Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand gemeente Den Helder 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand gemeente Den Helder 2019
CiteertitelBeleidsregel Draagkrachtberekening bijzondere bijstand gemeente Den Helder 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregel Draagkrachtberekening bijzondere bijstand gemeente Den Helder 2019

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2019-01-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-201902-04-2020

19-02-2019

gmb-2019-97132

a19.00097

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand gemeente Den Helder 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;

 

Gelet op de hem toekomende bevoegdheid;

 

Besluit:

Vast te stellen de navolgende Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand;

In te trekken het besluit van 4 september 2018 tot vaststelling van de beleidsregel “Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand”.

 

Algemeen

Een alleenstaande of een gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De middelen zoals opgenomen in artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

Het kan voorkomen dat een inwoner is opgenomen in een inrichting, met een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Er moet dan een eigen bijdrage betaald worden via het Centraal Administratiekantoor (CAK). Omdat sprake is van lagere kosten van het bestaan, is de norm “verblijf in inrichting” van toepassing. Binnen de opname blijkt een aantal inwoners in staat te zijn om, al dan niet onder begeleiding, een aantal (huishoudelijke) taken zelf te kunnen uitvoeren. Gedacht kan worden aan het zelf kopen en bereiden van een maaltijd of het zelfstandig voeren van telefoongesprekken. Er zijn meer voorbeelden denkbaar. Door bepaalde taken zelf te doen wordt de zelfredzaamheid en het meedoen in de maatschappij versterkt. Deze inwoners ontvangen dan een bedrag terug (voedings- en/of telefoongeld). Deze gelden dienen niet als middel te worden aangemerkt en dus vrijgelaten worden.

In deze beleidsregel wordt hierin voorzien.

In onderliggende beleidsregel wordt vastgesteld welke middelen in aanmerking genomen worden als draagkracht en de duur van de draagkrachtperiode.

 

Gemeentelijk beleid

Artikel 1. Vaststelling draagkracht

  • 1.

    Er is geen sprake van draagkracht wanneer het vastgestelde inkomen, met in achtneming van het gestelde in artikel 2 en 3, minder bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met uitzondering van artikel 22a van de Participatiewet.

  • 2.

    Er is geen sprake van draagkracht indien het feitelijk beschikbare inkomen vanwege een schuldsaneringstraject op grond van de WSNP of vanwege een minnelijk traject op basis van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening of vanwege een executoriaal beslag minder bedraagt dan de relevante bijstandsnorm.

  • 3.

    Indien het vastgestelde inkomen 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijdt, wordt de draagkracht vastgesteld op 50% van het bedrag van de overschrijding.

  • 4.

    De draagkracht wordt incidenteel of periodiek verrekend met de verstrekking(en).

  • 5.

    De draagkracht kan worden herzien als wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

Artikel 2. Middelen

  • 1.

    Bij de vaststelling van de draagkracht wordt uitgegaan van:

    • a.

      het inkomen van de maand waarin de aanvraag is ingediend, tenzij er sprake is van wisselende inkomsten. In dat geval wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend; Indien nodig wordt deze periode verlengd tot twaalf maanden.

    • b.

      het vermogen op de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Bij de berekening van het inkomen wordt rekening gehouden met het volgende:

    • a.

      het bedrag van particuliere oudedagsvoorziening als bedoeld in artikel 33, vijfde lid, van de Participatiewet;

    • b.

      het voor rekening van belanghebbende blijvende verschil tussen de maximale zorgtoeslag en de zorgtoeslag die betrokkene daadwerkelijk ontvangt;

    • c.

      de ten laste van belanghebbende blijvende kosten van verpleging of verzorging in een inrichting;

    • d.

      buitengewone uitgaven.

  • 3.

    Bij overschrijding van de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals opgenomen in artikel 34 van de Participatiewet, wordt het meerdere van het vermogen volledig aangemerkt als draagkracht.

  • 4.

    Als sprake is van een Wlz-geïndiceerde opname en terug ontvangst van een voedings- of andersoortig budget, omdat de belanghebbende zelf boodschappen doet, kookt of anderszins, dan wordt dit bedrag/budget niet als middel gezien en dus vrijgelaten.

Artikel 3. Buitengewone uitgaven

Als buitengewone uitgaven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d worden, voor zover hiervoor geen bijstand, toeslagen of andere vergoedingen worden verstrekt, aangemerkt:

  • a.

    de ten laste van de belanghebbende blijvende woonkosten tot een maximum waarbij rekening wordt gehouden met de normhuur;

  • b.

    de lasten van de door belanghebbende bewoonde woning in eigendom met in achtneming van het bepaalde in beleidsregel “Bijstandsverlening bij eigen woningbezit”;

  • c.

    de betalingen voor levensonderhoud ten behoeve van de niet in het gezinsverband van de belanghebbende levende echtgenoot en kinderen tot 21 jaar, evenals de verschuldigde betalingen onder aftrek van het belastingvoordeel ten behoeve van de gewezen echtgenoot;

  • d.

    de door de Dienst Uitvoering Onderwijs opgelegde verplichte ouderbijdrage (zoals vastgesteld in de beschikking) in verband met studie en opleiding van de studerende kinderen;

  • e.

    de eventuele reiskosten voor kinderen jonger dan 18 jaar die (voortgezet) onderwijs volgen buiten de gemeente, omdat de onderwijsvoorziening binnen de eigen gemeente niet aanwezig is;

  • f.

    de kosten van de eigen bijdrage in de maatwerkvoorziening en andere WMO-voorzieningen;

  • g.

    de eigen bijdrage kinderopvang die overblijft na aftrek van de ontvangen toeslag van de belastingdienst (Wet Kinderopvangtoeslag);

Artikel 4. De draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

  • 2.

    De duur van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor een periode van:

    • a.

      12 maanden voor belanghebbende(n) met variabele inkomsten zoals inkomen uit of in verband met arbeid, alimentatie of uitkeringen (waaronder uit WW of ZW);

    • b.

      onbepaalde tijd voor belanghebbende(n) met een vast zoals inkomen een (aanvullende) bijstandsuitkering, IOAW, IOAZ, Wajong, WIA of AOW al dan niet met een aanvullend pensioen.

  • 3.

    Zo nodig wordt gebruik gemaakt van het Inlichtingenbureau in geval van een steekproefsgewijze bestandsvergelijking.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in individuele situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel als toepassing van die bepalingen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Draagkrachtberekening Bijzondere Bijstand.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Na bekendmaking treedt dit besluit in werking de dag na zijn publicatie.

Aldus besloten in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Helder van

19 februari 2019,

burgemeester

Koen Schuiling

secretaris

Robert Reus