Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling |
Citeertitel | Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-142.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2019 | Nieuwe regeling | 16-04-2019 | 42545-2019 |
Professionals in de zorg, maatschappelijke ondersteuning en opvang, onderwijs en justitie zijn per 1 juli 2013 wettelijk verplicht om te beschikken over een meldcode waarmee zij in actie kunnen komen tegen huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Bij elkaar gaat het om zo’n anderhalf miljoen professionals. De meldcode is een overzichtelijk vijf-stappenplan waarin staat wat een professional het beste kan doen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling tot aan het moment dat hij moet beslissen over het doen van een melding.
Dit protocol is bestemd voor alle medewerkers van de gemeente Groningen, die beroepshalve klantcontact hebben met cliënten van 0-100 jaar.
Het handelingsprotocol heeft tot doel duidelijk te maken wat je moet doen bij (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Het is een praktische handleiding voor het volgen van de stappen uit het Basismodel meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
De stappen in dit protocol hoeven niet noodzakelijk in deze volgorde gezet worden. Je kunt ook stappen herhalen als de situatie daarom vraagt. Ga altijd uit van je eigen deskundigheid. Vertrouw op je kennis, ervaring en intuïtie en bespreek je zorgen ook met anderen binnen de organisatie.
Verbeterde Meldcode met afwegingskader
De verbeterde Meldcode is tot stand gekomen om situaties van onveiligheid beter en eerder in beeld te krijgen. In de Meldcode is in stap 4 en 5 een afwegingskader opgenomen. Het afwegingskader bestaat uit vijf vragen. Om duidelijkheid te krijgen of een onveilige situatie al eerder is gesignaleerd en om deze signalen te kunnen combineren is er bij Veilig Thuis een radarfunctie toegevoegd. In de verbeterde Meldcode is ook de participatie van kinderen opgenomen waarbij het belang van het kind altijd de eerste overweging moet zijn (bijlage 3).
Tevens is in stap 3 het gesprek met het kind toegevoegd.
Voor het samenstellen van dit protocol is uitgegaan van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Om die reden komen zowel huiselijk geweld als kindermishandeling aan de orde.
De combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan.
De aandachtsfunctionaris (AF) huiselijk geweld en kindermishandeling (HG&KM) van de gemeente Groningen heeft een adviserende rol richting de beleidsontwikkeling en een coördinerende rol bij de uitvoering van de stappen van de meldcode indien er een vermoeden is van kindermishandeling. De AF is de centrale persoon binnen de gemeente als het gaat om signaleren en aanpakken van vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Hij ondersteunt de medewerkers, faciliteert, meldt, coördineert de aanpak, implementeert de meldcode, houdt het onderwerp op de agenda, helpt, denkt mee, is de spin in het web en de luis in de pels.
De Meldcode is gebaseerd op drie pijlers: Meldnormen, Situaties van Onveiligheid en de Afwegingsvragen.
Meldnormen: in welke situaties moeten beroepskrachten melden?
Je moet een melding doen bij Veilig Thuis in de volgende situaties:
In het afwegingskader zijn er situaties vastgelegd waarin je altijd moet melden bij Veilig
Thuis. Dit zijn situaties waarbij er sprake is van:
Een zorgvrager die in direct fysiek gevaar is, diens veiligheid is de komende dagen niet gegarandeerd en hij of zij heeft direct bescherming nodig. Bij het afwegen van signalen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling schat je allereerst en voortdurend in of een betrokkene acuut (levens)gevaar loopt. Dit betreft de aanwezigheid van fysiek of seksueel geweld (met of zonder letsel) of, in geval van zorgafhankelijke kinderen of (oudere) volwassenen, de afwezigheid van de meest basale verzorging (waaronder eten, drinken, kleding en onderdak) maar bijvoorbeeld ook om het onnodig toedienen of juist nalaten van toedienen van medicijnen.
Er is sprake van herhaling of voortduren van onveilige situaties of geweld. Een voorgeschiedenis van huiselijk geweld of kindermishandeling is de belangrijkste voorspeller voor voortduren van onveiligheid (daderschap en slachtofferschap) in de toekomst.
Slachtoffers die uit zichzelf jou om hulp vragen bij huiselijk geweld of kindermishandeling of zich uiten bij jou zonder hulp te vragen. Deze slachtoffers dienen ook bij Veilig Thuis gemeld te worden. Dit noemen we disclosure oftewel: onthulling.
Wanneer een kind of volwassene uit zichzelf praat over mogelijk huiselijk geweld en/of kindermishandeling betekent dit veelal dat het (minderjarige) slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of het welzijn van zichzelf of gezinsleden. De drie meldnormen zijn te vertalen in vijf afwegingsvragen die je in stap 4 stelt.
Het afwegingskader (toe te passen in stap 4), bevat de vijf afwegingsvragen waarmee je bij de twee beslissingen, die in stap 5 van de meldcode moeten worden genomen, wordt ondersteund.
Stap 1: Breng signalen in kaart
De signalen zijn niet altijd herkenbaar als teken van huiselijk geweld of kindermishandeling.
En soms is het een vaag gevoel bij jezelf die niet direct te herleiden is tot duidelijke signalen.
In bijlage 2 vind je een lijst van signalen die kunnen wijzen op huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze lijst kun je gebruiken bij het:
Vertrouw op je kennis, ervaring en intuïtie. De lijstjes met signalen zijn niet meer en niet minder dan een hulpmiddel. Neem je gevoel over de situatie serieus.
´Onderbuikgevoelens´ zijn immers gebaseerd op je professionaliteit.
Noteer die gevoelens ook! Bijv. in de vorm van: ´Ik zie / hoor / ruik / voel …, dit geeft me een (…) gevoel´.
1 De kindcheck (bijlage 5) is onderdeel van de meldcode, maar gericht op beroepskrachten die contacten hebben met volwassen cliënten en niet met hun kinderen en daarom niet beschikken over kindsignalen.
Als je de signalen van derden hebt gekregen en niet zelf hebt kunnen vaststellen, motiveer je de:
Objectief signaleren xxHoud feiten en interpretaties uit elkaar. Hanteer de regel: trek niet te snel conclusies.
Met andere woorden: signaleer objectief. Beschrijf dus concrete, feitelijke signalen.xxSchrijf bijvoorbeeld: 'Stefan ziet wit, heeft wallen onder de ogen en strakke trekken in zijn gezicht' in plaats van: 'Stefan ziet er slecht uit'.
Situatie acuut onveilig? Neem direct contact op met de politie en geef urgent signaal af in de Verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Indien geen toegang tot ZvJG, neem je direct contact op met de AF.
Stap 2: Overleggen met een collega en aandachtsfunctionaris.
Een vermoeden van kindermishandeling is gebaseerd op een interpretatie van signalen. Door het bespreken van de signalen met een ander kun je:
Medewerkers die vanuit hun functie enkel kortdurend face-to-face contact hebben metouders bespreken de signalen met de AF. Deze is dan verantwoordelijk voor de verderestappen binnen de meldcode. De medewerker krijgt hiervan een terugkoppeling.
Overleg met een collega of aandachtsfunctionaris binnen de eigen organisatie valt onder intern overleg. Toestemming van ouder voor het verstrekken van gegevens is dan niet nodig. Dat geldt ook voor een adviesgesprek bij Veilig Thuis, waarbij de cliëntgegevens anoniem blijven.
Wanneer je wilt overleggen met iemand buiten je team, en daarbij gegevens over kind of ouder verstrekt, is daarvoor toestemming nodig van ouder of kind.
Forensische artsen werken op het raakvlak tussen geneeskunde, politie en justitie: zowel als adviseur, maar ook als behandelend arts voor arrestanten en als gemeentelijk lijkschouwer. Een aantal forensisch artsen heeft een extra specialisatie op het gebied van kindermishandeling. De expertise van een forensisch arts zit wat betreft het onderwerp kindermishandeling vooral in het onderzoeken, beschrijven en beoordelen van letsels.
Stap 3: Praat met ouder(s) en kind
Een melding doen bij Veilig Thuis, zonder dat de signalen met de ouder's of kind zijn besproken, kan alleen als;
Stap 4: Wegen van geweld en/of kindermishandeling met gebruik van het afwegingskader
Indien er sprake is van ‘weet het niet’, ga je uit van ‘Nee’.
Stap 5: Beslissen over het doen van een melding en het inzetten van noodzakelijke hulp
De beroepskracht beslist in overleg met AF:
Afweging 1: Is melden bij Veilig Thuis noodzakelijk?
Afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk?
Op basis van de afweging in stap 4 schat je in of je cliënten en kind tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling kunt beschermen.
In geval van acute of structurele onveiligheid altijd melden bij Veilig Thuis en urgent signaal afgeven in ZvJG.
Bijlage 1 Huiselijk geweld en kindermishandeling
In deze bijlage wordt aangegeven:
Huiselijk geweld is geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Het gaat dan om partners, ex-partners, gezinsleden, familieleden of huisvrienden. Er is bij huiselijk geweld sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Het geweld kan zowel lichamelijk zijn als seksueel of psychisch etc. Specifieke vormen van huiselijk geweld zijn:
De meeste ouders of verzorgers mishandelen hun kind niet met opzet. Vaak kunnen zij de zorg voor hun kind door eigen problemen niet (meer) aan of weten niet goed wat hun kind nodig heeft. Kindermishandeling vindt meestal binnen de huiselijke kring plaats. We noemen dat huiselijk geweld. Kinderen kunnen ook op andere plekken mishandeld of misbruikt worden, bijvoorbeeld in het kinderdagverblijf, op school of op de sportclub. Maar het kan ook gebeuren op andere plekken, bijvoorbeeld in het kinderdagverblijf, op school of op de sportclub.
In de Wet op de Jeugdzorg wordt kindermishandeling als volgt omschreven: "Kindermishandeling is elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel."
Toelichting op het begrip ouders
In de definitie duidt de term 'ouders' op de biologische ouders, maar ook op stiefouders, adoptief- ouders en pleegouders. Door de toevoeging 'andere personen tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat' heeft de definitie ook betrekking op anderen van wie het kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. De term 'onvrijheid' verwijst naar het loyaliteitsconflict dat kan ontstaan als ouders of andere bekenden, bijvoorbeeld broers of zussen, andere familieleden, kennissen of buren, een kind mishandelen.
Kindermishandeling uit zich in verschillende vormen, die gelijktijdig voor kunnen komen. De belangrijkste vormen zijn geweld, verwaarlozing, seksueel misbruik, exploitatie, schending van zelfbeschikking en het syndroom Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification. (zie ook www.nji.nl/kindermishandeling).
Geweld is handelen ten opzichte van een andere persoon met de intentie de ander leed toe te brengen. We onderscheiden:
Het toebrengen van verwondingen zoals kneuzingen, blauwe plekken, snij-, brand-, of schaafwonden, botbreuken, hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door slaan, schoppen, knijpen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, verstikking, vergiftiging. Een bijzondere vorm van fysiek geweld is het Shaken Baby Syndroom: een verzameling van signalen en symptomen die het gevolg zijn van het heftig door elkaar schudden van een baby. Het syndroom zelf is geen vorm van geweld, toebrenging wel, vandaar de vermelding onder fysiek geweld.
emotioneel of psychisch geweld
Het toebrengen van schade aan de emotionele of persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Bijvoorbeeld het kind stelselmatig vernederen, belachelijk maken, kleineren, pesten, bang maken, bedreigen met geweld, achterstellen, eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen, het kind belasten met een te grote verantwoordelijkheid, het kind kleinhouden, het kind betrekken bij illegale of antisociale handelingen, het kind blootstellen aan extreem, onberekenbaar of ongepast gedrag.
Verder geldt eigenlijk dat alle vormen van kindermishandeling evenzeer schade aan de emotionele ontwikkeling toebrengt en daarmee ook onder emotioneel of psychisch geweld geschaard kan worden.
Verwaarlozing is het nalaten van zorg die ouders geacht worden te geven met het oog op de veiligheid, het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Vormen van verwaarlozing zijn:
Het kind niet datgene geven wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft. Bijvoorbeeld onderdak, goede voeding, een veilige en gezonde woon- en speelomgeving, voldoende kleding, voldoende slaap, goede hygiëne en medische, tandheelkundige of geestelijke gezondheidszorg. Ook niet letten op de fysieke veiligheid van het kind valt hieronder.
psychische of emotionele verwaarlozing
Het kind niet datgene geven wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft.
Bijvoorbeeld aandacht, respect, veiligheid, contact, warmte, liefde, genegenheid, bevestiging, leiding, grenzen, ruimte om ontwikkelingstaken te vervullen, zoals toenemende zelfstandigheid.
getuige zijn van huiselijk geweld (partnergeweld)
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Getuige zijn van huiselijk geweld betekend dat het kind direct of indirect getuige is van ruzie tussen de ouders (waarbij inbegrepen stiefouders, pleegouders, adoptiefouders, partner van biologische ouder) of andere verzorgers.
Getuige zijn van huiselijk geweld komt op veel manieren voor. Kinderen kunnen het geweld letterlijk zien of horen als het zich in een andere kamer afspeelt. Dat is beangstigend, omdat het kind zich een eigen voorstelling maakt bij wat het hoort. Een andere vorm is dat kinderen geconfronteerd worden met de directe gevolgen van het geweld; ze zien bijvoorbeeld dat hun moeder van streek is of naar het ziekenhuis moet.
De nasleep van het geweld kan ertoe leiden dat kinderen gegijzeld worden, moeten vluchten of moeten verhuizen naar een opvanghuis. Ook ongeboren kinderen kunnen tijdens de zwangerschap blootstaan aan huiselijk geweld. Ze kunnen doelwit zijn van de mishandeling, onbedoeld geraakt worden of nadelige gevolgen ondervinden van de stress van de moeder.
Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling.
De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan.
Bij seksueel misbruik gaat het om seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling van het kind, of waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Seksueel misbruik betreft afgedwongen contacten met een kind jonger dan 16 jaar. Ook een eenmalig seksueel contact van een volwassene met een kind, ongeacht de gradatie - de mate van 'indringendheid'- moet beschouwd worden als kindermishandeling.
Voorbeelden zijn: het seksueel aanraken van het lichaam, manueel- genitaal contact, oraalgenitaal contact, genitaal-genitaal contact, anaal-genitaal contact, stoppen van voorwerpen in geslachtsdelen of anus, het tonen van pornografisch materiaal aan een kind of het kind dwingen tot seksuele handelingen met derden.
Seksueel contact met een kind jonger dan 12 jaar is in Nederland altijd strafbaar. Seksueel contact met een jongere tussen 12 en 16 jaar is strafbaar als er sprake is van dwang, geweld of een afhankelijkheidsrelatie. Een volwassene die contact heeft met een minderjarige (jonger dan 18 jaar) die afhankelijk van hem is, is ook strafbaar.
Belangrijk: bij een vermoeden van seksueel misbruik moet je contact opnemen met de zedenpolitie voor overleg.
Als een volwassene een kind of iemand anders aanzet tot activiteiten die schadelijk zijn voor de veiligheid, het welzijn of de ontwikkelingen van het kind, en hij of zij doet dit om aan zijn eigen behoeftes te voldoen, spreek je van exploitatie. Bijvoorbeeld: het aanzetten van kinderen tot diefstal, kinderarbeid, een kind beschikbaar stellen voor pornografische producties, het als klant gebruik maken van een kinder-prostituee.
SCHENDING VAN HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING
Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijke of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken). Wanneer minderjarigen slachtoffer zijn wordt gesproken over kindermishandeling.
Onder eer-gerelateerd geweld vallen bijvoorbeeld bedreiging met eermoord, aanzetten tot zelfmoord, mishandeling of verminking, verstoting of bedreiging daarmee, uithuwelijking. Eerwraak is de meest extreme vorm omdat het slachtoffer hierbij wordt vermoord.
Gedwongen uithuwelijken / huwelijksdwang
De adviescommissie voor vreemdelingen zaken hanteert de volgende definitie:
Een gedwongen huwelijk is een huwelijk waarbij één of beide huwelijkspartner(s) geen zeggenschap heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee instemt (instemmen).
Indoctrinatie is het systematisch en eenzijdig onderwijzen van aanvechtbare overtuigingen en opvattingen, met de bedoeling dat deze kritiekloos worden aanvaard.
Gehersenspoeld worden of deel moeten nemen aan sekte-achtige rituelen valt hieronder, maar ook het kind inzetten als wapen in een echtscheidingsstrijd, waarbij het voortdurend voorgehouden wordt dat de andere ouder niet deugt.
MÜNCHAUSEN BY PROXY / PEDIATRIC CONDITION FALSIFICATION
Bij het syndroom van Münchhausen by Proxy (MBPS) gaat het om:
een volwassene die bij een kind ziekteverschijnselen nabootst, verergert, veroorzaakt of verzint, met als oogmerk het kind 'medische' behandeling te laten ondergaan.
Ouders of verzorgers die zich hieraan schuldig maken hebben een ziekelijke behoefte aan aandacht van artsen en hulpverleners met het kind als slachtoffer. Ze proberen die aandacht te krijgen via het kind door het met valse of zelf veroorzaakte symptomen bij de hulpverlener te presenteren. Voorbeelden zijn het toepassen van geweld bij het kind, uithongering, slechte voeding of het geven van drugs of geneesmiddelen. Zowel acute als meer chronisch verlopende ziektebeelden komen voor bij het syndroom van Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification.
Belangrijk: bij een vermoeden van het syndroom moet je contact opnemen met Veilig Thuis. De Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK) bij Veilig Thuis heeft een richtlijn voor de aanpak van MBPS.
Bijlage 2 Overzicht signalen voor kindermishandeling
Lichamelijke signalen bij kinderen tot 12 jaar
Extra voor kinderen tot 4 jaar
Extra voor kinderen van 12 tot 19 jaar
Emoties en gedrag bij kinderen tot 12 jaar
Extra voor kinderen tot 4 jaar
Extra bij kinderen van 12 tot 19 jaar
Bijlage 3 Participatie van kinderen in de meldcode
De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helpt beroepskrachten zorgvuldig te handelen als zij vermoeden dat een kind thuis mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt wordt. Een meldcode bestaat uit 5 stappen en kent een aantal beslismomenten. Volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind zal het belang van het kind altijd de eerste overweging moeten zijn wanneer er beslissingen worden genomen die een kind raken. Om bij vermoedens van kindermishandeling te kunnen handelen in het belang van het kind is het essentieel dat kinderen in het hele proces van signaleren en de daaropvolgende beslissingen betrokken worden, dat wil zeggen dat er naar hun visie gevraagd en geluisterd wordt, dat hun mening meeweegt in beslissingen en dat zij informatie krijgen.
Uiteraard doorloopt de beroepskracht een meldcode kindermishandeling met het belang van kinderen voor ogen; hij of zij maakt zich immers zorgen over de veiligheid of het welzijn van een kind. Het komt echter nog te vaak voor dat mishandelde kinderen zeggen dat zij zich niet betrokken voelden bij de aanpak van gezinsproblemen, dat er met hen niet gesproken is of niet naar hun mening is geluisterd en dat zij niet begrepen hebben wat iedereen aan het doen was. Om het belang van het kind daadwerkelijk de eerste overweging te laten zijn, is participatie van kinderen erg belangrijk.
Bijlage 4 Gesprek met ouder(s) en kind
Als je je zorgen maakt over een kind of de ouder(s), bespreek deze dan zo snel mogelijk met één of beide ouders.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inhoudelijke aspecten van het gesprek.
Bedenk bij de voorbereiding van het gesprek ook of je rekening moet houden met aspecten als risico´s voor eigen veiligheid, en ga na:
Het contact of gesprek met de ouder(s) is altijd gekoppeld aan een doel. Bijvoorbeeld het verzamelen van meer informatie, het delen van de zorgen of de ouder(s) motiveren voor hulp.
Tips voor het gesprek met de ouder(s)
Benoem de feiten. Bijvoorbeeld als volgt:
Vanaf 12 jaar is het noodzakelijk om het gesprek met het kind te voeren. Ook bij jongere kinderen (jonger dan 12 jaar) kan een gesprek zinvol zijn en meer informatie geven.
Tips voor het gesprek met jongeren
Extra tips voor een gesprek met jongeren
Kindermishandeling aanpakken is een zaak van volwassenen
Het doel van een gesprek met een kind is het ondersteunen en het laten uiten van gevoelens en gedachten van het kind. Het doel van een gesprek is niet om via het kind de situatie te onderzoeken. Het kind is het slachtoffer en kan hierdoor in een onveilige situatie terecht komen of gaan worstelen met loyaliteit ten opzichte van de ouder. Het is belangrijk dat de beroepskracht zich bewust is van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn/haar ouders. De beroepskracht moet in het gesprek met het kind nooit de ouders afvallen, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal over het algemeen geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Wel kan het gevoel van het kind worden verwoord of bevestigd.
Wees bij een vermoeden van seksueel misbruik terughoudend in het gesprek met het kind in verband met mogelijke toekomstige bewijslast. Wees met name voorzichtig met het stellen van gesloten vragen. Hierdoor kan het namelijk gebeuren dat het kind woorden in de mond gelegd wordt. Het gesprek heeft niet tot doel het bewijs van seksueel misbruik te leveren. Laat dat over aan een deskundige op het gebied van letselduiding en vraag advies bij Veilig Thuis.
Indien er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega is het belangrijk dat een bevoegde deskundige het kind hoort. De kinderopvangorganisatie dient conform de stappen uit route 2 ‘Route bij signalen mogelijk geweld- of zedendelict door een collega’ te handelen.
Het is belangrijk nooit op voorhand geheimhouding aan een kind te beloven. Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als wordt beloofd om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte wordt gegeven, komt de beroepskracht voor een groot dilemma te staan als het kind vertelt dat het mishandeld wordt: hij moet dan of het vertrouwen van het kind schaden of medeplichtig worden aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De beroepskracht die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich bewust zijn van de consequenties van deze belofte. Als een beroepskracht geen geheimhouding wil toezeggen kan hij/zij het kind wel beloven dat hij/zij geen stappen zal ondernemen zonder dit van tevoren aan het kind te vertellen.
Normaal gesproken zal een gesprek over de signalen worden gevoerd met de ouders. Dit is niet alleen van belang als de ouders mogelijkerwijs betrokken zijn bij het huiselijk geweld of de mishandeling, maar ook als dit niet aan de orde is. De ouders behoren te worden geïnformeerd over wat er bij hun kind speelt.
Bijlage 5 Handleiding kindcheck
De kindcheck is aan de orde in alle gevallen waarin de professional meent dat door de medische situatie of door andere omstandigheden waarin zijn volwassen cliënt verkeert, een risico bestaat op ernstige schade voor kinderen waar hij zorg voor draagt. Meent de professional dat dit risico aanwezig is, dan onderzoekt hij in een gesprek met de cliënt of er kinderen bij de cliënt wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie beslist hij of hij verder actie moet ondernemen door de stappen van de meldcode te zetten.
De kindcheck vraagt van professionals om in contacten met volwassen cliënten ook te denken aan mogelijke ernstige schade die bij kinderen kan ontstaan door de situatie waarin de ouder of opvoeder zich bevindt. Anders gezegd: ook oudersignalen kunnen aanleiding zijn om in actie te komen voor de kinderen.
De kindcheck geldt voor alle professionals die onder de Wet verplichte meldcode vallen. De check is vooral gericht op professionals die contacten hebben met volwassen cliënten. Daarnaast geldt de kindcheck ook voor professionals die zich zorgen maken op basis van oudersignalen terwijl er geen kindsignalen zijn. (bijvoorbeeld binnen de kinderopvang en het onderwijs)
De meldcode ondersteunt beroepskrachten bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling, ongeacht de verblijfsstatus van de betrokkenen. De kindcheck geldt dus ook als het gaat om vermoedens van geweld waarbij mensen zijn betrokken zonder geldige verblijfspapieren, of die in een asielprocedure zitten.
In welke gevallen is de kindcheck aan de orde?
De kindcheck is in alle gevallen aan de orde waarin de professional zich, vanwege de ernstige situatie van zijn volwassen cliënt, zorgen maakt over mogelijk aanwezige minderjarige kinderen. De kindcheck geldt als een professional meent dat er, vanwege de toestand van de cliënt, risico’s zijn op ernstige schade voor kinderen of een bedreiging van de veiligheid van kinderen die afhankelijk zijn van de zorg van cliënt. Zo geldt de kindcheck bijvoorbeeld in geval van een ernstige (chronische) depressie, zware verslaving, (dreigende) huisuitzetting, geweld tussen huisgenoten.
De professional gaat in gesprek met zijn cliënt;
Hij vraagt zijn cliënt of er minderjarige kinderen bij hem in huis wonen en als dit het geval is of en zo ja met wie de cliënt de zorg voor deze kinderen deelt; Hij onderzoekt samen met zijn cliënt of het hem, ondanks zijn situatie, lukt om de kinderen voldoende verzorging, zorg en veiligheid te bieden, of hij daar hulp bij heeft en of hij (meer) hulp wenst.
Blijven er zorgen na het gesprek met de cliënt, dan zet de professional op basis van de oudersignalen de stappen van de meldcode. Deze stappen zijn er op gericht de situatie waarin de kinderen zich feitelijk bevinden nader te (laten) onderzoeken en zo nodig (meer) passende hulp te organiseren voor alle betrokkenen.
Kindcheck bij vluchtige of eenmalige contacten
In sommige gevallen, vooral als de contacten met de cliënt vluchtig en of eenmalig zijn, zal het hierboven beschreven gesprek met de cliënt maar in beperkte mate mogelijk zijn. In dat geval vraagt de professional in ieder geval aan zijn cliënt naar de aanwezigheid van minderjarige kinderen bij hem thuis of bij (ex)partner. Zijn er inderdaad kinderen, en lukt het een gesprek met de cliënt te voeren, dan bespreekt de professional zijn zorgen met de cliënt en zal hij Veilig Thuis bellen voor advies (stap 4 meldcode). Wordt het vermoeden niet weggenomen door het overleg dan gaat de professional na of de zorgen over de kinderen kunnen worden weggenomen door de inzet van professionele hulp en/of ondersteuning uit het eigen netwerk van de cliënt. Is dat het geval dan zet de professional de volgende stappen:
Beschikt de professional niet over de mogelijkheden om bovenstaande stappen te zetten, dan bespreekt hij met zijn cliënt dat hij een melding zal doen bij Veilig Thuis.
Ook wanneer een gesprek met de cliënt over zijn kinderen niet mogelijk is, zal de professional een melding doen bij Veilig Thuis. Bij twijfel kan de professional Veilig Thuis altijd om advies vragen.
NB: Conform de meldcode: zijn er concrete aanwijzingen dat het voeren van een gesprek over de kinderen veiligheidsrisico’s voor de professional, voor de kinderen of voor anderen met zich meebrengt, dan kan de professional, bij wijze van uitzondering, besluiten om een melding bij Veilig Thuis te doen zonder dat hij een gesprek over zijn zorgen heeft gevoerd met de cliënt.
Kindcheck en de stappen van de meldcode
Niet in alle gevallen zal de kindcheck leiden tot stap 5 van de meldcode, het doen van een melding bij Veilig Thuis of het organiseren van hulp. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de zorgen van de professional door het gesprek met de cliënt overtuigend worden weggenomen. Daarbij blijft de professional verantwoordelijk tot een andere organisatie of een andere afdeling de zorg heeft overgenomen.
Blijven de zorgen en/of lukt het niet om passende hulp te organiseren, dan zal de professional besluiten om een melding te doen bij Veilig Thuis omdat hij meent dat een Veilig Thuis onderzoek naar de situatie van de kinderen noodzakelijk is om het risico op ernstige schade te beperken.
NB 1: Als een andere hulpverlener die al bij het gezin betrokken is, in staat is de situatie van de kinderen nader te onderzoeken, kunt u dat ook aan hem vragen en is het wellicht niet nodig om een Veilig Thuis melding te doen. Vraag hierover zo nodig advies aan Veilig Thuis.
NB 2: Besluit de professional om geen Veilig Thuis melding te doen, dan is het van belang dat hij zelf blijft letten op risico’s op ernstige schade voor de kinderen en dat hij zo nodig alsnog een melding doet als hij meent dat, ondanks het gevoerde gesprek en/of de gemaakte afspraken met de cliënt, er toch risico’s blijven bestaan op ernstige schade voor de kinderen.
De professional legt zijn bevindingen naar aanleiding van de kindcheck vast in het cliëntdossier. Hij beschrijft:
NB: Zeker als de professional zelf geen contact heeft met de kinderen, kan hij geen uitspraken doen over de feitelijke situatie waarin de kinderen zich bevinden. Hij kan alleen beschrijven waarom de conditie of de situatie van de cliënt naar zijn mening risicovol is voor de kinderen van de cliënt en dat hij daarom nader onderzoek nodig vindt.
NB: In iedere fase van de kindcheck en van de meldcode kan, op basis van anonieme cliëntgegevens, advies worden gevraagd aan Veilig Thuis.
Situaties waarin een kindcheck aan de orde kan zijn
Hieronder volgt een aantal voorbeelden waarin een kindcheck, dit wil zeggen onderzoeken of er kinderen zijn die van de volwassen cliënt afhankelijk zijn, of als cliënt zwanger is aan de orde kan zijn:
Voorbeelden van situaties waarin de kindcheck gedaan moet worden:
Bijlage 6 Uitleg meldcode voor ouder(s) en kind
Vanaf 1 juli 2013 is het voor elke organisatie die werkt met ouders en kinderen, een wettelijke verplichting om bij zorg, de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling toe te passen.
De meldcode is een stappenplan van vijf stappen, waarin wordt aangegeven hoe de beroepskracht moet handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. De vijf stappen zijn een leidraad bij zijn/haar besluit om wel/niet een melding te doen bij Veilig Thuis.
Stap 1: Het in kaart brengen van signalen
Stap 3: Gesprek met de ouder(s) én kind
Stap 4: Wegen van geweld en/of kindermishandeling
Stap 5: Beslissen met Veilig Thuis
De organisatie heeft de wettelijke verplichting om een protocol te hebben waarin staat beschreven hoe zij met de meldcode werkt. In dit protocol hoort te beschreven zijn wie de beslissing neemt in stap 5, het wel/niet melden, en hoe er wordt omgegaan met gevoelige informatie.
De meldcode is er in eerste instantie niet op gericht om de zorg bij Veilig Thuis te melden, maar is vooral bedoeld om de cliënten op de hoogte te stellen, en te houden van de zorg die aanwezig is. De voorkeur gaat altijd uit om de cliënt in een zo vroeg mogelijk stadium te motiveren in het accepteren van hulp bij de vastgestelde problemen.
Bijlage 7 Wetgeving en meldcodes
Meldrecht, meldplicht en beroepsgeheim
Meldrecht (Wet op de Jeudgzorg, art.53 lid 3)
Meerdere partijen hebben een rol bij het bewaken van de veiligheid van kinderen en het doen van aangifte bij kindermishandeling. De Wet op de jeugdzorg geeft hiervoor de (wettelijke) kaders aan.
Bijlage 8 Veilig Thuis: Taken en regels bij melden of informatie verstrekken
In de nieuwe Jeugdwet is bepaald dat er op bovenlokaal niveau een Veilig Thuis is met als doel een verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te bewerkstelligen door:
Als je een melding bij Veilig Thuis doet, draag je de zaak aan hen over, zodat er een onderzoek gedaan kan worden naar de signalen en vermoedens.
Het gezin krijgt in principe te horen van welke instelling de melding afkomstig is.
Uitzondering: als de veiligheid van het kind of van jou in het geding is.
Informatie verstrekken aan Veilig Thuis
Als je vanuit Veilig Thuis benaderd wordt met een verzoek om informatie: