Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schagen

Besluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van de gemeente Schagen houdende regels omtrent mandaat (Mandaatregeling gemeente Schagen 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchagen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van de gemeente Schagen houdende regels omtrent mandaat (Mandaatregeling gemeente Schagen 2019)
CiteertitelMandaatregeling gemeente Schagen 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambenaar en de invorderingsambtenaar.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-09-201918-02-2021artikel 2, bijlage 4, 5, toelichting

27-08-2019

gmb-2019-225450

19.044846
09-05-201918-09-2019nieuwe regeling

16-04-2019

gmb-2019-110487

19.022374

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van de gemeente Schagen houdende regels omtrent mandaat (Mandaatregeling gemeente Schagen 2019)

Burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en de onderdelen b en c Gemeentewet, ieder voor zover het hun of zijn bevoegdheden betreft;

 

gelet op de Gemeentewet en op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de Mandaatregeling Gemeente Schagen 2019

Artikel 1. Definities:

  • a.

    Algemeen mandaat: algemeen mandaat als bedoeld in artikel 10:5, lid 1 van de wet.

  • b.

    Bestuursorgaan: Gemeenteraad, College van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • c.

    College: College van burgemeester en wethouders.

  • d.

    Instructies: instructies als bedoeld in artikel 10:6 van de wet.

  • e.

    Machtiging: de bevoegdheid tot het verrichten van feitelijke handelingen, niet zijnde een bestuursrechtelijk besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling.

  • f.

    Mandaat: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen.

  • g.

    Ondermandaat: een door een gemandateerde verleend mandaat.

  • h.

    Ondertekeningsmandaat: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te ondertekenen.

  • i.

    Raad: gemeenteraad van Schagen.

  • j.

    Volmacht: de bevoegdheid om namens de volmachtgever privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

  • k.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Algemeen en specifiek mandaat

  • 1.

    Aan de gemeentesecretaris wordt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 5, algemeen mandaat verleend, als bedoeld in artikel 10:5, lid 1 van de wet, om alle bevoegdheden van burgemeester en wethouders en de burgemeester uit te oefenen, met uitzondering van de in bijlage 3 vermelde bevoegdheden.

  • 2.

    De gemeentesecretaris verleent voor de hem gemandateerde bevoegdheden algemeen onder-mandaat aan de afdelingshoofden, met uitzondering van de in bijlage 4 vermelde bevoegdheden.

  • 3.

    Een afdelingshoofd kan het in het tweede lid bedoelde ondermandaat slechts uitoefenen voor zover het betrekking heeft op de taken passend binnen zijn functie.

  • 4.

    Een afdelingshoofd verleent voor de aan hem gemandateerde bevoegdheden algemeen ondermandaat aan medewerkers die op zijn afdeling werkzaam zijn, met uitzondering van de in bijlage 5 vermelde bevoegdheden.

  • 5.

    Een medewerker kan het in lid 4 bedoelde ondermandaat slechts uitoefenen voor zover het betrekking heeft op de taken passend binnen zijn functie en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.

  • 6.

    In afwijking van bepaalde in lid 1, wordt, met uitsluiting van anderen, specifiek mandaat verleend in de in bijlage 2 genoemde gevallen.

Artikel 3. Afwijken algemeen mandaat

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, kan het college aan anderen mandaat verlenen.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 10:4 van de wet, behoeft de mandaatverlening, als bedoeld in lid 1, instemming van de gemandateerde en in voorkomende gevallen van degene onder wiens verantwoordelijkheid de gemandateerde werkt.

  • 3.

    Aan de verplichting als bedoeld in lid 2, hoeft niet te worden voldaan indien de gemandateerde werkzaamheden voor de mandaatgever verricht op grond van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, een stage- of detacheringsovereenkomst, dan wel een overeenkomst van opdracht.

  • 4.

    Mandaat, als bedoeld in lid 1, waarvoor tevens het bepaalde in lid 2 van toepassing is, wordt verleend in de in bijlage 1 opgenomen gevallen.

Artikel 4. Weigering mandaat

  • 1.

    Mandaat wordt niet verleend, indien de aard van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 10:3 van de wet, zich tegen mandaatverlening verzet, dan wel indien een ander wettelijk voorschrift zich tegen mandaatverlening verzet.

  • 2.

    Mandaat wordt niet verleend, indien het een bevoegdheid betreft tot:

    • a.

      het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij het verlenen van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien.

    • b.

      het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen mandaatverlening verzet.

    • c.

      het vernietigen van of het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

  • 3.

    Mandaat tot het beslissen op bezwaar of op een verzoek in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, als bedoeld in artikel 7:1a van de wet, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

  • 4.

    Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van een overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt, indien artikel 5:53 van de wet van toepassing is.

  • 5.

    Mandaat wordt niet verleend in geval van de in bijlage 3 van deze regeling genoemde bevoegdheden.

  • 6.

    Mandaat wordt niet verleend indien het besluit een afwijking zou inhouden van het bestaande beleid, vastgestelde richtlijnen en/of voorschriften, tenzij dit uit de regeling voortvloeit.

Artikel 5. Financiële besluiten

  • 1.

    Bij besluiten met financiële uitgaven wordt aan het mandaat als bedoeld in artikel 2, lid 4, de voorwaarde verbonden dat de budgethouder als bedoeld in de budgethouders-regeling instemming verleent aan de betreffende financiële uitgaven.

  • 2.

    Weigering van de in lid 1 genoemde instemming dient te worden gemotiveerd.

  • 3.

    Indien de gemandateerde en de budgethouder niet tot overeenstemming komen ten aanzien van de in lid 2 genoemde weigering, beslist het afdelingshoofd als bedoeld in artikel 2, lid 3 van deze regeling.

  • 4.

    Bij besluiten, als bedoeld in lid 1, wordt een maximum gehanteerd van € 100.000,-.

  • 5.

    Bij besluiten, als bedoeld in lid 1, met een bedrag hoger dan € 100.000,- is instemming vereist van het afdelingshoofd, als bedoeld in artikel 2, lid 3 van deze regeling.

  • 6.

    Bij besluiten als bedoeld in lid 5, kan het afdelingshoofd volstaan met een eenmalige instemming, wanneer het repeterende uitgaven betreft, waarvoor reeds een budget is vastgesteld.

Artikel 6. Schakelbepalingen

  • 1.

    Waar in dit besluit wordt gesproken over mandaat, dient – tenzij anders is bepaald – tevens te worden begrepen machtiging en volmacht.

  • 2.

    Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van mandaat door de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en de onderdelen b en c Gemeentewet.

Artikel 7. Ondertekening

  • 1.

    Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt, conform artikel 10:10 van de wet, namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

  • 2.

    Uit een krachtens ondertekeningsmandaat, als bedoeld in artikel 10:11 van de wet, ondertekend besluit, moet blijken dat het besluit door het bestuursorgaan zelf is genomen.

  • 3.

    Ondertekeningsmandaat wordt verleend aan de individuele leden van het College van burgemeester en wethouders, voor zover het hun eigen portefeuille betreft.

  • 4.

    Het onder 1 en 2 bedoelde besluit, vermeldt tevens de naam van de ondertekenaar, de aanduiding van zijn functie en zijn handtekening.

Artikel 8. Bekendmaking en evaluatie

  • 1.

    Bekendmaking van deze regeling gebeurt op de wijze als bedoeld in artikel 3:42 van de wet.

  • 2.

    Het afdelingshoofd Financiën en Control draagt zorg voor een periodieke evaluatie van deze regeling.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de secretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar voor zover het hun of zijn bevoegdheden betreft, op 16 april 2019, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Mandaatregeling van de gemeente Schagen 2016’ en alle bijbehorende onder-mandaatbesluiten.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als ‘Mandaatregeling gemeente Schagen 2019’ en treedt een dag na bekendmaking in werking.

Vastgesteld op 16 april 2019

burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen,

M. van Kampen,

burgemeester

N. Swellengrebel,

secretaris

de burgemeester van de gemeente Schagen,

de secretaris van de gemeente Schagen,

het afdelingshoofd Ruimte

het afdelingshoofd Samenlevingszaken

het afdelingshoofd Openbaar Gebied

het afdelingshoofd Dienstverlening

het afdelingshoofd Financiën en Control

het afdelingshoofd Organisatieontwikkeling

de heffingsambtenaar van de gemeente Schagen,

de invorderingsambtenaar van de gemeente Schagen,  

Bijlage 1  

Bevoegdheden die ingevolge artikel 3, lid 4, van deze regeling door het bestuursorgaan zijn gemandateerd aan anderen, die geen deel uitmaken van de gemeentelijke organisatie.

 

I BESTUUR EN/OF DIRECTEUR VAN DE OMGEVINGSDIENST NOORD-HOLLAND NOORD

Op grond van afspraken, gemaakt tussen gemeente Schagen en de Omgevingsdienst NHN, en vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst, worden door de Omgevingsdienst NHN taken uitgevoerd ten behoeve van gemeente Schagen.

 

In de Dienstverleningsovereenkomst Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord (DVO RUD NHN) d.d. 15 mei 2014 en in de daaropvolgende overeenkomsten die deze DVO vervangen zijn de taken en bevoegdheden opgenomen, die worden uitgevoerd overeenkomstig het verleende mandaat.

 

II HULPOFFICIER VAN JUSTITIE MET BETREKKING TOT DE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER OP GROND VAN ARTIKEL 3 I.V.M. DE ARTIKELEN 2 EN 9 VAN DE WET TIJDELIJK HUISVERBOD

  • 1.

    Het ondertekenen van besluiten genomen op grond van artikel 2, lid 1 en artikel 9, lid 1, van de Wet tijdelijk huisverbod met betrekking tot het opleggen en verlengen van een huisverbod.

  • 2.

    Het opnemen van contact met het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, als bedoeld in artikel 2, lid 3 van de Wet tijdelijk huisverbod.

  • 3.

    Het mondeling aanzeggen van een huisverbod, als bedoeld in artikel 2, lid 7 van de Wet tijdelijk huisverbod.

  • 4.

    Het meedelen van de inhoud van het huisverbod en de gevolgen van niet-naleving daarvan aan de uithuisgeplaatste en aan de instantie voor advies- en hulpverlening / advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, als bedoeld in artikel 2, lid 8 van de Wet tijdelijk huisverbod.

 

III GECERTIFICEERDE INSTELLING DE JEUGD- EN GEZINSBESCHERMERS TE HAARLEM

Op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet in rechte verzoeken tot machtiging (met spoed) tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp in vrijwillig kader aan de rechtbank, dan wel een verzoek tot voorwaardelijke machtiging of verlenging van de machtiging.

 

IV DIRECTEUR GGD HOLLANDS NOORDEN

In spoedeisende gevallen een passende tijdelijke voorziening te treffen voor crisishulp en opvang van de jeugdige en volwassene ter uitvoering van het Meldpunt Veilig thuis (AMHK) onder de voorwaarde dat gebruik wordt gemaakt van de door de gemeente gecontracteerde organisaties (Besluit College van B&W d.d. 25 november 2014).

 

V DIRECTEUR GGD HOLLANDS NOORDEN

Het nemen van besluiten op grond van de artikelen 1.46, lid 1, 1.47, lid 2 en 3, 1.47a, lid 1, 1,61, lid 1, 1,65, lid en 1.66, lid 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de bij of krachtens deze wet vastgestelde (nadere) regels. (Besluit College van B&W d.d. 20 april 2015).

 

VI COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DEN HELDER

  • 1.

    Het nemen van besluiten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (artikel 2.3.1 en verder) of de bij of krachtens deze wet vastgestelde uitvoeringsregelingen, voor zover sprake is van een behoefte aan opvang of beschermd wonen.

  • 2.

    Het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures die betrekking hebben op de onder 1 genoemde besluiten. Rechtsgedingen omvat ook het instellen van een kort geding, de voeging in strafzaken, de instelling van beroep, het verzoek tot schorsing van een aangevochten beslissing of het aanvragen van een voorlopige voorziening.

 

VII DIRECTEUR VAN DE OMGEVINGSDIENST NOORD-HOLLAND NOORD

Aan de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord is met ingang van

1 januari 2014 mandaat verleend voor het archiefbeheer conform het bepaalde in artikel 3 van

de Archiefwet 1995 voor de uitvoering van de overeenkomst tussen de gemeente Schagen en de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord inzake het beheer van de archiefbescheiden die betrekking hebben op de taken die voortkomen uit het aan het directeur van de RUD verleende mandaat en daaraan verbonden dienstverleningsovereenkomst.

Per 1 maart 2019 is de naam gewijzigd in Omgevingsdienst Noord-Holland Noord

 

Bijlage 2  

Bevoegdheden die ingevolge artikel 2, lid 6 van deze regeling door het bestuursorgaan zijn gemandateerd aan ambten of personen, met uitsluiting van anderen.

 

I DE ALGEMEEN COMMANDANT BEVOLKINGSZORG

In geval van een crisissituatie als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Wet veiligheidsregio’s heeft de Algemeen Commandant Bevolkingszorg mandaat:

  • 1.

    om rechtshandelingen naar burgerlijk recht te verrichten, zoals het sluiten van overeenkomsten tot (ver)koop, (ver)huur, bruikleen van (on)roerende goederen, alsmede het sluiten van overeenkomsten van opdracht of van aanneming van werk tot een bedrag van maximaal € 25.000, -, exclusief BTW, per incident;

  • 2.

    om informatie te verschaffen en de informatievoorziening af te stemmen als bedoeld in artikel 7, de leden 1 tot en met 3, van de Wet veiligheidsregio's, met uitzondering van informatie over Slachtoffers, Identiteit, Oorzaak en Scenario's (SIOS); per crisissituatie ter grootte van een Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijding Procedure (GRIP) 0 en hoger.

 

Het mandaat wordt verleend met de instructies dat de Algemeen Commandant Bevolkingszorg:

  • a.

    de burgemeester zo mogelijk in kennis stelt van het voornemen om van het mandaat gebruik te maken of deze zo spoedig mogelijk na het gebruik van het mandaat in kennis stelt;

  • b.

    de bevoegdheid als bedoeld in onder 1 mag onder-mandateren aan de Officier van Dienst Bevolkingszorg;

  • c.

    de bevoegdheid als bedoeld onder 2 mag ondermandateren aan: het Hoofd Communicatie (v/h Kwartiermaker Crisiscommunicatie) en de Voorlichter van Dienst Commando Plaats Incident dan wel de communicatieadviseurs van de Regionale Pool Communicatie of de medewerkers van de Afdeling Middelen, Taakveld Communicatie;

  • d.

    aan het onder c. bedoelde ondermandaat de bijzondere instructie verbindt dat de betreffende medewerkers uitsluitend informatie verschaffen over Procedures, Processen en Feiten (PPF).

 

II DE ALGEMEEN COMMANDANT GENEESKUNDIGE HULPVERLENING IN DE REGIO

De Algemeen Commandant Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio heeft mandaat om aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 6 van de Wet veiligheidsregio's, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is uit een oogpunt van openbare orde.

 

Het mandaat wordt verleend met de instructie dat:

  • a.

    de burgemeester zo mogelijk in kennis wordt gesteld van het voornemen om van het mandaat gebruik te maken of zo spoedig mogelijk na het gebruik van het mandaat;

  • b.

    de Algemeen Commandant Bevolkingszorg deze bevoegdheid mag ondermandateren aan de Officier van Dienst Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio.

Bijlage 3  

Bevoegdheden die ingevolge artikel 4, lid 5, van deze regeling niet voor mandaat in aanmerking komen.

 

PUBLIEKRECHTEIJKE BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Het vaststellen van regels en beleid, met uitzondering van intern werkende regels.

  • 2.

    Het nemen van besluiten tot benoeming van personen in adviescommissies en dergelijke als bedoeld in artikel 84 Gemeentewet.

 

BIJZONDERE PUBLIEKRECHTELIJKE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER OP GROND VAN DE GEMEENTEWET

  • 1.

    Het nemen van besluiten op grond van de Wet tijdelijk huisverbod

  • 2.

    Het nemen van besluiten op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.

  • 3.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 151b met betrekking tot het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied.

  • 4.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 151c met betrekking tot het installeren van vaste camera’s.

  • 5.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 154a met betrekking tot de tijdelijke ophouding van groepen van personen.

  • 6.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 172 over het toezicht en de handhaving van de openbare orde.

  • 7.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 172a en 172b over het geven van een bevel aan een persoon die de openbare orde heeft verstoord.

  • 8.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 174 over het toezicht op samenkomsten.

  • 9.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 174a over sluiten van een woning, lokaal of erf.

  • 10.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 174b over het aanwijzen van een gebied als veiligheidsrisicogebied.

  • 11.

    Het geven van noodbevelen op grond van artikel 175.

  • 12.

    Het vaststellen van noodverordeningen op grond artikel 176.

  • 13.

    Het nemen van besluiten op grond van 176a met betrekking tot het tijdelijk ophouden van en overbrengen van personen naar een bepaalde plaats.

 

PRIVAATRECHTELIJKE BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Het sluiten of opzeggen van een overeenkomst tot het aangaan van een Publiek Privaatrechtelijke Samenwerking, convenanten en bestuursovereenkomsten, inclusief intentieverklaringen hierover.

  • 2.

    Het sluiten of het opzeggen van overeenkomsten waarvan de financiële waarde de toegekende budgetten overstijgt.

  • 3.

    Het al dan niet instellen van een civiele procedure of het aanwenden van rechtsmiddelen (beroep, hoger beroep, beroep in cassatie).

  • 4.

    Het besluiten over het beslechten van een geschil, zoals alternatieve geschillenbeslechting (arbitrage, mediation en dergelijke).

  • 5.

    Het oprichten van en deelnemen aan rechtspersonen (stichtingen, vennootschappen, verenigingen en dergelijke).

  • 6.

    Het aanvaarden of afwijzen van erfstellingen, legaten, schenkingen.

  • 7.

    Het aanvaarden of afwijzen van een aanbod tot sponsoring.

  • 8.

    Het aanvragen van surseance van betalingen en faillissement.

  • 9.

    Het besluiten op verzoeken om schadevergoedingen hoger dan € 10.000,-, alleen wanneer de gemeente hier niet voor is verzekerd.

 

RECHTSPOSITIONELE AANGELEGENHEDEN

  • 1.

    Het nemen van besluiten over benoeming, schorsing, ontslag, salaris, toelagen van en het vervullen van nevenfuncties door de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Het nemen van besluiten naar aanleiding van op grond van de wet tegen de gemeentesecretaris ingediende klachten.

 

Bijlage 4  

Bevoegdheden die ingevolge artikel 2, tweede lid van deze regeling, niet voor ondermandaat aan de afdelingshoofden in aanmerking komen.

  • 1.

    Het nemen van besluiten over de ambtelijke organisatie.

  • 2.

    Het nemen van besluiten over disciplinaire maatregelen jegens afdelingshoofden, medewerkers en degenen zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze regeling.

  • 3.

    Het aangaan van vaststellingsovereenkomsten ten aanzien van afdelingshoofden, medewerkers en degenen zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze regeling.

  • 4.

    Het nemen van besluiten over benoeming, ontslag, salaris, toelagen van afdelingshoofden en het vervullen van nevenfuncties door de afdelingshoofden.

  • 5.

    Het nemen van besluiten op grond van de wet tegen de afdelingshoofden ingediende klachten.

 

Bijlage 5  

  • 1.

    Bevoegdheden die ingevolge artikel 2, vierde lid van deze regeling, niet voor ondermandaat aan medewerkers, niet zijnde teamleiders, in aanmerking komen:

  • - Het nemen van besluiten over benoeming, ontslag, salaris, toelagen van medewerkers en degenen zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze regeling en het vervullen van nevenfuncties door medewerkers en degenen zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van deze regeling.

  • 2.

    Bevoegdheden die ingevolge artikel 2, vierde lid van deze regeling, niet voor ondermandaat aan teamleiders in aanmerking komen:

  • - Het nemen van besluiten over benoeming, ontslag, salaris, toelagen van teamleiders en het vervullen van nevenfuncties door teamleiders.

 

TOELICHTING

 

Algemene toelichting

 

Inleiding

De Mandaatregeling gemeente Schagen 2019 vervangt de Mandaatregeling van de gemeente Schagen 2016. De regeling is op enkele punten aangescherpt.

 

In de regeling 2016 was opgenomen dat in bepaalde situaties geen gebruik gemaakt kon worden van het mandaat, met name bij politiek gevoelige besluiten. Dit ter beoordeling van de gemandateerde zelf. Dit leverde echter strijdigheid op met (vaste) jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling of ABRvS). De Afdeling geeft aan dat het overlaten van de omvang van het mandaat aan de gemandateerde zelf, strijd oplevert met de rechtszekerheid (onder meer: ABRvS 25 februari 2004, nr. 200303658/1 en ABRvS 16 oktober 2013, nr. 201209925/1/A3). In de regeling 2019 is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de omvang van het mandaat ondubbelzinnig vaststaat.

 

De voornaamste wijziging ten opzichte van 2016 betreft de invoering van het algemeen onder-mandaat voor medewerkers. Dit gebeurt op dezelfde wijze als het algemeen mandaat aan de gemeentesecretaris en het algemeen onder-mandaat aan de afdelingshoofden.

 

Het algemeen ondermandaat aan medewerkers komt in de plaats van het (schriftelijk) onder-mandaatbesluit per functie/medewerker en is gebaseerd op de functie en het takenpakket van de betreffende medewerker, zoals afgesproken bij aanstelling en in overleg met het afdelingshoofd en P&O. Feitelijk zal er niet veel verschil zijn met de oude situatie. Om die reden zijn ook overgangs- bepalingen niet nodig gebleken. Met de vaststelling van de regeling 2019 worden gelijktijdig alle onder-mandaatbesluiten ingetrokken.

 

Door het ontbreken van een schriftelijke vastlegging kan de afbakening van het algemeen onder-mandaat voor medewerkers vragen oproepen. Uitgangspunt is de grens van het (onder-)mandaat van het afdelingshoofd. Het afdelingshoofd kan immers niet meer mandaat verlenen dan waarover hij/zij zelf beschikt. Zoals hiervoor aangegeven kunnen functie-inhoud en afspraken het medewerkersmandaat verder afbakenen.

 

Bij het vervullen van tijdelijk of structurele taken buiten het bereik van het afdelingshoofd moet specifiek mandaat worden verleend. Bijvoorbeeld bij detachering naar een andere afdeling en de medewerkers functioneel wordt aangestuurd door het hoofd van die andere afdeling. Specifiek mandaat is dus niet nodig wanneer een medewerker taken waarneemt van een collega binnen zijn of haar eigen afdeling, zolang het een taak betreft die past binnen de functie van de betreffende medewerker.

 

Specifiek mandaat is ook niet nodig wanneer het uitvoeren van taken voor een andere afdeling onderdeel is van de reguliere functie. Bijvoorbeeld wanneer een projectleider, die is aangesteld bij de afdeling Ruimte, tot zijn takenpakket heeft het uitvoeren van projecten bij de afdeling Samenlevingszaken, dan valt dit nog steeds onder het algemeen ondermandaat van de afdeling Ruimte. Als er dan onduidelijkheid ontstaat, kan dat worden opgelost door afstemming tussen betreffende afdelingshoofden.

 

Bij de mandaatregeling 2019 heeft een forse herschikking van artikelen en bepalingen plaats- gevonden. Het betreft in hoofdzaak technische en redactionele aanpassingen. Om die reden is er voor gekozen om de mandaatregeling 2016 in zijn geheel in te trekken en te vervangen door de regeling 2019.

 

Met deze mandaatregeling worden tevens alle ondermandaten vastgesteld. De regeling is ondertekend door het College van B&W, de burgemeester, de gemeentesecretaris, de afdelingshoofden, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar.

 

Mandaat

Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid namens een bestuursorgaan een besluit te nemen.

Mandaat moet worden onderscheiden van delegatie en attributie. Bij mandaat gaat het om het opdragen van een bevoegdheid en niet om het overdragen zoals bij delegatie. De mandaatgever kan er dan ook voor kiezen om in een voorkomend geval zelf het besluit nemen.

 

Een rechtmatig in mandaat genomen besluit geldt als een besluit van het bestuursorgaan. Dat zal in de meeste gevallen het College van B&W zijn. Bij ‘politiek gevoelige’ besluiten kan het zijn dat het college hierover zelf wil beslissen. Bij dit soort besluiten is afstemming dan ook gewenst. Hierover kunnen werkafspraken worden gemaakt. Het hoeft niet apart te worden geregeld in deze mandaatregeling.

 

Ook als de mandaatgever zelf besluit, blijft het mandaat in stand. De mandaatgever kan het mandaat wel intrekken. Dat kan betekenen dat de lijst met besluiten waarvoor mandaat niet mogelijk is wordt uitgebreid (zie artikel 4 weigering mandaat) of dat het algemeen (onder-)mandaat wordt ingeperkt door de gemeentesecretaris (zie bijlage 4 voor de afdelingshoofden) of het afdelingshoofd die zelf een lijst samenstelt (zie artikel 2, lid 4)

 

De gemandateerde dient ook de instructies van de mandaatgever te volgen (artikel 10:6, lid 1 Awb) en inlichtingen te verschaffen op diens verzoek (artikel 10:6, lid 2 Awb).

 

Financiële besluiten

Met name om financieel-technische redenen is afgezien van integratie van de mandaatregeling met de budgethouders-regeling. Gezien de onderlinge afhankelijkheid is wel gekeken naar de verhouding tussen gemandateerde en budgethouder. De budgethouder beschikt, namens het college, over exploitatie- en investeringsbudgetten. De budgethouder parafeert voor het ten laste of gunste van zijn budgetten brengen van facturen en invorderingsopdrachten.

 

Ten aanzien van financiële besluiten worden voorwaarden verbonden aan het mandaat. Financiële besluiten zijn besluiten waarbij uitgaven worden gedaan ten laste van een budget. Het nieuwe

artikel 5 van de regeling ziet op dit soort besluiten. In dit artikel is vastgelegd dat de budgethouder moet instemmen met de uitgaven die samenhangen met het besluit in (onder-)mandaat.

 

De gemandateerde is verplicht de budgethouder te consulteren. Het is een voorwaarde om in mandaat te mogen besluiten. Als de budgethouder weigert akkoord te gaan met de uitgaven, moet dat gemotiveerd gebeuren. Als de gemandateerde niet instemt met de weigering, wordt het voorstel voorgelegd aan het afdelingshoofd van de gemandateerde.

 

Een andere beperking is het stellen van een maximale financiële grens. Voor medewerkers geldt bij mandaat een maximum van € 100.000,-. Boven € 100.000,- is instemming vereist van het afdelings- hoofd. Bij herhalende uitgaven waarvoor reeds een budget is vastgesteld, kan het afdelingshoofd volstaan met een eenmalige instemming met de uitgaven. In dat geval kan de medewerker (veelal de projectleider) binnen dat project besluiten nemen boven € 100.000,-. Het afdelingshoofd beoordeelt of het betreffende project voldoet aan de criteria.

 

In geval van (Europees) aanbesteden gaan beleid en regels die hiervoor zijn vastgesteld, vóór op de mandaatregeling.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

Bij artikel 1 is het begrip ‘belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen’ komen te vervallen. Het gaat hier om besluiten die met een dusdanig politiek karakter dat besluitvorming door het bestuursorgaan zelf wenselijk is. Het vereist van de gemandateerde een zodanige politieke sensitiviteit, dat er in voorkomende gevallen voor zal worden gekozen het voorgenomen besluit voor te leggen aan het bestuursorgaan. Praktisch gezien is het aan te bevelen om hierover werkafspraken te maken en een dergelijk voorstel voor te leggen in het stafoverleg met de portefeuillehouder. De bestuurder kan dan beslissen of er in mandaat kan worden besloten of dat het moet worden geagendeerd voor het college. Om die reden is het niet nodig om dit vast te leggen in de mandaatregeling. Vastlegging maakt het mandaat onduidelijk en tast mogelijk de rechtszekerheid aan, zoals ook blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

Toegevoegd aan de definities is het begrip algemeen mandaat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10:5, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (artikel 1, onder a).

 

Volmacht (artikel 1, onder j) wordt verleend door de burgemeester op grond van artikel 171 Gemeentewet. De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte (artikel 171, lid 1 Gemeentewet) en kan derhalve ook als civielrechtelijke partij, namens de rechtspersoon gemeente optreden. Deze bevoegdheden kan de burgemeester opdragen aan een door deze aan te wijzen persoon (artikel 171, lid 2 Gemeentewet) door middel van een volmacht. In deze regeling is een algemeen volmacht gekoppeld aan het algemeen mandaat.

 

 

Artikel 2. Algemeen en specifiek mandaat

Dit artikel komt in de plaats van artikel 4 (oud). Het bestuursorgaan (college) verleent algemeen mandaat aan de gemeentesecretaris (lid 1). Evenals in de regeling 2016 kan secretaris algemeen ondermandaat verlenen aan de afdelingshoofden (lid 2 en 3).

 

Nu kan ook algemeen ondermandaat worden verleend door het afdelingshoofd aan medewerkers binnen de afdeling. De omvang van dit ondermandaat is gerelateerd aan de functie en de taken van de medewerker. Bij de bepaling om welke functie en taken het gaat, wordt uitgegaan van de functie bij aanstelling en eventueel aangevuld met taken waarover later afspraken zijn gemaakt met het afdelingshoofd en P&O.

 

Aan artikel 2 wordt tevens toegevoegd de bepalingen met betrekking tot het exclusief mandaat voor aangewezen ambten of personen (artikel 7 oud).

 

Artikel 3. Afwijking algemeen mandaat

In afwijking van het algemeen mandaat aan de gemeentesecretaris, kan het college mandaat verlenen aan externe partijen. Dat wil zeggen dat de gemandateerde in dat geval geen deel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie, respectievelijk niet in dienst van de gemeente Schagen. In bijlage 1 is opgenomen welke externe partijen dit betreft. Om mandaat te kunnen verlenen moet de betreffende externe partij aangeven daarmee in te stemmen, behalve wanneer de gemandateerde op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, een stage- of detacheringsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht werkzaam is bij of voor de gemeente Schagen.

 

Artikel 4. Weigering mandaat

Dit artikel vervangt artikel 2 (oud). In dit artikel zijn alle gevallen waarin mandaat niet verleend kan worden opgenomen.

 

In lid 1 wordt aangegeven dat mandaat niet wordt verleend als de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. Dit betekent dat het karakter van het besluit met zich brengt dat het bestuur zelf (het college dan wel de burgemeester) moet beslissen. Het gaat om besluiten die niet ambtelijk kunnen worden afgedaan. Een aantal van dit soort besluiten is opgenomen in deze mandaatregeling (bijlage 3). Bij andere besluiten zal een afweging gemaakt moeten worden. In geval van twijfel verdient het aanbeveling te kiezen voor bestuurlijke besluitvorming. Ook kan het zijn dat vanuit de wettelijke grondslag, waarop het besluit is gebaseerd, mandaatverlening wordt uitgesloten. Anders dan bij ‘politiek gevoelige’ besluiten, zijn in mandaat genomen besluiten die zich naar hun aard verzetten tegen mandaatverlening, onbevoegd genomen besluiten. Deze zullen door de bestuursrechter in de regel als onrechtmatig worden beoordeeld.

 

In lid 2 tot en met 5 is aangeven in welke gevallen besluiten in mandaat niet mogelijk is. De toevoeging ‘in ieder geval’ , zoals die in de vorige versies van de mandaatregeling was opgenomen is in verband met de eenduidigheid van het mandaat komen te vervallen. Weigeringen van mandaatverlening komt voor bij het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij in mandaatverlening is voorzien; bij besluiten waarvoor een versterkte meerderheid is vereist, bij besluiten van het vernietigen of onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan; bij beslissen op bezwaar of instemmen met rechtstreeks beroep door degene die in mandaat het bestreden besluit heeft genomen en bij de in bijlage 3 genoemde besluiten.

 

In lid 4 wordt aangegeven dat mandaat in bepaalde gevallen niet kan verleend voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit is het geval wanneer artikel 5:53 van de wet aan de orde is. Artikel 5:53 van de wet stelt het opstellen van een rapport of proces-verbaal verplicht, wanneer in geval van een overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd hoger dan € 340,-.

 

Lid 6: Dit lid is toegevoegd. De gemandateerde is niet bevoegd om in mandaat te besluiten, indien het besluit een afwijking zou inhouden van het bestaande beleid, vastgestelde richtlijnen en/of voorschriften. Uitgangspunt is dat beleidsvorming en afwijken van beleid (hardheidsclausule) bij

het college blijft, tenzij dit voortvloeit uit de regeling of de systematiek, dan wel wanneer het

college hiertoe in een voorkomende situatie heeft besloten. Hieronder valt (dus) niet een (omgevings-)vergunning in afwijking van het bestemmingsplan, dan wel afwijken van de Welstandsnota. In het algemeen betreft mandaat besluiten betreffende beleidsuitvoering, bedrijfsvoering en beheer.

 

Artikel 5. Financiële besluiten

Er zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van financiële besluiten in een nieuw artikel 5. Financiële besluiten zijn besluiten waarbij uitgaven worden gedaan ten laste van een budget. In dit artikel is vastgelegd dat de budgethouder moet instemmen met de uitgaven die samenhangen met het besluit in (onder-)mandaat.

 

De gemandateerde is verplicht de budgethouder te consulteren. Het is een voorwaarde om in mandaat te mogen besluiten. Als de budgethouder weigert akkoord te gaan met de uitgaven, moet dat gemotiveerd gebeuren. Als de gemandateerde niet instemt met de weigering, wordt het voorstel voorgelegd aan het afdelingshoofd van de gemandateerde.

 

Voor medewerkers geldt bij mandaat een maximum van € 100.000,-. Boven € 100.000,- is instemming vereist van het afdelingshoofd. Bij herhalende uitgaven waarvoor reeds een budget is vastgesteld, kan het afdelingshoofd volstaan met een eenmalige instemming met de uitgaven. In dat geval kan de medewerker (veelal de projectleider) binnen dat project besluiten nemen boven

€ 100.000,-.

 

Artikel 6. Schakelbepalingen

In deze mandaatregeling wordt naast het bestuursrechtelijk mandaat, ook machtiging en volmacht verleend. Machtiging wordt verleend voor feitelijke handelingen zonder rechtsgevolg. Het betreft meestal handelingen die niet kunnen worden beschouwd als besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Volmacht betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals een koop-, huur- of vaststellingsovereenkomst. De bevoegdheden in de vorm van volmacht zijn gekoppeld aan het mandaat. Is er mandaat voor bestuursrechtelijke besluiten, dan is er automatisch ook volmacht voor de privaatrechtelijke rechtshandelingen die hieruit voorvloeien of hiermee samenhangen. Er hoeft dus niet afzonderlijk nog een volmacht te worden verleend.

 

Ten aanzien van de heffings- en invorderingsambtenaren geldt dat het mandaat van toepassing is, wanneer de betreffende werkzaamheden, bijvoorbeeld legesheffing, onderdeel uitmaken van de functie van de gemandateerde medewerker.

 

Artikel 7. Ondertekening

Het eerste en tweede lid zijn de letterlijke weergave van de artikelen 10:10 en 10:11 van de Awb. In het derde lid is bepaald dat mandaat wordt verleend aan de portefeuillehouder om, voor zover het diens portefeuille betreft, besluiten te ondertekenen. In dat geval neemt het college wel zelf het besluit.

 

Artikel 8. Bekendmaking en evaluatie

De regeling wordt gepubliceerd op Overheid.nl. Over nieuwe (onder-)mandaatregelingen en aanpassingen van mandaatregelingen wordt overlegd met het afdelingshoofd Financiën en Control. Deze wordt ook in kennis gesteld van besluiten daaromtrent. Deze draagt daarmee zorg voor een goed toegankelijk overzicht van mandaatbesluiten.

 

Artikel 9. Slotbepalingen

De datum van inwerkingtreding wordt aangegeven en gelijktijdig wordt de oude mandaatregeling ingetrokken. De regeling wordt in zijn geheel vastgesteld onder een nieuwe naam.

 

Overige

Bijlage 1 (oud) komt te vervallen. De mandaatgever (bestuursorgaan) kan te allen tijde bepalen om een bevoegdheid zelf uit te oefenen (zie ook artikel 1 definities). Indien het bestuursorgaan dit te kennen geeft, ligt het in de lijn van de bestuurlijk-politieke verhoudingen dat die bevoegdheid ook op die manier wordt uitgeoefend. Een bepaling of instructie in een mandaatregeling voegt hier op zich niets aan toe en kan mogelijk leiden tot onduidelijkheid over de omvang van het mandaat.

 

Bijlage 1

Het betreft hier bevoegdheden die ingevolge artikel 3 van deze regeling door het bestuursorgaan zijn gemandateerd aan anderen, die geen deel uitmaken van de gemeentelijke organisatie. Aan de bijlage is toegevoegd mandaat aan de directeur Omgevingsdienst Noord-Holland Noord inzake het archief. Voor het overige is de bijlage op enkele redactionele wijzigingen na, ongewijzigd gebleven (bijlage 2 oud).

 

Bijlage 2

Deze bijlage is eveneens ongewijzigd gebleven op enkele redactionele wijzigingen na, en betreft bevoegdheden die ingevolge artikel 2, lid 6 van deze regeling door het bestuursorgaan zijn gemandateerd aan ambten of personen, met uitsluiting van anderen (bijlage 3 oud).

 

Bijlage 3

Ongewijzigd (bijlage 4 oud)

 

Bijlage 4

In deze mandaatregeling wordt er ten aanzien van rechtspositionele besluiten aan de afdelingshoofden ondermandaat verleend, behalve ten aanzien van de rechtspositie van afdelingshoofden zelf. Besluiten over disciplinaire maatregelen en de bevoegdheid tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst komen niet voor ondermandaat aan de afdelingshoofden in aanmerking.

 

Bijlage 5

In de oude mandaatregeling was er geen ondermandaat voor het nemen van rechtspositionele besluiten door teamleiders. In deze mandaatregeling wordt er aan de teamleiders ondermandaat verleend, behalve ten aanzien van de rechtspositie van teamleiders zelf.