.

    Agrarisch landschapsbeheer 150.000,-- gulden

    Het op vrijwillige basis met agrariërs, groepen van

    Agrariërs aangaan van convenanten en/of overeenkomsten

    Ter bevordering en instandhouding van kleine landschaps-

    Elementen zoals houtwallen, poelen, erfbeplantingen, van natuur-

    En landschapsbevorderende akkerranden en van meer op

    Planten en dieren gericht weidegebruik.

    Nadere uitwerking zal geschieden samen met agariërs.

    Er zal geen dubbelgebruik van subsidies plaatsvinden.

    In overleg met provincie nader uit te werken.

  • 2.

    Flankerend beleid agrariërs 200.000,-- gulden

    Dit beleid is erop gericht om samen met andere actoren die

    Zich bezig houden met de realisering van de Ecologische

    Hoofdstructuur op vrijwillige basis wellicht via kavelruil

    e.d. met inzet van gemeentegronden met agrariërs te

    komen tot oplossing van knelpunten bij die realisering van

    de EHS en de realisering van nieuwe landschapselementen

    ter uitvoering van het gemeentelijk Landschapsplan.

    Nader uit te werken met provincie en DLG.

  • 3.

    Diverse uitvoeringsprojecten bij het Panneven, het Voortje en

In gemeentelijk beschermd Natuurmonument Zwartven 60.000,00 gulden

Aankoop restperceel in Zwartven

Realisering 1 ha ecologische verbindingszones, herstel

Vennen, verdrogingsbestrijding en het verleggen en dempen

Van sloten, het realiseren van wandelroutes/natuurpaden.

Dit is 20% van de kosten: overig deel O.B.N.

Afstemming hiervan vindt plaats met medio 1998 door de

Provincie vast te stellen natuurdoeltypen.

De nadere uitwerking zal ingezonden worden naar de

Provincie.

  • 4.

    Uitbreiding landschappelijk raamwerk 150.000,00 gulden

    Betreft ca 10ha.

  • 5.

    Inbreng gemeentegrond 50% waarde t.b.v. landschappelijk

Raamwerk 300.000,00 gulden

  • 6.

    Extra inrichting wegbermen 20.000,00 gulden

  • 7.

    Inrichting Heempark t.b.v. educatie/recreatie 20.000,00 gulden

  • 8.

    Bijkomende kosten, notaris, kadaster,makelaar,

Taxatie 20.000,00 gulden

9.Voorlichting aan, overleg en participatie met doelgroepen

Ter uitvoering van genoemde activiteiten 20.000,00 gulden

10.P.M. nog nader te benoemen 99.250,00 gulden

10. Bijvoorbeeld extra uitvoeringsprojecten

10. Bestemmingsplan Buitengebied en intensivering en

10. Versnelling van het beleid en beheer van de bestaande

10. Bos- en natuurgebieden en van het landschappelijk

10. Raamwerk

Looptijd

De looptijd van het totaal van de projecten bedraagt circa 4 à 6 jaar.

Evaluatie

Tenminste eenmaal per 2 jaar wordt een voortgangs- en evaluatierapport opgesteld en toegezonden aan de provincie.

Reusel, 3 maart 1998.

LANDSCHAPSPLAN REUSEL – DE MIERDEN

Inhoud

  • 1.

    Inleiding

  • 2.

    Opzet van het plan

  • 3.

    Versterking natuur en landschap

  • 4.

    Recreatief medegebruik

  • 5.

    Realisatie

    • 5.1

      inzet gemeentegrond

    • 5.2

      Recreatieve routes

    • 5.3

      Agrarisch landschapsbeheer

    • 5.4

      Inrichting Zwartven

    • 5.5

      Inrichting Pannenven en Het Voortje

    • 5.6

      Inrichting Heempark

    • 5.7

      Ecologisch bermbeheer

  • 6.

    Financiën

Bijlagen:

  • 1.

    Kaart met bestaande landschapselementen en eigendom van de Gemeente.

  • 2.

    Kaart met nieuwe landschapselementen en recreatieve routes.

  • 6.

    Inleiding

In 1992 is door de raad van de toenmalige gemeente Reusel het rapport “Behoud en herstel”van Natuur en Landschap”vastgesteld.

In dit rapport, opgesteld door het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants landschap, worden practische aanbevelingen gedaan om de natuur en landschapswaarden in het buitengebied te vergroten. Het landschapsplan is tweeledig. Enerzijds regelt het ecologisch beheer van bestaande houtsingels en wegbermen. Anderzijds is voorgesteld om op stroken grond met een totale oppervlakte van 10 hectare langs wegen en waterlopen beplantingsstroken en poelen aan te leggen. Dit plan uit 1992 is voor het grootste deel reeds gerealiseerd.

De nieuwe gemeente Reusel-de Mierden is voornemen om dit beleid voort te zetten. De gemeente heeft veel landbouwgronden in eigendom. Een deel van deze gronden zal ter verkoop aan agrariërs worden aangeboden. Gezien het feit dat de gemeente oog heeft voor de versterking van de natuur en landschapswaarden, zal een aantal hectare’s van de gronden niet worden verkocht, maar worden ingezet om de ecologische structuur te verbeteren.

Hier komt bij dat de gemeente een deel van het eigendom gaat verkopen dat binnen de ecologische hoofdstructuur is gelegen (Het Beleven). Een deel van de financiële middelen die daarbij vrijkomt, moet worden ingezet voor de versterking van natuur en landschap buiten de ecologische hoofdstructuur (eis van provincie Noord-Brabant als subsidieverlener). Om deze financiële middelen op een verantwoorde manier te kunnen inzetten, is het wenselijk om dit over een aantal jaren te kunnen uitsmeren. Het verdient dan ook aanbeveling om een “Bestemmingsreserve Buitengebied”in het leven te roepen.

6.Opzet van het plan

De gemeente heeft het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap gevraagd, om een plan op te stellen.

Om tot een plan te komen is gekeken naar de landschapselementen die nog in het landschap aanwezig zijn. Er is getracht om deze bestaande structuur te versterken, zowel ecologisch als landschappelijk. Daarnaast is gekeken of het recreatieve medegebruik van het Cultuurlandschap een rol zou kunnen vervullen bij de situering van de nieuwe elementen. Deze recreatieve routes spelen een grote rol in het uiteindelijke plan.

6.Versterking natuur en landschap

Bij het opstellen van het plan is naar een aantal zaken gekeken:

  • -

    De aanwezige landschapselementen

  • -

    De bodemkaart, met daaraan gekoppeld de grondwatertrappen.

  • -

    De concept- WEB visie (begrenzing ecologische hoofdstructuur)

  • -

    De Sectoranalyse Bos, Natuur en Landschap

  • -

    De eigendommen (grond) van de gemeente Reusel-De Mierden (verpacht en onverpacht).

Door relaties te leggen met bovengenoemde kaartbeelden en plannen, kan een kaart worden gedestilleerd waarop aangegeven wordt waar de beste locaties gelegen zijn om de landschapsstructuur te verstevigen.

Hierbij is rekening gehouden met het feit dat lijnvormige elementen de bestaande bosjes kunnen verbinden. Op deze wijze zal het ecologisch raamwerk worden versterkt. Daarnaast is gekeken naar de landschappelijke waarde van de nog aanwezige bosjes. Deze bosjes vormen samen een soort coulissen-landschap, wat visueel een fraai beeld oplevert. Om nu al deze bosjes met elkaar te verbinden zou wellicht afbreuk worden gedaan aan dit landschapsbeeld. Er is getracht een middenweg te vinden tussen wat ecologisch het meest wenselijk wordt geacht en wat landschappelijk gewenst is.

6.Recreatief medegebruik

De gemeente Reusel-De Mierden bestaat uit 4 kernen (Reusel, Hooge Mierde, lage Mierde en Hulsel).

Er is getracht om elke kern een route door het agrarisch landschap aan te bieden. Daarnaast zijn de vier kernen door een route met elkaar verbonden zodat er een langere (dag)wandeling kan worden gemaakt.

Juist langs deze route zijn –ter verdere aankleding van het landschap- landschapselementen gepland. Deze elementen zorgen in sommige gevallen dat ontbrekende stukken in de route worden gecompleteerd.

5.Uitvoering

5.1Inzet gemeentegrond

Om het tweeledig doel –versterking van natuur en landschapswaarde en het recreatieve medegebruik te kunnen realiseren zal 8 á 10 hectare landbouwgrond moeten worden ingezet (ter informatie; 8 ha is 1,6 % van het totale eigendom aan landbouwgrond van de gemeente).

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om de landbouwgrond te verkopen. Gezien het feit dat een gemeente verantwoordelijk is voor de realisatie van het lokale landschappelijk raamwerk, ma worden verwacht dat een deel van deze gronden door de gemeente voor dit doel zal worden ingezet. Een deel echter kan worden gefinancierd uit de Bestemmingsreserve Buitengebied (50% van de grondwaarde kan uit dit fonds worden betaald).

De nieuwe elementen zullen met name worden ingericht met struweelbeplanting. Op een aantal plaatsen zullen poelen worden aangelegd. De inrichtinjgskosten worden geraamd op 15.000,00 gulden per hectare, deze inrichtingskosten kunnen uit de Bestemmingsreserve Buitengebied worden betaald.

5.2Recreatieve routes

De routes die worden gepland lopen voor een groot gedeelte over bestaande wegen. Er is getracht om de verharde wegen zoveel mogelijk te mijden. De route loopt dan ook veelal over zandpaden. Daar waar voor een logisch vervolg geen paden aanwezig zijn kan gebruik worden gemaakt van schouwpaden langs waterlopen. Hiervoor moet dan eerst contact worden opgenomen met de nevenliggende eigenaren om de wenselijkheid van de route op die plaats te bespreken. Op een aantal plaatsen zal de route moeten gaan lopen over grond waar in het geheel geen mogelijkheden zijn (omleggingen over bestaande paden zou in deze gevallen afbreuk doen aan de te realiseren route). In deze gevallen zal bekeken moeten worden of door uitruil van gronden, de route toch op die plaatsen gerealiseerd kan worden. Een en ander zal nog veel overleg vergen, immers: alleen op basis van vrijwilligheid kan het een en ander tot stand komen.

5.3Agrarisch landschapsbeheer

Indien agrariërs grond hebben liggen op plaatsen waar zij door een landschappelijke inpassing het lokale raamwerk kunnen verstevigen moet de mogelijkheid aanwezig zijn om daar aan bij te dragen. Op vrijwillige basis grote elementen aanleggen ligt – gezien de grote gronddruk – niet in de lijn van de verwachtingen. Kleinere elementen op overhoeken kan o.i. wel van agrariërs worden verwacht.

Om toch bij de agrariër te stimuleren om de wat grotere elementen (minimaal 1000 m2) op eigen grond aan te laten leggen kan aan ägrarisch landschapsbeheer”gedaan worden.

Hieronder verstaan wij het inrichten en beheren van gronden ten behoeve van de natuur en landschapswaarde. Hiervoor dient dan een vergoeding tegenover te staan.

5.4Inrichting Zwartven

De gemeente werkt het beheersplan voor het natuurmonument het “Zwartven”uit. Voor delen van dit plan zal een bijdrage uit de Bestemmingsreserve Buitengebied worden genomen.

5.5Inrichting Panneven en Het Voortje

De gemeente is voornemens om een inrichtingsplan voor het “Panneven”op te stellen. Een deel van de inrichtingskosten kunnen uit de Bestemmingsreserve Buitengebied genomen.

5.6Inrichting Heempark

Ten behoeve van natuureducatie binnen de gemeente Reusel-De Mierden kan een terrein worden ingericht als heempark. Deze educatie kan ten goede komen aan eigen bevolking van de gemeente in het algemeen, en voor de schoolkinderen in het bijzonder.

5.7Ecologisch bermbeheer

Op een aantal plaatsen - met name langs zandwegen – kan de ecologische waarde van de bermen worden vergroot. Hiervoor dienen dan een aantal inrichtingsmaatregelen te worden genomen, zoals het aanplanten van bosplantsoen.

6. Financiën

De realisatie van de bovengenoemde projecten valt of staat – naast de wil om iets aan natuur en landschap te doen – uit het beschikbaar stellen van financiële middelen. Gezien het feit dat een belangrijk deel van deze middelen uit de Bestemmingsreserve Buitengebied kan worden gehaald, zullen de financiën geen belemmering hoeven te zijn. Een overzicht van de aard en reikwijdte van de Bestemmingsreserve is bijgevoegd.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Reusel-De Mierden, welke werd gehouden op 27 april 1998.

De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,