Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het gebruik van het briefadres Beleidsregels briefadres gemeente Schiedam 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels briefadres gemeente Schiedam 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels m.b.t. inschrijving op briefadressen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2019 | nieuwe regeling | 16-04-2019 | 18INT00144 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam,
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit brp), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling brp), artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire brp en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);
overwegende dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres te kunnen registreren op een briefadres;
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
Artikel 4 Bijzonder voorwaarden voor toegang tot een briefadres ex artikel 2.42b Wet brp
Indien dit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders wenselijk is kan inschrijving op een briefadres bij het college zelf of een door het college aangewezen rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet brp plaats vinden. Als hiertoe wordt overgegaan gelden de volgende bijzondere voorwaarden:
De briefadreshouder als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder a en f, die zijn briefadres heeft bij een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet brp, dient minimaal één maal per week contact op te nemen met de briefadreslocatie teneinde vast te stellen of er post voor hem in ontvangst genomen is.
Indien een briefadres op grond van artikel 2 lid a, b, c en f wordt verstrekt voor een periode langer dan 12 maanden, dient de briefadreshouder uiterlijk 2 weken voor het verstrijken van twaalf maanden na toekenning van het briefadres inlichtingen te verstrekken omtrent zijn dan geldende woon- en leefomstandigheden.
Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het zesde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Artikel 9 Inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb)
Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad van Schiedam.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 april 2019,
de secretaris,
drs. K.D. Handstede
de burgemeester,
C.H.J. Lamers
Toelichting op de Beleidsregels briefadres gemeente Schiedam 2019
Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:
Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Voor daklozen is inschrijving bij De Elementen in Vlaardingen de geëigende weg.
Voor thuislozen is het – onder voorwaarden – mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres bij wijkcentrum De Erker (via de Stichting De Erker).
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.
Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet brp mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de brp. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL (persoonslijst) naar de RNI (Registratie Niet Ingezetenen) vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit brp). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:
Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de brp. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de brp komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres (bij het ontbreken van een vast woonadres) is daarom voor deze groep noodzakelijk.
Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een van gemeentewege verstrekt adres (Wijkcentrum De Erker).
Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:
Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:
Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het ‘Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing’ van de NVVB is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder (van de vermissing).
In de circulaire brp en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet brp in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet brp zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling brp is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet brp, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de Wet brp regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet brp. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken (het KCC) terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 9).
Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.
Algemeen uitgangspunt bij briefadressen is dat deze worden verstrekt door een natuurlijk persoon. Bij voorbeeld kinderen die voor een ouder in een verzorgingshuis optreden als briefadresgever. Of kennissen die elkaar helpen.
Een briefadres bij een rechtspersoon (anders dan in de Wet brp benoemd) is uitgesloten, tenzij het college van burgemeester en wethouders deze rechtspersoon op grond van artikel 2.42 onder b van de Wet brp benoemd.
Binnen de gemeente Schiedam is de Stichting De Erker met als locatie wijkcentrum De Erker, Jan van Avennestraat 32 te Schiedam, op grond van artikel 2.42 onder b van de Wet brp aangewezen om onder voorwaarden briefadressen aan thuislozen te verstrekken. Het college bepaalt of een briefadres bij De Erker wordt toegestaan.
Dit artikel bevat aanvullende voorwaarden die voor houders van een briefadres bij deze locatie gelden.
Bij een briefadres bij een natuurlijk persoon is de briefadresgever medeverantwoordelijk voor het doorzenden van post aan de briefadresnemer. Bij het van gemeentewege verstrekte briefadres bij De Erker is dit niet het geval. De verplichting om één maal per week contact op te nemen met de briefadreslocatie is opgenomen om er zeker van te zijn dat de post de thuisloze briefadreshouder bereikt. Er wordt rekening gehouden met situaties waarbij het niet mogelijk is om wekelijks contact op te nemen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan een periode van vakantie, opname in een ziekenhuis, verblijf in detentie, etc..
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet brp. Hiertegen is bezwaar mogelijk.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.
In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.
Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet brp.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet brp. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.
Uitzondering kan worden gemaakt voor thuislozen, verwarde of onverzekerde personen en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.
Het permanent bewonen van een recreatiewoning of plezierjacht(je) met vaste ligplaats wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 6 onder a van deze regel.
Toelichting artikel 6 sub b en c:
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres.
Er wordt gestreefd naar een zo kort mogelijke duur van het briefadres. Daarom zal de aanvrager gemotiveerd moeten aangeven voor welke duur het briefadres noodzakelijk is. Deze noodzakelijke duur zou onder meer kunnen blijken uit aanvullende documenten. Bij voorbeeld een koopcontract of huurovereenkomst voor een woning met een ingangsdatum die in de toekomst ligt
Indien de aanvrager langer dan twee-derde van de tijd in de periode van één jaar in het buitenland verblijft is het niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres. In dat geval dient de aanvrager aangifte van vertrek naar het buitenland te doen. Dit op basis van artikel 2.43 Wet brp.
Voor zeelieden, werkzaam aan boord van een in Nederland geregistreerd zeeschip geldt een maximum termijn van 2 jaar voor een briefadres. Dit vloeit voort uit artikel 29 van het Besluit brp.
Indien de termijn van twee jaar wordt overschreden dan dient aangifte van vertrek naar het buitenland te worden gedaan.
Toelichting artikel 7 lid 3, 4 en 5
Met uitzondering van de categorieën genoemd in artikel 7 lid 2 geldt er geen maximum termijn voor de inschrijving op een briefadres. Er wordt gestreefd naar een zo kort mogelijke termijn. Van belang is dat uit de aanvraag blijkt voor welke periode het briefadres noodzakelijk is. Ter voorkoming van misbruik en fraude zal bij een briefadres dat voor een langere periode dan 1 jaar wordt toegekend, de aanvullende voorwaarde worden opgenomen dat de briefadreshouder jaarlijks opnieuw informatie over zijn leef- en woonsituatie verstrekt.
Doet de aanvrager dat niet, dan zal de gemeente hem daarom vragen.
Wordt op dit verzoek van de gemeente niet gereageerd dan zal de gemeente de procedure adresonderzoek (artikel 2.22 lid 1 Wet brp) in gang zetten.
Als de burgemeester om veiligheidsredenen een briefadres toekent, dan zal dit slechts voor de duur die de burgemeester noodzakelijk vindt gebeuren.
De Wet brp verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze beleidsregels.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze beleidsregels. Een mogelijk voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking van artikel 3 lid 6 (maximaal 2 briefadressen bij één briefadresgever) is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat die hun familie daar niet mee willen belasten.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire brp en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet brp een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.