Organisatie | Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant houdende regels omtrent mandaat (Mandaatregeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant) |
Citeertitel | Mandaatregeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | bijlage 1 | 28-11-2019 | |||
17-04-2019 | 20-04-2018 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 05-04-2018 | Z.94393/D |
Het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant,
Gelet op artikel 3, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant;
Overwegende dat de mandaatregeling van het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant op 13 maart 2013 is vastgesteld;
Overwegende dat bij besluit van 10 december 2015 deze regeling is gewijzigd in “Mandaatregeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant versie 1 januari 2016”;
Overwegende dat door organisatorische wijzigingen het wenselijk is om de aangehaalde mandaatregeling te actualiseren;
De bepalingen zoals opgenomen in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot mandaat zijn op deze regeling van toepassing.
Artikel 2 Omvang van het mandaat
Indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid betrekking heeft op een rechtshandeling waarbij in het kader van het verrichten van deze rechtshandeling het bestuursorgaan of de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant in en buiten rechte moet worden vertegenwoordigd, is het bepaalde in artikel 18, lid 5 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant toepassing.
Artikel 3 Beperkingen aan het mandaat
Bij een gerede verwachting dat bij het nemen van een beslissing sprake is van bestuurlijke gevoeligheid of van een substantieel financieel of juridisch afbreukrisico, wordt overleg gevoerd tussen de directeur en verantwoordelijk portefeuillehouder of het bewuste mandaat door de directeur mag worden uitgeoefend.
Waar in dit besluit gesproken wordt over het beslissen op aanvragen, verzoeken en dergelijke, omvatten de bevoegdheden niet alleen het nemen van een positieve beslissing maar ook alle daarmee samenhangende en/of opvolgende beslissingen zoals het weigeren, beëindigen, opschorten, niet ten uitvoer leggen, verminderen, bevoorschotten, (ambtshalve) vaststellen, verlengen, verdagen etc.(tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven).
Artikel 5 Ondertekeningsmandaat
Het Dagelijks Bestuur verleent een algemeen ondertekeningsmandaat voor besluiten die zij heeft genomen aan de directeur.
Artikel 7 Verbod vaststellen beleidsregels
De gemandateerde is behoudens het geven van aanwijzingen voor het verlenen van ondermandaat niet bevoegd beleidsregels te formuleren voor de gemandateerde bevoegdheden.
De directeur wordt bij afwezigheid vervangen door één van de afdelingsmanagers aan te wijzen door de directeur op moment van noodzakelijke vervanging. Indien de directeur onverhoopt niet in staat is om zelf een vervanger aan te wijzen, zal vervanging geschieden zoals opgenomen in de “Vervangingsregeling directeur ODZOB”.
Eindhoven, 5 april 2018
Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant,
W.J.F. van der Rijt – van der Kruis
voorzitter
J.M.L.Tolsma
secretaris
Bij besluit van 13 maart 2013 is de directeur gemandateerd om namens het Dagelijks Bestuur een aantal bevoegdheden uit te oefenen. In verband met organisatorische wijzigingen heeft het Dagelijks Bestuur voor het laatst bij besluit van 9 mei 2018 de mandaatregeling gewijzigd. Daarnaast is de directeur middels besluiten van een aantal colleges van burgemeester en wethouders en het college van gedeputeerde staten gemandateerd om namens hen bevoegdheden uit te oefenen.
Om tot een efficiënte dienstverlening te komen is het van belang dat een aantal aan de directeur gemandateerde bevoegdheden worden ondergemandateerd of dat bevoegdheden via een volmacht/ondervolmacht aan de directeur wordt verleend. Het gaat daarbij om bevoegdheden die de omgevingsdienst zelfstandig uitvoert of de organisatie van de eigen dienst betreffen zoals bijvoorbeeld personeelsgerelateerde zaken, maar ook om bevoegdheden die de directeur van externe bestuursorganen (provincie en gemeenten) gemachtigd of gemandateerd heeft gekregen.
In de mandaat- en machtigingsbesluiten van de provincie en diverse gemeenten aan de directeur, is opgenomen dat de gemandateerde danwel gemachtigde bevoegdheden in ondermandaat/machtiging of volmacht/ondervolmacht verleend mogen worden aan functionarissen binnen deze dienst.
In het besluit worden in de eerste kolom de bevoegdheden beschreven. In de tweede kolom staat aan wie de bevoegdheid tot (onder)mandaat, (onder)volmacht wordt verleend en in de derde kolom staan voorschriften, voorwaarden en bijzonderheden.
Deel A van het besluit bevat bevoegdheden die de directeur gemandateerd heeft gekregen van het Dagelijks Bestuur of waarvoor de dienst vanuit haar dienstverlenende opdracht zelf verantwoordelijk is. Het betreft dan stukken die namens de eigen organisatie worden verzonden.
Deel B van het besluit bevat bevoegdheden die de directeur gemandateerd heeft gekregen van andere bestuursorganen en die verder ondergemandateerd mogen worden binnen de eigen organisatie. In deze gevallen gaat het altijd om bevoegdheden die namens een extern bestuursorgaan worden uitgevoerd.
Deel C van het besluit bevat bevoegdheden die de interne organisatie betreffen, gericht op personeelsaangelegenheden, en waarvoor volmacht, ondervolmacht is verleend.
Ten aanzien van de bevoegdheden die betrekking hebben op de algemene bedrijfsvoering, geldt dat de meeste bevoegdheden door het Dagelijks Bestuur aan de directeur zijn gemandateerd. Bevoegdheden van algemene aard zijn verder ondergemandateerd. Er is een algemene omschrijving gehanteerd waarbij de bevoegdheden in ondermandaat worden verleend aan de coördinatoren bedrijfsvoering (waaronder de Coördinator bedrijfsvoering, Controller en Adviseur P&O-I), aan de managers en bij uitzondering aan de medewerker zelf. Bevoegdheden die aan de medewerker worden verleend vallen onder de hierboven al genoemde “eenvoudige correspondentie”. Het gaat dan om zaken die niet zijn gericht op enig rechtsgevolg of kunnen leiden tot enige verplichting. Voorbeelden hiervan zijn onder andere het verzenden van documenten en brieven door de ODZOB die niet gericht zijn op enig rechtsgevolg of kunnen leiden tot enige verplichting zoals e-mails, opsturen van reeds openbaar gemaakte stukken zoals rapporten e.d. waaruit geen rechtsgevolg meer voortvloeit.
Bevoegdheden door externe bestuursorganen
Naast de bevoegdheden die de directeur gemandateerd heeft gekregen van het Dagelijks Bestuur, beschikt de directeur over bevoegdheden die door andere bestuursorganen (gemeenten en provincie) aan haar zijn gemandateerd. In de verleende mandaten aan de directeur is tevens opgenomen dat de mogelijkheid bestaat om deze bevoegdheden te ondermandateren aan onder de directeur ressorterende (leidinggevende) functionarissen. Uitgangspunt is, om daar waar de mandaatbesluiten dit toestaan, ondermandaat te verlenen aan medewerkers, met uitzondering van de bevoegdheden die aan de directeur zijn voorbehouden. Dat laatste betreft de bevoegdheid tot het aangaan van rechtsgedingen, het aanwijzen van toezichthouders, het aanwijzen van personen tot vertegenwoordiging van het college in rechte, het weigeren van een vergunning of ontheffing (behalve als de toepasselijke regelgeving geen ruimte laat voor een andere beslissing of geschiedt op verzoek van belanghebbende), het opleggen van een last onder bestuursdwang, het gedogen van een geconstateerde overtreding en het besluiten op een bezwaarschrift. Voor de duidelijkheid zijn deze bevoegdheden expliciet in dit besluit vermeld. In het besluit zelf is aangegeven dat in geval van onduidelijkheden het aanbeveling verdient de bevoegdheid neer te leggen bij het hogere echelon. Dat geldt uiteraard ook voor zaken die als “bestuursgevoelig” zijn aan te merken.
De bevoegdheden in het kader van de uitvoering van personeelsbeleid zijn in (onder)volmacht verleend aan de directeur, Coördinator bedrijfsvoering, Controller, Adviseur P&O-I en manager. Voor een groot aantal van deze bevoegdheden, is in de toelichting opgenomen dat deze bevoegdheid wordt uitgeoefend in overleg met de Adviseur P&O-I.