Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VTH-Beleid Heemstede 2019-2022 |
Citeertitel | VTH-Beleid Heemstede 2019-2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Dit beleid vervangt deels de Beleidsnota "Integrale handhaving" gemeente Heemstede (alleen voor wat betreft RO en BWT)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2019 | 01-01-2023 | Nieuwe regeling | 02-04-2019 | 714719 |
1.1 Evaluatie en vernieuwing van het VTH-beleid
Voor u ligt het VTH-beleid voor de periode 2019-2022.
In het kader van het Interbestuurlijk Toezicht heeft de provincie aangedrongen op het actualiseren van de beleidsnota ”Integrale handhaving gemeente Heemstede”. Met deze nota wordt aangesloten op de huidige wet- en regelgeving en de praktijk op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. De oude nota beperkte zich tot beleid ten aanzien van Toezicht en Handhaving. Sinds 1 juli 2017 geldt de wettelijke verplichting om ook beleid ten aanzien van de Vergunningverlening op te stellen. De nieuwe nota voldoet hieraan en daarmee aan de Wet VTH.
Zorg voor de fysieke leefomgeving
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt voor veranderingen in de leefomgeving, zoals bouwen, ruimtelijke ordening, milieu, brandveiligheid, aanleggen, kappen, natuur en monumentenzorg.
De nota bevat het beleidskader voor alle VTH-taken die vallen onder de Wabo. Het gaat over de Vergunningverlening, Toezicht en handhaving voor de aandachtsgebieden Milieu, Ruimtelijke Ordening en Bouw- en woningtoezicht. Deze nota bestrijkt niet alle VTH-taken. Heemstede heeft alle milieutaken, zijnde het basistakenpakket en de beleidsvorming, uitbesteed aan de Omgevingsdienst IJmond. Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst heeft in december 2018 het Beleidskader VTH 2019-2022 en de VTH-strategie milieu 2019-2022 vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van Heemstede heeft beide beleidsstukken ten aanzien van het VTH-beleid, voor zover het taakveld milieu betreft, vastgesteld in hun vergadering van 22 januari 2019.
Dit Heemsteedse VTH-beleid omvat daarmee, met uitzondering van het milieu, het bouwen en de ruimtelijke ordening. Regels voor de leefomgeving raken het belang van de inwoners. De gemeente beschermt het woonklimaat tegen inbreuk op die regels. De gemeente doet dat door landelijke regels uit te voeren, lokale regels vast te stellen, beschikkingen op te stellen, en toezicht en handhaving uit te oefenen.
Evenwicht tussen taken en uitvoeringsorganisatie
Doel van het VTH-beleid is om de omgevingstaken op een adequaat uitvoeringsniveau te brengen en te houden. Daarvoor heeft de gemeenteraad bij besluit van 21 december 2016 de Kwaliteitscriteria 2.1 vastgesteld in de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Heemstede 2016 (Verordening VTH).
De bedoeling van de kwaliteitscriteria staan in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Volgens de criteria van het Bor hebben professionele uitvoeringsorganisaties:
Organisatie-inrichting: De inrichting van de organisatie waarborgt een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid. In ieder geval ligt de personeelsformatie vast. De organisatie is ook buiten kantooruren bereikbaar en beschikbaar. Werkprocessen zijn vastgesteld. Vergunningverlening en toezicht zijn functioneel gescheiden.
Uitvoeringsbeleid VTH 2019-2022
Om te voldoen aan de criteria en aan de wetgeving zorgt Heemstede ervoor dat er een organisatie is met voldoende formatie en deskundigheid om de uit te voeren taken goed uit te voeren. In het beleid staat daarom centraal hoe de organisatie formatie en deskundigheid efficiënt en effectief inzet door die te koppelen aan de opgave. Dat doen we door strategieën vast te stellen in dit beleid, te werken volgens serviceformules en protocollen, en de werkwijze te standaardiseren en te automatiseren.
Tijdens de werkingsduur van dit beleid zal de Omgevingswet in werking treden. De wijze waarop Heemstede nu vergunningverlening, toezicht en handhaving organiseert, uitvoert en evalueert, zal veranderen.
In de jaarlijkse bestuursrapportage toetsen we of de uitvoering voldoet, of de organisatie op orde is en of de voorgeschreven werkwijze voldoet.
Tegelijk is dat het moment waarop de organisatie een doorkijk maakt naar het volgende jaar en daarvoor een programma maakt.
1.2 Afdeling Bouw- en woningtoezicht
De uitvoering van de VTH-taken Ruimtelijke Ordening en Bouw- en woningtoezicht is grotendeels belegd bij de afdeling Bouw- en woningtoezicht (Bwt) en in mindere mate bij de afdeling Ruimtelijk Beleid. De taken van Bwt zijn de feitelijke vergunningverlening, het toezicht op de verleende vergunningen en het vergunningsvrij bouwen en de handhaving daarvan. De taken van de afdeling Ruimtelijk Beleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening zijn gefocust op het maken van de bestemmingsplannen en het voeren van de ro-procedures om grote bouwplannen mogelijk te maken. Dat staat grotendeels los van de VTH-taken. Daarmee is Bwt het “omgevingsloket” voor de inwoners. Het beleid maakt duidelijk hoe Heemstede de taken uitvoert, wat de plaats daarin is van Bwt en wat het bestuur, de inwoner en de organisatie van deze uitvoering kunnen verwachten.
Het beleid volgt de planning- en controlcyclus zoals hieronder in schema is afgebeeld. De cyclus heet “big 8”. De cyclus heeft een operationele en een strategische kant. De strategische cyclus evalueren we om de vier jaar. De operationele cyclus kent een jaarlijkse evaluatie en programmering in de vorm van de bestuursrapportage.
De organisatie analyseert de taken en problemen en ontwikkelt daarvoor beleid.
Het uitvoeringsbeleid VTH beschrijft in de volgende hoofdstukken de wijze waarop de organisatie de taken wil uitvoeren, doelen stelt, methoden en technieken ontwikkelt en toepast, problemen analyseert en daarop jaarlijks evalueert.
De werkwijzen liggen vast in procesbeschrijvingen (vergunningverlening) en protocollen (toezicht en handhaving).
De organisatie is in verandering; de wetgeving verandert. Beleid, strategieën en werkprocessen moeten daarom flexibel zijn, en in ontwikkeling blijven.
Via strategieën, protocollen en procesbeschrijvingen reguleert het beleidskader de wijze waarop de organisatie de taken uitvoert. De jaarlijkse programmering is een inschatting van kwantiteit, overzicht van geplande taken, bestuurlijke prioriteiten, beschikbare formatie en het gewenste uitvoeringsniveau. Het is geen urenboekhouding, maar het reserveert wel uren voor taken die prioriteit hebben. Voor toezicht is een ruime marge nodig voor spontaan binnenkomende vragen waarop direct actie nodig is.
In de operationele cyclus geeft de uitvoeringsorganisatie aan, zowel kwantitatief als kwalitatief, of het mogelijk is uitvoering te geven aan de omgevingstaken. Monitoring leidt tot de jaarlijkse bestuursrapportage.
De criteria zijn opgesteld door het rijk in samenwerking met de VNG. Daarin is opgenomen dat de organisatie de beleidscyclus toepast volgens de “big 8”. De criteria beschrijven tamelijk vergaand hoe de organisatie moet zijn ingericht. De raad heeft in de Verordening VTH vastgesteld dat de gemeente de organisatie inricht volgens die criteria.
Een robuuste organisatie moet voldoende deskundigheid hebben (technisch en juridisch), afgemeten aan opleiding, ervaring, de complexiteit van de taken en het aantal daarvan per jaar, of het formatieve tijdsbeslag. Daarbij moet een organisatie ook taken uitvoeren waarvoor die deskundigheid is vereist.
Het overzicht van de formatie staat in de begroting en in de het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Uit de evaluatie van het programma blijkt of de formatie voldoende is, en ook of de aanwezige deskundigheid in evenwicht is met de zwaarte van de taak.
Vergunningverlening: Welke taken moeten we uitvoeren en waarvoor hebben we beleid opgesteld.
Toezicht en handhaving: Wat is het risico van naleeftekort.
De gemeente zorgt ervoor dat er voldoende personeel is met voldoende deskundigheid om alle VTH-taken op een goed niveau uit te voeren. Het overzicht staat in de jaarlijkse rapportage.
Welke doelen stelt het college zich om een goed uitvoeringsniveau te bereiken.
Welke instrumenten, strategieën, protocollen past de organisatie toe om het doel te halen.
De vergunningenstrategie kent serviceformules voor verschillende categorieën aanvragen.
De toezichtstrategie beschrijft welke vormen van toezicht de gemeente toepast.
De interventiestrategie beschrijft wat de reactie is op naleeftekort.
De sanctiestrategie bevat het stappenplan handhaving.
Jaarlijks uitvoeringsprogramma toezicht
Het programma geeft per taakveld inzage in de omvang van de toezichtstaak, in de zin van doelstellingen, actiepunten, toezichtniveau en tijdsbesteding. Voor de dagelijkse werkzaamheden is de sanctiestrategie het beleidskader, voor de bijzondere onderwerpen moet dat in de probleemanalyse zijn beschreven. Per onderdeel is een inschatting gemaakt van de benodigde formatie, uit de toekenning en de overblijvende capaciteit blijkt of voldoende formatie beschikbaar is om taken uit te voeren op een adequaat niveau.
Net zoals probleemanalyse is monitoring en evaluatie een continu proces. Vaststelling van het uitvoeringsprogramma en het jaarverslag zijn ijkpunten voor het resultaat en voor het beleid. De beide documenten bevatten een weergave van het resultaat over een jaar.
Jaarverslag/bestuursrapportage
Dit is de verantwoording over het uitvoeringsprogramma, de output en outcome van vergunningverlening, vertaald in actiepunten, doelstellingen (wel/niet gehaald), resultaat en tijdsbesteding (werkelijk). Hieruit kunnen conclusies worden getrokken voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde VTH-beleid, dan wel de effectiviteit van de organisatie.
Tegelijkertijd is het de vooruitblik naar het komende jaar.
Uit de bestuursrapportage blijkt of Bwt een adequaat uitvoeringsniveau heeft, en of het uitvoeringskader tot een adequaat niveau leidt.
HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN FORMATIE
De VTH-taken voor omgevingsrecht valt onder Bwt. Bwt heeft de volgende formatie:
De formatie van Bwt is voldoende om het takenpakket op een adequaat niveau uit te kunnen voeren.
Plaats van Bwt in de organisatie
Bwt is het centrale VTH-loket van de gemeente. Het team zorgt voor procedurebewaking. Aan elke aanvraag kent Bwt een casemanager toe. De casemanagers zijn de schakel tussen de aanvragers, derden/inwoners, het bestuur, externe adviseurs en andere afdelingen van de gemeente. Afhankelijk van de invloed van een aanvraag op de omgevingskwaliteit kiest Bwt voor omgevingsmanagement.
Bwt behandelt vergunningaanvragen, vooroverleg, principeverzoeken, toezichtverzoeken, meldingen, informatieverzoeken en handhavingsverzoeken. De casemanagers zorgen voor de toetsing van aanvragen aan de wetgeving en aan het beleid.
Behandeling van de overige aanvragen staat in het teken van samenwerking, waarbij inwoners weten wat kan en mag, en waar de gemeente faciliteert.
Ook een handhavingsverzoek is in principe een aanvraag: de casemanagers behandelen die op gelijke wijze.
Bwt voert de behandelprocedure uit zoals die in het zaaksysteem Hoegle is vastgelegd:
Het landelijke Omgevingsloket (OLO) is in de afgelopen jaren gekoppeld aan Hoegle. Duidelijk is dat controle op het uitvoeringsniveau slechts mogelijk is als Bwt het casemanagement via Hoegle uitvoert. In de toekomst wordt het Omgevingsloket de verplichte manier om aanvragen en meldingen in te dienen.
Voor overgedragen taken als milieu en brandveiligheid heeft Bwt ingesteld dat aanvragen of meldingen meteen via het OLO worden doorgestuurd naar OD IJmond, respectievelijk de VRK. De gemeente (Bwt) krijgt daarvan een “notificatie”. De organisaties hebben eigen uitvoeringsbeleid. Het VTH-beleid van de OD IJmond is bij besluit van 22 januari 2019 door het college vastgesteld.
3.2 Taak Ruimtelijk Beleid op VTH-gebied
De VTH-taken beslaan ook het taakgebied ruimtelijke ordening. De VTH-taken van deze afdeling beperken zich tot die procedures voor een omgevingsvergunning waarbij dient te worden afgeweken van het bestemmingsplan en de raad bevoegd is hiervoor toestemming te verlenen via de zogenaamde verklaring van geen bedenkingen. De afdeling RB heeft geen taken ten aanzien van Toezicht en Handhaving. De handhaving van bestemmingsplannen wordt uitgevoerd door Bwt. De bezetting van de afdeling RB is voldoende om het takenpakket adequaat uit te voeren.
3.3 Toets organisatie aan kwaliteitscriteria 2.1
Kwantitatieve benadering en kritieke massa
In de jaarlijkse evaluatie staat hoeveel vergunningaanvragen en meldingen Bwt jaarlijks behandelt. Ook beoordeling van vergunningsvrije activiteiten vergt tijd.
Door het werken met risicoanalyses, serviceformules, checklists en toezichtsmomenten is in te schatten hoeveel toezicht nodig is op de naleving van vergunningvoorschriften.
Bwt heeft daarvoor in het zaaksysteem Hoegle de werkprocessen, standaardbrieven en procesbewaking op orde.
De kwantitatieve benadering geeft de minimaal benodigde capaciteit voor een goede uitvoering (kritieke massa).
Niet elke aanvraag is hetzelfde. Om aan de kwaliteitscriteria te voldoen heeft een organisatie voldoende deskundigheid in huis om een goed resultaat neer te zetten. Randvoorwaarde is dat een goede uitvoering ook die deskundigheid vergt en dat Bwt ervoor zorgt, door de werkverdeling en procesbeschrijvingen, dat de deskundigheid wordt ingezet en gedeeld en niet exclusief bij één medewerker blijft.
Toezicht op de uitvoering van vergunningen is uiteraard veelal niet te programmeren, maar volgt op de voortgang van de werkzaamheden. Bwt heeft de vergunningverlening en het toezicht op de verleende vergunningen functioneel gescheiden. De vergunningen worden in mandaat door het afdelingshoofd verleend en worden voorbereid door de casemanagers. Toezicht en controle op de verleende vergunning gebeurt door de inspecteur bouw- en woningtoezicht. Die controleert buiten en verleent geen vergunningen.
Handhaving op de taakvelden ruimtelijke ordening en bouw- en woningtoezicht is met name een juridische discipline. Bwt beschikt, voor de borging van de inhoudelijke juridische kwaliteit, over een juridisch medewerker. Ook hiervoor geldt het kwaliteitscriterium dat een deskundige 2/3 deel van de tijd belast moet zijn met taken om die deskundigheid uit te nutten.
Brandweer, Omgevingsdienst, provincie, natuurbeheer, waterschap en politie houden zelf toezicht. Deze organisaties beschikken daartoe zelf over de benodigde gekwalificeerde medewerkers.
Bwt beschikt over circa 1,88 fte voor vergunningverlening. Daaronder vallen ook de meldingen, de procedures, voorbereidingsoverleg, informatieverzoeken en evaluatie.
Formatie toezicht vergunninggericht
Het vergunningsgerichte toezicht is verdeeld: voor het bouwtoezicht is als basis 1 fte gereserveerd. Toezicht op monumenten, kappen en omgevingstoezicht is apart ondergebracht bij medewerkers van de afdeling of bij andere afdelingen.
Objectgerichte controles op standplaatsen, terrassen, werkterreinen en reclames zijn geen VTH-taken en daarmee niet ondergebracht bij Bwt. Dat doen de BOA’s (bijzondere opsporingsambtenaren) via thema’s, projecten in de werkplanning voor de BOA’s (bureau Handhaving).
De brandweer controleert jaarlijks ca. 100 objecten. De zorginstellingen worden jaarlijks gecontroleerd. De overige inrichtingen worden periodiek gecontroleerd. De VRK heeft hiervoor voldoende formatie.
Het aantal uit te voeren controles is afhankelijk van de controlefrequentie en het naleefgedrag. Juridische ondersteuning voor handhaving levert Bwt. De brandweer voert de controles uit.
De VTH-taken voor milieu-inrichtingen heeft Heemstede overgedragen aan Omgevingsdienst IJmond. De dienst is ook verantwoordelijk voor het objectgerichte toezicht.
Het gebiedsgericht toezicht valt grotendeels buiten het VTH-beleid en is ondergebracht bij de BOA’s. Volgens het jaarlijkse programma is de inzet van de gemeentelijke BOA’s voor een groot deel gebiedsgericht:
De ervaring leert dat de inspecteur Bouw- en woningtoezicht van Bwt een periode van intensief gebiedsgericht toezicht nodig heeft bij gereedgekomen nieuwbouwprojecten. Daarna kan het toezichtniveau verminderen tot omgevingstoezicht.
Het omgevingstoezicht valt evenals het gebiedsgericht toezicht buiten het VTH-beleid en zit met name bij de BOA’s en kent de volgende aandachtsgebieden: monumenten, sport, parkeren, evenementen, groenbeheer (overhangend groen), hangjeugd, het honden aanlijngebod en illegale afvaldumping in het Groenendaalse Bos.
Anders dan gebiedsgericht toezicht gaat het hier om algemeen toezicht met aandachtspunten binnen een globaal gebied. Het aandachtspunt “horeca” is te verdelen over uitgaanshoreca, eethoreca en recreatie/sporthoreca. Aandachtspunt is de openbare orde en veiligheid: objectgericht toezicht op de Drank- en horecawet en milieu wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst IJmond. De horeca-instellingen worden in het kader van de milieuwetgeving periodiek gecontroleerd. De naleving van de Drank- en horecawet wordt tijdens dat bezoek “meegenomen”. De brandweer ziet toe op de brandveiligheid.
HOOFDSTUK 4 DOELSTELLINGEN VERGUNNINGVERLENING
De gemeentelijke organisatie voldoet aan de kwaliteitscriteria 2.1, en voert de VTH-taken volgens de wet en het beleid op een adequaat niveau uit.
Het uitvoeringsbeleid is gebaseerd op het wettelijk uitvoeringskader, waaronder ook gemeentelijke beleidsnota’s vallen, en legt vast hoe de gemeente de vergunningverlening uitvoert:
In de organisatie is beleid, in de zin van extern werkende regels, gescheiden van uitvoering. Uitvoeringsbeleid VTH is vooral intern gericht. Bwt toetst in de beleidscyclus ook het extern gerichte beleid op praktische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, en koppelt resultaten terug.
Doelstelling producten vergunningverlening
De organisatie beoordeelt of de reguliere of uitgebreide procedure van toepassing is, en of de aanvraag inhoudelijk/technisch complex is, dan wel procedureel complex is vanwege draagvlak. Vier varianten zijn denkbaar, met daaraan gekoppelde indicaties voor vereiste inzet.
Voor de inzet hanteert de organisatie (ook vier) serviceformules. Een serviceformule is een vorm van dienstverlening die klanten ervaren bij contact met de organisatie. De raadsvisie werkt in de formules door.
Onderdelen voor jaarlijkse evaluatie zijn:
HOOFDSTUK 5 Uitvoeringsbeleid voor vergunningverlening
Het beleid regelt de afstemming van formatie, deskundigheid, inzet en procesvoering door de afdeling Bwt. Het geheel moet leiden tot een adequaat uitvoeringsniveau. De kwaliteitscriteria leveren daarvoor de bouwstenen.
Vergunningverlening omvat de uitvoering van de Wabo. De gemeente heeft daarnaast beleidsregels opgesteld voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat om het Beleid voortuinen in Heemstede en Beleid geluidsschermen Heemstede 2019.
De afdeling Bwt toetst aan het beleid. Daarvoor is een onderdeel in de procesbeschrijvingen opgenomen. Bij afwijkingen van het beleid geeft de beleidsafdeling advies.
De uitvoering van het beleid houdt ook in dat de afdeling Bwt de handhaafbaarheid en de waarde van het beleid op inhoud toetst.
Het doel van de strategie is een transparante afweging van belangen, passend bij de kenmerken en waarden van de omgeving, en gericht op efficiënte inzet van de formatie. De organisatie werkt daarvoor serviceformules uit.
Een serviceformule is een manier van dienstverlening die klanten ervaren bij de interactie met de organisatie. |
Voor een efficiënte inzet onderscheiden we vier categorieën:
Bij technisch complex ligt de nadruk op de inhoud. Bwt koppelt deskundigheid aan aanvragen waarvoor die deskundigheid is vereist, en waardoor die deskundigheid op peil blijft. Procesbewaking ligt bij de casemanager. Verlenging van de beslistermijn is mogelijk in verband met advisering en afweging. De beoordeling is voornamelijk inhoudelijk-technisch gericht: van belang is hoe Bwt de aanvraag behandelt en de inwoners daarover informeert. De procesformule wordt gevolgd.
Waar afwijking van regels of beleid nodig is en waarbij belangen van derden in het geding zijn, is omgevingsmanagement nodig en juridische ondersteuning. Het proces is een wisselwerking met belanghebbenden. Als dit nog regulier is, dan is verlenging eerder regel dan uitzondering. De procedure is gericht op een doortimmerde belangenafweging en houdbaar resultaat. Door toepassing van de proceduremogelijkheden raken omwonenden betrokken. Hier past de ontwerpformule.
Bij technisch complexe aanvragen waarvoor draagvlak in de omgeving ontbreekt, is omgevingsmanagement noodzaak. De uitgebreide voorbereidingsprocedure is van toepassing. De casemanager kan alle procedurele mogelijkheden benutten. De behandelaar en juridisch medewerker voeren het omgevingsmanagement en fungeren als schakel tussen aanvrager, bestuur en omgeving. Het is een proces van passen en meten, gericht op openheid, belangenafweging, overtuiging en draagvlak, kortom een ontwikkelformule.
Elke categorie heeft een behandelproces met geëigende serviceformules, en bijbehorende formatie en deskundigheid. De scheidslijn tussen reguliere en uitgebreide voorbereidingsprocedures loopt diagonaal door 2 en 3.
Elke procesbeschrijving bevat een categorie-indeling. Bwt deelt de aanvragen volgens deze categorieën in. Daarna wijst Bwt in het Wabo-overleg (het digitaal bouwplanoverleg tussen Bwt en Ruimtelijk Beleid) zaken toe aan een casemanager.
De aangewezen casemanagers handelen volgens de serviceformules. Afhankelijk van het draagvlak in de omgeving is omgevingsmanagement nodig. Volgens de kwaliteitscriteria blijft deskundigheid op peil als ten minste 2/3 van de tijd die deskundigheid wordt benut.
Vooroverleg en principeverzoeken passeren ook het Wabo-overleg Bwt, omdat dat van belang is voor de categorie-indeling.
• Omgevingsvergunningen ex art. 2.1, lid 1, onder e, Wabo. • De uitgebreide voorbereidingsprocedure is van toepassing bij vergunningen |
• Omgevingsvergunningen ex art. 2.2 Wabo. • Dezelfde standaard voor vergunning is toepasbaar als die voor art. 2.1 Wabo vergunningen |
5.4 Overgang van vergunningverlening naar toezicht
Een vereiste voor professionele handhaving is objectiviteit. Functiescheiding in vergunningverlening en toezicht is formeel alleen voorgeschreven voor milieu-inrichtingen (Bor, artikel 7.4, tweede lid, onder b.). Dat moet een personele scheiding zijn.
Concreet vereist het Bor alleen dat degenen die betrokken zijn bij de voorbereiding van (milieu)besluiten op aanvragen, niet worden belast met het toezicht op de naleving van die voorschriften, of met de uitvoering van sancties.
Bwt heeft vergunningverlening en het buitentoezicht gescheiden. Er is dan een overdrachtsmoment van het vergunningendossier naar toezicht.
HOOFDSTUK 6 DOELSTELLINGEN TOEZICHT EN HANDHAVING
De gemeentelijke organisatie voldoet aan de kwaliteitscriteria 2.1, en voert de VTH-taken volgens de wet en het beleid op een adequaat niveau uit.
Hoofddoel is de bescherming en verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving door toepassing van de regels. De gemeente houdt toezicht en corrigeert waar nodig.
Toezicht en handhaving zijn geen doelen op zich, maar instrumenten om het doel te halen van de onderliggende wetgeving.
Subdoelen: voor gericht toezicht op de naleving van voorschriften programmeert Bwt het objectgerichte, gebiedsgerichte en periodieke toezicht.
Bwt gebruikt een risicoanalyse voor het vergunningsgerichte toezicht.
De burger/het bedrijf ervaart het toezicht en de handhaving als doelgericht en gerechtvaardigd. Toezichtinformatie is centraal vastgelegd en beschikbaar volgens consistente opbouw. Het handhavingsbeleid maakt met strategieën de werkwijze transparanter; burgers en bedrijven weten wat ze van de gemeente kunnen verwachten.
Het beleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen bij de naleving en controle daarop, en legt vast hoe de gemeente toezicht en handhaving uitvoert. Het beleid omvat:
Bij de VTH-taken bestaat de cyclus uit probleemanalyse, prioritering, programmering, uitvoering en evaluatie. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat de organisatie daarop is ingericht.
De organisatie oefent toezicht uit op de naleving van regels volgens de prioriteitenstelling van het college.
Onderdelen voor jaarlijkse evaluatie zijn:
HOOFDSTUK 7 Nieuwe vormgeving handhavingsbeleid
Heemstede stelde in 2012 het integraal handhavingsbeleid vast. Beleid dient elke vier jaar te worden herzien. Omdat inmiddels de Wet VTH in werking is getreden en de gemeente de plicht kreeg VTH-beleid te maken, is de herziening ondergebracht bij de opstelling van VTH-beleid.
Welke soorten toezicht zijn er, hoe past de toezichthouder die toe en wat gebeurt er met toezichtinformatie.
Het jaarlijkse programma omvat het gebiedsgerichte toezicht, het periodieke toezicht en het objectgerichte toezicht. In het jaarlijkse werkprogramma bepaalt het gemeentebestuur de aandachtsgebieden, de inzet en de frequentie. Het vergunningentoezicht is een reguliere taak.
Hoe reageert de gemeente op geconstateerd naleeftekort. Sturing op naleving kent drie niveaus, afhankelijk van het motief van de overtreder en het gevolg voor de leefomgeving:
Sturen op naleving gebeurt met controles, afspraken en hercontroles. De toezichthouder constateert naleeftekort en bepaalt in overleg met de overtreder hoe en wanneer dat wordt beëindigd. Die afspraak is de basis voor een hercontrole. Doelstelling is om 70% van de geconstateerde naleeftekorten op deze wijze af te doen.
HOOFDSTUK 8 RISICO EN PROBLEEMANALYSE
De methode voor de probleemanalyse staat in dit beleid, de uitkomst staat in het jaarlijkse programma. Via de jaarlijkse bestuursrapportage geeft de afdeling Bwt inzicht in het resultaat van toezicht. In feite is de methode toepasbaar op elk naleeftekort:
Doel van het beleid is bescherming van de leefomgeving. De leefomgeving in Heemstede wordt op waarde geschat. Het is de taak van de gemeente om die kwaliteit te beschermen en te verbeteren. In de matrix komt die kwaliteit tot uiting in “veilige leefomgeving” (openbare orde, verstoring, hinder), “kwaliteit van de leefomgeving” (natuur, rust, belevingswaarde, milieu) en “volksgezondheid”.
VROM ontwikkelde een risicomatrix voor zes nadelige gevolgen van naleeftekort, met een waardering:
De score van nadelige gevolgen is een inschatting van de afdeling Bwt. Na deze waardering bepaalt de afdeling het risico voor de gemeente door een inschatting van de kans op overtreding van de wet- en regelgeving.
De methode is niet objectief, maar het biedt wel de mogelijkheid om naleeftekorten te vergelijken en daarop prioriteiten te bepalen.
De risico-inschatting komt als volgt tot stand:
Het gemiddelde van de negatieve effecten (ne) vermenigvuldigd met de kans (k) is het risico (r):
Het resultaat is de risicowaardering (R), waarbij:
De matrix is een hulpmiddel om een proportionele handhavingsinzet toe te kennen. Dat gebeurt door een prioriteitenstelling, selectief toezicht, de strategie en de programmering. De afdeling Bwt zorgt ervoor dat het toezichtsniveau in de werkplanning komt.
Uit de bestuursrapportage staat of dit uitvoeringsniveau is gehaald en of het risico goed is beoordeeld.
8.2 Landelijke handhavingsstrategie (LHS) (bijlage 2)
Justitie ontwikkelde een overzicht van elf1 redenen voor naleeftekort. Deze achterliggende reden bepalen de interventietactiek. Bij overtredingen schat de toezichthouder de zwaarte van de overtreding in en de verwijtbaarheid:
Tussen die twee categorieën bevinden zich de overtreders die wel de regels kennen, maar in de dagelijkse gang van zaken ondersteuning nodig hebben om naleeftekort te voorkomen. Dat gebeurt door regelmatig toezicht, overtredingen benoemen, oplossingen aanreiken, afspraken maken en vastleggen. Dit is interventie in alle vormen.
De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) betrekt in die afweging ook de gevolgen van de overtreding voor de leefomgeving, in economische zin of de mate van onomkeerbaarheid van de aantasting, en koppelt daaraan ook de strafrechtelijke sancties.
8.3 Prioriteitenstelling door het bestuur
Naast de matrix is er een bestuurlijke prioriteitenstelling. Het bestuur heeft een eigen afweging om een hoge prioriteit toe te kennen aan het toezicht. Dat kan vanwege het gevaar verbonden aan een overtreding, het betrokken bestuurlijke belang of het imago van de gemeente.
De risicomatrix staat in de bestuursrapportage omdat de waardering van het naleeftekort flexibeler moet zijn dan éénmaal per vier jaar. Nieuwe taken of nieuw beleid doorloopt dezelfde toetsing van paragraaf 7.1. De jaarlijkse evaluatie omvat ook de risicomatrix.
Op die manier is de probleemanalyse geborgd, het toezichtsniveau, de prioritering en de uitvoering.
Uit de bestuursrapportage blijkt of Bwt voldoende formatie heeft ingezet en wat dat heeft opgeleverd.
Voorgaande paragrafen bepalen het programma voor reguliere toezichttaken.
Conclusies over het geconstateerde naleefgedrag leiden tot aanpassing van het toezicht via de operationele cyclus. Via thema’s of projecten kan het college sturen op de inzet van toezicht per gebied, onderwerp of periode. Dat kan inventariserend zijn, intensiverend of corrigerend. Ieder jaar kan het bestuur beoordelen waar de accenten komen te liggen.
In het programma staat ook hoe het bestuur kan toetsen of het programma is gevolgd
Nieuwe wetgeving, samenwerking met andere handhavingspartners, nieuwe ontwikkelingen in de gemeente, provinciale aandachtspunten, toetsen van een toezichtmethode, gebrekkige naleving in de praktijk.
Voor een goed toezicht is een handhaafbaarheidstoets van belang. De afdeling Bwt zorgt ervoor dat de handhaafbaarheidstoets bij nieuw beleid wordt uitgevoerd. Bij de jaarlijkse evaluatie komen ook de problemen over handhaafbaarheid aan de orde.
Artikel 5.2 van de Wabo draagt de bestuurlijke handhaving op aan het bevoegd gezag. Onder handhaving valt toezicht.
Het doel van toezicht is preventief: voorkomen dat overtredingen worden gepleegd of naleeftekort ontstaat.
Handhaving is repressief: dwang uitoefenen op de overtreder om de overtreding te beëindigen en de gevolgen ervan op te heffen.
Dit hoofdstuk gaat alleen over het preventieve toezicht. Repressief toezicht staat in de interventiestrategie. Door frequent preventief toezicht
Doelstelling: in 70% van de toezichtcontroles zijn er hooguit geringe tekortkomingen, of tekortkomingen die de overtreder met weinig moeite of direct kan beëindigen.
In 30% van de controles is een aankondiging van een sanctiemiddel nodig.
De werkwijze is uitgewerkt in een toezichtstrategie. Omdat er verschillende vormen van toezicht zijn, is de werkwijze verschillend.
Om het toezicht uit te voeren en in te plannen is het noodzakelijk om verschillende vormen van toezicht te onderscheiden. Daarbij staat of het werk programmeerbaar is. Het verschillende karakter en moment van toezicht leidt ertoe dat integratie nooit mogelijk is. Afstemming wel.
Toezicht bestaat uit controles. We onderscheiden daarin 4 categorieën met een eigen werkwijze:
Toezichtscontroles in handhavingsprojecten zijn in het project bepaald.
Het aantal controles hangt samen met het aantal vergunningen. Toezicht op een uitvoeringsproces kent eerdere controlemomenten of aspectcontroles. De vergunningverlener en de toezichthouder bepalen in onderling overleg het aantal controlemomenten en de diepgang van toezicht.
Bij vergunninggericht toezicht ligt de nadruk op corrigerend optreden.
Programmering is niet mogelijk: het toezicht moet plaatsvinden in een bepaalde periode. Door kengetallen en prioriteitstelling reserveert Bwt voldoende formatie. Bwt heeft 1 fte voor een inspecteur bouw- en woningtoezicht. Deze functionaris controleert alle objecten waar een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend. Uit de evaluatie blijkt of dat voldoende was en/of bijsturing noodzakelijk is.
Omdat er vaste toezichtmomenten zijn tijdens een voortschrijdend proces, is voor dit toezicht een ruime “vrije” formatie nodig (niet gereserveerd en niet ingepland). Dit beschouwen we als een reguliere taak.
Een bijzonder aspect van dit toezicht is de afmelding van de activiteit: de vergunning is uitgevoerd en is ten einde.
De objecten zijn een bekende werkvoorraad. Toezicht op de gebruiksfase is cyclisch en geprogrammeerd. De toezichthouder let niet alleen op naleving van de voorschriften, maar ook op de actualiteit van de vergunning. In beginsel bestaat het toezicht uit een routinecontrole, maar afhankelijk van het naleefgedrag kan een toezichthouder andere instrumenten inzetten (aspectcontroles, integrale controles).
Bwt verzamelt, registreert en voegt toezichtinformatie toe aan het zaakdossier. Het klachtenpatroon, eerder naleefgedrag, invloed op de omgeving en het verwachte rendement van de controle bepalen de volgende prioriteitenstelling, (her)controle en controlefrequentie.
Niet elk gebied vergt dezelfde mate van toezicht. Inhoud, diepgang en frequentie van toezicht is gerelateerd aan geografische gebieden met een bepaalde kwaliteit, zoals het Groenendaalse Bos, scholen, parkeerzones etc.
De gebiedsindeling is onderdeel van de jaarlijkse bestuursrapportage om toezicht gericht in te zetten.
De specifieke gebiedskwaliteit bepaalt de prioriteit voor het toezicht. De toezichtinformatie is vastgelegd in bevindingenrapporten. Er is signaaltoezicht. Het naleeftekort bepaalt de intensiteit van toezicht. Het toezicht is geprogrammeerd, dat kan per periode zijn of per gebied. In die gevallen bestaat het toezicht overwegend uit routinecontroles.
Gebiedsgericht toezicht is veelal niet een echte VTH-taak en is in de praktijk ondergebracht bij de BOA’s. Beleidsmatig valt dit toezicht onder de nog vast te stellen integrale handhavingsnota.
Elke toezichthouder oefent toezicht uit op en in de buitenruimte, binnen het specifieke vakgebied van de toezichthouder. Sturing is mogelijk via aandachtsthema’s of projecten, waarvoor gericht toezicht mogelijk is via een checklist. Deze staan in het programma met een eigen probleemanalyse en een evaluatie na afloop. Per thema beoordeelt het toezicht of een integrale of aspectcontrole plaatsvindt, of dat de basis voor een routinecontrole wordt gelegd.
Bij alle vormen van toezicht kan een toezichthouder kwesties tegenkomen die buiten zijn specifieke vakgebied liggen. Toezichthouders zijn daarmee de “ogen en oren” van de gemeente en hebben daarmee een signaalfunctie. Toezichthouders moeten op de hoogte zijn van andere vakgebieden. Bwt en de BOA’s zijn het middelpunt en kunnen gericht om signalen vragen; andere vakgebieden kunnen aan de BOA’s toezichtsinformatie vragen.
Het omgevingstoezicht kan ondersteuning bieden of signalen afgeven bij:
Met signaaltoezicht streven we naar een netwerk waarmee de effectiviteit van toezicht toeneemt zonder het aantal controlebezoeken te vergroten, door de handhavingsinformatie te structureren, centraal bijeen te brengen en binnen het netwerk beschikbaar te stellen.
Adequate handhaving is dan een volgtijdelijke, samenhangende en aansluitende reeks activiteiten die de organisatie plant en ontplooit om de handhavingsdoelen te bereiken.
Een hulpmiddel voor signaaltoezicht is een checklist. Hiervoor is een toezichtprotocol ontwikkeld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en het Platform milieuhandhaving grote gemeenten.
Het bestaat uit een checklist met aandachtspunten voor toezicht door milieu, brandweer en bouw- en woningtoezicht. Nadeel is wel dat de licentie aangeschaft moet worden (meer dan tienduizend euro).
Via www.toezichtprotocol.nl of itoezichtprotocol.nl kan een checklist opgemaakt worden voor een controlebezoek. Dit is gratis. Er is nog geen ervaring met de checklists.
Resultaten van controles worden centraal en zaakgericht vastgelegd.
Bij de volgende probleemanalyse en het volgende programmais is deze toezichtsinformatie leidend.
HOOFDSTUK 10 INTERVENTIESTRATEGIE
De strategie beschrijft op welke manier en met welke middelen de gemeente naleefgedrag beïnvloedt om een adequaat uitvoeringsniveau te halen. Hierin is de Landelijke Handhavingsstrategie verwerkt.
Ad 1. Toezichtstrategie, waarin de wijze en intensiteit van controle staat,
Ad 2. Interventiestrategie, gericht op concrete aanpassing van gedrag of beëindiging van overtreding.
Ad 3. Sanctiestrategie, inzet van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten.
Dit hoofdstuk gaat over de interventiestrategie.
Preventief toezicht leidt niet direct tot sanctioneren, maar het is wel de fundering voor een mogelijke sanctionering.
Correctie kent drie mogelijkheden: het naleeftekort is op te lossen door vergunningverlening (achteraf), door aanpassing van gedrag (intensievere controles) of door beëindiging van de overtreding (afdwingbaar met sanctie).
De sanctiestrategie geeft aan hoe en wanneer het bestuur naleefgedrag afdwingt met repressief toezicht en sancties.
Een toezichthouder heeft de bevoegdheden die de Algemene wet bestuursrecht toekent. De toezichthouder kan zich legitimeren, hij is bevoegd bewijs vast te leggen (foto), en kan personen meenemen indien die voor de uitvoering van zijn taak noodzakelijk zijn.
Toezicht is het uitvoeren van controles: aspectcontroles, routinecontroles, integrale controles of administratieve controles. De toezichthouders leggen de bevindingen vast in rapportages.
Deze toezichtsinformatie is de basis voor de programmering van het toezicht voor het daaropvolgende jaar. Dit kan leiden tot verscherpte aandacht op bepaalde onderwerpen, in bepaalde gebieden, gedurende bepaalde periodes of binnen een bepaald project.
Als prestatiedoelstelling geldt het uitvoeren van het jaarlijkse controleprogramma.
Het is eenvoudig vast te stellen of het aantal beoogde controles is uitgevoerd:
Dit toezicht is preventief, want het is gericht op het voorkomen van overtredingen.
Toezicht naar aanleiding van klachten, incidenten, surveillances, meldingen is repressief. Programmering is slecht mogelijk: de aanleiding is onbeheersbaar. Toezicht in de openbare ruimte is veelal geen VTH-taak, maar valt onder de integrale handhaving. Het team BOA’s zorgt voor voldoende vrije formatie om op die vraag adequaat te reageren.
Het verschil tussen het aantal laatstbedoelde controles en de reguliere, preventieve controles geeft een indicatie van de omvang van de handhavingsproblematiek.
Indicator: aantal geplande controles <–> aantal uitgevoerde controles
Naleefdoelstelling: bij 70 % van het aantal controles is naleving voldoende.
Indicator: aantal controles - aantal geconstateerde overtredingen : 100 = naleefdoelstelling
Het aantal hercontroles is lager dan het aantal controles. Hiervoor stellen we als prestatiedoel: hercontrole vindt binnen drie dagen na de afgesproken hersteltermijn plaats.
Indicator: hersteltermijn en tijdstip op bevindingen- of controlerapporten
Dit is interventie: de hercontrole is nog geen sanctie maar wel de aanloop naar de tweede handhavingsstap. Omdat het probleem en de oplossing bekend zijn en met de overtreder zijn besproken, is een hoog oplossingspercentage als naleefdoelstelling mogelijk.
Indicator: aantal hercontroles <-> aantal aankondigingen
Naleefdoelstelling: 90 % van het aantal overtredingen dat bij controles is gesignaleerd is opgeheven bij hercontrole.
Indicator: aantal overtredingen bij controle – aantal overtredingen bij hercontrole: 100 = 90 %
In de overgebleven gevallen volgt een aankondiging of een sanctie. Sancties zijn gericht op het opheffen van bestaande overtredingen of op het voorkomen van herhalingen. De overtreder kan nog tijdens het voortraject de overtreding opheffen, of anders tijdens de begunstigingstermijn.
Naleefdoelstelling: 90 % van het aantal overtredingen dat na hercontrole is blijven bestaan is opgeheven binnen de begunstigingstermijn.
Indicator: aantal overtredingen bij hercontrole – aantal aankondigingen: 100 = 90 %
In de overgebleven gevallen wordt een opgelegde sanctie na afloop van de begunstigingstermijn geëffectueerd.
10.4 Evaluatie toezichtinformatie
Het toezichtresultaat is de basis voor handhaving en - eventueel- het volgende uitvoeringsprogramma.
Bwt zorgt voor centrale registratie van toezicht- en handhavinggegevens. De registratie moet eenduidig zijn, gestandaardiseerd met protocollen, om het risico dat informatie blijft “hangen” te verkleinen. Het zaakdossier staat in Hoegle.
Monitoring van controles en repressieve handhavingsprocedures is noodzakelijk om de handhavingsdoelen te evalueren. De informatie die daarvoor nodig is betreft:
Evaluatie interventiestrategie
Dit onderdeel gaat over de repressieve handhaving: overtreding is geconstateerd en het bestuur past sancties toe om de overtreding op te heffen:
Strafrechtelijke sancties zijn voornamelijk gericht op het afdwingen van naleving door overtreders te bestraffen. De gevolgen van overtredingen zijn minder relevant dan het feit dat een regel is geschonden. Het strafrecht is bij uitstek geschikt voor misdragingen waarvan het gevolg al is ingetreden en niet meer valt te herstellen. Ook bij calculerend gedrag van de overtreder kan het strafrecht extra dwang betekenen.
Uitgangspunt is dat tegen elke overtreding wordt opgetreden (artikel 5.2 van de Wabo bevat de beginselplicht voor handhaving). Uitzonderingen daarop komen aan de orde in de gedoogstrategie.
Ook de beginselplicht is niet absoluut: handhaving moet proportioneel zijn. Toepassing van bestuursrechtelijke sancties vindt niet plaats als er concreet zicht op legalisatie is.
Belanghebbenden kunnen handhavingsverzoeken indienen. De organisatie gaat daar verschillend mee om: als er inderdaad een overtreding is, volgt interventie.
In andere gevallen beoordeelt de casemanager of de verzoeker belanghebbende is.
11.1 Stappenplan voor de handhaving
Op een geconstateerde overtreding volgt altijd een schriftelijke reactie. De aard en de ernst van de overtreding, en de gevolgen daarvan, bepalen hoe het bestuur op een overtreding reageert:
De stappen zijn gerelateerd aan de zwaarte van de overtreding, de gevolgen voor de omgeving, de inbreuk op het recht en aan de LHS. De toezichthouder kiest de stap met de beste aanpak. Normaliter zijn de stappen opeenvolgend, waarbij de overtreder steeds de keuze wordt geboden de overtreding te beëindigen en waarbij de volgende stap het gevolg is van die keuze.
Onderzoek of alsnog vergunning verleend kan worden voor een geconstateerde overtreding, is geen onderdeel van de handhaving.
Afhankelijk van dit onderzoek volgt de behandeling volgens het stappenplan, of een gedoogbeschikking en een vergunningstraject.
1. Niet ernstige overtredingen
De overtreding is duidelijk maar is een incident. Na de eerste controle volgt een schriftelijke waarschuwing, en tegelijkertijd kondigt de toezichthouder een hercontrole aan. De overtreder krijgt een termijn om de overtreding te herstellen.
Overtreding van een kernbepaling is minimaal “ernstig”.
Als bij de hercontrole de overtreding niet is opgelost, volgt de aankondiging dat een sanctiebeschikking in voorbereiding is. De beschrijving daarvan staat in stap 2.
Een overtreding is ernstig als het een kernbepaling betreft, als er sprake is van recidive, als er directe aantasting is voor gezondheid, milieu, imago van de gemeente, of bij calculerend gedrag. Na constatering volgt een schriftelijke aankondiging dat een sanctie in voorbereiding is. De overtreder krijgt de gelegenheid om daarover zijn zienswijzen in te brengen. Afhankelijk van de gevolgen, aard en ernst van de overtreding kan de toezichthouder direct vragen naar de zienswijzen van de overtreder, of de overtreder krijgt die mogelijkheid bij de schriftelijke bevestiging van de aankondiging.
Ook dan volgt een hercontrole, maar als de overtreding dan nog niet ongedaan is gemaakt, brengt het college het uitgesproken voornemen ten uitvoer en krijgt de overtreder een sanctiebeschikking. Hierbij worden de zienswijzen meegewogen in de beslissing.
Als de overtreding onmiddellijk ingrijpen vereist omdat de gevolgen onomkeerbaar zijn, er gevaar dreigt voor personen, een verbod wordt overtreden, of in geval van een calamiteit, is directe sanctionering nodig. Ook als sprake is van recidive of aantasting van de leefomgeving in betekenende mate, kan dit aanleiding zijn om meteen stap 3 toe te passen. In gevallen waarin de derde stap het logische vervolg is op de stappen 1 en 2, is er uiteraard geen sprake van spoed.
Spoedeisendheid houdt ook in dat het mogelijk is direct op te treden:
De Awb biedt hiertoe mogelijkheden. Bestuursdwang is dan het geëigende sanctiemiddel.
In principe heeft een bestuursrechtelijk sanctiebesluit een begunstigingstermijn, waarbinnen de overtreder de mogelijkheid krijgt om de overtreding te beëindigen en de gevolgen ongedaan te maken voordat het sanctiebesluit van kracht wordt.
Hoe lang deze begunstigingstermijn duurt hangt af van de eerdere stappen, de gevergde actie van de overtreder, de omvang van het gevolg van overtreding en van de ernst van de overtreding. In een geval waarin alle stappen zijn gevolgd, ligt een lange begunstigingstermijn niet meer in de rede. Voor de meest voorkomende overtredingen stelt een protocol standaardtermijnen.
Factoren die de toezichthouder meeweegt in zijn reactie op geconstateerde overtredingen zijn:
Voor het vervolgtraject onderzoekt de toezichthouder de eigendomssituatie. Bij toepassing van bestuursdwang is de eigenaar betrokken. Dwangsommen zijn gericht op degene die de overtreding pleegt en het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. De gemeente kan betrokken partij zijn door eigendomsrecht of contractuele relatie met de overtreder.
Hoewel op grond van de tweewegenleerleer de publiekrechtelijke dient te worden gevolgd, kan het privaatrecht het naleefgedrag ondersteunen.
11.2 Voorbereidingsbeschikkingen
De overtreder krijgt een waarschuwing op schrift, ook na een mondelinge aanzegging door een toezichthouder. Daarin staat wat de overtreding is, waarom het bestuur handhavend optreedt, welke actie van de overtreder nodig is en binnen welke termijn, en wat het gevolg zal zijn als bij de hercontrole de overtreding voortduurt. In het geval de waarschuwing een concrete aankondiging bevat is dit al een besluit waartegen bezwaar mogelijk is.
In de aankondiging staat welke sanctie het bestuur gaat opleggen. Bij een aangekondigde lastgeving vermeldt de aankondiging concreet welke maatregelen de overtreder moet uitvoeren, of juist moet nalaten, om sanctionering door de gemeente te voorkomen.
Als het bestuur kiest voor een lastgeving onder dwangsom, vermeldt de aankondiging of de dwangsom verschuldigd is als een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding, alsmede de hoogte van het bedrag, het maximumbedrag en de begunstigingstermijn, zodat de overtreder weet waar hij aan toe is.
Op grond van de Awb zijn bestuursorganen bevoegd tot het opleggen van een lastgeving onder bestuursdwang of een lastgeving onder dwangsom. In beide gevallen moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen.
Als dit niet, niet op tijd of onvoldoende gebeurt, dan wordt de sanctiebeschikking uitgevoerd en zal het bestuursorgaan zelf, op kosten van de overtreder, actie ondernemen om de overtreding teniet te doen, dan wel de verbeurde dwangsombedragen invorderen. Het zijn herstelsancties, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder.
De kosten die het bestuursorgaan maakt om de sanctie te effectueren, worden op de overtreder verhaald. Tegen een sanctiebeschikking staat bezwaar en beroep open voor belanghebbenden. Het is denkbaar de begunstigingstermijn gelijk te stellen aan de bezwarentermijn, maar dat hoeft niet. De overtreder heeft de mogelijkheid schorsing te vragen bij de rechter.
De gemeente kan kiezen uit de lastgeving onder bestuursdwang of onder dwangsom, en motiveert deze keuze in de sanctiebeschikking. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de gemeente. Een spoedeisende zaak, of een handeling zonder vergunning, verdragen zich slecht met een dwangsom.
Bestuurlijke boete/strafbeschikking
De Wet bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte en het bijbehorende besluit zijn 14 januari 2009 in werking getreden. De “bestuurlijke boete” is voor gemeenten een instrument om zelfstandig op te treden tegen overtredingen van de Apv die veel voorkomen en overlast veroorzaken.
In plaats van de bestuurlijke boete is de “bestuurlijke strafbeschikking” ook als instrument mogelijk. De bestuurlijke strafbeschikking is, in tegenstelling tot de bestuurlijke boete, een strafrechtelijke procedure en is onderdeel van de Wet OM-afdoening.
De sanctiemiddelen kunnen worden gebruikt door BOA’s, zonder tussenkomst van de politie. De grootste verschillen zitten vooral in de afhandeling van de boete of de strafbeschikking. Bij een bestuurlijke boete zorgt het bestuursorgaan voor de verwerking, inning en rechtsbescherming. Bij een bestuurlijke strafbeschikking zijn het CJIB en het OM hier verantwoordelijk voor.
Binnen het aandachtsgebied van de VTH-taken wordt in Heemstede niet gewerkt met de bestuurlijke boete.
Overtreding van de Wabo is strafbaar gesteld. De Wabo is gekoppeld aan de Wet Economische Delicten (WED). Hieruit volgt de strafbaarheidstelling en de hoogte van de transactie. Een procesverbaal op grond van de Wabo kan worden opgemaakt door een BOA of door de Politie Kennemerland. In het aandachtsgebied van de VTH-taken wordt de WED nauwelijks toegepast.
Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, wordt overgegaan tot handhaving van de vergunning.
Volgens de tweewegenleer kan de overheid geen gebruik maken van de privaatrechtelijke weg als dat de publiekrechtelijke regelingen op onaanvaardbare manier doorkruist. Daarvan is sprake als:
Bij rechtsverhoudingen in het privaatrecht zijn er geen derde-belanghebbenden die handhaving kunnen vragen.
Bwt vraagt in voorkomende gevallen intern advies over de inzet van privaatrecht als dwangmiddel.
11.4 Overtredingen van de overheid
De gemeente voert ook zelf activiteiten uit die gebonden zijn aan een vergunning. Dus zijn ook overtredingen door de gemeente zelf denkbaar. Vanwege de voorbeeldfunctie en de geloofwaardigheid van de overheid is het niet alleen van belang dat de regels worden nageleefd, maar ook dat er in principe op dezelfde wijze tegen wordt opgetreden. Het handhavingsbeleid is hierop evengoed van toepassing.
Het bevindingenrapport gaat naar het hoofd van de afdeling waar het beheer of de directie berust over de gecontroleerde activiteit. Hierin staat een hersteltermijn.
De verantwoordelijke portefeuillehouders krijgen een afschrift.
Gedogen is slechts mogelijk in gevallen waarin sprake is van overmacht, of waarin strikte handhaving tot onbillijkheden zou leiden. Handhaving is geen doel op zich: het bestuur weegt het belang van handhaving af tegen de waardering van het naleeftekort. Handhaving moet proportioneel zijn.
Artikel 5.2 van de Wabo legt het bestuur de beginselplicht en bevoegdheid voor handhaving op.
Bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat het bestuur niet handhaaft, maar een overtreding gedoogt.
Het gezamenlijk gedoogkader van de oude Ministeries VROM en V&W is nog steeds de basis. Er is onderscheid in overmacht- en overgangssituaties.
Bij “overmacht” is er geen overtreder maar wel een overtreding, of heeft de overtreder geen schuld.
In overgangssituaties is er zicht op beëindiging van de overtreding, waardoor de inzet van handhavingsmiddelen niet efficiënt is:
Bwt overlegt het gedoogvoornemen met de portefeuillehouder, en stelt de andere handhavingspartners, zoals politie, VRK, Openbaar Ministerie en ODIJmond, op de hoogte.
Bwt betrekt nadeelcompensatie in de afweging: als het gedoogbesluit leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor een omwonende zoekt Bwt in overleg met de overtreder een passende oplossing.
De gedoogde overtreding vergt intensiever toezicht in een bepaalde periode. De inspecteur Bwt regelt dat in de planning en zorgt voor evaluatie en afmelding aan het eind van de periode.
Overtreding van de voorschriften levert geen nieuwe, handhaafbare overtreding op. Correct antwoord daarop is intrekking van de beschikking.