Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almere

Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019
CiteertitelVerordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 33 van de Gemeentewet
  2. artikel 95 van de Gemeentewet
  3. artikel 97 van de Gemeentewet
  4. artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  5. artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  6. artikel 3.1.9, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  7. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  8. artikel 3.3.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  9. artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  10. artikel 3.1 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-03-201901-01-2019nieuwe regeling

21-03-2019

gmb-2019-75205

RV-21/2019

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019

De raad van de gemeente Almere,

 

gelet op:

- de artikelen 33, tweede en derde lid, 95, eerste en tweede lid, en 97 van de Gemeentewet;

- de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

- artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers,

 

 

BESLUIT

 

vast te stellen de ‘Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019’

Paragraaf 1 – Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    fractie: politieke groepering die bestaat uit één of meerdere leden die in de raad zitting hebben namens die groepering;

  • b.

    fractie assistent: persoon, niet zijnde raadslid, die de fractie ondersteunt in het werk, namens de fractie deelneemt aan activiteiten in en rond de Politieke Markt en als zodanig is beëdigd;

  • c.

    fractiemedewerker: persoon, niet zijnde raadslid, die de fractie ondersteunt in het werk;

  • d.

    griffier: de griffier, als bedoeld in artikel 107 Gemeentewet;

  • e.

    Politieke Markt: de naam waaronder de vergaderingen van de raad van Almere plaatsvinden;

  • f.

    presidium: dagelijks bestuur van de raad;

  • g.

    raadslid: lid van de gemeenteraad van Almere;

  • h.

    zittingsjaar: de tijdsperiode van een jaar die begint op de datum waarop in de betrokken raadsperiode de leden van de nieuwe gemeenteraad zijn benoemd.

 

Paragraaf 2 – Raadsleden

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en presidium

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie, als bedoeld in artikel 155a, derde lid, Gemeentewet, wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend. De hoogte van deze toelage bedraagt een-, twee- of driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het bedrag van de toelage wordt door de raad vastgesteld bij het instellen van de onderzoekscommissie.

  • 2.

    Een raadslid dat lid is van het presidium wordt voor de duur van de activiteiten van het presidium de maximale toelage per maand toegekend, als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten voor reizen buiten de gemeente

Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet, worden aan een raadslid vergoed de kosten, als bedoeld in artikel 3.1.7, sub b, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers juncto artikel 3.1 Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 4. Verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1.

    Een raadslid ontvangt eenmaal per jaar een bedrag waarmee voorzieningen kunnen worden getroffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. De hoogte van het bedrag is gelijk aan de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een vervangend raadslid, als bedoeld in artikel X12 Kieswet.

 

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

  • 1.

    Een raadslid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie, als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    Indien de kosten van de aanvraag meer bedragen dan 1.000 euro, in geval van het bijwonen van een congres, of 2.000 euro, in geval van het volgen van een training of opleiding, of indien het budget ontoereikend is, wordt de aanvraag ter goedkeuring voorgelegd aan het presidium.

 

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    Een raadslid dat gebruik maakt van informatie- en communicatievoorzieningen die hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie ter beschikking worden gesteld, als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, tekent hiervoor een bruikleenovereenkomst. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raadslid levert na beëindiging van zijn functie de aan hem ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

 

Paragraaf 3 – Fractievergoeding

 

Artikel 7. Doel en hoogte fractievergoeding

  • 1.

    Elke fractie kan jaarlijks aanspraak maken op een financiële bijdrage voor de kosten van het functioneren van de fractie.

  • 2.

    De bijdrage is per fractie per jaar gelimiteerd op:

    • a.

      een vast bedrag van 2.500 euro;

    • b.

      een bedrag van 1.000 euro per lid dat voor die fractie in de eerste vergadering van de raad in het nieuwe (zittings)jaar zitting heeft, opengevallen en niet vervulde plaatsen daarbij inbegrepen.

  • 3.

    Fracties besteden de bijdrage ten behoeve van hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol.

  • 4.

    De bijdrage mag in ieder geval niet worden gebruikt ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • b.

      betalingen, inclusief die ter voldoening van contributie, aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van diensten of goederen geleverd ten behoeve van de versterking van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie of arbeidsovereenkomst;

    • c.

      giften, leningen, beleggingen en voorschotten;

    • d.

      uitgaven die op grond van enige andere wettelijke regeling in aanmerking komen voor vergoeding van overheidswege, inclusief uitgaven in verband met verkiezingsactiviteiten, of

    • e.

      de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid, voor zover deze door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd.

 

Artikel 8. Uitbetaling en verantwoording fractievergoeding

  • 1.

    In volledige jaren wordt de bijdrage bij aanvang van het kalenderjaar (voor 30 januari) bij wijze van voorschot uitgekeerd op een door elke fractie te bepalen rekeningnummer, van welk nummer aan de voorzitter van de raad mededeling wordt gedaan.

  • 2.

    In een verkiezingsjaar wordt de bijdrage per fractie naar rato van het aantal dagen van zitting aangepast. De bijdragen aan fracties van de zittende raad worden aangepast gebaseerd op het jaarlijkse bedrag naar rato van het aantal dagen vanaf 1 januari tot aan de dag van de installatie van de nieuwe raad. Na de installatie van de nieuwe raad worden de bijdragen aan de nieuwe fracties aangepast vastgesteld voor het verkiezingsjaar naar rato van het aantal dagen vanaf de dag van installatie tot en met 31 december. Binnen een maand na de verkiezingsdatum worden de fractievergoedingen uitgekeerd.

  • 3.

    Jaarlijks wordt vóór 15 februari van enig jaar in een schriftelijk verslag verantwoording afgelegd aan het presidium over de besteding van de tegemoetkoming over het voorafgaande kalenderjaar. In een verkiezingsjaar wordt binnen één maand na de verkiezingen schriftelijk verantwoording afgelegd.

  • 4.

    De controle van de in het derde lid genoemde schriftelijke verantwoording vindt plaats door een door de raad nader te bepalen wijze van controle. Hierover wordt schriftelijk aan de raad gerapporteerd.

  • 5.

    Het schriftelijk verslag bevat een overzicht van verrichte uitgaven, welke uitgaven worden gestaafd met facturen, bonnetjes of andere schriftelijke bewijsstukken. Dit verslag wordt vóór 15 juni van het jaar waarin de verantwoording wordt afgelegd openbaar gemaakt.

  • 6.

    Indien onregelmatigheden worden geconstateerd, kan door de raad worden besloten die gelden terug te vorderen.

  • 7.

    Aan het eind van de zittingsperiode worden de resterende gelden teruggestort in de gemeentekas.

 

Artikel 9. Wijziging fractievergoeding

Indien tijdens een zittingsjaar, na mededeling aan de voorzitter van de raad:

  • a.

    één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • b.

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • c.

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt met de daardoor veranderde situatie voor de berekening van de in artikel 7 bedoelde tegemoetkoming eerst rekening gehouden bij de aanvang van het eerstvolgende zittingsjaar.

 

Paragraaf 4 – Fractieondersteuning

 

Artikel 10. Fractie assistent

  • 1.

    Elke fractie heeft het recht maximaal twee fractieassistenten aan te wijzen.

  • 2.

    Van deze aanwijzing wordt melding gemaakt in een door de fractievoorzitter ondertekende en aan de voorzitter van de raad gezonden verklaring.

  • 3.

    Een fractie assistent heeft vanaf de dag van beëdiging recht op een vergoeding indien deze:

    • a.

      bij de laatstgehouden verkiezingen voor leden van de gemeenteraad op de kieslijst van de eigen politieke groepering heeft gestaan; en

    • b.

      voldoet aan de artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 Gemeentewet.

  • 4.

    De vergoeding bestaat uit een maandelijkse bijdrage van 62% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 5.

    Voor vergoeding komen verder in aanmerking:

    • a.

      reiskosten voor het bijwonen van de Politieke Markt alsmede reis- en verblijfkosten binnen Almere voor de uitoefening van de functie;

    • b.

      vergoedingen op grond van artikel 3 en 5 van deze verordening en een voorziening, als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 6.

    Degene, die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar fractie assistent is geweest, ontvangt de vergoeding naar evenredigheid van het aantal dagen dat deze fractie assistent is geweest.

  • 7.

    De betaling van de vergoeding wordt gestaakt op de dag dat het fractieassistentschap eindigt. Hiervan is sprake als:

    • a.

      de fractievoorzitter hiervan melding doet in een ondertekende en aan de voorzitter van de raad gezonden verklaring;

    • b.

      de fractie assistent niet meer voldoet aan de eisen als genoemd in het derde lid, sub b;

    • c.

      de raad aftreedt vanwege nieuw gehouden raadsverkiezingen.

 

Artikel 11. Fractiemedewerker

  • 1.

    Elke fractie heeft het recht om, in plaats van één van de twee fractie assistenten, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, een fractiemedewerker aan te wijzen.

  • 2.

    Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing voor een fractiemedewerker met uitzondering van het derde lid, sub a, en het derde lid, sub b voor zover het artikel 14 Gemeentewet betreft.

 

Paragraaf 5 – Overige bepalingen

 

Artikel 12. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Artikel 13. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur; of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen één maand na factuurdatum of betaling ingediend bij de griffier.

 

Artikel 14. Intrekking oude verordening

De Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2015 wordt ingetrokken.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

 

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Almere, 21 maart 2019

 

 

De griffier, de voorzitter,

 

 

J.D. Pruim F.M. Weerwind

 

 

Toelichting

 

ALGEMEEN DEEL

 

Nieuwe wettelijke regeling

Op 1 januari 2019 zijn het nieuwe ‘Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers’ (hierna: Besluit) en de ‘Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers’ (hierna: Regeling) in werking getreden. 1 Hierin is de rechtspositie uniform geregeld voor politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen. De bepalingen die van toepassing zijn voor raadsleden zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van het Besluit en de Regeling. Het Besluit vindt zijn grondslag in artikel 99 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat geen andere vergoedingen of tegemoetkomingen mogelijk zijn dan bij wet of algemene maatregel van bestuur is bepaald. De Regeling is een nadere uitwerking van het Besluit.

 

De wetgever heeft ervoor gekozen om voorzieningen als vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken zoveel mogelijk dwingendrechtelijk vast te leggen in hogere wet- en regelgeving. 2 Het gaat dan bijvoorbeeld om de maandelijkse raadsvergoeding en onkostenvergoeding. 3 Ook zijn in het Besluit verschillende toelagen voor raadsleden opgenomen, zoals voor fractievoorzitter en lid van de vertrouwenscommissie of rekenkamerfunctie. 4 Maar ook de vergoeding van kosten voor het lidmaatschap van een beroepsvereniging is voor een raadslid landelijk geregeld. 5 Een nieuwe regeling, als gevolg van de uniformiteit, is het recht van een raadslid op vergoeding van reis- en verblijfkosten binnen de eigen gemeente. 6

 

Het Besluit geeft beperkte ruimte om zaken nog lokaal te regelen of nader in te vullen. Via deze verordening wordt hierin voorzien. Waar mogelijk keren onderdelen uit de vorige verordening daarin terug. 7 Bij het opstellen van de verordening is gebruik gemaakt van de ‘Model Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden 2019’ van de VNG, de ‘Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden’ van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden en de ‘Model Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2018’ van de VNG. Ook is gebruik gemaakt van een tweetal circulaires vanuit het Ministerie van BZK: ‘Introductie Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers’ (d.d. 28 november 2018, kenmerk 2018-0000918502) en ‘Aanvulling op circulaire Invoering nieuwe rechtspositiebesluit: Overgangsrecht ICT’ (d.d. 18 februari 2019, kenmerk 2019-0000082998).

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Naast het wettelijk kader zijn ook de arbeidsverhoudingen en fiscale positie van belang. Raadsleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij wat betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Ook de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing. Omdat geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raadsleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. In Almere is deze optie praktijk voor verreweg de meeste raadsleden en fractie assistenten.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en presidium

Wettelijk kader toelage onderzoekscommissie

Op grond van artikel 3.1.3, eerste lid, van het Besluit stelt de raad in de verordening de hoogte van de toelage vast voor leden van een onderzoekscommissie, als bedoeld in artikel 155a, derde lid, Gemeentewet. Deze toelage wordt bepaald aan de hand van een factor en is 1, 2 of 3 maal de maandelijkse vergoeding voor raadsleden, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit.

 

De raad bepaalt de hoogte van de toelage die de commissieleden krijgen gedurende de tijd dat de commissie actief is. Reden hiervoor is dat de belasting voor de commissieleden per gemeente kan verschillen en het werk in de praktijk vaak intenser en in een korter tijdsbestek plaatsvindt dan andere bij wet ingestelde commissies (vertrouwenscommissie en rekenkamerfunctie). Op het moment van vaststellen van deze verordening is er geen onderzoekscommissie actief in Almere. Om toch invulling te geven aan de bepaling is deze in de verordening opgenomen, waarbij is aangegeven dat bij het instellen van een onderzoekscommissie de raad ook het bedrag van de toelage vaststelt. Hierbij wordt dan de keuze gemaakt tussen 1, 2 of 3 maal de vergoeding zoals genoemd in het wettelijk kader hierboven. Argument om op dat moment deze keuze te maken, is dat dan op basis van de ervaring kan worden bekeken welke toelage het beste aansluit bij het compenseren van de verrichte inspanning.

 

Wettelijk kader toelage presidium

Op grond van artikel 3.1.4, eerste lid, van het Besluit kan de raad bij verordening aan leden van een bijzondere commissie ten laste van de gemeente een toelage per maand toekennen voor de duur van de activiteiten. De toelage kent een maximum bedrag.

 

Een dergelijke commissie kenmerkt zich door zwaardere taken en verantwoordelijkheden die gezien het belang, belasting en tijdsbeslag meer vragen van een raadslid dan het reguliere werk. Het presidium heeft o.a. als taak het organiseren van de Politieke Markt en het opstellen van de agenda hiervoor, het toetsen van stukken voor de raad, het geven van procedureel en inhoudelijk advies aan de raad over de behandeling van deze stukken en het bewaken van de rol en positie van de raad. Het presidium vergadert wekelijks. Daarnaast zijn er diverse overlegmomenten met de fractievoorzitters en het college. Gezien deze taken en verantwoordelijkheden, wat beduidend meerwerk is ten opzichte van het reguliere raadslidmaatschap, wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de leden van het presidium de maximale toelage toe te kennen.

 

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten voor reizen buiten de gemeente

Wettelijk kader

In artikel 3.1.7 van het Besluit, en verder uitgewerkt in artikel 3.1 van de Regeling, is bepaald dat raadsleden een vergoeding krijgen voor reiskosten voor het bijwonen van de gemeenteraadsvergaderingen en reis- en verblijfkosten voor andere activiteiten binnen de gemeente die verband houden met de functie. In artikel 97 Gemeentewet is bepaald dat de raad bij verordening kan besluiten of en hoe reis-en verblijfkosten buiten de gemeente worden vergoed.

 

Voorheen moesten raadsleden reis- en verblijfkosten binnen Almere bekostigen vanuit hun raadsvergoeding. Op grond van het Besluit hebben raadsleden, bovenop de raadsvergoeding, nu recht op vergoeding van deze kosten (zowel openbaar vervoer als eigen auto). Bij gebruik van de eigen auto wordt het maximale bedrag vergoed dat een werkgever per kilometer fiscaal onbelast mag vergoeden. 8 Voor het bijwonen van raadsvergaderingen worden alleen de reiskosten vergoed. Bij andere activiteiten die verband houden met het raadslidmaatschap worden naast de reiskosten ook de verblijfkosten vergoed (bijv. parkeerkosten). Met de raadsleden worden door de griffie afspraken gemaakt over de wijze van het toekennen van deze vergoeding en de wijze van declareren, waarbij het doel is de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken.

 

Daarnaast kunnen er ook reis- en verblijfkosten zijn voor dienstreizen buiten Almere. De wet spreekt van “buiten het grondgebied van de gemeente” waaronder ook eventuele buitenlandse dienstreizen worden geschaard. Door in artikel 3 een koppeling te maken met artikel 3.1.7 van het Besluit en artikel 3.1 van de Regeling is er eenduidigheid in vergoeding van reis- en verblijfkosten binnen en buiten Almere.

 

Artikel 4. Verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Wettelijk kader

In artikel 3.1.9 van het Besluit is bepaald dat in de verordening kan worden opgenomen dat raadsleden eenmaal per jaar een extra vergoeding krijgen die gelijk is aan de maandelijkse raadsvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit. Hiermee kunnen zij voorzieningen treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

 

De wetgever biedt deze mogelijkheid zodat raadsleden, die bijvoorbeeld vanwege het raadslidmaatschap minder uren zijn gaan werken en daardoor minder pensioen opbouwen, de vergoeding kunnen gebruiken om deze voorziening te treffen. In de verordening wordt hier daarom invulling aan gegeven. Zaken als een samenloop van de raadsvergoeding met een uitkering voor arbeidsongeschiktheid of werkloosheid zijn niet in de verordening opgenomen. Dit is wettelijk bepaald. 9 Hetzelfde geldt voor de ziektekostenvoorziening. Deze is in het Besluit opgenomen. 10

 

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

Wettelijk kader

Artikel 3.3.3 van het Besluit stelt dat kosten van niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met het vervullen van de functie van raadslid ten laste komen van de gemeente. Over de toepassing hiervan kan de raad bij verordening nadere regels stellen.

 

Artikel 3.3.3 van het Besluit stelt twee criteria voor het vergoeden van kosten voor deelname aan een cursus, opleiding of congres. In de eerste plaats mag het niet partijpolitiek zijn. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Op basis van de inhoud van de scholing kan worden beoordeeld of hiervan sprake is of niet. In de tweede plaats moet de scholing functiegericht zijn. Dat wil zeggen dat zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

 

Jaarlijks wordt geïnventariseerd aan welke opleidingen en trainingen de raadsleden behoefte hebben.

Waar mogelijk worden deze dan voor alle raadsleden tegelijk door de griffie aangeboden en vergoed. In principe geldt daarbij dat doorgang plaatsvindt bij minimaal tien deelnemers. Inschrijving betekent ook deelname: zonder zwaarwegende reden afwezig zijn, wordt niet geaccepteerd en leidt tot een gesprek met de fractievoorzitter. Daarnaast worden voorafgaand aan de Politieke Markt door de griffie, ambtelijke organisatie en anderen (in afstemming met de raadsleden) activiteiten georganiseerd als ondersteuning van de voorbereiding van de raadsleden op onderwerpen en activiteiten. Voorbeelden zijn hoorcolleges, werkbezoeken, stadstours, netwerkgesprekken etc. Leren en werken worden zo veel als mogelijk geïntegreerd. Tenslotte is het mogelijk dat raadsleden of fracties via de griffie gebruik maken van een netwerk van interne en externe coaches om individueel dan wel in teamverband te werken aan specifieke vraagstukken.

 

Naast dit aanbod vanuit de gemeente kan een raadslid ook een individuele aanvraag doen. Artikel 5 geeft hiervoor de procedure weer. De aanvraag wordt ingediend bij de raadsgriffie(r). Wat betreft het interne scholingsaanbod kan daarbij gebruik gemaakt worden van de portal ‘Almere Leert’. De kosten komen ten laste van de gemeenteraad. Indien de kosten van het congres meer dan 1.000 euro bedragen of indien sprake is van congres incl. een buitenlandse dienstreis dan wordt de aanvraag voorgelegd aan het presidium. Indien het budget is uitgeput wordt de aanvraag voorgelegd aan het presidium. Aanmeldingen voor opleidingen en trainingen van externe bureaus verlopen via de raadsgriffie(r). Indien de kosten meer dan 2.000 euro bedragen of indien het budget is uitgeput, wordt de aanvraag voorgelegd aan het presidium. In deze gevallen wordt tevens een opleidingscontract ingevuld en ondertekend. Voor alles geldt dat aanmelding en facturatie rechtstreeks via de gemeente gaat en de kosten komen ten laste van het raadsbudget. Toestemming vooraf is noodzakelijk i.v.m. budgetbewaking. Er kan daarom NIET achteraf worden gedeclareerd. Aanvragen die vanwege budgetuitputting niet zijn gehonoreerd komen in het volgende begrotingsjaar met voorrang voor vergoeding in aanmerking. Om het aanbod te evalueren zal vanuit de griffie per deelnemer vanuit de raad bij iedere opleiding en activiteit een evaluatieformulier worden verspreid. Het resultaat van de evaluatieformulieren wordt jaarlijks aan het presidium aangeboden bij het opvolgende concept-doorwerkprogramma.

 

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Wettelijk kader

In artikel 3.3.2 van het Besluit staat het college ten laste van de gemeente aan een raadslid informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking stelt voor de duur van de uitoefening van zijn functie. Hieronder zijn ook de bijbehorende abonnementen begrepen.

 

Op grond van artikel 3.3.2 van het Besluit worden ICT middelen voortaan vanuit de gemeente aan raadsleden verstrekt. Hiervoor is landelijk gekozen vanuit fiscaal oogpunt. Het is dus niet meer mogelijk om de onkostenvergoeding te gebruiken voor aanschaf van ICT middelen. Ook is het niet mogelijk de ICT middelen na afloop van de raadsperiode over te nemen (o.a. vanwege datalekken). In artikel 6 is daarom bepaald dat raadsleden een bruikleenovereenkomst tekenen en dat het raadslid na afloop van zijn raadsperiode de voorzieningen weer inlevert bij de gemeente.

 

Nu is op het moment van opstellen van deze verordening de geldende praktijk dat raadsleden al de beschikking hebben over ICT middelen en deze zelf hebben aangeschaft op basis van een door de gemeente gegeven tegemoetkoming in de kosten. De eerder genoemde circulaire voorziet dan ook in een overgangsbepaling. Zolang het raadslid niet is afgetreden, kan deze gebruik blijven maken van de zojuist beschreven regeling (op basis van het vorige rechtspositiebesluit dat per 1 januari jl. is komen te vervallen).

 

Artikel 7. Doel en hoogte fractievergoeding

Artikel 8. Uitbetaling en verantwoording fractievergoeding

Artikel 9. Wijziging fractievergoeding

Wettelijk kader

In artikel 33, tweede en derde lid, Gemeentewet is bepaald dat fracties recht hebben op ondersteuning en in een verordening de regels worden bepaald ten aanzien van besteding en verantwoording.

 

Het verstrekken van fractievergoeding, de hoogte hiervan en alle verdere voorwaarden is een lokale aangelegenheid. De artikelen 7, 8 en 9 zijn overgenomen uit de vorige verordening. De fractieondersteuning bestaat uit een basisbedrag per fractie en een variabel deel per raadszetel. Het basisbedrag garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op een gelijkwaardig basisniveau te laten ondersteunen. Fracties zijn grotendeels vrij in hoe de gelden worden besteed. Minimumvoorwaarde is wel dat de financiële bijdrage wordt gebruikt om de volksvertegenwoordigende, kaderstellende of controlerende rol te versterken. Daarnaast is in artikel 7, vierde lid, een aantal doelen genoemd waarvoor de financiële bijdrage in ieder geval niet gebruikt mag worden. Deze opsomming is niet limitatief. In ieder geval geldt dat de fractieondersteuning niet gebruikt mag worden om kosten te vergoeden die via een andere weg vergoed worden, zoals de raadsvergoeding of het financieren van verkiezingscampagnes.

 

Artikel 8 regelt de verantwoording en controle van de fractievergoeding. In het vierde lid wordt gesproken over een “door de raad nader te bepalen wijze van controle”. Op 6 januari 2011 (RV-92/2010) heeft de raad besloten vanuit de raad een kascommissie in te stellen voor de jaarlijkse controle van de verantwoordingen van fractievergoedingen. En deze commissie in te stellen voor een periode van twee jaar. Het presidium en de fractievoorzitters hebben in hun gezamenlijk overleg van 21 september 2010 afgesproken dat de kascommissie bestaat uit drie raadsleden met ambtelijke ondersteuning door de Raadsgriffie.

 

Artikel 9 ziet toe op de situatie als gedurende de zittingsperiode nieuwe fracties ontstaan of veranderingen plaatsvinden binnen fracties.

 

Artikel 10. Fractieassistent

Naast de rechtspositie van raadsleden zijn in het Besluit ook bepalingen opgenomen ten aanzien van vergoedingen voor commissieleden. Almere heeft geen commissies. De vergaderingen vinden vrijwel wekelijks plaats onder de naam ‘Politieke Markt’. Deze bestaat uit een Carrouseldeel waarin (voorbereidende) activiteiten/bijeenkomsten plaatsvinden en een plenair deel met debat en besluitvorming. Om alle fracties gelegenheid te geven aan de verschillende bijeenkomsten deel te nemen, bestaat de regeling dat iedere fractie, ongeacht de grootte, twee fractieassistenten kan aanwijzen. Zij worden vervolgens beëdigd in de raad. Voor dit laatste is gekozen omdat fractieassistenten een rol vervullen die in vele opzichten vergelijkbaar is met die van raadsleden. 11

 

De rechtspositie van fractieassistenten was al lokaal geregeld in de vorige verordening en keert in deze verordening terug. Wel is een aantal zaken gewijzigd. Zo is als eis om voor vergoeding in aanmerking te komen, toegevoegd dat men beëdigd moet zijn. Daarnaast ontvangen fractieassistenten, bovenop hun maandelijkse vergoeding van 62% van de vergoeding van een raadslid, ook een aantal vergoedingen waar een raadslid krachtens het Besluit of deze verordening recht op heeft. Het gaat om de vergoeding voor reis- en verblijfkosten (binnen en buiten Almere) en scholingskosten en de ICT voorziening. De eerst genoemde vergoeding is daarbij nieuw. Scholingskosten werden in een enkel geval ook aan fractieassistenten toegekend en ook maken zij al gebruik van ICT faciliteiten. De (praktische) uitwerking van scholingskosten en ICT is gelijk aan de wijze voor raadsleden, zoals beschreven in deze verordening. Wat betreft de vergoeding voor reis- en verblijfkosten zal door de griffie met de fractieassistenten afspraken worden gemaakt over de wijze van het toekennen van deze vergoeding en de wijze van declareren, waarbij het doel is de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken.

 

Artikel 11. Fractiemedewerker

Voor een fractie assistent geldt o.a. als eis dat deze bij de laatstgehouden raadsverkiezingen op de kieslijst heeft gestaan van de partij die hij als fractie assistent ondersteunt. Voor deze regel is gekozen vanuit een zekere democratische legitimiteit c.q. kiezersmandaat aangezien fractieassistenten het woord voeren op de Politieke Markt (m.u.v. het plenaire deel). Binnen fracties kan de behoefte zijn aan een medewerker waarvoor deze eis niet hoeft te gelden omdat deze medewerker wel de fractie ondersteunt maar niet deelneemt aan de Politieke Markt. Daarom wordt in artikel 11 de mogelijkheid geboden dat de fractie een betaalde fractiemedewerker kan aanstellen in plaats van één van de twee fractieassistenten (in de praktijk betreft het dan in plaats van de tweede fractie assistent). Deze mogelijkheid impliceert dat een fractie pas een fractiemedewerker kan aanstellen als men over fractieassistenten kan beschikken. Voor raadsleden die zich tussentijds afscheiden en als zelfstandige fractie c.q. groepering verder gaan, bestaat deze mogelijkheid dus niet, omdat men sowieso niet kan beschikken over fractieassistenten. Deze moeten immers tijdens de laatstgehouden raadsverkiezingen een plaats hebben gehad op de kieslijst van de eigen politieke groepering.

Een andere voorwaarde is dat de fractiemedewerker niet het woord voert op de Politieke Markt en derhalve ook niet beëdigd wordt. Voor het overige gelden dezelfde rechten en plichten als een fractie assistent. Dus bijvoorbeeld ook ten aanzien van het omgaan met stukken waarop geheimhouding rust.

 

Artikel 12. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 13. Betaling en declaratie van onkosten

Het Besluit en de Regeling bepalen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden. Artikel 13 is bedoeld voor de gevallen waarin niet is voorzien. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Declaraties worden in beginsel ingediend bij de griffie(r).


1

Zie Stb. 2018, 386 en Stcrt 2018, 66006

2

De genoemde bedragen in het Besluit zijn gebaseerd op prijspeil 2019 en worden jaarlijks via ministeriële regeling geïndexeerd

 

3

Artikel 3.1.1 en 3.1.6 van het Besluit

4

Artikel 3.1.2 t/m 3.1.5 van het Besluit

5

Artikel 3.3.4 van het Besluit

6

Artikel 3.1.7 van het Besluit

7

Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2015 (raadsbesluit 7 juli 2016)

8

Momenteel € 0,19 per kilometer

9

Artikel 3.1.11 van het Besluit en de inkomensverrekening o.g.v. de Wet werk en zekerheid

10

Artikel 3.1.10 van het Besluit waarin een vaste vergoeding per jaar is opgenomen. 

11

Zie de aangenomen motie RG-294 (raadsbesluit 1 december 2016)