Paragraaf 1 Samenstelling raad
Artikel 7 De voorzitter van de raad
- 1.
De voorzitter van de raad of diens door de raad benoemde eerste of tweede vervanger.
- 2.
De voorzitter van de raad is, naast het geen hem in dit reglement of op grond van de Wet is opgedragen, belast met:
- a.
het leiden van de raadsvergadering;
- b.
het handhaven van de orde;
- c.
het in acht nemen en doen naleven van dit reglement;
- d.
wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt;
- e.
het geven van gelegenheid aan alle leden, met inachtneming van dit reglement, te spreken over de aan de orde zijnde onderwerpen;
- f.
het benoemen van toezeggingen van het college aan de raad:
- g.
het stellen van de conclusies, waarover gestemd wordt;
- h.
het doen plaatsvinden van de stemmingen;
- i.
het mededelen van de uitslag van de stemmingen.
Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
- 1.
Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.
- 2.
De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden. Indien van toepassing wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt.
- 3.
Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.
- 4.
Na een raadsverkiezing roept de voorzitter van de raad de toegelaten raadsleden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
- 5.
In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter van de raad een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Artikel 9 Benoeming wethouders
- 1.
Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.
- 2.
De commissie onderzoekt of de benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid en 41c, eerste lid van de Wet en kan van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag vragen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
- 3.
De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.
- 4.
De burgemeester geeft in overleg met de raad voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. Over de resultaten van dit onderzoek brengt de commissie verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.
Artikel 10 Fracties
- 1.
Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.
- 2.
Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.
- 3.
De namen van de fractievoorzitter worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter van de raad.
- 4.
Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.
- 5.
Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.
Paragraaf 3 Ter vergadering
Artikel 13 Plaatsen in de vergaderzaal
- 1.
De leden van de raad hebben in de vergaderzaal een vaste zitplaats.
- 2.
De zitplaatsen worden door de voorzitter van de raad, na overleg met het raadspresidium, bij het begin van de zittingsperiode, zodanig aangewezen dat de leden, die tot dezelfde raadsfractie behoren, naast elkaar hun zitplaats hebben.
- 3.
De griffier heeft zijn zitplaats ter linkerzijde van de voorzitter van de raad.
Artikel 14 Presentielijst
- 1.
De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.
- 2.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke raadsvergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 15 Quorum
- 1.
De voorzitter van de raad opent de vergadering, indien op het vastgestelde aanvangsuur het wettelijke vereiste aantal leden aanwezig is.
- 2.
Indien op dat tijdstip het wettelijke vereiste aantal leden niet aanwezig is, stelt de voorzitter van de raad de opening maximaal een half uur uit.
- 3.
Indien dan het wettelijke vereiste aantal leden niet aanwezig blijkt te zijn, wordt de presentielijst gesloten en wordt gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 20, tweede lid van de Wet.
Artikel 16 Afhandeling agenda
Zowel de voorzitter van de raad als de raad - de raad slechts, indien daartoe bij voorstel van orde wordt verzocht en besloten – kunnen besluiten tot:
- a.
het afwijken van de volgorde van de agenda;
- b.
het gelijktijdig behandelen van twee of meer onderwerpen;
- c.
het gesplitst behandelen van een onderwerp;
- d.
het opschorten of sluiten van de beraadslagingen, dan wel het verdagen van de beslissing over een onderwerp;
- e.
het schorsen of verdagen van de vergadering.
Artikel 17 Spreekrecht inwoners en anderen
- 1.
Aanwezige inwoners en anderen worden in een openbare vergadering van de raad in de gelegenheid gesteld in te spreken bij een agendapunt of over een willekeurig onderwerp.
- 2.
Het woord kan niet gevoerd worden:
- a.
over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep op de rechter open staat of heeft opengestaan;
- b.
over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
- c.
indien een klacht op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
- 3.
Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter van de raad verdeelt de totale spreektijd van 30 minuten evenredig over de sprekers als er meer dan 6 sprekers zijn. De voorzitter van de raad kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
- 4.
Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor 12.00 uur op de dag van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.
- 5.
Betreft het een agendapunt dan stelt de voorzitter van de raad de inspreker(s) onmiddellijk voor de behandeling van het betreffende agendapunt in de gelegenheid het woord te voeren.
- 6.
Betreft het geen agendapunt dan bepaalt de raad bij het vaststellen van de agenda in welke volgorde de insprekers het woord krijgen. De voorzitter van de raad kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.
- 7.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter van de raad hem dit heeft verleend.
Artikel 18 Beraadslaging in termijnen
Tenzij de raad of de voorzitter van de raad anders bepalen geschiedt de beraadslaging over onderwerpen of voorstellen in ten hoogste twee termijnen.
Artikel 19 Beraadslaging - Het voeren van het woord
- 1.
Geen lid voert het woord, dan na daartoe verlof van de voorzitter van de raad gekregen te hebben.
- 2.
De voorzitter van de raad verleent de leden het woord in de volgorde, waarin zij het hebben gevraagd, met dien verstande, dat over een initiatiefvoorstel, een interpellatie, een amendement, een subamendement of motie, allereerst de indiener of de voorsteller het woord mag voeren ter toelichting.
- 3.
De volgorde wordt verbroken, wanneer een raadslid het woord vraagt over een persoonlijk feit, waarvan hij de inhoud in het kort aan de voorzitter van de raad ter kennis heeft gebracht en wanneer een raadslid een voorstel van orde wil indienen. De voorzitter van de raad verleent aan dat raadslid het woord en laat het bepaalde in het vorige lid buiten toepassing. De leden kunnen hierop in korte bewoordingen reageren na daartoe van de voorzitter van de raad verlof te hebben gekregen.
- 4.
Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.
Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 21 Handhaving orde en schorsing
- 1.
Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:
- a.
de voorzitter van de raad het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;
- b.
een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter de raad kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.
- 2.
Elke fractie en het college krijgen een maximum spreektijd van zeven minuten per agendapunt. De voorzitter van de raad ziet hierop toe. De voorzitter van de raad kan, indien hij dit nodig acht, de betrokken spreker tot de orde roepen, dan wel, op verzoek van de spreker, bij voorstel van orde, een langere spreektijd toestaan.
- 3.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel op andere wijze de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de raad tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de raad de raad voorstellen hem gedurende de vergadering, over het aanhangige onderwerp het woord te ontzeggen.
- 4.
De voorzitter van de raad kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.
Paragraaf 4 Stemmingen
Artikel 22 De besluitvorming
- 1.
Na het einde van de laatste termijn, als bedoeld in artikel 18, sluit de voorzitter van de raad de beraadslaging over het desbetreffende onderwerp.
- 2.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter van de raad het voorstel voor de te nemen beslissing.
Artikel 23 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag kort toelichten.
Artikel 24 Stemming; procedure hoofdelijke stemming
- 1.
De voorzitter van de raad vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter van de raad vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen
- 2.
Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de Wet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.
- 3.
Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter van de raad daarvan mededeling aan de raad.
- 4.
Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde.
- 5.
Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.
- 6.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter van de raad de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
- 7.
De voorzitter van de raad deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties
- 1.
Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.
- 2.
Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.
- 3.
Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het amendement of subamendement gestemd dat het meest afwijkt van het oorspronkelijke voorstel.
- 4.
Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.
Artikel 26 Stemming over personen
- 1.
Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, wordt schriftelijk gestemd.
- 2.
Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.
- 3.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter van de raad beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
- 4.
De stembriefjes worden verzameld in een daartoe bestemde bus.
- 5.
De voorzitter van de raad onderzoekt of het aantal uitgebrachte stembriefjes overeenstemt met het aantal aan de stemming deelnemende leden. Is dit niet het geval dan wordt zonder opening van de briefjes, nadat deze zijn vernietigd een nieuwe stemming gehouden.
- 6.
Ieder briefje wordt vervolgens door de voorzitter van de raad voorgelezen, waarna het onmiddellijk dooreen door de voorzitter benoemd stembureau bestaande uit twee raadsleden wordt nagezien, terwijl de uitgebrachte stemmen door de griffier worden genoteerd.
- 7.
Briefjes die niet zijn ingevuld, zijn ondertekend, niet duidelijk een persoon aanwijzen of waarop bij tussenstemming of herstemming een andere naam is ingevuld dan diegene waartoe de keuze beperkt is, worden bij de bepaling van de volstrekte meerderheid niet meegeteld.
- 8.
Indien twijfel bestaat over de inhoud van een uitgebrachte stem, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de raad.
- 9.
De vergadering kan vorderen dat een briefje wordt getoond.
- 10.
De voorzitter van de raad doet de vergadering mededeling van:
- a.
het aantal ingeleverde stembriefjes;
- b.
het aantal uitgebrachte geldige stemmen;
- c.
het aantal uitgebrachte stemmen, dat van onwaarde is;
- d.
het aantal geldige stemmen, dat op iedere persoon is uitgebracht;
- e.
de uitslag van de stemming.
Artikel 27 Herstemming over personen
- 1.
Indien bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt overgegaan tot een herstemming.
- 2.
Indien ook bij de herstemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, dan beslist terstond het lot.
- 3.
Komen meer dan twee personen voor een herstemming in aanmerking, dan wordt een tussenstemming gehouden tussen degenen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald. Door een tussenstemming wordt beslist tot wie de herstemming is beperkt.
Artikel 28 Staking van stemmen over personen
- 1.
Indien de stemmen staken bij een herstemming of een tussenstemming als bedoeld in artikel 21, beslist terstond het lot. De griffier schrijft daartoe de namen van hen, tussen wie de loting plaatsvindt, op briefjes van dezelfde grootte en kleur, welke hij op dezelfde wijze gevouwen in de daartoe bestemde bus doet, waarna de voorzitter van de raad één van de briefjes daaruit neemt.
- 2.
Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.
Artikel 29 Stembriefjes
Na afloop van de stemmingen als bedoeld in de artikelen 26, 27 en 28 worden de uitgebrachte stembriefjes door de griffier vernietigd.
Paragraaf 5 Verslaglegging, ingekomen stukken en toezeggingen
Artikel 30 Verslaglegging
- 1.
Van de raadsvergadering wordt een beeld/audio verslag gemaakt dat in het raadsinformatiesysteem wordt vastgelegd. Dit verslag kan live worden bekeken en beluisterd via internet en daarna via het digitale archief.
- 2.
De griffier draagt zorg voor een besluitenlijst van de raadsvergadering.
- 3.
De besluitenlijst wordt in het raadsinformatiesysteem geplaatst.
- 4.
De besluitenlijst bevat tenminste:
- a.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
- b.
een zakelijke samenvatting van het besprokene;
- c.
een overzicht van de stemverhouding, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
- d.
Aan de besluitenlijst worden als bijlagen de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen toegevoegd;
- 5.
Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de conceptbesluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt via het raadsinformatiesysteem.
- 6.
De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en ondertekend door de voorzitter van de raad en de griffier.
Artikel 31 Ingekomen stukken
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt in het raadsinformatiesysteem gepubliceerd.
- 2.
De raad stelt op voorstel van de voorzitter van de raad de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 32 Toezeggingen en moties
Het volledige overzicht van toezeggingen en moties wordt gepubliceerd in de Langetermijnagenda in het raadsinformatiesysteem. Ter vergadering kunnen raadsleden vragen stellen. Deze vragen dienen eenmalig, kort en zakelijk te zijn.
Paragraaf 6 Bevoegdheden en instrumenten raadsleden
Artikel 33 Amendementen en subamendementen
- 1.
Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter van de raad. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
- 2.
Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
- 3.
Ieder raadslid dat in de vergadering aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, is bevoegd om in het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).
- 4.
Elk (sub)amendement en elk voorstel tot splitsing moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter van de raad worden ingediend, tenzij de voorzitter van de raad - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
- 5.
Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.
Artikel 34 Moties
- 1.
Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter van de raad.
- 2.
De behandeling van een motie vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.
- 3.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.
- 4.
Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.
Artikel 35 Initiatiefvoorstellen
- 1.
Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter van de raad.
- 2.
Deze voorstellen worden op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.
- 3.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:
- a.
het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;
- b.
het voorstel eerst dient te worden behandeld in het politiek forum of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Artikel 36 Collegevoorstel
- 1.
Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.
- 2.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Artikel 37 Werkgroepen
- 1.
De raad kan, al of niet op voorstel van het presidium, werkgroepen instellen.
- 2.
De leden van een werkgroep worden vanuit de fracties via het presidium voorgedragen.
- 3.
De leden van een werkgroep kiezen uit hun midden een voorzitter.
- 4.
Een werkgroep kan worden bijgestaan door de (plaatsvervangend) griffier. De griffier heeft in de vergadering een adviserende stem.
- 5.
De vergaderingen van een werkgroep zijn openbaar, tenzij, naar het oordeel van de raad of, in bijzondere gevallen, de leden van de werkgroep beslotenheid noodzakelijk achten.
- 6.
De raad bepaalt de termijn, waarbinnen een werkgroep haar taak moet hebben vervuld.
- 7.
Het verslag, eventueel vergezeld van een voorstel, van een werkgroep wordt uitgebracht aan het politiek forum alsmede aan de raad.
- 8.
Een werkgroep is, behoudens het in dit artikel gestelde, vrij om haar werkwijze te bepalen.
Artikel 38 Interpellatie
- 1.
Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter van de raad. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.
- 2.
De voorzitter van de raad brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.
- 3.
Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter van de raad spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.
- 4.
De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.
Artikel 39 Raadsvragen
- 1.
Op de agenda van de raadsvergadering staat de vragenronde.
- 2.
De vragenronde duurt maximaal een half uur. De voorzitter van de raad kan bepalen dat van deze maximale tijd wordt afgeweken.
- 3.
Raadsleden dienen raadsvragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier uiterlijk om 12.00 uur op de dinsdag vóór de raadsvergadering.
- 4.
De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.
- 5.
Als de vragen uiterlijk op de dinsdag vóór de raadsvergadering zijn ingediend, vindt schriftelijke/mondelinge beantwoording plaats op de vrijdag voorafgaand aan de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.
- 6.
Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.
- 7.
De vragensteller kan in de raadsvergadering nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
- 8.
Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vraagsteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.
- 9.
De voorzitter van de raad kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
- 10.
De voorzitter van de raad bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragenronde aan de orde worden gesteld.
- 11.
De voorzitter van de raad bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vraagsteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.
- 12.
Vervolgens kan de voorzitter van de raad aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vraagsteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.
Artikel 40 Technische vragen
- 1.
Op de agenda voor de raadsvergadering en de vergadering van het politiek forum staan de namen van de makers van het betreffende stuk vermeld. Raads- en burgerraadsleden kunnen voor de vergadering contact met ze opnemen voor vragen van technische aard.
- 2.
Als de vragen uiterlijk op de dinsdag vóór de raadsvergadering of de vergadering van het politiek forum om 12.00 uur zijn ingediend, vindt schriftelijke/mondelinge beantwoording plaats op de vrijdag voorafgaand aan de vergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.
- 3.
Raads- en burgerraadsleden die buiten de vergadering om technische vragen hebben, kunnen deze via de griffie stellen.
Artikel 41 Inlichtingen
- 1.
Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Wet schriftelijk in bij de griffier .
- 2.
De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.
- 3.
De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.
- 4.
De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.