Organisatie | Waterschap Limburg |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit van het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg houdende regels omtrent de uitvoering van de Keur Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 deel 1 |
Citeertitel | Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 deel 1 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Kaart 1 bronbeken Kaart 2 ontrekken oppervlaktewater Kaart 3 kanovaart Kaart 4 ontrekken van grondwater Kaart 5 peilgestuurde drainage Vaststellingsbesluit ab Uitvoeringsregels KEUR Vaststellingsbesluit Dagelijks bestuur |
Deze regeling vervangt diverse algemene regels en beleidsregels van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2019 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 12-03-2019 |
Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg maakt bekend dat met ingang van 1 april 2019 in werking treedt:
Met de vaststelling en inwerkingtreding van deze nieuwe regelgeving en legger komt een einde aan de situatie waarin de regelgeving van de twee voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas nog van kracht was. De nieuw vastgestelde legger zal de legger van de voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas vervangen.
In deze bekendmaking is de tekst van een gedeelte (deel 1) van Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 opgenomen. De overige gedeelten (deel 2 tot en met 5) van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 en de teksten van de Keur Waterschap Limburg 2019, de beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019, de beleidsregel legger Waterschap Limburg 2019 en de verwijzing naar de legger Waterschap Limburg 2019 worden vanwege de omvang apart bekendgemaakt.
U kunt de stukken ook inzien in de linkerkolom bij deze bekendmaking
Het is niet mogelijk beroep in te stellen tegen de vaststelling van de keur, uitvoeringsregels en de beleidsregels. Tegen de onderhavige vaststelling van de Legger Waterschap Limburg 2019 op grond van de Waterwet kunnen belanghebbenden binnen zes weken vanaf de dag na bekendmaking beroep instellen bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, Sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ te Roermond. Dit geldt alleen voor belanghebbenden die bij de voorbereiding van deze legger tijdig hun zienswijzen naar voren hebben gebracht en voor belanghebbenden die kunnen aantonen dat zij tijdens de termijn dat de legger ter inzage heeft gelegen redelijkerwijs niet in staat waren een zienswijze in te dienen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het besluit treedt in werking na de bekendmaking. Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van dit besluit niet. Gelet hierop kan, indien tegen dit besluit beroep wordt ingesteld en onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dit vereist, gedurende de beroepstermijn tevens een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de Sector bestuursrecht van de rechtbank Limburg te Roermond. U kunt ook digitaal een voorlopige voorziening aanvragen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Voor het instellen van beroep en het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Wilt u nadere informatie over het instellen van beroep, het vragen van een voorlopige voorziening of het verschuldigde griffierecht dan verwijzen wij u naar voornoemde site.
Voor meer informatie kunt u bellen met het waterschap 088 – 88 90 100 of uw vragen mailen naar keur@waterschaplimburg.nl.
0 Algemene inleiding bij de uitvoeringsregels
Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer van het watersysteem en heeft daarom regels opgesteld om het watersysteem te beschermen. Dit is uitgewerkt in de Keur en in de bijbehorende documenten.
In hoofdstuk 2 van de Keur heeft het algemeen bestuur van het waterschap doelcriteria vastgesteld. Deze criteria zijn bepalend voor de vraag of een handeling in het watersysteem kan worden toegestaan of niet. Het dagelijks bestuur heeft deze doelcriteria voor concrete situaties uitgewerkt in stroomschema’s, vastgelegd in dit document “Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019”. De uitvoeringsregels bestaan uit stroomschema’s, toelichting op de zorgplicht, vergunningplicht, algeheel verbod en algemene regels met bijbehorende toelichting.
De afwegingskaders voor Vergunningen zijn opgenomen in het document “Beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019”.
Voor de belangrijkste in de praktijk voorkomende handelingen zijn uitvoeringsregels opgesteld. Deze uitvoeringsregels zijn onderverdeeld in:
0.2 Mogelijke uitkomsten stroomschema’s
Bij het doorlopen van de stroomschema’s zijn verschillende uitkomsten mogelijk, te weten:
De hoofdstukken kennen steeds eenzelfde opbouw en volgorde waarin de verschillende uitkomsten van het stroomschema worden behandeld. Alleen de stroomschema’s en de algemene regels hebben de status van regelgeving. Hieraan moet de initiatiefnemer voldoen. De in de afzonderlijke uitvoeringsregels opgenomen specificering van de in de keur opgenomen zorgplicht in artikel 3.1 heeft ook de status van regelgeving.
De diverse toelichtingen en de overige paragrafen hebben de status van toelichting.
Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan welke uitvoeringsregels en/of andere regelgeving van toepassing zijn. Iemand die water wil lozen op een oppervlaktewater afkomstig van een bronbemaling (grondwateronttrekking), moet zowel het stroomschema voor het lozen op een oppervlaktewater als het stroomschema voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van bronbemaling toepassen.
Per hoofdstuk is aangegeven dat mogelijk ook andere hoofdstukken met regelgeving van toepassing zijn. Indien is verwezen naar andere hoofdstukken is dat niet uitputtend bedoeld, maar slechts informatief. Het is voor het waterschap niet mogelijk een uitputtende opsomming te geven van alle mogelijk van toepassing zijnde regels op een werk. Dat hangt onder meer af van de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd.
Voor één handeling kunnen meerdere uitvoeringsregels van toepassing zijn. Er kunnen beperkingen gelden vanwege watersysteembelang (hoofdstuk 1), waterkeringenbelang (hoofdstuk 2) en grondwaterbelang (hoofdstuk 3). Deze kunnen alle drie een andere uitkomst geven. De strengste regel geldt dan. Bijvoorbeeld: als vanuit het watersysteembelang een algemene regel geldt en vanuit het waterkeringbelang een vergunningplicht, dan geldt voor deze handeling de vergunningplicht.
Als voor een bepaalde handeling een specifieke uitvoeringsregel is gemaakt, dan behoeft de initiatiefnemer alleen die regel op te volgen, mits er daarnaast geen andere activiteiten worden uitgevoerd waarvoor aanvullend toch een andere uitvoeringsregel van toepassing is. De zorgplicht is daarnaast altijd van toepassing.
0.3 Ruime uitleg van het begrip “handeling”
Zoals hierboven aangegeven is het vaak niet mogelijk om in de uitvoeringsregels uitputtend te zijn. Daarom moet de initiatiefnemer ruime uitleg geven aan de in de uitvoeringsregels genoemde handelingen. Zo moet onder aanleggen van bijvoorbeeld een duiker of een brug ook worden verstaan: het hebben van een duiker of brug of het verbreden of het verlengen van een reeds bestaande duiker of brug, etc. Onder verwijderen van bijvoorbeeld een duiker of een brug moet ook worden verstaan: het inkorten of het versmallen daarvan. Verder geldt de uitvoeringsregel niet alleen voor de activiteit op zich waarbij een object wordt aangelegd, maar ook voor het achteraf hebben van het gerealiseerde object.
Als een initiatiefnemer een bestaand iets gaat vervangen voor iets nieuws, dan moet in het betreffende hoofdstuk worden gekeken naar zowel de regels voor het verwijderen van het object, als ook naar de regels voor het aanleggen van het object. In een aantal gevallen is een aparte uitvoeringsregel opgenomen voor het verwijderen van een bestaand werk.
Zoals hierboven aangegeven moet de initiatiefnemer altijd voldoen aan de in de keur opgenomen zorgplicht (artikel 3.1). Met deze zorgplicht wordt invulling gegeven aan het “ja-mits”-uitgangspunt waar de nieuwe Keur op is gebaseerd. Handelingen en activiteiten die in het stroomschema zijn aangeduid met “zorgplicht”, zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de zorgplicht. In de afzonderlijke uitvoeringsregels is in een specifieke zorgplicht aangegeven wat in dat geval onder de zorgplicht wordt verstaan. De initiatiefnemer moet altijd zelf nagaan wat in het concrete geval moet worden gedaan of nagelaten om aan de zorgplicht te voldoen.
In artikel 3.1 van de Keur staan de nadelige effecten voor het watersysteem (oppervlaktewater, waterkering, grondwater) die met de zorgplicht moeten worden voorkomen.
Bij een algemene regel en een verleende vergunning geldt dat naast de daarin opgenomen voorschriften ook aan de zorgplicht moet worden voldaan. Dit betekent dat de initiatiefnemer altijd zelf moet nagaan of zijn handeling geen nadelige gevolgen heeft voor het watersysteem, de waterkering of het grondwater; ook al voldoet hij aan de voorschriften uit de algemene regel of vergunning. Op deze wijze kan het aantal voorschriften in een algemene regel en vergunning worden beperkt. Voor de hand liggende onderwerpen als bijvoorbeeld het voorkomen van schade aan waterstaatswerken of het goed onderhouden en beheren van werken is niet in een algemene regel of vergunning opgenomen. Dit valt onder de zorgplicht. Op deze manier wordt de leesbaarheid van de algemene regel en de vergunning verbeterd.
Daarnaast functioneert de zorgplicht als vangnet om te kunnen optreden tegen eventuele nadelige effecten van handelingen en activiteiten op het watersysteem, die niet op andere wijze zijn gereguleerd.
De zorgplicht heeft de status van regelgeving. Hieraan moet dus worden voldaan.
Naast de zorgplicht kan een algemene regel, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur, van toepassing zijn. De algemene regels bestaan uit een set voorschriften behorende bij een unieke combinatie van criteria in de stroomschema’s. Elke algemene regel heeft zijn eigen “unieke code” (hoofdstuknummer) die in het stroomschema staat aangegeven en verwijst naar de tekst met de bijbehorende voorschriften. Dit heeft de status van regelgeving, waar aan moet worden voldaan.
In een aantal algemene regels is een voorafgaande meldplicht opgenomen. Voordat handelingen uitgevoerd mogen worden, moeten deze bij het waterschap worden gemeld. Dit is belangrijk omdat de voorgenomen handeling in het watersysteem bijvoorbeeld moet worden verwerkt in het beheerregister of de legger. Ook kan het zijn dat om de handeling te mogen uitvoeren vooraf maatwerkvoorschriften nodig zijn of dat een toezichthouder bij de uitvoering van de werkzaamheden aanwezig wil zijn. Met een maatwerkvoorschrift kan het waterschap in specifieke situaties voorschriften stellen in afwijking van of in aanvulling op de voorschriften die in de algemene regel zijn opgenomen (zie artikel 3.2 van de keur). Het is dan van belang dat de melding tijdig wordt gedaan. In zijn algemeenheid geldt dat een melding ten minste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden moet worden ingediend.
De melding wordt bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Tenslotte is het mogelijk dat een handeling in het geheel niet is toegestaan. In dat geval komt de initiatiefnemer bij het doorlopen van het stroomschema uit bij een algeheel verbod. Op grond van artikel 3.5 van de Keur is het dan niet toegestaan de handeling uit te voeren.
Hiervoor kan geen vergunning worden verleend.
0.8 Keuzevrijheid initiatiefnemer
De initiatiefnemer heeft de vrijheid, tenzij in dit document anders is aangegeven, om gecombineerde handelingen te splitsen of samen te voegen. De basis hiervoor ligt in artikel 3.4 van de Keur. Als een voorgenomen project uit meerdere handelingen bestaat waarvoor deels een vergunningplicht geldt en deels een algemene regel van toepassing is, dan kan de initiatiefnemer voor dat project een gecombineerde vergunning aanvragen, waarin dus ook de handelingen worden opgenomen waarvoor een algemene regel bestaat.
Bij het opstellen van de regels is er naar gestreefd dit op een zo klantvriendelijk mogelijke manier te doen. Als een en ander toch niet duidelijk is, neemt u dan voorafgaand aan het uitvoeren van de handeling, contact op met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
INHOUDSOPGAVE UITVOERINGSREGELS KEUR WATERSCHAP LIMBURG 2019
Hoofdstuk 1Uitvoeringsregels met betrekking tot oppervlaktewateren
Hoofdstuk 2Uitvoeringsregels met betrekking tot waterkeringen
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsregels voor handelingen met betrekking tot grondwater
Kaart 2 Onttrekken oppervlaktewater
Kaart 4 Onttrekken van grondwater
Hoofdstuk 1 Uitvoeringsregels met betrekking tot oppervlaktewateren
Invulling van de wegwijzer leidt tot de voor u van toepassing zijnde uitvoeringsregel.
1.1 Lozen in een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het lozen, anders dan hemelwater, via een lozingsvoorziening in een oppervlaktewater centraal. Deze uitvoeringsregel ziet op lozingen in een primair, secundair en overig oppervlaktewater afkomstig van bijvoorbeeld een bronbemaling, spoelwater en dergelijke en heeft alleen betrekking op de hoeveelheid water die wordt geloosd. Deze uitvoeringsregel heeft geen betrekking op de kwaliteit van het te lozen water. Dit wordt geregeld in de Waterwet en in de bijbehorende algemene maatregelen van bestuur (bijv. het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen).
De hoeveelheid water die geloosd wordt, kan van invloed zijn op het watersysteem en dit zelfs ontregelen. Daarbij speelt ook het type oppervlaktewater waarin geloosd wordt een rol. Het lozen van grote hoeveelheden water in bijvoorbeeld kleine, kwetsbare bronbeken kan grote schade toebrengen aan dit type oppervlaktewateren. Dit maakt dat het lozen in oppervlaktewater niet zonder meer is toegestaan en hiervoor regels zijn opgesteld.
Het versneld afvoeren en lozen van hemelwater vanaf verhard oppervlak valt niet onder deze uitvoeringsregel. Hiervoor is een aparte uitvoeringsregel opgesteld (zie uitvoeringsregel 1.11, lozen van hemelwater afkomstig van een verhard oppervlak).
Het lozen van water vindt plaats door middel van een lozingsvoorziening. Voor wat betreft het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een lozingsvoorziening kan meestal volstaan worden met de zorgplicht. Als de lozing vergunningplichtig is, dan worden in de vergunning voorschriften opgenomen met betrekking tot de lozingsvoorziening.
Als u van plan bent om in een oppervlaktewater te lozen, doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Lozen: het door middel van een werk brengen van water, niet zijnde hemelwater, in een oppervlaktewater, bijvoorbeeld spoelwater of water afkomstig van een bronnering of sanering.
Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewater te laten stromen.
Primair water: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundair water: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
Overige wateren: wateren die niet in de legger zijn aangeduid als primair of secundair. Deze wateren hebben slechts een lokaal belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in de toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:
Deze uitkomsten zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u wilt lozen in een oppervlaktewater, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende paragrafen zijn uitgewerkt na te leven. De zorgplicht is altijd van toepassing, dus ook aanvullend op de voorschriften uit een algemene regel of vergunning.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook
nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, zoals gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief). Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.1.2 Stroomschema lozen op oppervlaktewater
Gezien de kwetsbaarheid en diversiteit van bronbeken dient de lozing op een bronbeek per geval beoordeeld te worden. Daarom is het lozen in een bronbeek altijd vergunningplichtig. De bronbeken zijn aangegeven op kaart bronbeken. In de vergunning wordt ook het aanleggen en hebben van de lozingsvoorziening meegenomen.
De Keur ziet alleen toe op de hoeveelheid water die geloosd wordt; de waterkwantiteit.
Daarnaast controleert het waterschap ook de waterkwaliteit. De Keur bevat geen regels voor de waterkwaliteit. Hiervoor zijn landelijk regels opgesteld die terug te vinden zijn in het Besluit lozingen buiten inrichtingen (Blbi) en/of het Activiteitenbesluit. Bij het lozen op oppervlaktewater moet ook hiermee rekening worden gehouden. Vaak is het nodig dat u hiervoor een melding doet, maar in bepaalde gevallen is zelfs een vergunningaanvraag noodzakelijk. Raadpleeg daarom ook deze besluiten via www.overheid.nl of neem contact op met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
In veel gevallen heeft het lozen van maximaal 100 m3 water op een primair water geen grote impact op het watersysteem. Daarom kan in deze gevallen volstaan worden met een algemene regel. Om zicht te houden op het aantal lozingen en daarmee op de totale hoeveelheid die op een primair water wordt geloosd, is het nodig de lozing te melden. Zo kan het waterschap rekening houden met een cumulatief effect van meerdere gelijktijdig plaatsvindende lozingen. Zo nodig kunnen via een maatwerkvoorschrift nadere voorschriften worden opgelegd in het belang van het functioneren van het watersysteem en het voorkomen van wateroverlast. Een maatwerkvoorschrift kan inhouden dat minder dan 100 m3 water per uur mag worden geloosd.
Naast de voorwaarden zoals opgenomen in de algemene regels geldt ook de zorgplicht.
Indien meer dan 100 m3 water per uur geloosd wordt, dient een vergunning te worden aangevraagd. Dergelijke hoeveelheden vergen een individuele beoordeling van de gevolgen van die lozing op het functioneren van het betreffende primair water. Het voorkomen van wateroverlast is daarbij een belangrijk aspect dat beoordeeld wordt. Daarnaast geldt de zorgplicht.
De Keur ziet alleen toe op de hoeveelheid water die geloosd wordt; de waterkwantiteit.
Daarnaast controleert het waterschap ook de waterkwaliteit. De Keur bevat geen regels voor de waterkwaliteit. Hiervoor zijn landelijk regels opgesteld die terug te vinden zijn in het Besluit lozingen buiten inrichtingen (Blbi) en/of het Activiteitenbesluit (Abm). Bij het lozen op oppervlaktewater moet ook hiermee rekening worden gehouden. Vaak is het nodig dat u hiervoor een melding doet, maar in bepaalde gevallen is zelfs een vergunningaanvraag noodzakelijk. Raadpleeg daarom ook deze besluiten via www.overheid.nl of neem contact op met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
In veel gevallen heeft het lozen van maximaal 20 m3 water op een secundair water geen grote impact op het watersysteem. Daarom kan in deze gevallen volstaan worden met een algemene regel. Om zicht te houden op het aantal lozingen en daarmee op de totale hoeveelheid die op een secundair wordt geloosd, is het nodig de lozing te melden. Zo kan het waterschap rekening houden met een cumulatief effect van meerdere gelijktijdig plaatsvindende lozingen. Zo nodig kunnen via een maatwerkvoorschrift nadere voorschriften worden opgelegd in het belang van het functioneren van het watersysteem en het voorkomen van wateroverlast. Een maatwerkvoorschrift kan inhouden dat minder dan 20 m3 water per uur mag worden geloosd.
Naast de voorschriften zoals opgenomen in de algemene regels geldt ook de zorgplicht.
Indien meer dan 20 m3 water per uur geloosd wordt op een secundair water, dient een vergunning te worden aangevraagd. Dergelijke hoeveelheden vergen een individuele beoordeling van de gevolgen van die lozing op het functioneren van het betreffende water. Het voorkomen van wateroverlast is daarbij een belangrijk aspect dat beoordeeld wordt. Daarnaast geldt de zorgplicht.
Een overig water is een oppervlaktewater dat niet op de legger van het waterschap is opgenomen en niet actief wordt beheerd door het waterschap. U moet hierbij denken aan kavelsloten, bermsloten en dergelijke. Deze uitvoeringsregel is ook hierop van toepassing.
In veel gevallen heeft het lozen van maximaal 20 m3 water op een overig water geen grote impact op het watersysteem. Daarom kan in deze gevallen volstaan worden met een algemene regel. Om zicht te houden op het aantal lozingen en daarmee op de totale hoeveelheid die op een overig water wordt geloosd, is het nodig de lozing te melden. Zo kan het waterschap rekening houden met een cumulatief effect van meerdere gelijktijdig plaatsvindende lozingen. Zo nodig kunnen via een maatwerkvoorschrift nadere voorschriften worden opgelegd in het belang van het functioneren van het watersysteem en het voorkomen van wateroverlast. Een maatwerkvoorschrift kan inhouden dat minder dan 20 m3 water per uur mag worden geloosd.
Naast de voorschriften zoals opgenomen in de algemene regels geldt ook de zorgplicht.
Indien meer dan 20 m3 water per uur geloosd wordt op een overig water, dient een vergunning te worden aangevraagd. Dergelijke hoeveelheden vergen een individuele beoordeling van de gevolgen van die lozing op het functioneren van het betreffende water. Het voorkomen van wateroverlast is daarbij een belangrijk aspect dat beoordeeld wordt. Daarnaast geldt de zorgplicht.
Als u niet loost op een bronbeek, primair water, secundair water of overig water, dan zult u bijvoorbeeld lozen op de bodem of in een vijver. Als u loost op de bodem dan kan regelgeving van de gemeente van toepassing zijn. Geadviseerd wordt in dat geval contact op te nemen met de gemeente. Ook in het geval van een lozing op de bodem dient u de zorgplicht op grond van de keur van het waterschap in acht te nemen. Dit ziet dan met name op het voorkomen van afstroming van het op de bodem geloosde water naar een oppervlaktewater. Dergelijke afstromingen kunnen leiden tot schade aan het oppervlaktewater (bijv. uitspoeling, inzakken taluds) en kunnen ook leiden tot wateroverlast. De zorgplicht ziet ook op het voorkomen van deze nadelige gevolgen.
Voor lozen op een rijkswater geldt de Waterwet en onderliggende regelgeving. Rijkswaterstaat is in dat geval het bevoegde gezag (www.rijkswaterstaat.nl).
De Keur ziet alleen toe op de hoeveelheid water die geloosd wordt; de waterkwantiteit.
Daarnaast controleert het waterschap ook de waterkwaliteit. De Keur bevat geen regels voor de waterkwaliteit. Hiervoor zijn landelijk regels opgesteld die terug te vinden zijn in het Besluit lozingen buiten inrichtingen (Blbi) en/of het Activiteitenbesluit. Bij het lozen op oppervlaktewater moet ook hiermee rekening worden gehouden. Vaak is het nodig dat u hiervoor een melding doet, maar in bepaalde gevallen is zelfs een vergunningaanvraag noodzakelijk. Raadpleeg daarom ook deze besluiten via www.overheid.nl of neem contact op met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op lozingen in alle oppervlaktewateren binnen het beheergebied van het waterschap die geen rijkswater zijn.
Voor wat betreft het aanleggen en hebben van een lozingsvoorziening geldt dat de zorgplicht alleen van toepassing is op voorzieningen die zijn aangelegd in de op de legger opgenomen primaire en secundaire oppervlaktewateren.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
Als u een lozingsvoorziening wilt realiseren, neem dan eerst contact op met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur. Deze algemene regel(s) is/(zijn) hieronder uitgewerkt.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Naast de algemene regel is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
1.1.4.1 Algemene regel met meldplicht
Als volgens het stroomschema deze algemene regel van toepassing is, moet de initiatiefnemer bij het uitvoeren van de handeling voldoen aan de volgende voorschriften.
Artikel 1. Voorschriften lozingsvoorziening
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
De melding wordt bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
In beginsel leidt elk werk in een oppervlaktewater tot risico’s voor het functioneren van het oppervlaktewater, bijvoorbeeld schade aan het talud. Om dit reden wordt voorgeschreven dat lozingsvoorzieningen die niet meer worden gebruikt, dienen te worden verwijderd. Op grond van de zorgplicht dient het talud zodanig te worden hersteld dat het aansluit op de rest van het talud en dat geen verzakkingen ontstaan.
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften moeten worden voorgeschreven in verband met het functioneren van het watersysteem of in verband met het voorkomen van wateroverlast. Om die reden is het dan ook van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.2 Uitvoeringsregel onttrekken van water uit een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het onttrekken uit een oppervlaktewater centraal. Het onttrekken van water uit een oppervlaktewater kan het watersysteem ontregelen. Het onttrekken van water uit bijvoorbeeld kleine, kwetsbare bronbeken kan grote schade toebrengen aan dit type oppervlaktewateren. Daarom is het onttrekken van water niet zonder meer toegestaan en zijn hier regels voor opgesteld. Dit hoofdstuk heeft tevens betrekking op de bijbehorende onttrekkingsvoorziening.
Het onttrekken van water vindt plaats door middel van een onttrekkingsvoorziening. Voor wat betreft het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een onttrekkingsvoorziening kan meestal volstaan worden met de zorgplicht. Als de onttrekking vergunningplichtig is, dan worden in de vergunning voorschriften opgenomen met betrekking tot de onttrekkingsvoorziening.
Als u van plan bent om water te onttrekken uit een oppervlaktewater doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater.
Onttrekkingsvoorziening: een constructie om water aan een oppervlaktewater te onttrekken.
Primair water: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundair water: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
Overige wateren: wateren die niet in de legger zijn aangeduid als primair of secundair. Deze wateren hebben slechts een lokaal belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in de toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:
Deze uitkomsten zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u water wilt gaan onttrekken uit een oppervlaktewater, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende paragrafen zijn uitgewerkt na te leven. De zorgplicht is altijd van toepassing, dus ook aanvullend op de voorschriften uit een algemene regel of vergunning.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd.
Verder kan er naast de regelgeving van het waterschap ook regelgeving van de gemeente of van het rijk van toepassing zijn. Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.2.2 Stroomschema onttrekken uit een oppervlaktewater
Voor het onttrekken van water is geen individuele belangenafweging noodzakelijk indien uit een van de wateren wordt onttrokken zoals vermeld op kaart onttrekken oppervlaktewater. Op deze kaart zijn de oppervlaktewateren opgenomen waaruit onder normale omstandigheden water maximaal 100 m3 per uur kan worden onttrokken zonder aantasting van het functioneren van de betreffende oppervlaktewateren. Oppervlaktewateren waarbij onttrekkingen kunnen leiden tot (ernstige) aantasting van het functioneren van het oppervlaktewater en of van de (aquatisch) ecologische waarden van het oppervlaktewater zijn niet op deze kaart opgenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor alle bronbeken.
Via het stellen van algemene regels worden de aangewezen oppervlaktewateren voldoende beschermd. Wel is het wenselijk dat onttrekkingen gemeld worden. Zo nodig kunnen via een maatwerkvoorschrift nadere voorschriften worden opgelegd in het belang van het functioneren van het watersysteem en het voorkomen van wateroverlast. Een maatwerkvoorschrift kan inhouden dat minder dan 100 m3 water per uur mag worden geloosd. Ook kunnen onttrekkers op deze manier, in tijden van droogte en een algeheel onttrekkingsverbod, geïnformeerd worden.
Naast de voorschriften zoals opgenomen in de algemene regels geldt ook de zorgplicht (zie 1.2.3).
Indien meer dan 100 m3 per uur wordt onttrokken uit een op kaart onttrekken oppervlaktewater opgenomen oppervlaktewater of indien onttrokken wordt uit andere dan de op kaart onttrekken oppervlaktewater aangewezen oppervlaktewateren is een individuele beoordeling nodig. Dit geldt ook voor onttrekkingen uit overige oppervlaktewateren (oppervlaktewateren die niet in de legger zijn opgenomen). In verband met de omvang van de onttrekking of de status of aard van het oppervlaktewater van waaruit u wilt onttrekken is een individuele beoordeling van het verzoek nodig met het oog op de te beschermen belangen. Naast de vergunning geldt de zorgplicht.
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op onttrekkingen uit alle oppervlaktewateren binnen het beheergebied van het waterschap (primaire, secundaire en overige). Voor wat betreft het aanleggen en hebben van een onttrekkingsvoorziening geldt dat de zorgplicht alleen van toepassing is op voorzieningen die zijn aangelegd in de op de legger opgenomen primaire en secundaire oppervlaktewateren.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
Het waterschap heeft voor punt 3 van de zorgplicht beschreven hoe u kunt voldoen aan de zorgplicht. Dit wordt een erkende maatregel genoemd.
Ter beperking van het meenemen van levende organismen tijdens het onttrekken kan een zuigkorf om de zuigmond worden aangebracht. Als de zuigmond van de aanzuigslang is voorzien van een zuigkorf met gaten met een diameter van maximaal 3 mm en als de diameter van de zuigkorf minimaal 3 maal de diameter van de aanzuigslang bedraagt, dan wordt in voldaan aan onderdeel 3 uit de bovenstaande zorgplicht.
In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur. Deze algemene regel(s) is/(zijn) hieronder uitgewerkt.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Naast de algemene regel is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
1.2.4.1 Algemene regel met meldplicht
Om te voldoen aan deze algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan de volgende artikelen.
Artikel 1. Voorschriften onttrekken
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
De melding wordt bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Indien ≤ 100 m3 onttrokken wordt uit een van oppervlaktewateren zoals aangegeven op kaart onttrekken oppervlaktewater dient voldaan te worden aan de voorschriften zoals opgenomen in artikel 1. Met het oog op het doelmatig kunnen voeren van onderhoud en het voorkomen van schade is het van belang dat een onttrekkingsvoorziening zichtbaar is. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
In beginsel leidt elk werk in een oppervlaktewater tot risico’s voor het functioneren van het oppervlaktewater, bijvoorbeeld schade aan de oever of het talud. Om deze reden wordt voorgeschreven dat onttrekkingsvoorzieningen die niet meer worden gebruikt, dienen te worden verwijderd. Op grond van de zorgplicht dient het talud zodanig te worden hersteld dat het aansluit op de rest van het talud en dat geen verzakkingen ontstaan.
Het onttrekken dient gemeld te worden om zicht te houden op het aantal onttrekkingen en daarmee op de totale hoeveelheid die onttrokken uit een oppervlaktewater kan worden onttrokken.
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie naast de in artikel 1 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de te beschermen belangen. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het dan ook van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap worden doorgegeven (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.3 Uitvoeringsregel duikers en overkluizingen in een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het maken, hebben en wijzigen van een duiker of een overkluizing in een oppervlaktewater dat in beheer is bij het waterschap centraal.
De aanleg van een duiker is vaak nodig indien percelen van elkaar gescheiden worden door een watergang. Door het plaatsen van een duiker worden percelen bereikbaar.
Een overkluizing wordt in het algemeen om andere redenen aangelegd (bijv. en heeft een grotere lengte (ten minste 15 meter) dan een duiker.
Het plaatsen van een duiker en een overkluizing kan de doorstroming van een oppervlaktewater in gevaar brengen. Zeker als er in de oppervlaktewater al meerdere duikers en of overkluizingen aanwezig zijn. De aanleg van een nieuwe duiker en overkluizing kan daarom grote impact hebben en dient daarom afzonderlijk beoordeeld te worden. Voor de aanleg van een duiker en van een overkluizing dient daarom altijd een vergunning te worden aangevraagd. Naast de vergunning geldt tevens de zorgplicht (zie 1.3.3).
Duiker: een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen met het oog op het realiseren van een toegang tot een perceel of het kruisen van het oppervlaktewater met een openbare weg, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken.
Overkluizing: duiker, met dien verstande dat van een overkluizing sprake is indien deze niet wordt aangelegd met als oogmerk het realiseren van een toegang tot een perceel of het kruisen van een oppervlaktewater met een openbare weg. In het algemeen wordt een duiker met een lengte van meer dan 15 meter aangemerkt als een overkluizing. Het aanbrengen van een overkluizing leidt tot aanpassing van de legger.
Primairwater: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundair water: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in de toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:
Deze uitkomsten zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende paragrafen zijn uitgewerkt na te leven. De zorgplicht is altijd van toepassing, dus ook aanvullend op de voorschriften uit een algemene regel of vergunning.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief). Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.3.2 Stroomschema duikers en overkluizingen in een oppervlaktewater
De aanleg van een duiker of overkluizing kan grote impact hebben op het functioneren van een watersysteem (waterdoorvoer en waterafvoer) en dient per situatie beoordeeld te kunnen worden. Daarom geldt voor deze handeling voor alle oppervlaktewateren die op de legger van het waterschap staan een vergunningplicht. Op die wijze kan elk voornemen tot het plaatsen van een duiker of overkluizing individueel beoordeeld worden en kunnen aan een te verlenen vergunning de voor die situatie benodigde voorschriften worden verbonden. De zorgplicht geldt aanvullend op de vergunning.
Ook wanneer een duiker of overkluizing wordt gelegd in een oppervlaktewater dat niet op de legger van het waterschap staat, dient de zorgplicht in acht genomen te worden. Ook overige wateren maken deel uit van het watersysteem. Problemen in de af- en doorvoer in overige wateren kunnen tot overlast leiden. De zorgplicht ziet o.a. op het voorkomen van wateroverlast.
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is van toepassing op het leggen en hebben van duikers of overkluizing in oppervlaktewateren binnen het beheergebied van het waterschap.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.4 Uitvoeringsregel bruggen in of over een primair of secundair oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het plaatsen, wijzigen, vervangen en verwijderen van een brug centraal. Een brug kan op verschillende manieren worden geplaatst. Indien voor de aanleg van een brug pijlers in een oppervlaktewater moeten worden geplaatst, kan dit van grote invloed zijn op de doorstroming van een oppervlaktewater. Ook kan de aanwezigheid van een brug gevolgen hebben voor het kunnen uitvoeren van onderhoud aan de watergang. Daarom is het plaatsen van een brug niet zonder meer toegestaan en zijn hier regels voor opgesteld.
Als u van plan bent om een brug te plaatsen in of over een oppervlaktewater, doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Brug: een doorgang voor voetgangers, dieren en voertuigen over bijvoorbeeld (spoor)wegen en watergangen.
Primair water: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundair water: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
Overige wateren: wateren die niet in de legger zijn aangeduid als primair of secundair. Deze wateren hebben slechts een lokaal belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in de toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:
Deze uitkomsten zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende paragrafen zijn uitgewerkt na te leven.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd.
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief). Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.4.2 Stroomschema bruggen in of over een oppervlaktewater
Door het plaatsen van palen/pijlers in een oppervlaktewater wordt deze versmald en kan het zijn dat de doorstroming van een oppervlaktewater wordt belemmerd. Voor het aanleggen van een brug over een overig oppervlaktewater stelt het waterschap geen specifieke regels. Wel geldt hiervoor de zorgplicht, die in het kader van deze uitvoeringsregel met name ziet op het borgen van de wateraf- en –doorvoer (zie hoofdstuk 1.4.3).
Wanneer een brug over een secundair water wordt geplaatst, dan kan worden volstaan met algemene voorschriften die in een algemene regel zijn opgenomen. Dit geldt ook in het geval een brug over een primair water wordt aangelegd, met dien verstande dat geen pijlers of palen in het oppervlaktewater worden geplaatst. Deze kunnen de doorstroming van het oppervlaktewater ernstig belemmeren (zie ook toelichting op vraag 4). Wel is aan de algemene regel een meldplicht verbonden. Op deze wijze weet het waterschap waar een brug wordt aangelegd en kunnen, als dat in een specifieke situatie nodig mocht blijven, via maatwerkvoorschrift aanvullende of van de algemene regels afwijkende voorschriften worden gesteld.
Naast de voorschriften zoals opgenomen in de algemene regels geldt aanvullend ook de zorgplicht.
Toelichting bij vraag 4, 5 en 6
Indien een brug met pijlers of palen in een primair oppervlaktewater wordt geplaatst dan kan dit ernstige gevolgen hebben voor de doorstroming als gevolg van bijvoorbeeld ophopende takken en maaisel.
Indien een brug in een meanderzone of inundatiezone wordt geplaatst dient zorgvuldig beoordeeld te worden wat het effect van de brug is op de doelstellingen die zijn verbonden aan beide zones.
Een meanderzone is vastgelegd ten einde een meanderende watergang de ruimte te geven te meanderen. Het plaatsen van een brug kan het meanderproces belemmeren.
Een inundatiegebied is vastgelegd om in tijden van overvloedige neerslag overtollig water op te kunnen vangen en vervult daarmee een belangrijke functie met het oog op het voorkomen van wateroverlast in stedelijke gebieden. Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden wat de effecten zijn en welke maatregelen er getroffen moeten worden om nadelige consequenties voor de doorstroming zoveel mogelijk te voorkomen. Daarom geldt voor deze gevallen een vergunningplicht.
Aanvullend aan de vergunning geldt ook de zorgplicht (zie 1.4.3.).
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op het aanleggen, hebben en wijzigen van een brug over een oppervlaktewater binnen het beheergebied van het waterschap.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur. Deze algemene regel(s) is/(zijn) hieronder uitgewerkt.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Naast de algemene regel is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
1.4.4.1 Algemene regel met meldplicht
Om te voldoen aan deze algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan de volgende artikelen.
Artikel 1. Voorschriften bruggen in of over een oppervlaktewater
Artikel 2. Voorschriften varend onderhoud
De doorvaarhoogte is minimaal de afstand tussen onderkant brug en hoogwaterpeil (peil bij maatgevende afvoer). Voor de oppervlaktewateren Niers, Helenavaart en Oude Helenavaart geldt een minimale doorvaarhoogte van 1,0 meter. Voor de oppervlaktewateren Afwateringskanaal, Neerbeek, Haelensebeek, Tungelroysebeek, Leukerbeek en Uffeltsebeek geldt een minimale doorvaarhoogte van 0,50 meter.
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
De melding wordt bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Een brug is een object dat risico’s kan opleveren voor de doorstroming van het oppervlaktewater en voor het doelmatig kunnen uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. De in dit artikel opgenomen voorschriften zijn gericht op het beperken van de belemmeringen die de aanwezigheid van een brug kunnen opleveren.
Enkele oppervlaktewateren in het noorden van het beheersgebied worden varend onderhouden. Teneinde dit op een doelmatige wijze uit te kunnen voeren, is het voorschrift gesteld dat een minimale doorvaarhoogte in acht genomen moet worden bij deze wateren. Informatie over het hoogwaterpeil van het betreffende oppervlaktewater kan worden verkregen bij het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of tel. 088 – 88 90 100).
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie naast de in artikel 1 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van het functioneren van het oppervlaktewater. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het dan ook van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.5 Bouwwerken langs een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het aanleggen, het hebben of wijzigen van bouwwerken langs een oppervlaktewater dat in beheer is bij het waterschap centraal. Door het plaatsen van een bouwwerk in de zones van en behorende bij een oppervlaktewater kan het functioneren van het oppervlaktewater en de bijbehorende zones ernstig worden aangetast. Ook het kunnen voeren van doelmatig onderhoud kan dusdanig worden belemmerd dat uitvoering ervan niet meer (doelmatig) mogelijk is. Daarom is het niet zonder meer toegestaan een bouwwerk te plaatsen langs een oppervlaktewater en zijn hiervoor regels zijn opgesteld. Onder het kopje definities is nader uitgewerkt wat onder een bouwwerk in de zin van deze uitvoeringsregel verstaan wordt.
Als u van plan bent om een bouwwerk langs een oppervlaktewater aan te leggen doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Deze uitvoeringsregel is van toepassing op de aanleg van grotere en gefundeerde bouwwerken die niet behoren tot kleine bouwwerken (zie hoofdstuk 1.9). Voorbeelden hiervan zijn woningen, bedrijfspanden, garages, gefundeerde carports, e.d.. Ook infrastructurele werken als wegen, spoorwegen en daarvan deel uitmakende bruggen, viaducten, e.d. worden als bouwwerk in de zin van deze uitvoeringsregel aangemerkt.
Een hekwerk of schutting wordt in het kader van deze uitvoeringsregels niet als bouwwerk aangemerkt. Hierop is de uitvoeringsregel afrasteringen, hekwerken en schuttingen van toepassing (zie hoofdstuk 1.10).
Klein bouwwerk: bouwwerk zonder woon- of bedrijfsfunctie, niet dieper gefundeerd dan 30 cm in de grond. Voorbeelden: tuinschuurtje, kippenhok, e.d.
Hekwerk: afscheiding met vrij doorzicht, bestaande uit in de grond geplaatste palen met daartussen een frame van spijlen of gaas, in zijn algemeenheid aangelegd als perceels- of erfafscheiding.
Schutting: afscheiding zonder vrij doorzicht, in zijn algemeenheid aangelegd als perceels- of erfafscheiding.
Straatmeubilair: bouwwerken die zijn bedoeld voor de inrichting van de openbare straat en aansluiten bij de publieke functie van de straat (voorbeelden zijn bankjes, lantaarnpalen, bebording).
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst is bij het aanleggen, hebben en wijzigen van een bouwwerk altijd
Deze uitkomst is in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief).
Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.5.2 Stroomschema bouwwerken langs een oppervlaktewater
Voordat een bouwwerk in de kernzone geplaatst kan worden dient beoordeeld te worden wat de gevolgen hiervan zijn voor de stabiliteit van het oppervlaktewater en daarmee voor het functioneren ervan. Een bouwwerk te dicht bij een oppervlaktewater kan tot inzakkingen van het talud leiden. Daarnaast leidt de aanwezigheid van een bouwwerk binnen de kernzone tot consequenties voor het doelmatig kunnen uitvoeren van onderhoud. Daarom is het plaatsen van een bouwwerk in de kernzone van een oppervlaktewater altijd vergunningplichtig.
Het profiel van vrije ruimte is een zone die is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen aanpassen van een oppervlaktewater. De aanwezigheid van bouwwerken kan een belemmering opleveren voor het uitvoeren van aanpassingen aan een oppervlaktewater. Ter bescherming van de aanpassingsmogelijkheden geldt voor het realiseren van een bouwwerk een vergunningplicht. De aanwezigheid van een bouwwerk maakt – anders dan het realiseren van een klein bouwwerk (zie uitvoeringsregel 1.9) - een aanpassing aan een oppervlaktewater ter plaatse nagenoeg onmogelijk. Per situatie moet de afweging gemaakt kunnen worden of medewerking kan worden verleend aan het initiatief. Om deze reden geldt het verbod om zonder voorafgaande vergunningen een bouwwerk te bouwen in het profiel van vrije ruimte.
De meanderzone is een zone die is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen meanderen van een oppervlaktewater.
Een inundatiegebied is een gebied dat is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen opvangen van overtollig water met het oog op het voorkomen van wateroverlast in stedelijk gebied.
Het realiseren van een bouwwerk in zowel een meanderzone als in een inundatiegebied is niet mogelijk zonder tot beperkingen te leiden voor de functie van beide gebieden. Zonder individuele beoordeling en afweging kan onvoldoende worden beoordeeld of medewerking kan worden verleend aan een initiatief. Om deze reden geldt het verbod om zonder voorafgaande vergunningen een bouwwerk te bouwen in een meanderzone en inundatiegebied.
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op het aanleggen, hebben en wijzigen van een bouwwerk binnen de kernzone en profiel van vrije ruimte van oppervlaktewateren die op de legger van het waterschap staan en binnen meanderzones en inundatiegebieden.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.6 Uitvoeringsregel kabels en leidingen onder of langs een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat het leggen, wijzigen of verwijderen van kabels en leidingen onder of langs een oppervlaktewater dat in beheer is van het waterschap centraal. Kabels en leidingen kunnen parallel aan een oppervlaktewater worden gelegd of kunnen een oppervlaktewater kruisen. Het kruisen van oppervlaktewateren met kabels en leidingen vindt plaats onder de bodem van het oppervlaktewater en veelal langs openbare wegen. Een kabel- en leidingkruising is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. Dit geldt ook voor het leggen en wijzigen van een kabel of leiding parallel aan een oppervlaktewater. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.
Als u van plan bent om een kabel of leiding onder of langs een oppervlaktewater te leggen, doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Leggen: dit omvat tevens het hebben, wijzigen en verwijderen van kabels en leidingen.
Kabel: alle kabels waaronder elektriciteits-, signaal- en telecommunicatiekabels, inclusief bijbehorende voorzieningen. Glasvezelkabels vallen niet onder kabels omdat deze altijd in een mantelbuis worden gelegd. Glasvezelkabels worden daarom als leiding beoordeeld.
Mantelbuis: een korte drukloze leiding ter bescherming van kabels en/of mediumvoerende leidingen, veelal gelegen onder wegen, op- en afritten, bouwwerken of beplanting.
Leiding: leiding deel uitmakend van een leidingsysteem. Hieronder vallen onder andere huisaansluitingen voor water en gas, mantelbuizen voor glasvezelkabels en drainageleidingen. Ook hoge drukleidingen (leiding deel uitmakend van een leidingsysteem waarin de maximale bedrijfsdruk groter is dan of gelijk aan 1 MPa (10 bar)) vallen onder deze uitvoeringsregel.
Bijbehorendevoorzieningen: voorzieningen die noodzakelijk zijn vanuit waterkeringtechnische overwegingen of voor het in goede staat behouden van het kabel of leidingnet. Dit zijn bijvoorbeeld kwelschermen, kleikisten, appendages voor kathodische bescherming, drukregulatiesystemen en afsluiters.
Primair water: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundairwater: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst is bij het aanleggen, hebben en wijzigen van een kabel en leiding altijd:
Deze uitkomst is in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief). Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.6.2 Stroomschema kabels en leidingen onder of langs een oppervlaktewater
Een kabel- en leidingkruising is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Het is met het oog op het voorkomen van schade aan het oppervlaktewater van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Ook is van belang dat kabels en leidingen op een juiste diepte worden gelegd om te voorkomen dat als gevolg van (onderhouds)werkzaamheden kabels of leidingen worden beschadigd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Dit geldt ook voor het verwijderen van een kabel- of leidingkruising.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Om deze redenen is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Naast de algemene regel geldt tevens de zorgplicht.
Het leggen, wijzigen en verwijderen van een kabel of leiding parallel aan een oppervlaktewater is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Het is met het oog op het voorkomen van schade aan het oppervlaktewater van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Ook is van belang dat kabels en leidingen op een juiste diepte worden gelegd om te voorkomen dat als gevolg van (onderhouds)werkzaamheden kabels of leidingen worden beschadigd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Om deze redenen is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Naast de algemene regel geldt tevens de zorgplicht.
Het leggen,wijzigen en verwijderen van een kabel of leiding binnen het profiel van vrije ruimte behorende bij een oppervlaktewater is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Het profiel van vrije ruimte is een zone die is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen aanpassen van een oppervlaktewater. Om die reden is het van belang dat kabels en leidingen zodanig worden aangelegd dat deze in geval van aanpassing van het oppervlaktewater geen belemmering vormen. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Om deze redenen is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Naast de algemene regel geldt tevens de zorgplicht.
Het leggen, wijzigen en verwijderen van een kabel of leiding binnen een meanderzone is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. De meanderzone is een zone die is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen meanderen van een oppervlaktewater. Om die reden is het van belang dat kabels en leidingen zodanig worden aangelegd dat deze geen belemmering vormen voor het meanderen van het oppervlaktewater binnen de daarvoor gestelde zone. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden.
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Om deze redenen is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Naast de algemene regel geldt tevens de zorgplicht.
Het leggen, wijzigen en verwijderen van een kabel of leiding binnen een inundatiegebied is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in veel gevallen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Een inundatiegebied is een gebied dat is vastgesteld teneinde ruimte beschikbaar te hebben voor het kunnen opvangen van overtollig water met het oog op het voorkomen van wateroverlast in stedelijk gebied. Om die reden is het van belang dat kabels en leidingen zodanig worden aangelegd dat deze geen belemmering vormen voor het kunnen functioneren van het inundatiegebied. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften. Om deze redenen is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op het leggen, hebben en wijzigen van kabels en leidingen in alle oppervlaktewateren die op de legger van het waterschap staan en binnen de daarin opgenomen zones.
De zorgplicht houdt in elk geval in dat:
na afloop van de werkzaamheden het werk in nette staat wordt achtergelaten. Hiermee wordt bedoeld dat oevers en taluds zodanig zijn afgewerkt dat er geen grond of puin in de watergang kan raken en dat verondiepingen of vernauwingen van het oppervlaktewater zijn verwijderd. Hiermee wordt voorkomen dat de doorstroming kan worden belemmerd als gevolg van de werkzaamheden;
In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur. Deze algemene regel(s) is/(zijn) hieronder uitgewerkt. Naast de algemene regel is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
1.6.4.1 Algemene regel met meldplicht
Als volgens het stroomschema deze algemene regel van toepassing is, moet de initiatiefnemer bij het uitvoeren van de handeling voldoen aan de volgende voorschriften.
Artikel 1 voorschriften kruisen oppervlaktewater
Artikel 2 voorschriften parallel aan oppervlaktewater
Indien u een kabel en/of leiding parallel aan een oppervlaktewater aanlegt dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Artikel 3 voorschriften in profiel van vrije ruimte
Indien u een kabel en/of leiding in een profiel van vrije ruimte behorende bij een oppervlaktewater aanlegt dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Artikel 4 voorschriften in meanderzone
Indien u een kabel en/of leiding in een meanderzone aanlegt dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Artikel 5 voorschriften in inundatiegebied
Indien u een kabel en/of leiding in een inundatiegebied aanlegt dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
De melding bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap wordt ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
In artikel 1 zijn de technische voorschriften opgenomen waaraan u dient te voldoen indien een kabel of leidingen een oppervlaktewater kruist. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
Toelichting bij artikel 2tot en met 5
In artikel 2 zijn de technische voorschriften opgenomen waaraan u bij het leggen van een kabel of leidingen parallel aan een oppervlaktewater, binnen een profiel van vrije ruimte of binnen een meanderzone of inundatiegebied bent gebonden. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie naast de in artikel 1 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de bij het werk betrokken belangen. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het dan ook van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.7 Uitvoeringsregel Recreatief medegebruik in of nabij een oppervlaktewater
In dit hoofdstuk staat recreatief medegebruik in en nabij een oppervlaktewater dat door het waterschap wordt beheerd centraal. Het waterschap biedt, tenzij nadrukkelijk verboden met verbodsborden, de mogelijkheid om langs oppervlaktewateren te recreëren. Recreatief medegebruik kent vele vormen: wandelen, fietsen, kanoën, beoefenen van ruitersport, mountainbiken etc. Niet alle vormen van recreatief medegebruik zijn toegestaan. Gemotoriseerde vormen van recreatief medegebruik in en langs oppervlaktewateren zijn niet toegestaan, buiten enkel trajecten van de Roer en de Hambeek (zie hierna). Dit met het oog op het beschermen van oppervlaktewateren. Voor andere vormen van recreatief medegebruik zoals kanoën zijn algemene regels opgesteld. Als u van plan bent om op of nabij een oppervlaktewater te recreëren, doorloop dan het desbetreffende stroomschema opgenomen in dit hoofdstuk. U ziet dan of de handeling is toegestaan en welke regels van toepassing zijn.
Aanleg parcours: het aanleggen/inrichten en beheren van een structureel aanwezige route, inclusief bijbehorende elementen (bijvoorbeeld routemarkeringspaaltjes, prullenbakken, e.d.), dit omvat tevens het hebben en het wijzigen van een parcours. In het algemeen zal het parcours slechts gedeeltelijk binnen de zoneringen van een oppervlaktewater zijn gelegen als onderdeel van een meer omvangrijk parcours (m.n. fiets- en wandelroutes).
Recreatief medegebruik: het medegebruiken van oppervlaktewateren en bijbehorende zoneringen voor niet-gemotoriseerde recreatieve doeleinden zoals wandelen, fietsen, e.d.
Wandelen: lopen al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier.
Kanoën: varen met een kano of kajak
Gemotoriseerde vormen van recreatief medegebruik: rijden met een (cross)motor, bromfiets, auto, e.d. en varen met een gemotoriseerd vaartuig.
Primair water: een oppervlaktewater dat in de legger als primair water is aangeduid. Primaire wateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
Secundair water: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair water is aangeduid. Secundaire wateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.
Overige wateren: wateren die niet in de legger zijn aangeduid als primair of secundair. Deze wateren hebben slechts een lokaal belang voor het (functioneren van het) watersysteem.
De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in de toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:
Deze uitkomsten zijn in dit hoofdstuk nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een oppervlaktewater en of een bijbehorende zone gaat gebruiken voor recreatief medegebruik, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende paragrafen zijn uitgewerkt, na te leven.
Naast de regelgeving die in dit hoofdstuk is opgenomen kan er ook nog andere regelgeving van toepassing zijn. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:
Verder kan er naast de regelgeving die in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt c.q. benoemd, ook nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, bijvoorbeeld gemeentelijke regelgeving (de genoemde regelgeving is dus niet limitatief). Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.
1.7.2 Stroomschema recreatief medegebruik in of nabij een oppervlaktewater
Omdat het aanleggen van een parcours (bv. wandelpad of fiets-/moutainbikeroute) vaak een permanent karakter heeft en daarmee gevolgen kan hebben voor het beheer en onderhoud van een oppervlaktewater is hiervoor een vergunning nodig. Afhankelijk van de specifieke locatie kunnen met het oog op het (dagelijks) beheer en onderhoud specifieke voorschriften nodig zijn. Aanvullend op de vergunning geldt de zorgplicht (zie 1.7.3).
Niet alle oppervlaktewateren zijn geschikt om in te kanoën/kajakken. Daarnaast is het vanwege de bescherming van de ecologie in sommige oppervlaktewateren niet gewenst dat hierin gekanood wordt. Gelet op de aard van de activiteiten kan worden volstaan met algemene voorschriften. Deze zijn opgenomen in een algemene regel die deel uit maakt van deze uitvoeringsregel. Voor wat betreft het kanoën/kajakken geldt alleen een meldplicht voor het traject van de Roer waarop mag worden gevaren. Voor de trajecten die op kaart Kanovaren zijn aangegeven geldt geen meldplicht. Wel dient voldaan te worden aan de voorschriften die in de algemene regel zijn opgenomen. Aanvullend aan de algemene regel geldt ook de zorgplicht (zie 1.7.3).
In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift specifieke voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
Het gebruik van gemotoriseerde voertuigen en vaartuigen, zoals een motorfiets of een motorboot, kan schade toebrengen aan een oppervlaktewater en aan de aanwezige onderhoudsstroken. Daarom is het gebruik hiervan uitdrukkelijk niet toegestaan en geldt hiervoor een absoluut verbod. Het verbod om met gemotoriseerde vaartuigen te varen geldt niet op een deel van de Hambeek en een deel van de Roer. De betreffende trajecten zijn opgenomen op de kaart die is opgenomen in algemene regel 1.7.4.3.
In de andere wateren dan die zijn opgenomen op kaart Kanovarenis het verboden om te kanoën/kajakken. Kanoën/kajakken op die wateren is verboden omdat het vanuit een oogpunt van ecologische kwaliteit niet gewenst is dat daarop wordt gevaren. Daarnaast is een aantal wateren vanuit een oogpunt van veiligheid niet geschikt om op te kanoën/kajakken. Tot slot is een groot aantal wateren fysiek te klein om in te kunnen kanoën/kajakken zonder tot schade aan het oppervlaktewater te leiden.
Voor de overige vormen van recreatief medegebruik volstaat de zorgplicht (zie 1.7.3.).
De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op recreatief medegebruik in een oppervlaktewater dat op de legger van het waterschap staat en binnen de daar bij behorende zones. De zorgplicht houdt bij recreatief medegebruik in elk geval in dat:
In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Keur. Deze algemene regel(s) is/(zijn) hieronder uitgewerkt. Naast de algemene regel is ook altijd de zorgplicht van toepassing.
1.7.4.1 Algemene regel zonder meldplicht
Artikel 1 Kanoën/kajakken op de andere toegestane oppervlaktewateren dan de Roer
Indien u met een kano/kajak wilt varen op een oppervlaktewater dat is opgenomen op kaart Kanovaren (kanotrajecten noord) dan dienen de voorschriften opgenomen in artikel 1 nageleefd te worden. De voorschriften hebben met name betrekking op het voorkomen van schade aan waterstaatswerken en voorzieningen van het waterschap. Ook zien de voorschriften op de veiligheid van de recreant.
1.7.4.2 Algemene regel met meldplicht
Artikel 1 kanoën/kajakken op de Roer
Indien u wilt gaan kanoën/kajakken op de Roer dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
In artikel 1 zijn de voorschriften opgenomen die nageleefd moeten worden bij het varen met een kano/kajak op de Roer. Deze voorschriften zijn gericht op het beperken van nadelige consequenties als gevolg van het varen met een kano of kajak op de Roer. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.
De aard van de voorschriften maakt het nodig een meldplicht voor het varen met een kano/kajak op de Roer op te nemen.
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of het aantal gelijktijdig aanwezige kano’s niet wordt overschreden. Tevens kan het waterschap in de concrete situatie naast de in artikel 1 en 2 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de bij het werk betrokken belangen. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het dan ook van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
1.7.4.3 Algemene regel met meldplicht
Artikel 1 Varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek te Roermond
Indien u wilt gaan varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek te Roermond dient u te voldoen aan de volgende voorschriften:
Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:
In artikel 1 zijn de voorschriften opgenomen die nageleefd moeten worden bij het varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek te Roermond. Deze voorschriften zijn gericht op het beperken van nadelige consequenties als gevolg van het varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek. In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften (zie artikel 3.2 van de Keur van Waterschap Limburg).
De aard van de voorschriften maakt het nodig een meldplicht voor het varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek op te nemen.
Met het begrip ‘ gemotoriseerde boot’ wordt een gemotoriseerd vervoermiddel bedoeld om mee te varen, gericht op de plezier- en recreatievaart. Met boten worden in geen geval vlotten, autobanden, e.d. bedoeld. Ook jetski’s, waterscooters, e.d. worden niet als een gemotoriseerde boot aangemerkt.
De maximale snelheid waarmee op de Roer en Hambeek mag worden gevaren bedraagt 5 kilometer per uur. Een gemotoriseerde boot mag wel een groter vermogen hebben.
Het gedeelte van traject VI dat geen overlap heeft met traject V is alleen toegankelijk voor kano’s die vallen onder de algemene regel van 1.7.4.2.
Aan de hand van de bij de melding te verstrekken informatie kan het waterschap beoordelen of de boot voldoet aan de voorwaarden van het traject of er niet meer dan 1 gemotoriseerde boot per perceel is gemeld. Tevens kan het waterschap in de concrete situatie naast de in artikel 1 en 2 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de bij het werk betrokken belangen. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven.
Kaart Varen met een gemotoriseerde boot op de Roer en Hambeek te Roermond
Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.
Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).
Als beantwoording van de gestelde vragen leidt tot ‘algeheel verbod’ dan kan de betreffende activiteiten/handeling in het geheel niet worden toegestaan. Op grond van artikel 3.5 van de Keur is het niet toegestaan de activiteit of handeling uit te voeren. Hiervoor kan geen vergunning worden verleend. In het kader van deze uitvoeringsregel geldt dat voor het met gemotoriseerde voer- of vaartuigen gebruik maken van de kernzone van een oppervlaktewater (behoudens gedeelten van de Hambeek en de Roer wat betreft gemotoriseerd bevaren, zie de kaart die is opgenomen in algemene regel 1.7.4.3), dan wel het kanoën/kajakken op andere trajecten dan die waarvoor het uitdrukkelijk is toegestaan (zie kaart Kanovaren).