Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

BELEIDSREGEL HOGERE WAARDENBELEID GELUID EMPLACEMENTEN

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGEL HOGERE WAARDENBELEID GELUID EMPLACEMENTEN
CiteertitelBeleidsregel hogere waardenbeleid geluid emplacementen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2019beleidsregel hogere waardenbeleid geluid emplacementen

09-04-2019

gmb-2019-99723

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGEL HOGERE WAARDENBELEID GELUID EMPLACEMENTEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend dat zij op 9 april 2019 de beleidsregel hogere waardenbeleid geluid emplacementen heeft vastgesteld.

Aanleiding

 

De realisatie van nieuwe hoogstedelijke wooncomplexen, onderdeel van de Internationale Knoop XL, wordt beperkt door de wijze waarop het huidige geluidbeleid het geluid afkomstig van het spoorwegemplacement beschouwd. Het is mogelijk dit geluid anders te beoordelen en, zonder dat wezenlijk extra hinder voor de omgeving zal worden ondervonden, daarmee nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.

Een spoorwegemplacement is zowel een bedrijf (inrichting) als een onderdeel van het nationale spoorwegennet. Vanuit de wet worden alle activiteiten op het emplacement (rangeren, opstellen en servicen van treinen) als bedrijfsmatige activiteiten gezien en strenger beoordeeld dan het geluid van het doorgaande verkeer.

Het geluid van rijdende treinen op het emplacement (buiten de dienstregeling) is wat betreft beleving vergelijkbaar met het geluid van het doorgaande treinverkeer. Door te accepteren dat deze geluiden op dezelfde wijze worden beoordeeld, ontstaan ontwikkelmogelijkheden dichter bij het spoor. Het overige geluid (niet rijgeluid, zoals bijvoorbeeld onderhoud en reinigen van treinen) blijft beoordeeld worden volgens de de standaard manier voor industrielawaai.

Oplossing

 

  • 1.

    De Gemeente Eindhoven kiest nadrukkelijk voor het toevoegen van woningen in het Stationsdistrict. De Gemeente Eindhoven hanteert dan ook voor geluidgevoelige bestemmingen binnen het Stationsdistrict een beleidsmatig minder strenge normstelling voor het geluid van treinen die horen bij een emplacement.

  •  

  • 2.

    Het beleid van de Gemeente Eindhoven voor het rijgeluid van treinverkeer op het emplacement volgt de volgende stappen:

    • a.

      de laagste voorkeursgrenswaarde voor spoorweggeluid bij geluidsgevoelige bestemmingen (55 dB(A)) is in ieder geval toelaatbaar als geluidsniveau voor het rijgeluid van treinen die horen bij het emplacement;

    • b.

      als het rijgeluid van het emplacement meer dan 7 dB onder het geluid van het doorgaande treinverkeer blijft, mag dit meer dan 55 dB(A) veroorzaken. Het geluid van de treinen van het emplacement is dan akoestisch gezien verwaarloosbaar en er zal geen extra hinder door ontstaan.

  • 3.

    Het overige geluid (niet rijgeluid) wordt beoordeeld op de standaard manier voor industrielawaai.

  •  

  • 4.

    Voor de geluidgevoelige bestemmingen buiten het Stationsdistrict blijft de bestaande normstelling gelden.

 

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de datum van publicatie van dit gemeenteblad.

 

 

 

Eindhoven,

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

,secretaris

Bijlage 1: Technische toelichting

 

Wettelijke kader

Een spoorwegemplacement bestaat voor een groot deel uit opstelsporen die alleen worden gebruikt voor de in de milieuvergunning vermelde activiteiten zoals onderhoud en reiniging van treinen. Sporen die mede worden gebruikt door treinen die volgens de dienstregeling rijden, het doorgaand treinverkeer, maken ook onderdeel uit van de inrichting.

Het ‘spoorweglawaai’ van het doorgaande treinverkeer valt onder het regime van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Het geluid afkomstig van treinen wordt in beeld gebracht conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

Indien treinen uit de dienstregeling zijn genomen vallen ze onder de Wet milieubeheer (Wm) en dus binnen de inrichting. Spoorwegemplacementen zijn inrichtingen volgens het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (IVB) categorie 14.1 onder a. en het geluid wordt bestempeld als ‘industrielawaai’.

 

Besluit geluidhinder

Het Besluit geluidhinder geldt landelijk en geeft geluidsnormen voor spoorwegverkeer dat valt onder de dienstregeling. In het kader van het besluit wordt Lden 55 dB aangehouden als streefwaarde en Lden 68 dB als maximale ontheffingswaarde (nieuwe situatie). Het Besluit geluidhinder kent geen normen voor piekgeluiden.

Railverkeerslawaai bestaat uit rol- en stromingsgeluid. Onderdeel van het rolgeluid is het zogeheten booggeluid en dit wordt in het Besluit geluidhinder buiten beschouwing gelaten. Dit piepend geluid ontstaat bij het rijden van treinen over wissels en krappe bochten.

 

Handreiking industrielawaai en vergunningverlening

De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (1998) is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai (Wm). De handreiking gaat in op de totstandkoming, inhoud en reikwijdte van de gemeentelijke nota industrielawaai en de hiermee vast te stellen grenswaarden voor de geluidsnormering bij vergunningverlening. Als een gemeente nog geen lokaal geluidsbeleid heeft opgesteld, dient te worden uitgegaan van de systematiek van de Circulaire Industrielawaai (1979) welke in de handreiking is overgenomen. Daar worden richt- en grenswaarden aangegeven die moeten worden gehanteerd bij het verlenen van een milieuvergunning. De standaard grenswaarde bedraagt 50 dB(A). Door middel van lokaal geluidsbeleid kan gemotiveerd van deze standaard geluidswaarden worden afgeweken.

 

Hinder

Er is in het verleden veel onderzoek uitgevoerd naar de hindereffecten van geluid. In zijn algemeenheid neemt de hinderlijkheid toe bij een hogere geluidsbelasting. Verschillende soorten geluid kunnen echter ook een verschillende mate van hinderlijk genereren. Zo is het geluid van rijdende treinen veel minder hinderlijk dan bijvoorbeeld weg- en luchtvaartlawaai. Maar ook minder hinderlijk dan industrielawaai dat in het algemeen qua hinderlijkheid vergelijkbaar is met wegverkeerslawaai. Dit komt dan ook tot uiting in de grenswaarden die voor deze verschillende geluidsbronnen gelden: de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai ligt op Lden 55 dB waar die voor respectievelijk wegverkeerslawaai op Lden 48 dB en voor industrielawaai op Letmaal 50 dB(A) is gesteld.

Vanwege de grote overeenkomst tussen ‘gewoon’ spoorweglawaai (vallend onder het Besluit geluidhinder, namelijk rijdende treinen volgens de dienstregeling) en een (groot) deel van het geluid afkomstig van het emplacement (vallend onder de Wet milieubeheer, namelijk de rijdende treinen van en naar de opstelsporen over deels dezelfde sporen) is er voor gekozen het aspect geluid integraal te bekijken.

 

Nieuw beoordelingskader

Een spoorwegemplacement is zowel een bedrijf (inrichting) als een onderdeel van het nationale spoorwegennet. Vanuit de wet wordt het geluid van het rangeren, opstellen en servicen van treinen als bedrijfsmatige activiteit gezien en strenger beoordeeld dan het geluid van het doorgaande verkeer.

Het geluid van rijdende treinen op het emplacement (buiten de dienstregeling) is wat betreft beleving vergelijkbaar met het geluid van doorgaande treinverkeer. Toch leidt het tot een andere toetsing van het geluid op de gevels van woningen.

De Gemeente Eindhoven kiest nadrukkelijk voor het toevoegen van woningen in het Stationsdistrict. De Gemeente Eindhoven hanteert dan ook voor geluidgevoelige bestemmingen binnen het Stationsdistrict een beleidsmatig minder strenge normstelling voor het geluid van treinen die horen bij een inrichting. Dit biedt ruimte voor woningbouw zonder dat het leidt tot een wezenlijke toename van geluidhinder.

De begrenzing van het Stationsdistrict is aangegeven op de volgende afbeelding.

 

 

Het beleid van Eindhoven voor het rijgeluid van treinverkeer op inrichtingen volgt de volgende stappen:

• de laagste voorkeursgrenswaarde voor spoorweggeluid bij geluidsgevoelige bestemmingen (55 dB(A)) is in ieder geval toelaatbaar als geluidsniveau voor het rijgeluid van treinen die horen bij een inrichting;

• als het rijgeluid van de inrichting meer dan 7 dB onder het geluid van het doorgaande treinverkeer blijft, mag dit meer dan 55 dB(A) veroorzaken. Het geluid van de treinen van de inrichting is dan akoestisch gezien verwaarloosbaar en er zal geen extra hinder door ontstaan.

Het overige geluid (niet rijgeluid) wordt beoordeeld op de standaard manier voor industrielawaai.

Ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen buiten het Stationsdistrict wordt het totaal aan geluid vanwege de werkzaamheden en activiteiten op het emplacement beschouwd en beoordeeld als industrielawaai.