Organisatie | Noord-Beveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland houdende nadere regels omtrent jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2019 |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de nadere regels jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-04-2019 | nieuwe regeling | 05-03-2019 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland;
gelet op de Jeugdwet en de op 27 november 2014 door de raad vastgestelde Verordening jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2015;
dat de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2015 en deze nadere regels de toegang tot jeugdhulp regelen. Voornoemde wet- en regelgeving legt de bevoegdheden ten aanzien van de toegang tot jeugdhulp bij het college. De uitvoering van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zal echter veelal namens het college (in mandaat) worden gedaan door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld zorgaanbieders. Waar in de wet, de verordening en de nadere regels ‘het college’ wordt genoemd, kan het college deze bevoegdheid mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
ARTIKEL 2. DE TOEGANG BIJ DE VERSCHILLENDE VORMEN VAN JEUGDHULP
Een voorziening bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Verordening jeugdhulp gemeente Noord-Beveland 2015 bestaat uit informatie en/of adviesverstrekking door de Jeugdprofessional(-s). Deze voorziening is beschikbaar ten behoeve van een jeugdige zonder dat het college heeft besloten om deze voorziening toe te kennen aan de jeugdige.
De zorgaanbieder van een individuele voorziening start de ondersteuning slechts nadat het besluit genomen is, behoudens als de Jeugdprofessional(-s) of het college van oordeel is/zijn dat professionele interventie(-s) dienen te worden ingezet om de bedreiging van de veiligheid van het kind op te heffen in welk geval het zevende lid wordt toegepast.
Als de Jeugdprofessional van oordeel is - al dan niet na een hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(- )- dat professionele interventie(-s) dienen te worden ingezet om de bedreiging van de veiligheid van het kind op te heffen dan zal de Jeugdprofessional de professionele interventie(-s) inzetten. De Jeugdprofessional meldt het inzetten van de professionele interventie(-s) onverwijld in het eigen dossier, in de Verwijsindex Regio Zeeland en aan de procescoördinator van de gemeente Noord-Beveland. Het college stelt achteraf het besluit tot professionele interventie(-s) zo spoedig mogelijk op schrift en maakt het bekend aan de jeugdige en zijn ouder(-s). De procescoördinator informeert die Jeugdprofessional(-s) waarvoor het noodzakelijk is om kennis te hebben van de bedreiging van de veiligheid en de ondernomen interventie(-s) en zorgt voor eventueel noodzakelijke verdere vervolgstappen.
Artikel 2.2. - Aanvraag persoonsgebonden budget (PGB)
Als de jeugdige of zijn ouder(-s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten, dan kunnen zij er voor kiezen om een gemotiveerde aanvraag voor een persoonsgebonden budget in te dienen. De aanvraag bevat in elk geval:
Het besluit wordt binnen acht weken nadat de hulpvraag of ondersteuningsvraag is gesteld door de jeugdige en/of de ouder(-s) uitgereikt of toegestuurd aan de jeugdige en/of de ouder(-s). In het besluit of in een bijlage bij het besluit wordt omschreven welke doelen met de hulpverlening worden beoogd.
Artikel 3.2 - Voorbereiding gesprek
Het college brengt de jeugdige en zijn ouder(-s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1 en artikel 1.1. van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek of in het vervolg van het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouder(-s) aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college in verband met de hulp- en ondersteuningsvraag noodzakelijk zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
Het college stelt van elk gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(-s) een verslag op. Opmerkingen of aanvullingen van de jeugdige of zijn ouder(-s) worden aan het verslag toegevoegd. Als de jeugdige en/of de ouder(-s) het niet eens zijn met het verslag dan wordt dit en de reden daarvan aan het verslag toegevoegd.
Artikel 3.4. - Criteria individuele voorzieningen.
Het college kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.3 of in de gevallen waarin geen gesprek plaatsvindt als bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, is vastgesteld dat:
de aangevraagde hulp niet als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt zoals beschreven in de “richtlijn gebruikelijke hulp”, opgenomen in bijlage 1. Bij gebruikelijke hulp is sprake van een bandbreedte die behoort tot het normale ontwikkelingsprofiel. De bovengrens van deze bandbreedte is een uur zorg per etmaal boven de tijd die ouders gemiddeld kwijt zijn aan de zorg voor hun kind. Zolang de omvang van de zorg de bovengrens van deze bandbreedte niet overschrijdt, betreft deze zorg gebruikelijke hulp;
Artikel 3.5. – Afwegingskaders
Ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan
Een jeugdige en zijn ouder(-s) komen in aanmerking voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan, indien de verwachting is dat zij met deze ondersteuning zelf in staat zijn een adequaat hulpverleningsplan of plan van aanpak op te stellen samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.
Artikel 3.6. - Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 3.7. - Hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB)
In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen als voor deze hulpvraag geen passende individuele voorziening in natura beschikbaar is en 75% van de kostprijs van de vergelijkbare ingekochte individuele voorziening in natura niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura.
PGB voor inzet van sociaal netwerk wordt door het college geweigerd of vastgesteld met een lager aantal uren dan aangevraagd als het college van oordeel is dat het verlenen van de zorg of het verlenen van zorg in die mate als is aangevraagd door de zorgverlener leidt tot (dreigende) overbelasting van de zorgverlener.
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening uit het sociale netwerk bedraagt € 11,05 per uur. Hier kan, indien noodzakelijk en goed onderbouwd, positief van worden afgeweken tot een maximum van € 20,00 per uur, tenzij er feiten en omstandigheden zijn om in het individuele geval een hogere vergoeding toe te kennen. Deze hogere vergoeding bedraagt maximaal 75% van vergelijkbare ingekochte zorg in natura.
ARTIKEL 4. INSPRAAK EN MEDEZEGGENSCHAP.
Artikel 4 - Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
ARTIKEL 5. INWERKINGTREDING, OVERGANGSRECHT EN CITEERTITEL.
Artikel 5.1 – Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel.
Bij twijfel over de uitleg van deze nadere regels en in de gevallen waarin deze nadere regels niet gelden of niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders. In bijzondere gevallen kan gunstig worden afgeweken van de nadere regels als die gevolgen zouden hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te stellen doelen.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 5 maart 2019.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland,
drs. D. Sinke
de secretaris
A.M. Demmers-van der Geest
de burgemeester