Organisatie | Zeewolde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde houdende regels omtrent rechtspositie Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Zeewolde 2019 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Zeewolde 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-04-2019 | nieuwe regeling | 28-03-2019 | V225 |
De raad van de gemeente Zeewolde,
gelezen het voorstel van het Presidium van de gemeenteraad d.d. 7 maart 2019;
gelet op de artikelen 95, tweede en vierde lid, en 96, eerste en derde lid, 97 en 99 van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid en 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386) en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006);
vast te stellen de verordening rechtspositie raads- en commissieleden Zeewolde 2019:
Artikel 4. Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
Voor een commissielid, niet zijnde raadslid of de leden en de voorzitter van de Welstandscommissie, die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van een commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken wordt, overeenkomstig artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, de vergoeding bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers vastgesteld op € 140,--.
Voor een commissielid, niet zijnde raadslid of de leden en de voorzitter van de Welstandscommissie, ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid wordt de vergoeding bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers vastgesteld op € 230,--.
Artikel 5. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 7. Betaling vaste vergoedingen
Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Artikel 9. Intrekking vigerende verordening
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014 (V171) wordt, voor zover deze betrekking heeft op de rechtspositie van raads- en commissieleden, met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.
Voor zover de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zeewolde 2014 betrekking heeft op de rechtspositie van wethouders, wordt die verordening ingetrokken met de inwerkingtreding van de door burgemeester en wethouders vast te stellen regeling over de rechtspositie van burgemeester en wethouders.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 28 maart 2019.
de griffier,
L. van Heezik
de voorzitter,
G.J. Gorter
TOELICHTING VERORDENING RECHTSPOSITIE RAADSLEDEN EN COMMISSIELEDEN
Het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018,386) is de opvolger van de tot 1 januari 2019 geldende afzonderlijke rechtspositiebesluiten voor provinciale en gemeentelijke politieke ambtsdragers en de aanspraken die de ambtsdragers in de waterschappen ontleenden aan het Waterschapsbesluit. Dat geldt ook voor de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). Het is het resultaat van de derde tranche van de harmonisatie van de vergoedingen voor politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen. Sinds 2010 zijn de afzonderlijke besluiten inhoudelijk steeds meer geharmoniseerd met name in verticale zin (overeenkomstige politieke functies in de betreffende bestuurslagen).
Gebleven is dat de bedragen hun autonome ontwikkelingen ontlenen aan de arbeidsvoorwaardenontwikkeling van de ambtenaren in de sector Rijk dan wel het indexcijfer CAO-lonen of de consumentenprijsindex behouden.
De harmonisering maakt het nu ook mogelijk de ‘arbeidsvoorwaarden’ van en voor politieke ambtsdragers van gemeenten, provincies en waterschappen op te nemen in één integraal besluit waarbij de rechtspositie per bestuurslaag is opgenomen in een hoofdstuk voor de provincies, een hoofdstuk voor de gemeenten en een hoofdstuk voor de waterschappen.
De basis voor de rechtspositionele aanspraken is echter nog steeds opgenomen in de Provinciewet, de Gemeentewet en de Kieswet en ten aanzien van de vervanging van gekozen ambtsdragers in geval van zwangerschap/bevalling en ziekte in de Kieswet.
Voor de gemeenten ligt de wettelijke basis voor vergoedingen aan burgemeesters, wethouders, raadsleden en commissieleden in de volgende artikelen uit de Gemeentewet:
raadsleden en commissieleden: artikelen 95, 96, 97 en 99
De concretisering is voor bovengenoemde politieke ambtsdragers van de gemeenten is opgenomen in hoofdstuk 3 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). De voorzieningen voor de specifieke ambtsdragers in iedere bestuurslaag zijn in het Rechtspositiebesluit (hierna: Besluit) vastgelegd in ‘afdelingen’. Bepalingen die van toepassing zijn voor alle politieke ambtsdragers in een gemeente zijn opgenomen in afdeling 3.0 en 3.3. De concrete voorzieningen voor de raadsleden zijn opgenomen in afdeling 3.1 en voor commissieleden in afdeling 3.4. Voor burgemeesters en wethouders zijn concrete voorzieningen opgenomen in afdelingen 3.2.
In enkele gevallen kan de gemeenteraad bij verordening nog kiezen of hij een voorziening wel of niet in de eigen gemeente van toepassing wil laten zijn. Dat kan bij de volgende voorzieningen:
Rechtstreeks aan de Gemeentewet is de bevoegdheid van de gemeenteraad ontleend om aan leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie ex artikel 83 Gemeentewet en van commissies ex artikel 84 Gemeentewet een vaste vergoeding te geven in plaats van een vergoeding per vergadering. Ook kan aan deze leden een onkostenvergoeding worden toegekend.
Eveneens is rechtstreeks aan artikel 97 van de Gemeentewet ontleend dat aan raadsleden en leden van commissies een vergoeding kan worden verstrekt voor reis- en verblijfkosten buiten de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
De modelverordening van de VNG heeft tot doel gemeenteraden in de gelegenheid te stellen voor deze mogelijke extra taken vergoedingen toe te kennen.
Arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dit betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover dit het raadslidmaatschap betreft niet onder werknemersverzekeringen vallen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zo genaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.
Als raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt, afgetrokken worden. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden, die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening, aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring of modelovereenkomst ZZP aan de gemeente overgelegd te worden.
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
Wettelijke grensbepaling in artikel 99 Gemeentewet
In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat raadsleden en commissieleden geen andere vergoedingen of tegemoetkomingen ten laste van de gemeente mogen ontvangen dan bij wet of algemene maatregel van bestuur is bepaald. Het Besluit is die algemene maatregel van bestuur. De wet of de algemene maatregel van bestuur kunnen vervolgens bepalen dat lokaal maatwerk mogelijk is bij een (gemeentelijke) verordening en voor welke voorzieningen.
De aanhef van een verordening bevat altijd een verwijzing naar artikelen in hogere regelgeving die het mogelijk maakt dat in een verordening een verdere uitwerking plaats vindt. Echter de gemeenteraad stelt een verordening altijd vast op basis van een voorstel. Omdat het gaat om voorzieningen voor de gemeenteraad zelf, is het ook het presidium (of een vergelijkbaar orgaan van de gemeenteraad) die een voorstel aan de gemeenteraad voorlegt om krachtens het Besluit extra toelagen of vergoedingen vast te stellen voor leden van de gemeenteraad of van commissies.
Anders dan bij voorstellen die door het college zijn voorbereid, ontbreekt in dit geval een passage als bijvoorbeeld ‘gezien het advies van het college’. Dat wil niet zeggen dat het college zijn zienswijze niet mag geven, maar deze heeft niet het karakter vergelijkbaar met een voorstel dat door het college aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Bovendien is het niet voor niets dat het Besluit de bevoegdheid voor het treffen van aanvullende regelingen aan de gemeenteraad, het hoogste grondwettelijke bestuursorgaan in de gemeente, toekent.
De volgende bepalingen zijn niet overgenomen uit de modelverordening van de VNG:
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden
De gemeenteraad kan bepalen dat een beperkt deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen van de gemeenteraad. Hiervoor is in Zeewolde niet gekozen.
Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie (en bijzondere commissie)
Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.
Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
De modelverordening van de VNG bevat artikel 5, om mogelijk te maken dat raadsleden compensatie krijgen voor het geval dat zij door het raadswerk minder uren zijn gaan werken en daardoor minder pensioen opbouwen. Hiervoor is in Zeewolde niet gekozen.
Dit artikel kan alleen door gemeenten met meer dan 100.000 inwoners worden benut.
De artikelsgewijze toelichting is ontleend aan de Nota van Toelichting behorende bij het Besluit. Waar dit voor de achtergrond of het doel van belang is, zijn extra toevoegingen voorzien om de gemeenteraad adequaat te kunnen adviseren.
Artikel 1. Definitiebepalingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 2. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente
In artikel 97 van de Gemeentewet is bepaald dat raads- en commissieleden een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, mogen ontvangen mits dat in een verordening is geregeld.
De vergoeding uit artikel 3.1.7 is voor raads- en commissieleden nieuw en is in dat opzicht een harmonisatie met de vergoeding die statenleden altijd al genoten en die is opgenomen in artikel 2.1.7 van het Besluit. Dit betreft echter alleen een vergoeding voor reiskosten binnen de gemeente. Echter, anders dan bij de statenleden ontbreekt een vergoeding voor reis- en verblijfkosten buiten de gemeente. Om wetstechnische redenen is het op dit moment nog niet mogelijk in artikel 3.1.7 ook de vergoeding reis- en verblijfkosten voor raadsleden en leden van de gemeentelijke commissies op te nemen voor reizen buiten de gemeente. Om desondanks de beoogde harmonisatie tot zijn recht te laten komen, voorziet artikel 2 van deze verordening daar in. In het verlengde van de verwijzing naar artikel 3.1.7 van het Besluit wordt eveneens verwezen naar artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers waar de mogelijkheden voor de vergoedingen zijn vastgelegd.
De reiskosten voor raadsleden voor reizen binnen de gemeente volgt uit artikel 3.1.7. van het Rechtspositiebesluit. Deze regeling is dus nieuw én dwingend voorgeschreven. Aan het presidium is voorgesteld om de reiskosten te gaan vergoeding voor reizen per auto van het woonadres naar het gemeentehuis tbv commissie- en raadsvergaderingen, raadsinformatieavonden en het presidium (voor de leden van het presidium). Om administratieve rompslomp te voorkomen is afgesproken dat de raadsleden een vast bedrag per maand krijgen afgestemd op hun persoonlijke situatie. Dit betekent dat een raadslid als hij overwegend met de auto naar het gemeentehuis komt (meer dan 70% van het aantal vergaderingen) hij voor het aantal kilometers tussen zijn woonadres en gemeentehuis v.v. € 0,19 per vergadering krijgt vergoed. Dit wordt maandelijks uitbetaald tezamen met de raadsvergoeding.
Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieleden was en is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorg wordt door een politieke partij, betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van scholingskosten moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. De kosten voor partijpolitieke scholing kunnen worden betaald uit het fractiebudget van de betreffende fractie.
De griffie heeft jaarlijks een budget beschikbaar voor niet-partijpolitieke scholing.
Overigens kan de griffie ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van dit budget.
Artikel 4. Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
Evenals in het voormalige Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de gemeenteraad op basis van het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen voor een commissielid dat vanwege zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken. Deze vorm van een hogere vergoeding wordt in onze gemeente al jaren toegekend aan de leden van de commissie Bezwaarschriften.
Het tweede lid biedt eenzelfde mogelijkheid als de gemeenteraad van mening is dat de door de minister voor de gemeentegrootte vastgestelde vergoeding voor het bijwonen van een vergadering niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van de taak en de omvang van de te verrichten arbeid. Deze vorm van een hogere vergoeding wordt in onze gemeente al jaren toegekend aan de voorzitter van de commissie Bezwaarschriften.
Voor de vergoeding voor de voorzitter en leden van de Welstandscommissie is in onze gemeente aansluiting gezocht bij het tarief dat de BNA periodiek voor architecten adviseert.
Ten tijde van de vaststelling van deze verordening zijn de commissie Bezwaarschriften en de Welstandscommissie (Woningwet) de enige commissies in onze gemeente die in aanmerking kwamen en komen voor een hogere vergoeding. Indien besloten wordt tot de instelling van een nieuwe commissie waarvoor het eveneens gewenst is een hogere vergoeding toe te kennen, dient de gemeenteraad daartoe door aanpassing van deze verordening te besluiten.
Artikel 5. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
De regelgeving met betrekking tot informatie- en communicatievoorzieningen die aan een raads- of commissielid dienen te worden verstrekt, maakt met ingang van 1 januari 2019 deel uit van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers geregeld. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als een computer. De griffie in Zeewolde verstrekt alle raadsleden aan het begin van de raadsperiode een Ipad in bruikleen.
Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dit geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdrager loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.
Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte -tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 7. Betaling vaste vergoedingen en artikel 8 Betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen on onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden.
Artikel 9. Intrekking vigerende verordening
In deze toelichting is eerder gesproken over voorzieningen die bij verordening konden worden getroffen op basis van het voormalige Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Aangezien dat besluit is ingetrokken en daarom niet meer van toepassing is, is ook de grondslag onder die verordening komen te vervallen. De vigerende verordening is echter niet alleen op raads- en commissieleden van toepassing, maar ook op wethouders. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is door de VNG geadviseerd de lokale regelgeving over de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden in verschillende regelingen vast te leggen, waarbij voor wethouders door het college een eigen regeling wordt vastgesteld. Deze verordening heeft dan ook uitsluitend betrekking op de rechtspositie van raads- en commissieleden. Daarom wordt van de vigerende verordening alleen het gedeelte over raads- en commissieleden ingetrokken. Het deel van de vigerende verordening dat op wethouders betrekking heeft, wordt tegelijk met de inwerkingtreding van een door burgemeester en wethouders vast te stellen rechtspositieregeling ingetrokken.
Voor het kunnen doen van een beroep op de in de verordening opgenomen voorzieningen, is het noodzakelijk de datum van inwerkingtreding op te nemen. De verordening bevat geen verplichtingen die tot nadeel kunnen strekken. Alhoewel het niet gebruikelijk is aanspraken met terugwerkende kracht mogelijk te maken, is inwerkingtreding met terugwerkende kracht niet uitgesloten als daardoor geen nadeel optreedt voor de belanghebbende.