Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Reserves en Voorzieningen gemeente Leudal 2019 |
Citeertitel | Nota Reserves en Voorzieningen gemeente Leudal 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2019 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 12-03-2019 |
De gemeenteraad van de gemeente Leudal
Gezien het voorstel van het college d.d. 12 februari 2019, nummer BenW\787;
Gelet op artikel 191. eerste lid, van de Gemeentewet;
Vast te stellen de "Nota Reserves en Voorzieningen gemeente Leudal 2018" als zijnde het door de gemeente te voeren beleid voor reserves en voorzieningen.
In artikel 8 van de ‘Financiële verordening gemeente Leudal 2018’ is bepaald dat de nota reserves en voorzieningen periodiek wordt geactualiseerd. Dit document is de feitelijke uitwerking daarvan. Voorgesteld wordt eens in de vier jaar het beleid middels een nota voor te leggen aan de raad. Verder wordt in de tussenliggende jaren en in de opvolgende begrotingen en jaarrekeningen het verloop van de reserves en voorzieningen opgenomen in een apart overzicht.
Bovendien zullen de reserves en voorzieningen een apart onderdeel vormen van de nog op te stellen nota risicomanagement. Daarover wordt de raad medio 2019 nader geïnformeerd.
Doel van deze nota is het beleid van reserves en voorzieningen vast te leggen. Met deze nota reserves en voorzieningen stelt de raad kaders vast.
De voorliggende nota Reserves & Voorzieningen is bij uitstek een kaderstellend instrument voor de raad. Het doel van de nota is immers het bepalen van een kader voor de reserves en voorzieningen. Onderdeel van deze nota is om de bevoegdheid rondom reserves en voorzieningen aan te geven. De bevoegdheden van de raad zijn kaderstellend en controlerend.
Daarnaast is deze nota belangrijk, omdat de aanwezigheid van reserves en voorzieningen en de wijze waarop de gemeente daarmee wenst om te gaan, bepalend is voor de financiële positie van de gemeente.
De nu voorliggende nota is als volgt opgebouwd:
Het college gaat in op het doel, de vorming en besteding van de diverse reserves en voorzieningen. Bij de vorming van een bestemmingsreserve en voorziening worden een aantal vaste criteria gehanteerd.
Deze nieuwe, geactualiseerde nota sluit aan bij de huidige inzichten van de commissie Besluit Begroten Verantwoorden (BBV).
In deze notitie geven wij in het kort aan wat het verschil is tussen reserves en voorzieningen, waarom we ze hebben en met welke voorschriften wij op dit moment te maken hebben. Ook wordt uitgelegd hoe de relatie is met het weerstandsvermogen van de gemeente.
Wij hebben de indeling gemaakt op de geldende voorschriften voor de gemeentelijke (financiële) verantwoording (BBV).
Eén van de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Leudal is een hoge mate van transparantie van de planning & control documenten. Het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen draagt hieraan bij. Er worden financiële beleidsregels gehanteerd die helpen de financiële ruimte te bepalen en een solide financiële positie te bewaken. Daarbij is sprake van een gedegen beleid ten aanzien van toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen.
De reserves en voorzieningen dienen op grond van het BBV te worden verdeeld in:
Hoofdstuk 2 Begrip reserves en voorzieningen
Het wettelijk kader met betrekking tot reserves en voorzieningen wordt gevormd door artikel 42 tot en met 45 van het BBV. Daarnaast geeft de commissie BBV via notities, stellige uitspraken en richtlijnen nadere invulling aan dit kader.
Reserves worden gerekend tot het eigen vermogen en ontstaan door de bestemming van overschotten op de jaarlijkse rekening of worden in de begroting planmatig tot reserve bestemd. De politiek is in principe vrij deze reserves te gebruiken, waarbij de doelbestemming ook mag worden aangepast.
In het BBV (artikel 42, 43 en 54) wordt onderscheid gemaakt tussen de algemene reserve en de bestemmingsreserves. Zoals de naam al suggereert, hebben bestemmingsreserves een bepaalde bestemming. De algemene reserve kent geen speciale bestemming.
Op de balans wordt onderscheid gemaakt in:
Dit zijn reserves waaraan geen (specifieke) bestemming is gegeven en deze worden vooral aangehouden als financiële buffer ten behoeve van dekking van algemene risico’s (weerstandsvermogen). Zoals de naam reeds doet vermoeden heeft deze reserve een algemeen karakter en zijn de uit deze reserve beschikbare middelen vrij aanwendbaar.
Er is naast de algemene reserve en de bestemmingsreserve nog een derde type reserve mogelijk. De zogenoemde stille reserve. De gemeente dient (op grond van het BBV) activa te waarderen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Als de marktwaarde hoger is dan de balanswaarde is er sprake van een stille reserve.
Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de raad (vooraf) een bepaalde bestemming heeft gegeven. Deze zijn bewust ingesteld ter dekking van kosten gedaan voor een bepaald doel en hebben daarmee een expliciet bestedingskarakter. Het BBV geeft geen exacte afbakening van mogelijke bestemmingen. Het gemeentebestuur is daar vrij in. Het is voor de raad mogelijk om een eenmaal gegeven bestemming te wijzigen. Om deze reden zijn bestemmingsreserves evenals de algemene reserve in principe vrij aanwendbaar.
De kenmerken van een bestemmingsreserve zijn:
Een reserve kan tegelijkertijd een aantal functies vervullen:
Bufferfunctie/weerstandsvermogen:
Deze reserves worden gebruikt voor het opvangen van risico’s. Deze reserves vormen een buffer voor het opvangen van onverwachte tegenvallers. Deze reserves maken het mogelijk noodzakelijke financiële aanpassingen niet schoksgewijs te laten verlopen. Deze reserves kunnen een buffer zijn voor de in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen risico’s. Belangrijkste voorbeeld is de algemene reserve.
Inkomens- en financieringsfunctie:
Reserves kunnen, wanneer zij in liquide vorm aanwezig zijn, rentedragend worden uitgezet bij een bankinstelling. Hierdoor worden rente inkomsten gegenereerd. Ook kan bij de financiering van kapitaaluitgaven gebruik worden gemaakt van reserves. Hierdoor kan bespaard worden op aan derden te betalen rentekosten.
Naast inzicht in de omvang van het gemeentelijk vermogen is ook inzicht in de ontwikkeling hiervan van essentieel belang. De omvang en de ontwikkeling zeggen iets over het economisch potentieel. Immers, inzicht in deze beide aspecten bevordert het proces van bestuurlijke afweging.
Voorzieningen vormen een verplicht onderdeel van de balans. Ze behoren niet tot het eigen vermogen, maar tot het vreemd vermogen. Voorzieningen zijn getroffen voor toekomstige uitgaven en verwachte verliezen, waarvan de oorzaak zich nu al voordoet of zich reeds heeft voorgedaan. De oorzaak ligt dus in het verleden of het heden, maar de bijbehorende financiële verplichting in de toekomst. Voorzieningen dienen zo goed mogelijk te worden geraamd c.q. te worden ingeschat zodat deze dekkend zijn voor de achterliggende verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn ingesteld. Om die reden is het van belang ze scherp te onderscheiden van reserves, die wel altijd tot het eigen vermogen behoren.
Doel van het treffen van voorzieningen is dat de gemeente in de toekomst kan voldoen aan financiële verplichtingen en dat duidelijk is wat voor invloed dat heeft op de financiële positie van de gemeente. Voorzieningen zijn een vorm van risicoafdekking. Als zich een onzekerheid in financieel opzicht voordoet en die onzekerheid is kwantificeerbaar, dan is de gemeente verplicht een voorziening te vormen. Hiervoor is een besluit van de raad nodig. Is de onzekerheid niet kwantificeerbaar, dan is het verplicht het te vermelden in de paragraaf weerstandsvermogen. Toevoegingen aan voorzieningen verlopen via de exploitatie en onttrekkingen aan voorzieningen worden rechtstreeks ten laste van de voorziening geboekt.
Voorzieningen zijn op grond van het BBV (artikel 44, 45 en 55) naar beste inschatting dekkend voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Ze mogen niet groter of kleiner zijn dan de verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn ingesteld. Het is daarom niet toegestaan rente toe te rekenen aan voorzieningen. Ook kunnen voorzieningen normaliter niet negatief zijn. Dit betekent dat bij de instelling van de voorziening de noodzaak van de hoogte van de voorziening moet worden aangetoond. Wijzigingen in voorzieningen vloeien voort uit het (onderbouwd) op hoogte houden van de voorziening of wegens het gebruik (uitgaven) voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Hierbij moet gedacht worden aan pensioen- en wachtgeldverplichtingen. De reden hiervoor is dat dergelijke verplichtingen reeds in de begroting en meerjarenraming zijn verwerkt.
Verplichtingen waarvan het bedrag toeneemt dienen wel als voorziening te worden opgenomen. Gedacht moet worden aan wachtgeldverplichtingen bij personele krimp. Ook verplichtingen als gevolg van afgetreden ambtsdragers vallen hieronder.
Bijvoorbeeld vertrekkende wethouders na nieuwe verkiezingen en nieuwe collegevorming.
De raad beslist over het instellen van een voorziening en bepaalt de kaders waarbinnen het college de bevoegdheid heeft om uitgaven te doen ten laste van de voorzieningen. De raad kan, bijvoorbeeld in het geval van onderhoudsvoorzieningen, dus kiezen voor een ander niveau van beleidsuitvoering. De gevolgen daarvan in de vorm van onttrekkingen of toevoegingen aan de voorzieningen zijn dus de financiële vertaling van de beleidskeuzes.
Paragraaf 2.3 Verschil tussen bestemmingsreserves en voorzieningen
Een bestemmingsreserve maakt onderdeel uit van het eigen vermogen en wordt ingesteld door een besluit van de gemeenteraad. Een voorziening maakt onderdeel uit van het vreemd vermogen en is gevormd door het nemen van een last. Ook een voorziening wordt ingesteld door de raad. Een bestemmingsreserve is vrij besteedbaar in tegenstelling tot een voorziening.
In de onderstaande tabel worden de belangrijkste verschillen tussen bestemmingsreserves en voorzieningen samengevat.
Over het bijschrijven van rente aan reserves en voorziening staat in het BBV dat rentetoevoegingen aan voorzieningen niet zijn toegestaan (artikel 45), omdat voorzieningen naar beste schatting dekkend dienen te zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Toevoegingen mogen alleen zijn gebaseerd op de tijdige opbouw van de noodzakelijke omvang van de voorziening. Voor bepaalde voorzieningen wordt soms, bijvoorbeeld door het Rijk, een verplichte toevoeging, gelijk aan de rentevoet opgelegd. Een dergelijke toevoeging wordt niet gezien als een rentetoevoeging, maar als een toevoeging om de voorziening op de juiste hoogte te houden. Voor reserves geldt dat rentetoevoeging wel is toegestaan, echter de Commissie BBV adviseert geen rente over het eigen vermogen te berekenen. De reden hiervan is met name gelegen in het feit dat op deze wijze de exploitatie onnodig wordt belast. Daarnaast komt dit niet ten goede aan het verlangde inzicht, eenvoud en transparantie van de financiële gegevens.
Weerstandvermogen (art. 11 BBV)
Bij het weerstandsvermogen gaat het om de mate waarin de gemeente in staat is middelen vrij te maken om substantiële tegenvallers op te vangen zonder dat dit gevolgen voor de bedrijfsvoering heeft. Het weerstandsvermogen geeft de relatie weer tussen de weerstandscapaciteit (het totaal aan middelen waarover de gemeente kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken) en het totaal aan risico’s waarvoor geen voorziening is getroffen of verzekering is afgesloten.
Voor het kunnen doen van een zinvolle uitspraak over de benodigde omvang van het weerstandsvermogen is het daarom noodzakelijk goed inzicht te hebben in de risico’s en de omvang van deze risico’s.
Tot de beschikbare weerstandscapaciteit worden, naast de Algemene reserve, de post Onvoorzien, de begrotingsruimte, de stille reserves en de onbenutte belastingcapaciteit gerekend. Een mutatie in deze reserves leidt dus tot onmiddellijke aanpassing van de beschikbare weerstandscapaciteit en daarmee van de ratio weerstandsvermogen.
In de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing wordt jaarlijks inzicht gegeven in de omvang van de weerstandscapaciteit.
Hoofdstuk 3 Reserves en voorzieningen in de planning- en control cyclus
De reserves en voorzieningen maken onderdeel uit van de jaarlijkse Planning- en Control cyclus.
Hierna zal per planning- en control instrument worden aangegeven wat de rol van de reserves en voorzieningen is.
Programmabegroting: in de programmabegroting wordt inzicht gegeven in de stand en de mutaties van de reserves en voorzieningen.
Raadsrapportages: in de raadsrapportages worden alleen grote afwijkingen ten opzichte van de begrote mutaties van de reserves en voorzieningen gemeld.
Jaarrekening: in de jaarrekening worden de mutaties van de reserves en voorzieningen van het verslagjaar toegelicht. De voorzieningen zijn onderwerp van de jaarlijkse controle door de accountant.
Er dient een duidelijke en overzichtelijke indeling te zijn van de reserves en voorzieningen. Dit betekent onder andere dat het aantal reserves en voorzieningen beperkt blijft tot de hoogst noodzakelijke. Reserves en voorzieningen dienen onderbouwd te worden. Zo dient per reserve en voorziening de doelstelling helder te zijn, en daar waar mogelijk de noodzakelijke omvang en looptijd aangegeven te worden alsmede de wijze (en omvang) van stortingen en beschikkingen vastgelegd te worden.
Paragraaf 4.1 Bestemmingsreserves en voorzieningen (instellingscriteria/uitgangspunten)
Indien zich de noodzaak voordoet een nieuwe reserve/voorziening in te stellen, gebeurt dit bij besluit van de gemeenteraad. Het budgetrecht ligt namelijk bij de gemeenteraad. In het raadsbesluit dienen in ieder geval de volgende bestanddelen opgenomen te worden:
Hierna volgt een toelichting van de bovengenoemde variabelen. Voor het gemak moet overal waar reserve geschreven is, reserve/voorziening gelezen worden, tenzij nadrukkelijk iets anders is vermeld.
Afhankelijk van verwachte resultaten.
Mutaties reserves: toevoegingen en onttrekkingen
In de begroting wordt een zo reëel mogelijk beeld gegeven van de toevoegingen en aanwendingen van de reserves in een bepaald jaar. Nieuwe toevoegingen en aanwendingen worden (tussentijds) in principe alleen via een raadsvoorstel of raadsrapportage tot stand gebracht. Toevoegingen c.q. aanwending van reserves gebeurt altijd bij besluit van de gemeenteraad.
Mutaties voorzieningen: toevoegingen en aanwendingen
Zoals al is vermeld, dient een voorziening de omvang te hebben van de betreffende verplichting (of risico). De voeding van de voorzieningen vindt plaats via de exploitatie, maar de aanwendingen geschieden rechtstreeks ten laste van de voorziening. Vanuit dit startpunt is duidelijk dat ook toevoegingen aan voorzieningen een besluit van de gemeenteraad vereisen (normaal gesproken via de begroting of een wijziging daarop).
De omvang van voorzieningen dienen toereikend te zijn voor verplichtingen en risico’s, daarom mogen ze niet groter of kleiner zijn dan de verplichtingen of risico’s waarvoor ze gevormd zijn. Voorzieningen ter egalisatie van kosten worden afgestemd op de door de gemeenteraad bepaalde kaders opgenomen in bijvoorbeeld de beheer- en onderhoudsplannen. Indien een voorziening een omvang heeft bereikt die hoger is dan het noodzakelijk niveau, valt het meerdere vrij ten gunste van de exploitatie. Bij tekorten dienen de voorzieningen te worden aangevuld. De mutaties in voorzieningen zijn resultaat bepalend en worden rechtstreeks in de jaarrekening verwerkt. Wordt een voorziening alleen voor prijscompensatie geactualiseerd dan is het gemiddeld inflatiepercentage van toepassing.
Paragraaf 4.2 Geblokkeerde reserve
De gemeente bezat in het verleden aandelen of andere financiële belangen in Essent. In de tijd is deze rol veranderd en zijn aandelen verkocht cq. is het financieel belang anders komen te liggen.
In de raadsvergadering van 15 december 2009 is ingestemd tot het vormen van een nieuwe reserve ‘Reserve boekwinst Essent verkoop’. Deze reserve is ontstaan uit de boekwinst bij de verkoop van de aandelen Essent.
De door de verkoop wegvallende dividendinkomsten zijn gecompenseerd door:
• Rendementen van de uitgezette gelden (beleggingsportefeuille);
• Rendementen van de bruglening Enexis;
• Dividend van o.a. Enexis en Attero.
Ultimo 2019 is de stand van deze reserve € 28.024.232.
De essentie van deze reserve is om vervangingsinvesteringen voor infrastructurele werken met maatschappelijk nut en openbare verlichting te dekken. Immers, in 2010 is besloten investeringen met maatschappelijk nut versneld af te schrijven uit de verkoopwinst van Essent. Die versnelde afschrijving leidde in 2010 tot een begrotingsvoordeel, omdat hierdoor de afschrijvingslasten wegvielen. Nadeel is dat daarmee ook de ruimte voor vervangingsinvesteringen voor infrastructurele werken met maatschappelijk nut en openbare verlichting vervalt. Door in de Essentreserve een minimum bedrag van € 20.000.000 te reserveren, zijn (vooralsnog) middelen beschikbaar voor vervanging van deze investeringen. Wanneer de reserve anders wordt ingezet ontbreekt de ruimte voor vervangingsinvesteringen.
Voorgesteld wordt derhalve om deze reserve per 1 januari 2023 om te zetten naar een geblokkeerde reserve ten bedrage van € 20.000.000. Op dit moment wordt jaarlijks € 1.000.000 onttrokken en gestort in de reserve infrastructuur en om en nabij € 200.000 wordt jaarlijks onttrokken en gestort in de reserve Openbare verlichting.
Op basis van de nu bekende informatie komt de stand van de reserve Essent eind 2022 uit op € 20.000.000 en zal de reserve Infrastructuur ongeveer € 9.000.000 bedragen. Met ingang van 2023 wordt de onttrekking uit de bestemmingsreserve Essent gestopt en worden de jaarlijkse kosten ten laste van de begrotingsruimte gebracht en waar nodig worden stortingen/onttrekkingen gedaan ten gunste/laste van de reserve infrastructuur.
Paragraaf 4.3 Opheffen reserves per ultimo 2019
Op basis van de uitwerking die u in bijlage 1 aantreft wordt geadviseerd de volgende reserves op te heffen en het saldo van deze reserves toe te voegen aan de algemene reserve:
Met de afbouw van de bovengenoemde reserves en de toevoeging hiervan aan de algemene reserve, is het weerstandsvermogen van de gemeente Leudal aan de maat gebracht.
Hoofdstuk 5 Beleidsuitgangspunten per 1-1-2019
Als sluitstuk van deze notitie worden hier de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de reserves en voorzieningen geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn ingegeven door de reeds bestaande
uitgangspunten, de aangepaste regelgeving van het BBV en, waar de wetgeving dit toelaat, het beleid van de gemeente Leudal zelf.
Hoofdstuk 6 Weerstandsvermogen
Voor wat betreft de reserves ligt er een nadrukkelijke relatie met het weerstandsvermogen en het risicoprofiel van onze gemeente.
Het weerstandsvermogen is de mate waarin de gemeente in staat is om financiële tegenvallers op te vangen (wendbaarheid) om haar taken te kunnen continueren en waarin de gemeente niet op een andere wijze (verzekering/voorziening) kan voorzien. Het bestaat uit twee componenten, de risico’s en de weerstandscapaciteit. Door een goed inzicht in het weerstandsvermogen kan worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller onmiddellijk dwingt tot bezuinigingen.
In de paragraaf weerstandsvermogen wordt jaarlijks inzicht gegeven in de omvang van de weerstandscapaciteit.
De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente Leudal beschikt of kan beschikken om tegenvallers te dekken zonder dat de begroting direct aangepast hoeft te worden. Omdat voorzieningen vreemd vermogen zijn, behoren deze niet tot de beschikbare weerstandscapaciteit. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit.
Incidentele weerstandscapaciteit is het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van het bestaande beleid. Binnen de gemeente Leudal bestaat de incidentele weerstandscapaciteit uit de algemene reserve.
Structurele weerstandscapaciteit wordt gevormd door de middelen die permanent kunnen worden ingezet om (mogelijke) tegenvallers in de lopende exploitatie te dekken, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van programma’s. Binnen de gemeente Leudal bestaat de structurele weerstandscapaciteit uit de resterende belastingcapaciteit en de in de begroting opgenomen raming voor onvoorziene uitgaven.
Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit is de financiële capaciteit die nodig is om risico’s te dekken die voortvloeien uit de risico analyse.
De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald door:
het zekerheidspercentage bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit.
Weerstandsratio en solvabiliteitsratio
De weerstandsratio is een getal dat aangeeft in welke mate de gemeente in staat is om risico’s op te vangen. Dit getal wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit.
Weerstandsratio = Beschikbare weerstandscapaciteit / enodigde weerstandscapaciteit
Door het Nederlands Adviesbureau Risicomanagement, nauw verbonden aan de Universiteit van Twente, is de volgende normtabel ontwikkeld:
De weerstandscapaciteit bedraagt per 31 december 2018 (exclusief resultaat 2018)
€ 3.585.000. Na verwerking van het voorstel is de weerstandscapaciteit per 1 januari 2019 € 3.585.000 + € 1.535.142 = € 5.120.142.
Weerstandsvermogen (o.b.v. opheffen reserves ad € 1.535.142)
De weerstandsratio komt daarmee in 2019 uit op een score van 2,07 (5.120/2.479).
Vanwege de storting van € 1.535.142 in de algemene reserve hebben wij de komende drie jaar een uitstekende weerstandsratio. In het jaar 2022 valt deze ratio terug tot 1,22 vanwege de tekorten in de reserve 3D (2021: € 664.000 en 2022: € 1.799.000). Op basis van ontwikkelingen in het kader van de reserve 3D, het beheerplan Groen en Wegen en het Vastgoed- en Accommodatiebeleid stellen wij, uit voorzichtigheidsprincipe, voor om de komende 4 jaar geen afroming toe te passen.
De aanwezigheid van reserves en voorzieningen en de wijze waarop de gemeente daarmee wenst om te gaan, is niet alleen bepalend voor het weerstandsvermogen en de weerstandscapaciteit, het is ook bepalend voor de financiële positie van de gemeente Leudal. Omdat de gemeente Leudal periodiek inzicht wenst te hebben in haar financiële positie stelt zij voor naast de weerstandsratio ook de solvabiliteitsratio te hanteren als criterium voor de beoordeling van haar financiële positie.
Solvabiliteit is in het algemeen gedefinieerd als de mate waarin een organisatie in staat is op lange termijn te voldoen aan haar financiële verplichtingen. Meestal wordt hiervoor de verhouding eigen vermogen tot het totaalvermogen genomen. Vooralsnog gaan wij uit van een te hanteren ratio van 40% voor onze gemeente.
Ultimo 2019 komt deze ratio uit op 60.713 / 143.843 (eigen vermogen/totaal vermogen) = 42,2%. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren nog zal stijgen.
Indien wet- en regelgeving of andersoortige omstandigheden dit vereisen, wordt deze nota opnieuw beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit en waar nodig geactualiseerd. Om deze nota van karakter niet te statisch te laten zijn, zal na raadsbesluiten die van invloed zijn op deze materie het overzicht van reserves en voorzieningen worden bijgewerkt