Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 23 april 2019, nr. 81EC178A, tot openstelling van de regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2019) |
Citeertitel | Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2019 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-05-2019 | Nieuwe regeling | 23-04-2019 | 81EC178A |
Gedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op artikel 1.3, 1.4 en paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;
dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3), de Landbouwvisie (2018), de Samenwerkingsagenda 1.0 (2019) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de doelen verbetering van de agrarische structuur;
In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1 van de Verordening subsidies POP3 wordt in dit besluit verstaan onder:
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Volgens artikel 2.4.1 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor:
Per project dient het minimum bedrag aan subsidie € 50.000 te bedragen. Het maximum bedrag per project voor verplaatsing van landbouwbedrijven, als bedoeld in artikel 2, lid c., bedraagt € 400.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoelen en € 150.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking en andere publieke doelen.
Aanvragen die betrekking hebben op planvorming/ draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur, inclusief invulling gevend aan het halen van publieke doelen.
Aanvragen die betrekking hebben op de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven.
Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 6 bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a van artikel 6 (mate van effectiviteit).
Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid tevens een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 6 het eerste lid, onder a (mate van effectiviteit), wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b van artikel 6 (haalbaarheid/ kans op succes).
Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b van artikel 6, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d van artikel 6 (mate van efficiëntie).
Artikel 9 Publicatie en inwerkingtreding
Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/pop-3/procedure-aanvraag/.
In het kader van het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) heeft de provincie Utrecht de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU-subsidie in het kader van het POP3 in aanmerking kunnen komen.
Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in de landbouwstructuur noodzakelijk. Door deze investeringen kan de efficiëntie van de sector worden verhoogd. Dit kan worden bereikt door de juiste aanpassingen van percelen en ontsluiting. Naast verbetering van de bedrijfsefficiëntie draagt de herstructurering van landbouwbedrijven tevens bij aan de realisatie van internationale doelen rondom water, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), biodiversiteit, Natura-2000 en overige maatschappelijke doelen, zoals bijvoorbeeld: realisatie Natuur Netwerk Nederland (NNN) en doelen Kader Richtlijn Water (KRW).
Het Utrechtse landbouwbeleid (Landbouwvisie 2018: Landbouw met Perspectief) is er op gericht verbetering van de verkaveling te combineren met het zetten van een stap in de transitie naar een klimaat neutrale, circulaire en natuur inclusieve landbouw. Een economisch rendabele sector die gewaardeerd wordt door boer en burger. Om deze provinciale ambities te behalen willen wij kavelruilprojecten ondersteunen.
Hoewel het realiseren van infrastructuur zowel positieve als negatieve effecten op natuur en milieu kan hebben, afhankelijk van de omvang en de locatie van projecten, zal deze maatregel overwegend positieve effecten hebben op het milieu. Alle projecten moeten namelijk voldoen aan de (inter)nationale wet- en regelgeving, zoals onder meer de voorwaarde dat project moet passen binnen vigerende bestemmingsplannen, waardoor negatieve effecten beperkt blijven.
Wij streven in Utrecht een sterke verkaveling na. Uitgangspunt voor een sterke verkaveling betekent dat voor elk bedrijf minimaal 60% van de gronden bestaat uit een huiskavel en zijn er maximaal drie veldkavels. In 2017 hebben de WUR (Wageningen Economic Research) en het Kadaster, in opdracht van de provincie Utrecht, een studie uitgevoerd naar de verkavelingssituatie in de provincie. Uit deze analyse blijkt waar de opgaven voor de komende jaren liggen en waar de kansen het grootst zijn. Verkavelingsanalyse: Focus op integrale gebiedsontwikkeling (WUR/ Kadaster): https://www.provincieutrecht.nl/publish/pages/317098/verkavelingsanalyse_utrecht_15-02-2017.pdf.
Het streven in Utrecht is te komen tot integrale kavelruilprocessen, processen waarbij meerdere publieke opgaven worden betrokken, zoals: het afremmen van bodemdaling, herstel van biodiversiteit en de energietransitie. De afname van de verkeersbelasting op plattelandswegen vinden wij belangrijk maar als dit het enige maatschappelijk doel bereik binnen een kavelruil is verstaan wij dit niet onder een efficiënt en integraal proces. Dit zien wij als bijvangst van een betere landbouwverkaveling. Sectorale kavelruilen, kavelruilen die puur en alleen nodig zijn om de landbouwstructuur te verbeteren komen niet voor subsidie POP3 landbouwstructuur in aanmerking.
Voor het bereiken van een sterke verkaveling gecombineerd met het bereiken van opgaven zoals afremmen bodemdaling, herstel van biodiversiteit en de energietransitie kan bedrijfsverplaatsing noodzakelijk zijn. Dat wil zeggen, verplaatsing naar een bestaand agrarisch bouwperceel. Nieuwvestiging is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is voor het halen van urgente Natura 2000 doelen.
Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid, waterhuishouding en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven. Het gaat hierbij om de volgende concrete acties:
het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen, het vervangen van een bestaand gebouw of voorziening door een nieuw, modern gebouw of nieuwe moderne voorziening, zonder dat daarbij de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd. Hierbij kan het gaan om een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een natuurdoel of een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een ander publiek doel (zoals waterberging).
Nadere toelichting op de in artikel 4 lid I, II en III genoemde subsidiabele administratieve en juridische kosten:
Onder administratieve en juridische kosten worden kosten verstaan die te maken hebben met het organiseren van de kavelruil of bedrijfsverplaatsing. Dit kunnen kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs zijn alsmede de kosten van adviezen over duurzaamheid en kosten van haalbaarheidsstudies. De kosten kunnen verantwoord worden als kosten derden en personeelskosten en bijdragen in natura eigen arbeid.
Nadere toelichting op de in artikel 4 lid II en III genoemde subsidiabele kosten van investeringen:
Investeringen kunnen betrekking hebben op verschillende soorten uitgaven:
De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen.
Dit zijn alle werken gerelateerd aan het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels zoals de aanleg of verbetering van bruggen, dammen en kavelpaden. Ook zijn alle noodzakelijke werken die het gevolg zijn van het verkavelingsplan zoals het aanbrengen van beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang, aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang subsidiabel. Bij een bedrijfsverplaatsing zijn de werken op de nieuwe bedrijfslocatie subsidiabel. Het kan gaan om verbeteringen van de stal, erfmaatregelen of het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels.
De kosten van de koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa. De koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties zal voornamelijk plaats vinden bij een bedrijfsverplaatsing. Het kan gaan om alle noodzakelijke bedrijfsmiddelen die op de nieuwe locatie worden ingezet. De Bedrijfsmiddelen (o.a. nieuwe landbouwmachines en installaties met inbegrip van computer hardware en software, etc.) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de investering. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;
De kosten van tweedehands machines en installaties, indien noodzakelijk voor het project en indien de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen. De koop- of huurkoop van tweedehands machines en installaties zal voornamelijk plaats vinden bij een bedrijfsverplaatsing. Het kan gaan om alle noodzakelijke bedrijfsmiddelen die op de nieuwe locatie worden ingezet. De Bedrijfsmiddelen (o.a. tweedehands landbouwmachines en installaties met inbegrip van computer hardware en software, etc.) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de investering. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;
Niet verrekenbare of niet compensabele BTW;
BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel. Als u BTW vergoed wilt krijgen, moet u in uw aanvraag aangeven dat BTW niet verrekenbaar en compensabel is voor uzelf en eventuele medeaanvrager(s). U dient in dat geval ook aan te tonen dat u/uw medeaanvragers geen BTW kunt of kunnen verrekenen of compenseren. U dient dit aan te tonen door hierover een recente verklaring(en) van de belastingdienst te overleggen
Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:
Waar subsidiabele kosten een weerspiegeling zijn van de activiteiten en onderdeel vormen van de begroting bestaan de kostentypen uit verschillende berekeningswijze die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing. Als de projectactiviteiten voor een deel worden uitgevoerd door eigen personeel dan geldt de berekeningswijze van artikel 1.9 van de Verordening POP3. In het geval de activiteiten door externen wordt uitgevoerd dan is het van belang daarvoor de offertes, gunningsbrieven, facturen en betaalbewijzen bij te houden.
Personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening (zie kader);
Kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd, met betaalbewijs, conform de regels van de Belastingdienst. U moet kunnen aantonen dat de door u ingediende kosten redelijk (marktconform) en passend zijn.
Bijdragen in natura voor eigen arbeid en kosten voor de inzet van vrijwilligers:
Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de ondernemer zelf de werken uitvoert zoals bijvoorbeeld kavelverbeteringswerken, aanleggen van bruggen of dammen.
Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Ook kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn subsidiabel.
Bijdragen in natura zijn subsidiabel:
De ondergrens van een project bedraagt € 50.000 aan subsidie. Deze ondergrens moet worden gehaald op het moment van de subsidieverlening op basis van de subsidiabele kosten. Het kan zijn dat er € 55.000 wordt aangevraagd maar dat hiervan ‘slechts’ € 45.000 subsidiabel blijkt na beoordeling van de aanvraag. In dat geval wordt de subsidie niet verleend. Voor bedrijfsverplaatsingen geldt een maximum per project van € 400.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoelen en € 150.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met andere publieke doelen.
Artikel 6 en 7 Selectiecriteria en Puntensystematiek
Gedeputeerde Staten hanteren voor de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen een puntentelling. Aanvragen worden beoordeeld op:
Voor de weging geldt dat a. de mate van effectiviteit als belangrijkste wordt gezien en een weging van 4 heeft. Haalbaarheid/ kans op succes krijgt een weging van 3. Efficiëntie krijgt een weging van 2. De urgentie krijgt een weging van 1.
De verwachting is dat projecten worden ingediend die gericht zijn op het tot stand brengen van kavelruil en bedrijfsverplaatsingen. Een goede planvorming en draagvlakontwikkeling van kansrijke kavelruilprojecten, door het bijeenbrengen van betrokken partijen maakt hiervan onderdeel uit en bieden programmatisch houvast voor de komende openstelling van deze regeling.
Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit
De effectiviteit wordt ingeschat op basis van de kwaliteit van het projectplan. Deze kwaliteit wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te bezien:
de verbetering in verkavelingsstructuur die bereikt kan gaan worden, te meten door het verschil in ‘uitgangskwaliteit’ én te behalen ‘eindkwaliteit’ (bijvoorbeeld op grond van kadasterkaarten) van het gebied waar het ruilverkavelingsproces plaats zal gaan vinden. Uitgangspunt is dat voor elk bedrijf minimaal 60 % van de gronden bestaat uit een huiskavel en zijn er maximaal drie veldkavels.
Ad b. mate van haalbaarheid/kans op succes
De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien.
Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.
Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).
Efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Een norm hiervoor is niet te geven, gekeken wordt of de kosten in verhouding staan tot het resultaat.
Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit
De beleidsmatige doelstelling van de provincie Utrecht voor de landbouwbedrijven is minimaal 60% huiskavel en maximaal 3 veldkavels. Voor deze openstelling relevante publieke doelen zijn, milieu-, water-, natuur- en landschapsdoelen. De mate van effectiviteit wordt afgemeten aan de relatieve verbetering van de verkaveling, uitgedrukt in huiskavelpercentage, aantal veldkavels en afstand tot de veldkavels. Wat betreft de publieke doelen wordt de mate van effectiviteit afgemeten aan de hectares publiek doel. Daarbij gaat het niet alleen om hectares functieverandering (zoals NNN) maar ook om hectares agrarische grond met een publiek doel. Hiermee ondersteunen we met kavelruil de transitie naar een natuurinclusieve, circulaire en klimaatneutrale landbouw. Een ruilplan scoort goed wat betreft publieke doelen als 10% van de ruilgrond wordt ingezet voor biodiversiteit, vernatting, weidevogels of bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers. Om dit te borgen maken de deelnemers integrale natuurbedrijfsplannen zoals die ook in kader van het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur ontwikkeld worden. De score op het aspect “mate van effectiviteit” wordt als volgt bepaald:
Ad b. mate van haalbaarheid/kans op succes
De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien
Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.
Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).
De mate van efficiëntie wordt bepaald door de kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. De kosten zijn opgebouwd uit proceskosten, procedurekosten en kosten kavelaanvaarding. Deze kosten worden vergeleken met een normbedrag. De normkosten worden gesteld op € 2.300 per geruilde ha indien sprake is van kavelaanvaarding en € 1.500 indien geen sprake is van kavelaanvaarding. Deze bedragen zijn gebaseerd op kosten van kavelruil in de afgelopen jaren in de provincie Utrecht:
De beleidsmatige afweging voor subsidie op bedrijfsverplaatsing is dat, gezien de hoge kosten, bedrijfsverplaatsing alleen subsidiabel is als een substantieel publiek belang gediend wordt. De doelstelling van bedrijfsverplaatsing is verbetering van de landbouwstructuur, in combinatie een publiek doel. Het publiek doel kan een natuurdoel zijn (bijvoorbeeld realisatie NNN) of een ander doel zoals water (bijvoorbeeld een waterberging).
Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit
De effectiviteit van het project/ de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben doordat de vrijgekomen hectares in het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt, ingezet worden voor landbouwstructuur in combinatie met natuurdoelen of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen zoals bijvoorbeeld waterdoelen. De subsidie aanvraag kan daarom uit twee categorieën bestaan:
De effectiviteit van het project/ de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben. Deze uitwerking wordt met name bepaald door het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt en de aard en omvang van het te verplaatsen bedrijf. Er wordt in samenhang naar de volgende aspecten gekeken:
Hierbij is vooral het aantal hectares dat ingezet wordt voor realisatie van het Nationaal natuur Netwerk (NNN) of voor andere publieke doelen (waterberging of functiewijziging voor waterdoelen (Kaderrichtlijn Water), afhankelijk van categorie aanvraag, van belang, maar daarnaast kunnen ook kwalitatieve aspecten meespelen. Een bedrijfsverplaatsing die slechts enkele hectares NNN oplevert, zal normaal gesproken matig scoren op effectiviteit, maar als deze hectares van strategisch belang zijn voor de afronding van een belangrijke schakel in de NNN of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied liggen kan toch een score voldoende of goed gegeven worden.
Een score goed of zeer goed zal gegeven kunnen worden wanneer meer dan 10 hectare ingezet wordt voor functiewijziging naar natuur of een ander publiek doel. Een bedrijfsverplaatsing scoort ook goed of zeer goed wat betreft publieke doelen als 10% van de nieuwe locatie wordt ingezet voor biodiversiteit, vernatting, weidevogels of bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers. Om dit te borgen maken de deelnemers integrale natuurbedrijfsplannen zoals die ook in kader van het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur ontwikkeld worden. Van belang is wel dat de met de verplaatsing ingebrachte hectares direct en met zekerheid ingezet kunnen worden voor de beoogde doelen. Hectares die ingebracht worden als ruilgrond die mogelijk in de toekomst via ruiling ingezet zouden kunnen worden voor natuur of water gelden niet als prestatie bij deze openstelling.
De score op het aspect “mate van effectiviteit” wordt als volgt bepaald:
Ad b. mate van haalbaarheid/ kans op succes
Bezien wordt wat de haalbaarheid van de uitvoering van het project bedrijfsverplaatsing is. Hierbij worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.
Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).
Een bedrijfsverplaatsing levert in het algemeen zowel voor de in het gebied achterblijvende bedrijven (die gronden over kunnen nemen) als voor het verplaatste bedrijf (meer/andere ontwikkelmogelijkheden) een bedrijfseconomisch voordeel op. De kosteneffectiviteit van een bedrijfsverplaatsing neemt toe naarmate er meer hectares voor de verschillende doelen (landbouwstructuur in combinatie met natuur of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen) ingezet kunnen worden.
De mate van efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.
De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.
Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:
aanvragen kunnen worden ingediend via het webportal POP3 (https://www.pop3-webportal.nl/). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;
U kunt tot en met vrijdag 19 juli 2019 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk 26 juli 2019 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.
Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.