Organisatie | Rucphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Rucphen 2018 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-09-2018 | 19-09-2018 | Financiële verordening gemeente Rucphen 2018 | 19-09-2018 |
De raad van de gemeente Rucphen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 augustus 2018;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuur en Middelen van 6 september 2018;
besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Rucphen 2018.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
a. hij naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken voor bepaalde onderwerpen kaders wil stellen en daarover geïnformeerd wil worden in extra paragrafen.
b. aan paragrafen aanvullende onderwerpen worden toegevoegd ten opzichte van hetgeen in het Besluit Begroting en Verantwoording is vermeld.
Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de behandeling in de raad van de tussenrapportages bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het beschikbaar stellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000,00 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
1. Het college informeert de raad door middel van tenminste twee tussentijdse rapportages
- (verwachte) afwijkingen met betrekking tot de realisatie van de begroting;
- ontwikkelingen die voor de raad van belang zijn.
Rapportage vindt in elk geval plaats over de eerste drie en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar.
2. Indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven kan het college in de tussentijdse rapportages, aanvullend op hetgeen is genoemd in het eerste lid, een voorstel doen tot bijstelling van ramingen van:
- de baten en lasten per programma, gespecificeerd per taakveld;
- de algemene dekkingsmiddelen; - overhead;
- de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma
3. In de tussentijdse rapportages worden verwachte afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per programma en investeringskredieten in de begroting groter dan 10% toegelicht, met dien verstande dat afwijkingen groter dan € 10.000,00 te allen tijde worden toegelicht.
4. Bij de rapportage die over de eerste acht maanden wordt opgesteld, wordt de realisatie en raming van de investeringskredieten vermeld. Tevens worden alle reserves en voorzieningen op de noodzaak van instandhouding en op de toereikendheid beoordeeld. Indien nodig doet het college de raad voorstellen tot het vormen van, storten in en aanwenden van reserves en voorzieningen.
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van koersverschillen bij het aangaan van geldleningen, worden lineair in 5 jaar afgeschreven.
2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
3. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.
4. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk of economisch nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd en afgeschreven volgens de lineaire methode en conform de termijnen zoals vermeld in bijlage 1 (afschrijvingstermijnen) bij deze verordening.
5. De raad kan bij afzonderlijk raadsbesluit afwijken van de methode, alsmede van de termijnen zoals vermeld in bijlage 1 bij deze verordening.
6. Voor investeringen uit het verleden blijven de afschrijvingstermijnen gelden zoals die golden op het moment van de investering, tenzij de raad anders besluit.
7. Het college stelt nadere regels op ten aanzien van waardering en afschrijving van vaste activa en brengt deze ter kennis van de raad.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
1. Het college stelt met inachtneming van de bepalingen in dit artikel nadere regels op met betrekking tot het vormen en opheffen van reserves en voorzieningen en stortingen in of bestedingen ten laste van de reserves en voorzieningen en brengt deze ter kennis van de raad.
a. Bestemmingsreserves worden ingesteld en opgeheven bij raadsbesluit.
b. Stortingen in - en onttrekkingen aan bestemmingsreserves kunnen slechts plaatsvinden indien daaraan een raadsbesluit ten grondslag ligt.
c. In afwijking van het gestelde onder b. geldt voor reserves van het grondbedrijf dat stortingen of onttrekkingen, indien de noodzaak daarvan is gebleken na afloop van het boekjaar, zonder expliciet raadsbesluit mogen worden verwerkt in de jaarrekening.
d. Stortingen of onttrekkingen aan bestemmingsreserves worden altijd in de programmabegroting en de jaarrekening vermeld.
e. Indien een in de begroting vastgelegde besteding ten laste van een bestemmingsreserve de jaargrens overschrijdt, wordt dit in de jaarrekening via budgetoverheveling expliciet zichtbaar gemaakt.
f. Stortingen of onttrekkingen aan reserves ter egalisatie van niet begrote tekorten of overschotten zijn, zonder expliciet raadsbesluit, niet toegestaan.
Er vindt geen rentetoevoeging plaats op de reserves en voorzieningen
Artikel 11. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de tarieven voor rechten en heffingen voor goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden, naast de directe kosten, ook de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten wordt het deel van die kosten dat kan worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten zoals bepaald overeenkomstig het achtste lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.
In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de tarieven voor de onroerende zaakbelastingen, de rioolheffingen en de afvalstoffenheffing. Voor overige belastingen, rechten en heffingen wordt per geval beoordeeld of een voorstel met betrekking tot tarieven wordt gedaan. Indien het college besluit dat dit laatste niet het geval is, wordt dit in het voorstel aan de raad toegelicht.
2. Het college stelt de prijzen voor leveringen gemeentelijke goederen, werken en diensten, voor zover ze niet vallen onder de definitie van lid 1 van dit artikel, vast.
3. De besluiten tot het vaststellen van grondprijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden
Artikel 14. Financieringsfunctie
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt aan de raad voor tenminste de op grond van artikel 12 van het Besluit Begroting en Verantwoording verplichte onderdelen een (onderhouds)plan ter vaststelling aan. Het plan omvat tenminste het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de kosten daarvan en de looptijd van het plan. Indien van toepassing worden ook uitbreidingen en de daaruit voortvloeiende onderhoudskosten in het plan opgenomen.
Artikel 18. Verbonden partijen
In de begroting neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 21. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 26. Intrekken oude verordening
De Financiële verordening gemeente Rucphen 2017, vastgesteld op 14 december 2016 wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de periode waarvoor zij heeft gegolden.
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
Tabel afschrijvingstermijnen volgens de Financiële verordening gemeente Rucphen 2018
De afschrijvingstermijnen gelden vanaf de datum van vaststelling van de verordening, tenzij de raad anders besluit. Indien een activum bestaat uit onderdelen uit deze tabel met verschillende afschrijvingstermijnen, dan wordt de afschrijving over de verschillende componenten berekend.
* Inventaris en meubelen 10 jaar