Hoofdstuk 1. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Artikel 1. Melding hulpvraag
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt worden gemeld bij:
- -
een vestiging van het Kernpunt;
- -
de door de centrumgemeente Nijmegen aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang en/of beschermd wonen;
Artikel 2. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek.
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4. Vervoer
Voor regionaal vervoer gericht op participatie kan gebruik worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer “Versis”.
Artikel 5. Vervoersvoorzieningen
- •
1. Het gebruik van openbaar en collectief vervoer heeft het primaat wanneer deze de cliënt in voldoende mate in staat stelt tot participatie.
- •
2. Bij het bepalen van de vervoersbehoefte wordt rekening gehouden met een lagere behoefte vanwege:
- o
a) intramuraal verblijf in een instelling;
- o
b) een samenvallende vervoersbehoefte;
- o
c) een beperkte vervoersbehoefte;
- o
d) andere aanwezige vervoersvoorzieningen.
Artikel 6. Vervoersvoorzieningen in- en om de woning
De door het college, ter bevordering van de participatie en bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
- a.
een collectieve rolstoelvoorziening waaronder een rolstoelpool;
- b.
- c.
Artikel 7. Vervoersvoorzieningen lokaal
- •
1. De door het college, ter bevordering van de participatie en het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
- o
a. een collectieve vervoersvoorziening, waaronder een scootmobielpool;
- o
b. een vervoersvoorziening;
- •
2. Omvang in gebied en in kilometers
- o
a. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ter bevordering van de participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.
- o
b. In afwijking op het gestelde in sub a kan rekening worden gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
- o
c. De te verstrekken collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 2.250 kilometer per kalenderjaar.
- o
d. De te verstrekken vervoersvoorzieningen anders dan de collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2.250 kilometer per kalenderjaar.
Artikel 8. Hulp bij het huishouden (HH)
- •
1. Onder hulp bij het huishouden wordt verstaan ondersteuning bij het voeren van een huishouden welke nodig is om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.
- •
2. De maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden kan bestaan uit:
- o
1. Huishoudelijke hulp 1 (HH1);
- o
2. Huishoudelijke hulp 2 (HH2);
Artikel 9. Woonvoorzieningen
- •
1. Voor het opheffen van belemmeringen in het normaal gebruik van de door de cliënt bewoonde woning zijn de volgende voorzieningen mogelijk:
- o
a) Een bouwkundige of woontechnische voorziening; woningaanpassing;
- o
- o
c) verhuiskostenvergoeding
- o
d) vergoeding voor huurderving aan verhuurder
- o
e) tijdelijke huisvesting, dubbele huur
- •
2. Aanpassingen aan de woning zijn alleen mogelijk in gevallen waarin een verhuizing naar een passende woning niet mogelijk is of redelijkerwijs van aanvrager niet kan worden verwacht en ook anderszins geen goedkopere adequate oplossingen beschikbaar zijn;
- •
3. Een aanvraag voor bouwkundige of niet-bouwkundige aanpassing die een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag te boven gaat, gaat vergezeld van tenminste drie offertes tenzij het college anders bepaalt;
- •
4. Losse woonunits kunnen worden verstrekt voor noodzakelijke extra leefruimte indien verhuizen of aanpassen van de woning geen optie is;
- •
5. In gevallen waarin vanwege nog uit te voeren aanpassing werkzaamheden en om medische redenen tijdelijke huisvesting (dubbele huur) noodzakelijk is, kan gedurende maximaal 6 maanden tot maximaal de bovengrens voor huurtoeslag een budget worden verleend.
Artikel 10. Begeleiding
- •
1. Voor het behoud of het vergroten van de zelfredzaamheid is begeleiding mogelijk;
- •
2. Deze voorziening kan bestaan uit groeps- en individuele begeleiding of een combinatie van beide;
- •
3. Individuele begeleiding is alleen mogelijk als groepsbegeleiding niet passend is.
Artikel 11. Respijtzorg
De mantelzorger die vanwege dreigende overbelasting de ondersteuning niet kan voortzetten, of waarvan aannemelijk is dat men dit op korte termijn niet meer kan, kan aanspraak maken op respijtzorg.
Artikel 12. Persoonlijke verzorging (Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL)
Voor het behoud of het vergroten van de zelfredzaamheid is ADL-dienstverlening mogelijk.
Hoofdstuk 6. Melden van calamiteiten en geweld
Artikel 15. Verplichting tot melden
- •
1. Aanbieders, natuurlijke personen en zzp’ers die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar.
- •
2. De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na de calamiteit te geschieden.
Artikel 16. Inhoud melding
Een melding bevat:
- •
a. De dagtekening van de melding;
- •
b. Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de aanbieder, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);
- •
c. Gegevens over de betrokken cliënt(en) zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en), geslacht, verblijfplaats;
- •
d. Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene)
- •
e. Gegevens over de inhoud van de calamiteit;
- •
f. Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen;
- •
g. Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo ja, welke belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar.
- •
h. Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.
Artikel 17. Feitenrelaas
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.
Artikel 18. Verzoek tot het doen van onderzoek
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.
Hoofdstuk 7. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Op basis van artikel 22 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2019 zorgt het college ervoor dat ingezetenen van de gemeente, waaronder cliënten en hun vertegenwoordigers worden betrokken bij het voorbereiden van het beleid. Daarnaast stelt het college ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen.