Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Raadsbesluit Nota borg- en garantstellingen en Nota prijzen levering goederen en diensten |
Citeertitel | Raadsbesluit Nota borg- en garantstellingen en Nota prijzen levering goederen en diensten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2019 | Nieuwe regeling | 21-03-2019 |
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen, d.d. 21 maart 2019.
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Nota borg- en garantstellingen
In de financiële verordening zoals die door u in december 2016 is vastgesteld wordt toegezegd een aantal aparte nota’s aan de raad voor te leggen. Eén daarvan is deze nota borg- en garantstellingen zoals die nu aan u ter vaststelling voorligt.
Het verlenen van een borg- of garantstelling is één van de instrumenten die een gemeente heeft om beleid uit te (laten) voeren. Er zijn altijd risico’s verbonden aan borg- of garantstellingen. Om dit zoveel als mogelijk te beperken worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Er wordt meegewerkt aan borgstellingen waarbij waarborgfondsen mede (gedeeltelijk) borg staan, omdat hier in principe geen of een zeer klein risico aan verbonden is. Te denken valt dan aan borgstelling in het kader van woningbouw via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw(WSW) of een (gedeeltelijke) borg- c.q. garantstelling bij een ander waarborgfonds.
In verband met de risico’s die er verbonden zijn aan het verstrekken van rechtstreekse borgstelling wordt u uitgegaan van “Nee, tenzij ...”. In deze gevallen wordt gestreefd naar het realiseren van een zo groot mogelijke zekerheidstelling voor de gemeente door bijvoorbeeld een negatieve hypotheekverklaring of het vragen van extra informatie over de huidige en verwachte financiële situatie van de instelling.
Werkwijze borg- en garantstellingen:
Verschil tussen borgstelling en garantstelling
Een borgstelling en een garantstelling lijken erg op elkaar. Als we de gemeentelijke praktijk als uitgangspunt nemen betekent dit meestal dat een (maatschappelijke) instelling de gemeente vraagt borg of garant te staan voor het verkrijgen van een geldlening. Dit omdat de bancaire instelling het risico te groot vindt om direct, zonder verdere garanties, een geldlening aan de instelling te verstrekken. Echter, er zijn belangrijke verschillen tussen beide:
Een borgstelling geeft dus iets meer (standaard) zekerheden als een garantstelling doordat altijd eerst de hoofdschuldenaar wordt aangesproken en als de gemeente toch (een gedeelte) moet betalen krijgt de gemeente automatisch een vordering. Veel van dit soort afspraken kunnen ook in een contract geregeld worden maar geven minder zekerheid als wanneer dit (automatisch) bij wet geregeld is. Het is dus verstandiger om medewerking te verlenen aan borgstelling en niet aan garantstelling.
Door middel van een borg- of garantstelling kan de gemeente medewerking verlenen aan de realisering van particuliere (maatschappelijke) initiatieven, die de gemeente in het belang of mede in het belang acht van de plaatselijke bevolking, zonder hiervoor in beginsel financiële middelen beschikbaar te stellen. Wel zijn er natuurlijk risico’s aan verbonden anders zou er door de geldverstrekker (bancaire instelling) geen borg of garantstelling worden verlangd.
In feite kennen we de volgende soorten garantstellingen:
Waarborgfondsen zijn meestal stichtingen die borg- / garant staan voor leningen die kredietverstrekkers (meestal banken) hebben uitstaan bij kredietontvangers (woningcorporaties, particulieren, welzijnsorganisaties, scholen, etc.). Als een kredietontvanger de aflossing en rente niet meer kan betalen, kan de kredietverstrekker bij het fonds aankloppen om alsnog het geld te krijgen waar ze recht op heeft. De gemeente fungeert veelal als achtervang.
Het voordeel van de gemeente is dat zij geen direct risico draagt voor leningen, maar wel meewerkt aan de financierbaarheid van investeringen in de publieke sector. Het voordeel van de kredietontvanger is dat zij tegen gunstiger tarieven kan lenen. Omdat de kredietverstrekker geen risico loopt, kan zij de rentetarieven verlagen.
Een waarborgfonds werkt met drie achtereenvolgende zekerheden:
Rechtstreekse borgstellingen zijn de borgstellingen die zelfstandig door de gemeente worden afgegeven. Het risico ligt direct bij de gemeente. De geldgever heeft de garantie dat de in de overeenkomst van geldlening aangegane verplichtingen zullen worden nagekomen. Indien de geldnemer niet aan de verplichtingen op grond van de overeenkomst kan voldoen, zal de borgverlener - in dit geval de gemeente - deze verplichtingen van de geldnemer overnemen. De gemeente houdt dan een vordering op de geldnemer. Het risico voor de geldgever is zodoende dus nihil, maar komt bij de gemeente te liggen.
Wettelijk kader op het gebied van borg- en garantstellingen
Met betrekking tot borg en garantstelling is de gemeente gebonden aan de wet. Relevante wetten en beleidsstukken zijn: de wet Fido, de Gemeentewet en de financiële verordening.
Deze wet regelt hoe openbare lichamen waaronder gemeenten hun kapitaal moeten beheren. Uitgangspunt is een terughoudend en een zo risicoloos mogelijk beheer. Artikel 2, 1e lid van deze wet luidt: openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garantie uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. De publieke taak zelf wordt in deze wet niet nader omschreven. De gemeenteraad bepaalt, gemotiveerd en transparant, in principe dus zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze wordt uitgeoefend.
Een definitie van publieke taak is: Een taak die het bestuursorgaan uitvoert voor de behartiging van een publiek of algemeen belang.
Het verlenen van een garantstelling, het aangaan van een overeenkomst, is een privaatrechtelijke rechtshandeling en als zodanig een bevoegdheid van het college (artikel 160, lid 1, sub e).
Artikel 169, lid 4 Gemeentewet geeft aan dat indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, het college geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Financiële verordening van de gemeente De Ronde Venen
Het college besluit niet over:
de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten, het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties indien deze niet passen binnen het bestaande beleid en de daarbij behorende financiële kaders;
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid isgesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 18 Borg en garantstellingen
4. Huidige situatie gemeente De Ronde Venen
De gemeente De Ronde Venen staat borg voor een aantal geldleningen. Welke geldleningen dat zijn is opgenomen in de bijlage “borg- en garantstellingen” zoals die in de jaarrekening en begroting zijn opgenomen. De borgstellingen hebben voor het overgrote gedeelte betrekking op volkshuisvesting. Er zijn echter ook borgstellingen verstrekt voor andere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals, sport, zorg en onderwijs.
In De Ronde Venen concentreert zich de borgstelling dus voornamelijk op het taakveld volkshuisvesting. Veruit de grootste categorie in dit taakveld is de achtervangpositie bij de WSW die wij als gemeente innemen. De stichting WSW heeft tot taak de toegang tot de kapitaalmarkt voor woningcorporaties tegen de laagst mogelijke kosten te bevorderen. De WSW verleent garanties aan geldgevers voor leningen voor nieuwbouw, woningverbetering, aankoop woningen, verzorgings-/verpleeghuizen en activa met een maatschappelijke functie (niet-woningen). De gemeenten vormen samen met het Rijk de achtervang. Er is nog nooit een beroep op de gemeente gedaan als borg in de rol van achtervang. Er is een gelimiteerde achtervangovereenkomst met het WSW gesloten; op dit moment is er een limitering in bedrag en alleen van toepassing voor stichting Groenwest.
In bijlage 1 is ter verduidelijking de werkwijze van het WSW opgenomen.
Hypotheekfonds overheidspersoneel
NHG wordt verstrekt door de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Deze stichting heeft als hoofddoel het particulier woningbezit op een verantwoorde wijze te bevorderen. Het Rijk en de gemeenten hebben hierbij een achtervang functie. Per 1 januari 2011 is de achtervang functie van de gemeenten voor nieuwe af te geven hypotheekgaranties vervallen. Dit ligt vanaf dat moment volledig bij het Rijk. Alleen bij afgegeven borgtochten tot en met 2010 kan het WEW nog een beroep doen op de gemeenten. Dit is theoretisch een beperkt risico. Dit blijkt uit de liquiditeitsprognose voor 2016 - 2021. De conclusie daaruit is dat niet verwacht wordt dat er in deze periode een beroep op de achtervang moet worden gedaan.
Sport, kunst en cultuur en sociaal domein
Er komen ook verzoeken voor borgstelling binnen van een instelling die betrekking heeft op een ander beleidsterrein als woningbouw. Zoals bijvoorbeeld een sportvereniging, dorpsverenigingen en dergelijke. Het is zaak dat hiervoor ook beleid is dat past binnen de visie van de gemeente. Daarbij moet dan rekening worden gehouden met de wettelijke kaders en het begrip ‘’publieke taak’’. Ook hier is er in een aantal gevallen de optie voor deze instellingen om via een specifiek waarborgfonds een borgstelling te krijgen. Ook is het mogelijk dat zowel het waarborgfonds als een gemeente ieder voor een deel garant staat. Op dit moment zijn er vanuit de gemeente borgstellingen voor sport (€ 0,41 miljoen), kunst en cultuur (€ 0,03 miljoen), sociaal domein (€ 2,75 miljoen) en woningbouw (€122,56 miljoen) voor een totaalbedrag van € 125.750.235 peildatum 31/12/2017 jaarrekening 2017 gemeente De Ronde Venen. Op dit moment is er een lopende borgstelling voor de bouw van het nieuwe sportgebouw in Abcoude (Stichting Abcoude Sport (SAS) samen met Stichting Zwembad Abcoude (SZA) c.q. hun gezamenlijke rechtsopvolger) en zal er naar verwachting een (verlenging van een) borgstelling voor Stichting Ons Dorpshuis (De Boei) te Vinkeveen begin 2019 aangevraagd worden.
Conclusie: risico is in de meeste gevallen beperkt door de afloop in tijd en omvang. Het echte risico is echter alleen individueel te bepalen en sterk afhankelijk van de “bezetting” bij de activiteiten van de instelling en dus of de instelling financieel gezond is en kan blijven. Het is dus belangrijk om, indien mogelijk, alleen (grotere) financiële verplichtingen aan te gaan voor sterke en financieel gezonde instellingen.
5. Uitgangspunten en risicobeheer
Uitleg uitgangspunten en risicobeheer
Nee, er is geen verplichting voor een gemeente om borg te staan.
Aan borgstelling zijn risico’s verbonden. Deze risico’s kunnen beperkt worden door te kiezen voor een borgstelling met achtervang en als dat niet mogelijk is een hypothecaire zekerheid in het contract op te nemen. Als deze beide opties niet mogelijk zijn kan er nog steeds een borgstelling verleend worden maar de risico’s worden dan wel groter. Dan is natuurlijk de vraag waarom een gemeente borg zou willen staan? Door middel van een borgstelling kan de gemeente medewerking verlenen aan de realisering van (particuliere) initiatieven, die de gemeente in het belang of mede in het belang acht van de plaatselijke bevolking, zonder hiervoor in beginsel financiële middelen beschikbaar te stellen. Om een uitleg te geven tussen de belangrijkste opties maken we een onderscheid tussen borgstelling met achtervang en directe borgstelling.
1. Borgstelling met achtervang door een waarborgfonds (rijksoverheid en gemeente)
De borgstelling met achtervang door een waarborgfonds van rijksoverheid en gemeente vindt hoofd-zakelijk plaats in het taakveld volkshuisvesting. In het najaar van 2012 heeft de commissie Vermeulen op verzoek van de VNG onderzocht hoe groot de financiële risico’s zijn van de gemeentelijke achtervangpositie in het WSW en hoe het systeem kan worden verbeterd. Hoewel het onderzoek al van enige tijd geleden is blijven de uitkomsten relevant. Aanleiding voor dit onderzoek was de situatie bij Vestia en de onduidelijkheid over de mogelijke financiële risico’s voor gemeenten. De commissie concludeert dat de via het WSW gegarandeerde leningen een jaarlijks rentevoordeel van € 860 miljoen opleveren. Dit rentevoordeel voor woningcorporaties levert (indirect) een bijdrage aan het realiseren van gemeentelijk woonbeleid, maatschappelijk vastgoed en herstructurering. De kans dat gemeenten vanwege hun achtervangpositie renteloze leningen moeten verstrekken is bovendien onder de huidige omstandigheden heel klein. Gemeenten hebben er dus belang bij dat het garantiestelsel blijft bestaan en dat zij hun positie in de achtervang behouden. De conclusie mag zijn dat de constructie met het WSW solide en acceptabel is en dat de gemeente die kan voortzetten. Het toezicht op de corporaties is in de loop der jaren wel verder aangescherpt
2. Borgstelling met achtervang door een waarborgfonds (en gemeente)
Er is een aantal waarborgfondsen op diverse terreinen waarop aanvragers een beroep kunnen doen, zoals:
Voordeel van dergelijke waarborgfondsen is dat deze vanuit hun expertise zowel de aanvraag/ toekenning beoordelen en vervolgens een jaarlijkse controle uitvoeren op de verleende borgstelling. Hierdoor is de administratieve last voor de gemeente beperkt, de controle op de borgstelling verzekerd en het risico beperkt.
Om zoveel mogelijk financiële risico’s te vermijden is het verstandig om bij deze aanvragen van een borg- of garantiestelling de lijn van: nee, tenzij... te hanteren.
Het gaat natuurlijk te ver om te stellen dat de gemeente nooit borg of garant kan of wil staan. Wel stellen wij hierbij terughoudendheid voor. Er zijn echter situaties denkbaar dat een instelling nergens terecht kan voor het realiseren van een maatschappelijk relevante zaak. In een dergelijk geval kan de gemeente borg staan onder bepaalde voorwaarden. Dit houdt concreet in dat het stappenplan beoordeling aanvraag gevolgd wordt.
Eén van de kenmerken van een borgstelling is dat de gemeente een mogelijk financieel risico loopt. Het financiële risico ontstaat doordat de gemeente geen directe invloed heeft op de bedrijfsvoering van de instelling die een aanvraag voor borg of garantie doet. Feitelijk is het beoordelen en waken over de financiële risico’s van derden ook geen kerntaak van de gemeente. De gemeente doet er dan ook goed aan de borgstelling waar mogelijk over te laten aan een gespecialiseerd waarborgfonds. Borgstelling door de gemeente zal in principe alleen plaatsvinden als er geen andere mogelijkheden meer zijn. Om risico’s voor de gemeente zoveel als mogelijk te beperken worden in ieder geval de volgende voorwaarden gehanteerd.
Primair moet de aanvrager als private partij zelf proberen financiële middelen te verkrijgen door bijvoorbeeld contributieverhoging, sponsoring of door zelf een geldlening af te sluiten bij een geldgever. In de meeste gevallen zal een geldgever een geldlening niet willen verstrekken als de aanvrager onvoldoende onderpand heeft waar hypothecaire zekerheden op kunnen worden gevestigd. In dergelijke gevallen kan een borgstelling worden aangevraagd bij een waarborgfonds en/of de gemeente.
De aanvrager gaat andere mogelijkheden onderzoeken zoals de borgstelling door waarborgfondsen.
Zoals op pagina 2 onder wet Fido is omschreven is borgstelling door de gemeente uitsluitend toegestaan als er sprake is van een publieke taak. Er is ook aangegeven dat er geen vastomlijnde definitie bestaat van het begrip publieke taak. De gemeenteraad bepaalt op politiek-bestuurlijke gronden namelijk zelf welke taken de gemeente uitvoert. De gemeente kan iets tot haar publieke taak rekenen als zij zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt. De taak moet in ieder geval bijdragen aan de doelstelling/visie van de gemeente.
Bij de beoordeling van de aanvraag zal de risicobeheersing een belangrijk item zijn. Er moet worden gekeken naar de duur, de omvang en de aard van de borgstelling. De kredietwaardigheid van de aanvrager moet worden beoordeeld. Ook in het kader van risicobeheersing wordt geadviseerd om de aanvraag individueel te beoordelen.
De borgstelling vervalt als de overeenkomst van geldlening niet binnen de door gemeente bepaalde periode tot stand komt.
Overige punten die contractueel vastgelegd kunnen worden c.q. als (aanvullende) voorwaarde kunnen worden opgenomen zijn bijvoorbeeld: periodieke informatie over de voortgang van het project waarvoor de geldlening is aangetrokken, periodieke financiële verantwoording, accountantscontrole op de jaarrekening etc. Naar mate het risico voor de gemeente toeneemt door het risicoprofiel van de instelling worden meer van deze eisen in het kader van financiële zekerheid aan de instelling gesteld.
6. Werkwijze bij aanvraag borgstelling
In het licht van de in hoofdstuk 5 genoemde voorwaarden wordt voor directe borgstellingen de volgende werkwijze gehanteerd.
Stappenplan beoordeling aanvraag borgstelling
Een aanvraag voor borgstelling wordt in een aantal stappen beoordeeld. Bij deze beoordeling geldt als algemeen uitgangspunt dat het doel van de organisatie die garantstelling vraagt, past binnen het gemeentelijk beleid. Een aanvraag tot borgstelling wordt behandeld door de betrokken afdeling. Het stappenplan beoordeling aanvraag borgstelling wordt in ieder geval gevolgd.
Globaal zijn dit de volgende stappen:
De te volgen stappen gebeuren in de genoemde volgorde en er moet dus (altijd) aan de voorgaande stap zijn voldaan. Als niet aan het stappenplan wordt voldaan en het college wil een borgstelling aangaan zal de aanvraag aan de raad worden voorgelegd. Dit om de raad gelegenheid te geven om wensen en bedenkingen aan het college mee te geven. Het college neemt daarna het besluit. Als voldaan wordt aan het stappenplan beoordeling aanvraag borgstelling kan het college direct een besluit nemen. Ook deze wordt aan de raad voorgelegd om de gelegenheid te geven de wensen en bedenking van de raad aan het college mee te geven in het kader van definitieve besluitvorming.
Zie voor het uitgebreide stappenplan bijlage 2. Hierin is de werkwijze opgenomen binnen de gemeentelijke organisatie.
Bijlage 1 Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
WSW neemt de betaalverplichtingen voor een lening over wanneer de corporatie (ondanks de voordelige financieringsvoorwaarden) de rente en aflossing op een door WSW geborgde lening niet meer kan betalen. Alleen als WSW deze betaalverplichting niet uit de overige buffers in de zekerheidsstructuur kan voldoen, moeten Rijk en gemeenten bijspringen. Op grond van hun rol als achtervanger moeten zij in dat geval renteloze leningen aan WSW verstrekken, en wel onder de volgende afspraken:
WSW is nog nooit aangesproken op de borg en schat het risico van de gemeenten en het Rijk in als zeer klein.
Bijlage 2 Beoordeling (directe) borgstelling
Criteria beoordeling aanvraag (directe) borgstelling
De borgstelling wordt verplicht gesteld door de BNG Bank of indien daar geen lening verkregen kan worden bij minimaal twee andere bancaire instellingen. De aanvrager dient daarvoor verklaringen in van de kredietverschaffer(s). Daarbij moet duidelijk zijn om welke reden deze bankinstelling(en) borg- / garantstelling verplicht stelt (stellen).
Is er sprake van een maatschappelijk belang waarvoor door de instelling kapitaal wordt aangetrokken. De maatschappelijke relevantie van de investering kan aanleiding zijn om de borgstelling in overweging te nemen. Een investering draagt bijvoorbeeld bij aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zoals die zijn geformuleerd in (beleids)nota’s. Er moet daarom bezien worden:
Loopt de gemeente met de borgstelling een acceptabel risico? Daarbij moet de instelling gelet op haar financiële positie in staat zijn de rente en aflossing op te brengen. Aan de hand van de financiële jaarstukken van de instelling wordt beoordeeld of de instelling de uit de investering voorkomende lasten binnen een sluitende exploitatie weet op te vangen. Aan de kant van de gemeente moet de aanvraag bekeken worden in het licht van het geheel aan reeds bestaande risico’s en het weerstandsvermogen. De aanvraag moet aan de volgende eisen voldoen /vergezeld gaan van de volgende stukken:
De te volgen criteria gebeuren in de genoemde volgorde en er moet dus aan het voorgaande criterium zijn voldaan. Als niet aan de criteria wordt voldaan en het college wil toch een borgstelling aangaan zal de aanvraag aan de raad worden voorgelegd. Alle voorstellen voor directe borgstelling (dus zonder tussenkomst van een waarborgfonds) worden aan de raad voorgelegd. Dit om de raad gelegenheid te geven wensen en bedenkingen aan het college mee te geven.
De betrokken afdeling verzorgt het collegevoorstel waarin de afstemming met Juridische Zaken & communicatie en concern control is opgenomen.
Bijlage 3 Verschillen tussen oude en nieuwe verordening
Toelichting belangrijkste verschillen
Een belangrijk verschil tussen de oude opzet en de nieuwe regeling is dat in de oude situatie de bepalingen met betrekking tot gemeentegaranties opgenomen was in het treasurystatuut 2007 als onderdeel bij 1.4 Producten. In nieuwe situatie is sprake van een specifieke nota met betrekking tot dit onderwerp. Om deze reden is er ook geen vergelijking op artikelniveau mogelijk zoals in andere gevallen wel de verschillen tussen de oude en nieuwe opzet wordt weergegeven.
De belangrijkste verschillen betreffen:
Bijlage 4 Werkwijze borgstelling met waarborgfonds
Werkwijze accordering aanvraag borgstelling met tussenkomst waarborgfonds
Bijlage 5 Werkwijze borgstelling zonder waarborgfonds
Werkwijze accordering borgstelling zonder tussenkomst waarborgfonds
Nota prijzen levering goederen en diensten
Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad de Financiële verordening gemeente De Ronde Venen 2016 vastgesteld.
Deze nota is de uitwerking van artikel 15 en 16 van de genoemde verordening.
Artikel 15 Kostprijsberekening en tarieven
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw)extracomptabel aan de kostprijsberekening toegevoegd.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 16 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Met het vastleggen van een kostprijsberekening, wordt duidelijkheid gegeven over de toerekening van de kosten aan belastingen/heffingen/rechten en andere goederen en diensten van de gemeentelijke organisatie die doorberekend kunnen worden aan derden.
Er moet gekozen worden voor een zo eenvoudig mogelijke, voor iedereen te volgen methode, die als resultaat oplevert dat alle (netto)kosten op een rechtvaardige wijze doorberekend worden. De gemeentelijke heffingen zijn zowel vanuit de autonomie van de gemeente als vanuit de financiële slagkracht een onmisbaar onderdeel van het gemeentelijk beleid. In de Gemeentewet, titel IV, hoofdstuk XV is vastgelegd waarover een belasting of een recht geheven mag worden. Hoewel gemeenten betrekkelijk vrij zijn in het kiezen van een heffingsmaatstaf en een tarief, zijn zowel in de Gemeentewet (hierna: GW) als in het Besluit Begroting en Verantwoording (hierna: BBV) enkele richtlijnen en randvoorwaarden opgenomen voor het toerekenen van kosten aan producten en diensten, waarvoor een tarief berekend kan worden. De kostentoerekening is hierdoor niet alleen een bedrijfseconomische keuze, maar ook een juridische. De laatste jaren is ook jurisprudentie ontstaan over welke kosten wel en niet mogen worden doorberekend. Kostendekkendheid is een belangrijk item hierin. Als een gemeente in concurrentie treedt met “de markt” moeten de leveringen minimaal kostendekkend zijn in navolging van de Wet Markt en Overheid. In het geval van leges mag er maximaal een 100 % kostendekkendheid zijn voor de (diverse soorten) legesopbrengsten. Met deze nota wordt bereikt dat vastgelegd wordt welke kosten er worden doorberekend aan leveringen en diensten.
Uitgangspunt in deze nota is dat duidelijk is vastgelegd welke kosten op welke wijze worden toegerekend voor het bepalen van publiekrechtelijke tarieven (heffingen/rechten) en overige (mogelijk) door te belasten goederen en diensten. De belangrijkste doelstellingen van de nota zijn:
Uitgangspunt is een eenvoudige, maar ook doelmatige en doeltreffende kostentoerekening. Hieraan kunnen de volgende eisen worden gesteld:
Hiermee wordt bedoeld dat de ondersteunende kosten zo zuiver mogelijk verdeeld worden. Het gevolg is dat er een eerlijke toerekening kan plaatsvinden naar tarieven;
De toerekening moet plaatsvinden volgens een bestendige gedragslijn en onafhankelijk van een vermoedelijk effect op de tarieven.
De raad heeft verder aangegeven dat hij voor de kostprijsberekening uit gaat van het profijtbeginsel. Het profijtbeginsel is gebaseerd op de gedachte dat burgers en bedrijven moeten bijdragen in de kosten van de door de overheid voortgebrachte voorzieningen naar de mate van het profijt dat zij (de burgers) van die voorzieningen hebben.
Op grond van artikel 229 van de GW is een gemeente bevoegd tot het invoeren van rechten. In het verleden werden rechten ook wel aangeduid als retributies. Rechten zijn heffingen (belastingen), die bij algemene regel door de overheid worden geheven voor een individuele dienst; er is dus een rechtstreeks verband tussen de dienst en de heffing.
De belangrijkste rechten in de gemeente De Ronde Venen zijn:
Het vast te stellen tarief voor een recht wordt berekend door toerekening van alle voor die dienst te maken kosten. Een beperking hierbij betreft artikel 229b, lid 1 GW waarin staat vermeld dat de tarieven zo moeten worden vastgesteld, dat geen winst wordt gemaakt: de geraamde baten van de rechten mogen niet uitgaan boven de geraamde lasten ervan. Dat hierbij wordt uitgegaan van ramingen is onvermijdelijk, omdat de werkelijke opbrengst pas achteraf bekend is. Voor levering van goederen en diensten waarbij “in concurrentie wordt getreden met de markt” dus waar we niet als overheid optreden moet er sprake zijn van een marktconform tarief en moet er dus (eigenlijk) wel winst gemaakt worden (Wet Markt en Overheid) of in ieder geval een kostendekkend tarief. Hierop kan en mag een uitzondering worden gemaakt als er sprake is van een publiek belang (zie paragraaf 4.5).
3.0 Wijze van kostentoerekening
Uitgangspunt is het wettelijk kader en het direct toerekenen van alle (directe) kosten. De andere wijze van administreren sinds 2017, door de wijzigingen in het BBV maakt dit technisch lastiger. Voor die tijd werden overheadkosten per product in de begroting toegerekend middels de zogenaamde kostenverdeelstaat. Sinds 2017 moeten alle overheadkosten apart verantwoord worden op het taakveld product overhead. Om toch tot een compleet kostendekkend tarief te komen is daarom nu een aparte (extracomptabele) berekening nodig.
Binnen de gemeente worden alle (externe) kosten en capaciteitskosten direct toegerekend. Als er sprake is van een incidentele levering of dienst die doorbelast kan en mag worden, waar geen reguliere kosten doorberekening voor is geregeld, wordt uitgegaan van de werkelijk toe te delen externe kosten en een raming van de capaciteitskosten (geraamde urenbesteding x tarief HAT (handleiding overheidstarieven)).
De “echte overheadkosten”, zoals (kantoor) huisvesting, niet direct aan één activiteit toe te rekenen ICT kosten en overige organisatie brede kosten worden direct ten laste van het taakveld “Overhead” gebracht.
Deze “overhead” kosten worden doorberekend op basis van de verdeelsleutel gebaseerd op capaciteitskosten. De totale overheadkosten worden gedeeld door de totale capaciteitskosten en vermenigvuldigd met de capaciteitskosten die aan die heffing/recht, goed of dienst is doorberekend.
Voor subsidieprojecten waarvoor dit noodzakelijk is wordt er een daadwerkelijke (intra comptabele) overboeking van het berekende aandeel in de “Overhead” kosten gemaakt en voor de “belastingen/heffingen/rechten”, zoals hierboven in hoofdstuk 2 benoemd, overige door te berekenen goederen, diensten en (subsidie)projecten betreft het een extracomptabele berekening. Op deze manier wordt dan het door te berekenen tarief bepaald.
4.0 Uitwerking kostendoorberekening
Doorbelasting naar verschillende soorten producten
Voor de kostendoorberekening worden de verschillende werkwijzen hier weergegeven. Het percentage van de omslagrente, met een nauwkeurigheid van 2 cijfers achter de komma naar boven afgerond (= x,xx %), voor de toerekening van rente in verband met de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt (minimaal) jaarlijks vastgesteld. Bij de begroting wordt het percentage vastgesteld en gedurende het jaar bij een bestuursrapportage of bij de jaarrekening als er een significante afwijking (renteresultaat > € 100.000) wordt verwacht/is ontstaan.
4.1 Belastingen, rechten en heffingen
Voor het bepalen van de (geraamde) kostprijs van belastingen, rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabele kostentoerekening voor het berekende aandeel in de “overhead” kosten gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, inclusief direct toerekenbare capaciteitskosten, de overheadkosten, conform de werkwijze zoals benoemd in hoofdstuk 3, specifieke andere direct hiermee samenhangende kosten en de rente van vermogen voor de financiering van de hiervoor in gebruik zijnde activa betrokken doorberekend. Voor de bepaling van het tarief voor riool- en afvalstoffenheffing wordt een opslag op het rentepercentage toegepast. Hierdoor treden er geen grote tariefschommelingen op. Voor deze belastingen, rechten en heffingen worden ook de compensabele btw, de kosten en gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en eventueel te betalen vennootschapsbelasting, extracomptabel, in de kosten meegerekend. De tarieven worden voor het begin van het kalenderjaar vastgesteld.
Voor het bepalen van de (geraamde) kostprijs van grondexploitaties wordt een intra comptabele -kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, inclusief direct toerekenbare capaciteitskosten, en de rente van (vreemd) vermogen voor de financiering in de administratie opgenomen. Voor de methodiek van het bepalen van het rentepercentage voor de grondexploitaties wordt aangesloten bij de voorschriften vanuit de BBV zoals opgenomen in de Notitie Grondexploitaties d.d. maart 2016.
De kostentoerekening betreft de directe kosten, inclusief de direct toerekenbare capaciteitskosten.
De kostentoerekening bij subsidieprojecten betreft naast de directe kosten ook de direct toerekenbare capaciteitskosten, de overheadkosten (voor zover dit van toepassing is bij de desbetreffende subsidieverordening) en de eventuele rente van (vreemd) vermogen voor de financiering. Bij projecten waar geen subsidie voor kan worden verkregen vindt er geen toerekening van capaciteitskosten, overhead of rente plaats. De overheadkosten, conform de werkwijze zoals benoemd in hoofdstuk 3, die kunnen worden toegerekend aan activiteiten die geheel of gedeeltelijk worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie worden in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding (waar nodig intra comptabel) toegerekend aan die activiteiten.
4.5 Huren, (erf) pacht en recht van opstal
De gemeente De Ronde Venen werkt op dit moment met de opties huur en recht van opstal. De optie (erf)pacht wordt op dit moment bijna niet benut in dit soort gevallen wordt er gekozen voor een recht van opstal. Op dit moment is er nog geen eenduidige werkwijze voor het bepalen van de huursom of recht van opstal. Dit is voor een gedeelte historisch bepaald doordat er in een aantal gevallen een “eeuwigdurend” recht van opstal voor een zeer gering bedrag. In andere gevallen is er in geval van een instelling met een publiek belang gekozen voor een symbolisch bedrag voor de huur of recht van opstal. Als geen sprake is van een instelling met een publiek belang worden er marktconforme bedragen in rekening gebracht. In dit soort gevallen bepaald een onafhankelijk taxateur de reële marktconforme huursom of de hoogte van de retributie (bij het recht van opstal).
Deze historisch gegroeide situatie heeft een aantal nadelen. De belangrijkste zijn:
Een goede oplossing om deze nadelen te verhelpen is om in alle gevallen marktconforme tarieven (huur, recht van opstal etc.) in rekening te brengen. In het geval de andere partij een instelling met een publiek belang is wordt dan een subsidie gegeven worden voor het verschil tussen marktconform tarief en het “historische tarief”. De subsidie kan afgebouwd of beëindigd worden als het publiek belang wijzigt. Voordeel is dat er dan zeker geen problemen meer zijn te verwachten met de wet Markt en Overheid, er sprake is van vergelijkbare huurbedragen en de kosten (onderhoud, rente etc.) en opbrengsten meer in evenwicht kunnen zijn. Om dit tot stand te kunnen brengen wordt in 2019 een onderzoek gestart en aan de hand daarvan een voorstel aan het college gedaan. Dit betreft in ieder geval de volgende onderdelen.
In 2019 zal er onderzocht worden of de huur voor gemeentelijke panden in overeenstemming is met de wet markt en overheid.
Ten aanzien van recht van opstal
Bij een uitgifte aan maatschappelijke organisaties (zijnde sportverenigingen en dorpshuizen c.a.) geldt het vastgestelde beleid. Een uitgifte in recht van opstal aan commerciële organisaties heeft niet de voorkeur. Dan komt eerst verkoop in beeld.
4.6 Overige leveringen, goederen en diensten
Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, inclusief direct toerekenbare capaciteits-kosten, de overheadkosten, specifieke andere direct hiermee samenhangende kosten en de rente van vermogen voor de financiering van de hiervoor in gebruik zijnde activa betrokken doorberekend. Voor de levering van goederen en diensten door de gemeente aan derden waarbij de gemeente in concurrentie treedt met marktpartijen, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.
Bij een publiek belang kan hiervan in de volgende gevallen worden afgeweken:
In niet voorziene situaties, of bij substantiële investeringen kan afgeweken worden van de richtlijnen in deze nota. Een voorstel tot afwijking wordt, voorzien van argumenten, aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd.