Organisatie | Hardenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Hardenberg 2019 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Hardenberg 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | bijlage 2 | 17-11-2020 | 119724 | ||
01-01-2020 | 01-01-2021 | bijlage 2 | 13-11-2019 | 16004 | |
01-01-2019 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 26-03-2019 | 2407952 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg,
Gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;
Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de jeugdwet;
Gelet op artikel 10, artikel 13, lid 9 en artikel 29 van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Hardenberg 2019”
Overwegende dat op grond van bovengenoemde artikelen het college nadere regels kan stellen;
Vast te stellen het “ Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Hardenberg 2019”
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
De artikelen van deze paragraaf hebben zowel betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet.
Artikel 1 Regels voor toekennen Persoonsgebonden budget (pgb)
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 8.1.1.van de Jeugdwet.
Een pgb draagt bij aan de mogelijkheden van de inwoner om regie te voeren over het eigen leven en kan een oplossing zijn bij ondersteuningsvormen die niet of onvoldoende geleverd worden door aanbieders die ondersteuning in natura leveren.
Artikel 2 Goedkeuring Persoonlijk budgetplan
Toestemming voor verzilvering van de ondersteuning in de vorm van een pgb wordt gegeven nadat het persoonlijk budgetplan is goedgekeurd. In dit plan staat hoe het pgb ingezet gaat worden en hoe de zorg bijdraagt aan de doelen die geformuleerd zijn in het ondersteuningsplan.
Bij de wijze waarop het pgb wordt ingezet wordt beoordeeld:
Om de kwaliteit van de ondersteuning te borgen mag een hulpverlener die via een pgb wordt ingehuurd nooit meer dan 48 uur per week ondersteuning verlenen. Dit geldt zowel voor een professionele als voor een informele hulpverlener.
De omvang van de ondersteuning en daarmee de hoogte van het pgb wordt gebaseerd op de duur en omvang van de maatwerkvoorziening indien deze in natura zou zijn verstrekt.
Artikel 3 Persoonsgebonden budget voor informele hulp
Aan de hand van de volgende vragen wordt bekeken of met informele hulp het beoogde resultaat behaald kan worden:
Artikel 5 Beheer persoonsgebonden budget
Regie kunnen voeren is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van een pgb.
Artikel 6 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget zorgaanbieder
De pgb zorgaanbieder dient aan de volgende eisen te voldoen:
Paragraaf 2 Maatschappelijke ondersteuning
De artikelen van deze paragraaf hebben uitsluitend betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.
Artikel 10. Indienen persoonlijk plan
In aanvulling op hetgeen in artikel 3 van de verordening is bepaald brengt het college de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
Het college kan een door haar daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Artikel 14. Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
De bepalingen van dit artikel zijn aanvullend op hetgeen is vermeld in artikel 11, lid 1 onder b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp.
Een cliënt kan in aanmerking komen voor opvang als:
hij de situatie van dakloosheid en het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving – niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Een cliënt (alsmede eventuele kinderen van deze cliënt) kan in aanmerking komen voor opvang als:
deze de situatie – waarbij de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, in verband met risico’s voor de veiligheid van de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) als gevolg van huiselijk geweld - , niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen.
opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt), voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt (en/of de kinderen van deze cliënt) in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie zich te handhaven in de samenleving.
Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als:
hij de situatie van psychische of psychosociale problemen – met als gevolg het niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving – niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen;
beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen en daarbij voorziet in de behoefte van de cliënt met als doel het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang of beschermd wonen nodig is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist het college na een melding als bedoeld in artikel 2 van dit besluit onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet en de aanvraag van de cliënt.
Artikel 14A Nadere regels kwaliteitseisen voor voorzieningen beschermd wonen in pgb
Nadere regels op grond van artikel 14, lid3 en artikel 17 van de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hardenberg 2019
Voorziening beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Begeleiding en toezicht is 24 uur per dag op de locatie zelf aanwezig en is in staat direct ook die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is of begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is. Er is ook hier regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie)
Een voorziening beschermd wonen:
Betreft de ondersteuningsbehoefte van de cliënt die in de geldige en doorlopende GGZ-C-indicatie of meest actuele toekenningsbeschikking beschermd wonen naar aard en omvang is verwoord en bedoeld. De onder de AWBZ gebruikelijke prestatiebeschrijvingen ten aanzien van de zorgzwaartepakketten GGZ-C 1 t/m 6 zijn hierbij van toepassing. Voor de overgangsrechtcliënten is hierbij het overgangsrecht zoals omschreven in de Wmo 2015 van toepassing.
Een voorziening beschermd wonen:
Wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Dat betekent onder meer dat de zorgaanbieder goede ondersteuning biedt, de uitvoering organiseert van de geboden ondersteuning zodat hij tijdig, doelmatig en deskundig in de ondersteuningsbehoeften van de cliënt voorziet. De volgende criteria worden gehanteerd:
Wordt uitgevoerd door werknemers die in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG) als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen. Vrijwilligers die in contact komen met cliënten dienen eveneens te beschikken over een VOG.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
Daar waar er onder die omstandigheden aanleiding is vanuit de zorgaanbieder om het bieden van de voorziening beschermd wonen vroegtijdig en eenzijdig te beëindigen, draagt de zorgaanbieder vanuit de ‘zorgplicht’ maximaal zorg voor dat de reeds door de zorgaanbieder aangevangen ondersteuning zoveel mogelijk wordt voortgezet totdat de noodzakelijke ondersteuning bij een andere zorgaanbieder wordt geboden.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
Treft reeds bij instroom voorwaarden om de uitstroom te bevorderen. Hierbij is terugkeer naar de herkomstgemeente uitgangspunt, tenzij er redenen zijn om terugkeer naar de herkomstgemeente juist niet te wensen. Dit betekent dat:
de zorgaanbieder er voor zorgdraagt dat de cliënt, op het moment dat uitstroom in beeld komt, een reëel beeld heeft van zijn huisvestingsmogelijkheden en actief reageert op passende huisvesting van de woningcorporaties of particuliere zorgaanbieders. Indien van toepassing zorgt de zorgaanbieder ervoor dat de cliënt gebruik maakt van de mogelijkheden die de corporaties bieden om cliënten versneld te huisvesten.
De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
Doet onverwijld melding aan de toezichthouder Wmo (GGD IJsselland) van iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij het bieden van beschermd wonen en verstrekt naar aanleiding van een melding gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, en gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoek van de melding noodzakelijk zijn. Persoonsgegevens ten aanzien waarvan de zorgaanbieder of de beroepskracht op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, worden uitsluitend zonder toestemming van betrokkene verstrekt, indien deze niet meer in staat is de toestemming te geven dan wel dit noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van cliënten (conform artikel 3.4 lid 2 en 3 Wmo 2015).
De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
Draagt zorg dat de te benutten locatie(s) voldoen aan het lokale bestemmingsplan en de vergunnings-technische eisen alsmede andere wet- en regelgeving die van toepassing is ten aanzien van gezondheid, veiligheid en leefbaarheid en heeft nadrukkelijk oog voor de woonomgeving van de beschermd wonen locaties. Dat betekent dat de zorgaanbieder bereikbaar is voor omwonenden en instanties en bij overlast zorgt voor een open communicatie, zodat daarmee de leefbaarheid van de direct omgeving wordt gewaarborgd.
De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in pgb:
Artikel 16. Maatwerkvoorziening voor woonvoorzieningen
De volgende kostenposten voor een woningaanpassing komen, voor zover van toepassing, voor een maatwerkvoorziening in aanmerking:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 2% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld, kunnen deze kosten in aanmerking komen voor vergoeding;
Met de gereedmelding verklaart de eigenaar of de belanghebbende dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de maatwerkvoorziening is verleend. De gereedmelding gaat vergezeld van afschriften van alle op de werkzaamheden betrekking hebbende rekeningen, voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de maatwerkvoorziening.
Tegemoetkoming in de kosten voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m² wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek als volgt gemaximeerd:
Aantal m² waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorzeining kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.
Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20m².
In bestaande situaties worden voor onderstaande voorzieningen de daarachter vermelde standaardbedragen gehanteerd. Deze bedragen zijn exclusief BTW.
Uitgangspunt hierbij is een adequate voorziening, waarbij rekening is gehouden met het begrip sober en doelmatig/goedkoopst adequaat.
Bij het aanpassen c.q. vervangen van de keuken en badkamer wordt rekening gehouden met de algemeen gebruikelijk te achten levensduur. Voor een keuken wordt als algemeen gebruikelijke levensduur een termijn van 15 jaar gehanteerd en voor een badkamer een termijn van 20 jaar. Als de algemeen gebruikelijk te achten levensduur is bereikt dan is wat betreft vervanging sprake van een algemeen gebruikelijke renovatie. In dat geval komen alleen de meerkosten van de aan de beperking gerelateerde aanpassingen voor vergoeding in aanmerking. Indien vervanging binnen de hierboven genoemde termijnen plaatsvindt, wordt rekening gehouden met een afschrijvingspercentage. Voor de hoogte van de maatwerkvoorziening wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode.
De maatwerkvoorziening als bedoeld in lid 10 van dit artikel wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven wordt geen maatwerkvoorziening verleend. Hierbij wordt voor de hoogte van de voorziening als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De voorziening bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode:
Indien het artikel acht jaar of ouder is, wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt.
De maatwerkvoorziening in de kosten voor keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt maximaal:
De maatwerkvoorziening in de kosten voor onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt maximaal:
Op bovengenoemde tarieven kan een toeslag van maximaal 50% worden toegekend voor:
Artikel 17. Maatwerkvoorziening in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering
Indien nodig wordt, zolang de voorziening wordt gebruikt, jaarlijks een bedrag voor onderhoud en reparatie verstrekt.
De hoogte van het onderhoudsbedrag bedraagt per kalenderjaar maximaal 4% van de bruto consumentenprijs inclusief de individuele aanpassingen. Het bedrag wordt op declaratiebasis uitbetaald, onder overlegging van de desbetreffende facturen.
De artikelen van deze paragraaf hebben uitsluitend betrekking op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet.
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
De artikelen van deze paragraaf hebben zowel betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als op de uitvoering van de bepalingen van de Jeugdwet.
PARAGRAAF 2 MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
Persoonlijk plan: Deze definitie is ontleend aan artikel 2.3.2, tweede lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
In het persoonlijk plan kan de cliënt – al dan niet tezamen met zijn persoonlijk netwerk – de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, lid 2 onderdelen a tot en met e van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, lid 2 onderdelen a tot en met e van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, worden door het college onderzocht. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van de cliënt versterkt.
Artikel 10. Indienen persoonlijk plan
In dit artikel is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen. Zie ook artikel 11, tweede lid.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waarbij onder meer is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bedoelde plan en de door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”.
De Memorie van Toelichting op deze bepaling verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij. In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden.
In onderdeel b is als onderwerp van gesprek “het gewenste resultaat van het onderzoek om ondersteuning” opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “ de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 staat het bereiken van dit resultaat centraal”.
In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek.
Overeenkomstig het derde lid wordt de cliënt geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten – onder andere ten aanzien van de verwerking van zijn (bijzondere) persoonsgegevens – en de vervolgprocedure.
Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is ( zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige “vervolgvraag” heeft. Waar het betreft de onderwerpen genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, ontslaat dit het college niet van diens onderzoek verplichting in algemene zin. In sommige gevallen kan dit echter op basis van al beschikbare informatie en hoeft het niet tijdens het gesprek nogmaals inhoudelijk besproken te worden.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Dit besluit wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (een vertegenwoordiger is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen.
Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Het college kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van een aanvraag nodig is; als dat de enige mogelijkheid is om een zorgvuldig onderzoek naar de aanvraag te doen, is het zelfs in zekere zin verplicht.
Het is bij de adviesaanvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt verstrekt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.
In artikel 2.3.8, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is een medewerkingsplicht opgenomen. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 3:3 van de Awb, geeft in een aantal artikelen enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Artikel 3:5 lid 1 van de Awb geeft aan dat in deze afdeling onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.
In de wet is niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 echter soms onontbeerlijk zijn. Het college dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In het uitvoeringsbesluit is niet opgenomen wie de adviseur is. Men kan immers meer adviseurs in verschillende, zelfs wisselende situaties hebben, wat een eenduidige vermelding onmogelijk maakt.
Artikel 14. Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen
De gemeente Zwolle is centrumgemeente voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Deze bepaling is letterlijk overgenomen uit de Wmo verordening van de gemeente Zwolle.
Artikel 14A. Nadere regels kwaliteitseisen voor voorzieningen beschermd wonen in pgb
Sinds 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 van kracht. Hierin wordt de mogelijkheid van een voorziening beschermd wonen in de verstrekkingsvormen ‘in natura’ en in een persoonsgebonden budget (pgb) geboden. In het bestuurlijk overleg beschermd wonen en maatschappelijke opvang regio IJssel-Vecht, waarvan Zwolle centrumgemeente is, is in lijn met de Wmo 2015 besloten dat een voorziening beschermd wonen ingekocht met een pgb een gelijkwaardig alternatief moet zijn voor een voorziening beschermd wonen in natura. Er bestaan afhankelijk van de verstrekkingsvorm verschillen in productomschrijving, kwaliteitseisen en hoogte van bekostiging. Een eerste stap is het verbeteren (en gelijkschakelen) van de kwaliteit van de ondersteuning bij beide verstrekkingsvormen.
De bepalingen van deze artikelen zijn overgenomen uit het voormalige Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardenberg 2014. Deze bepalingen zijn in een aantal gevallen nog van toepassing.
Artikel 19. Verstrekking Wmo-vervoerspas
Op grond van dit artikel kan aan een cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer een Wmo-taxivervoerspas worden verstrekt. Met deze vervoerspas kan de cliënt op jaarbasis maximaal 1.500 kilometer reizen tegen een gereduceerd tarief.
Het tweede lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om het aantal kilometers dat in lid 1 is genoemd te verhogen indien blijkt dat de cliënt onvoldoende kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het gaat hier om bijzondere omstandigheden. Hierbij valt onder meer te denken aan bezoek van een partner of kind, verblijvende in een instelling.
Artikel 20. Toegangscriteria voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp
De inwoner is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor een schoon en leefbaar huis. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. Voor gebruikelijke hulp (de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de huisgenoten waarmee een gezamenlijke huishouden worden gevoerd), wordt vanuit de gemeente geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden geboden. Vrijwillige ondersteuning door bijvoorbeeld een mantelzorger, gaat ook voor op de ondersteuning van de gemeente.
Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden in de vorm van de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp.
De inwoner kan de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp afnemen bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp.
De aanbieder onderzoekt of de inwoner voldoet aan de toegangscriteria voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp door middel van een intakegesprek. Het intakegesprek leidt tot een werkplan. In dit werkplan worden de resultaatafspraken opgenomen. Het werkplan wordt zowel door de inwoner als de aanbieder ondertekend. Het werkplan dient aan de gemeente te worden verstrekt.
Scheiding algemene voorziening en maatwerkvoorziening
Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen de inwoner onvoldoende wordt ondersteund door de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp kan een aanvullende maatwerkvoorziening worden ingezet. In het verlengde van de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp is hiervan alleen sprake als het gaat om regie bij het voeren van een huishouden en het verzorgen van de maaltijdvoorziening.
Uit een zorgvuldig onderzoek, uitgevoerd door de gemeente, moet blijken dat een aanvullende maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Mogelijk dat algemene voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn, die een passende oplossing kunnen bieden. Te denken valt aan een boodschappenservice, een ramenwasser, maaltijdbezorging aan huis of ondersteuning via de zorgverzekering. Indien dit niet het geval is, kan ondersteuning vanuit de gemeente worden bezien.
Regie bij het voeren van een huishouden
Deze ondersteuning wordt ingezet wanneer de inwoner niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de inwoner of iemand in zijn omgeving verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissing neemt of als disfunctioneren dreigt. De resultaten die zijn opgenomen onder dit resultaatgebied zijn als volgt:
Als blijkt dat de inwoner niet (meer) in staat is om zelf of met hulp van de omgeving zijn of haar maaltijd te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan voor de maaltijdvoorziening een maatwerkvoorziening worden ingezet. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet.
Artikel 21. Resultaten van de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp
Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als dagelijks in gebruik zijnde slaapkamer, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. De taken binnen de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Het gaat om een mix van de volgende activiteiten binnen de bovengenoemde vertrekken: stof afnemen, stofzuigen, dweilen, opruimen, reinigen van ramen binnen, keuken opruimen en schoonmaken, afwassen, bed verschonen en schoonmaken van het sanitair.
Wanneer een inwoner vanwege medische belemmeringen (bijvoorbeeld door ernstige fysieke beperkingen, medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische beperking die leiden tot een snellere vervuiling van het huis) extra noodzakelijke schoonmaak nodig heeft, dan wordt dit vanuit de algemene voorziening uitgevoerd.
Ondersteuning vanuit dit resultaat wordt geboden voor het wassen van beddengoed en linnengoed en het beschikken over schone kleding wanneer de inwoner een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het wassen, het drogen, strijken van de bovenkleding, vouwen van de was en terugleggen van de was in de garderobekast. Hiervoor mag gebruik worden gemaakt van een algemene of voorliggende voorziening, zoals bijvoorbeeld een was- en strijkservice.
Bij deze definitie van hulpvraag wordt een relatie gelegd naar artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet.
Dit artikel is een aanvulling op hetgeen in artikel 2 van de verordening is vermeld. Wanneer de jeugdige of zijn ouder(s) een beroep willen doen op een overige voorziening geldt niet de meldingsprocedure in de zin van dit besluit. Men kan rechtstreeks een beroep doen op een overige voorziening.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouder(s) wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouder(s) te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouder(s) het een en ander wordt besproken.
In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging aan ten grondslag ligt.
In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.
In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouder(s) voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld, overeenkomstig het in de considerans van de wet vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder(s) en die van de naaste omgeving te versterken.
Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.
Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.
In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Dit besluit wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
In het besluit is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb).
Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouder(s) ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Artikel 26. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
In dit artikel is bepaald dat de huisarts, medisch specialist of jeugdarts die een cliënt behandelen het college in kennis stellen van hun verwijzing. Deze bepaling is echter niet afdwingbaar.
PARAGRAAF 4 INWERKINGTREDING EN CITEERARTIKEL
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeerartikel
Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze regeling en legt vast hoe de regeling dient te worden aangehaald.
Bijlage 1: Werkinstructie toekenning voorziening beschermd wonen regio IJssel-Vecht
De gemeenten Dalfsen, Hardenberg, Kampen, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle (regio IJssel-Vecht) hebben de bevoegdheid tot het nemen van alle noodzakelijke besluiten en handelingen in het kader van de maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning van voorgenoemde gemeenten bij de Centrale Toegang (GGD IJsselland) belegd.
Het beslissen op een bezwaar tegen de hiervoor genoemde besluiten is gemandateerd aan het bestuur van GGD IJsselland (behalve voor aanvragen van de inwoners van Staphorst).
De colleges van de bovengenoemde gemeenten hebben in dit document vastgelegd binnen welke kaders de Centrale Toegang werken.
2. Procedure: van melding naar aanvraag
Een cliënt, woonachtig in één van de gemeenten van de regio IJssel-Vecht, die op dat moment nog niet beschermd woont, meldt zich eerst bij de lokale toegang. De bedoeling is dat dat wat voorliggend opgelost kan worden ook op die wijze plaatsvindt. Concludeert de lokale toegang echter dat beschermd wonen de best passende oplossing is, dan wordt de melding doorgezet naar de Centrale Toegang van GGD IJsselland.
Cliënten die een heraanvraag doen, in een klinische opname verblijven, in een jeugdzorginstelling verblijven, gedetineerd zijn, of gebruik maken van de maatschappelijke opvang (in de regio), melden zich rechtstreeks bij de Centrale Toegang.
Beschermd wonen is landelijk toegankelijk. Cliënten kunnen zich dus ook tot andere gemeenten wenden voor opvang en beschermd wonen. De handreiking en beleidsregels landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen zijn van toepassing 1 .
De melding wordt gedaan via de website van GGD IJsselland en bestaat uit het beantwoorden van een vragenlijst plus het meesturen van relevante stukken zoals diagnostiek en bij een herindicatie een evaluatieverslag van de afgelopen periode en een actueel begeleidingsplan. Als de melding compleet is, start het onderzoek en wordt de cliënt uitgenodigd voor een gesprek met een medewerker van de Centrale Toegang. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt, dit gespreksverslag dient vervolgens als aanvraag. Op de aanvraag volgt een beschikking. Indien de cliënt de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen moet de cliënt eerst een pgb-plan maken en wordt beoordeeld of de cliënt (of zijn vertegenwoordiger 2 ) voldoende instaat is om een pgb te beheren en of de ondersteuning voldoende veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Het besluit in de beschikking (toekenning of afwijzing) wordt altijd gemotiveerd. De tijd tussen eerste melding en beschikking is maximaal 8 weken. De afgegeven beschikkingen staan open voor bezwaar. Dit kan binnen 6 weken na afgifte ingediend worden bij het bestuur van GGD IJsselland. Inwoners van Staphorst kunnen het bezwaar indienen bij de gemeente Staphorst.
Het besluit tot een toekenning beschermd wonen is maatwerk en afhankelijk van vele factoren. Het besluit dient goed gemotiveerd te worden.
Volgens de Wmo 2015 is beschermd wonen het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
In de verordeningen Maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de regio IJssel-Vecht zijn diverse criteria voor maatwerkvoorzieningen, waaronder beschermd wonen, opgenomen. Zie www.overheid.nl beleid en regelgeving.
De Wmo 2015 en de verordeningen Maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten zijn de juridische kaders die gehanteerd worden bij de afwegingen om al dan niet te besluiten tot toegang tot beschermd wonen.
3.2 Afbakening met andere domeinen
Naast de Wmo zijn er ook andere financieringsvormen op het gebied van GGZ. Het gaat dan om verblijf gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet forensische zorg die voorliggend aan beschermd wonen op grond van de Wmo is.
Er is sprake van zorg uit de Zorgverzekeringswet wanneer de aanwezigheid van een psychiater of arts in de directe nabijheid van de cliënt noodzakelijk is. Het wonen maakt integraal onderdeel uit van de behandeling. Het eerste jaar zorg met verblijf en behandeling wordt via een Diagnose Behandelcombinatie (DBC) uit de Zorgverzekeringswet bekostigd. Jaar 2 en 3 worden ook uit de Zorgverzekeringswet betaald.
De Wet langdurige zorg regelt en financiert de langdurige intramurale zorg voor ouderen, gehandicapten en GGZ-patiënten waarbij de behandelaar in de directe nabijheid moet zijn (langer dan 3 jaar).
De Wet forensische zorg regelt en financiert de zorg voor cliënten met een justitiële forensische zorgtitel.
Psychiatrische problematiek of ernstige psychosociale problemen
De grondslag (ofwel de reden voor de aanvraag en het afgeven van een positieve beschikking) is gebaseerd op de constatering dat het gaat om psychiatrische stoornissen of ernstige psychosociale problematiek. Daarbij kan sprake zijn van verstandelijke -, lichamelijke - of zintuiglijke problematiek, echter de psychiatrische problemen staan op de voorgrond. Voorgaande betekent dat er geen beschermd wonen plaatsen bezet kunnen worden door personen waarbij andere problemen op de voorgrond staan.
1. Psychiatrische problematiek
Het vaststellen van psychiatrische problematiek (op basis van relevant onderzoek/diagnostiek) gebeurt door of onder verantwoordelijkheid van een daartoe bevoegd deskundige (bijvoorbeeld een psychiater of GZ-psycholoog), verslaglegging hiervan wordt door de cliënt en/of zorgaanbieder overlegd op verzoek van de Centrale Toegang.
2. Ernstige psychosociale problemen:
Deze doelgroep kenmerkt zich door het ontbreken van voldoende maatschappelijke- en zelfredzaamheidsvaardigheden en het ontbreken van een bewuste zorgbehoefte. Er is daarnaast veelal sprake van (ernstige) gezondheidsproblemen en (ernstige) gedragsproblematiek. Veel cliënten hebben in het verleden zonder duurzaam resultaat (langdurige) trajecten binnen de hulpverlening gevolgd. Er is duidelijk sprake van een noodzaak om, met begeleiding, in te grijpen in een sterk verstoord leven. Velen van hen zijn, in mindere of meerdere mate, zorgmijder.
Een belangrijk kenmerk van de cliënten met ernstige psychosociale problemen die vanwege deze problematiek in aanmerking kunnen komen voor beschermd wonen, is dat er sprake is van ernstige ontregeling op meerdere of alle leefgebieden:
(lichamelijke en psychische) gezondheid
In toenemende mate is sprake van multiproblematiek (double en triple diagnosis), een combinatie van twee en vaak meerdere van onderstaande problemen:
sterk vermoeden van psychiatrische- en verslavingsproblematiek*
sterk vermoeden van een verstandelijke handicap*
trauma als gevolg van (langdurig) geweld
geen of een klein sociaal netwerk (eenzaamheid en isolement)
criminaliteit en/of detentieverleden
*Van deze problemen is geen diagnose gesteld op grond waarvan een ‘psychiatrische aandoening/beperking’ of ‘verstandelijke handicap’ vastgesteld kan worden.
Noodzaak tot verblijf in een accommodatie van een instelling
De toelating tot beschermd wonen (via centrumgemeente) kan alleen verstrekt worden indien de cliënt gaat verblijven in een accommodatie van de zorginstelling. Het gaat om mensen die (nog) niet in staat zijn of nog onvoldoende regie hebben om alle organisatorische en financiële aspecten rondom het beheren van een eigen woning te verzorgen. Dit vanuit de persoonlijke problematiek en niet vanuit externe zaken zoals (belasting)schulden of zwarte lijst woningcorporatie en dergelijke. Voorgaande betekent dat geen toelating tot beschermd wonen wordt afgegeven indien de cliënt in staat is om zelfstandig te blijven wonen, dan wel een uitdrukkelijke wens hiervoor heeft uitgesproken.
Een cliënt kan zelfstandig wonen (eventueel met ambulante ondersteuning) als hij/zij in staat is zich op de volgende gebieden te handhaven:
Indien het onderzoek van de Centrale Toegang uitwijst dat beschermd wonen noodzakelijk is, dan dienen vervolgens de aard en omvang van de ondersteuning bepaald te worden.
In de regio IJssel-Vecht wordt gewerkt met de systematiek van zorgzwaarte pakketten (ZZP’s). Deze kunnen worden afgegeven in de klassen A tot en met D (voorheen 3 tot en met 6) en al dan niet in combinatie met dagbesteding (en eventueel vervoer). De motivatie voor het toegekende zorgzwaarte pakket wordt in de beschikking toegelicht.
ZZP A (voorheen 3C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding
Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De symptomatologie is bij deze cliënten naar de achtergrond geschoven en de ‘defecten’ staan op de voorgrond. De begeleiding is dan ook met name gericht op het omgaan met deze defecten.
ZZP B (voorheen 4C GGZ) Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding en verzorging
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen.
ZZP C (voorheen 5C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve zorg en intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig.
ZZP D (voorheen 6C GGZ) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging
Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding en zorg nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (b.v. rolstoelgebruik). Er is veelal overname van taken op alle levensterreinen nodig.
Bij alle cliënten die een aanvraag voor beschermd wonen doen moet een afweging worden gemaakt of de toekenning met of zonder dagbesteding moet zijn. Voor ieder ZZP geldt dus dat er 2 varianten zijn, een ZZP inclusief dagbesteding en een ZZP exclusief dagbesteding.
Uitgangspunt is dat werk (betaald of onbetaald) of opleiding voor een ieder het streven is, en indien dit niet mogelijk blijkt te zijn dat andere activiteiten worden ontplooid. Dagbesteding binnen een toekenning voor beschermd wonen is een structurele tijdsbesteding met een concreet en goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder dagbesteding wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
De centrale vraag rondom het al dan niet toekennen van dagbesteding is uiteraard in hoeverre dagbesteding noodzakelijk is. Indien er voorliggende mogelijkheden zijn (opleiding, een traject toeleiding naar werk, betaald of vrijwilligerswerk), dan dienen deze aangesproken te worden en wordt er geen dagbesteding bij het ZZP toegekend.
Indien dagbesteding toegekend wordt, moet helder zijn waar deze dagbesteding plaats zal vinden en wat de inhoud hiervan is. De dagbesteding kan plaatsvinden bij een andere aanbieder dan de partij die het beschermd wonen aan de cliënt biedt.
De cliënt is zelf verantwoordelijk om op de dagbestedingslocatie te komen. Alleen indien de cliënt vanwege een medische beperking niet in staat is de locatie op eigen gelegenheid te bereiken wordt vervoer geregeld door de aanbieder (bij in natura) of wordt het budget verhoogd (bij pgb). Dit is het geval wanneer de cliënt uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening is aangewezen op passend vervoer.
Variant beschermd wonen: beschermd wonen 24/7 en begeleid wonen
Er bestaan in de regio IJssel-Vecht twee varianten van beschermd wonen, namelijk beschermd wonen 24/7 en begeleid wonen.
Beschermd wonen (24/7): Cliënten wonen in een accommodatie van een aanbieder (een geclusterde accommodatie of in geclusterde zelfstandige appartementen/woningen. Begeleiding en toezicht is 24 uur per dag op de locatie zelf aanwezig een is direct in staat die begeleiding aan cliënten die nodig is te leveren.
Begeleid wonen: Cliënten wonen in een accommodatie van een aanbieder. Deze woningen kunnen geclusterd zijn, maar dat hoeft niet. De ondersteuning omvat:
Cruciale vraag bij de toekenning is of de cliënt zijn hulpvraag kan stellen en enige tijd kan uitstellen.
De duur van de toekenning is maximaal 5 jaar. Veelal is de duur van de toekenning korter, omdat de Centrale Toegang inschat dat de zorgzwaarte of de variant binnen 5 jaar verandert.
Beschermd wonen in natura of met een pgb
Beschermd wonen is beschikbaar bij aanbieders waarmee de gemeente een subsidierelatie heeft (in natura) of bij aanbieders waarbij de ondersteuning door de cliënt met een pgb wordt ingekocht. Indien de cliënt beschermd wonen in natura wil dan wordt de beschikking opgesteld. Indien de cliënt een pgb wil dan dient hij een pgb-plan op te stellen, waarna de Centrale Toegang bepaalt of de cliënt of zijn vertegenwoordiger voldoende bekwaam is voor het beheren van een pgb en de kwaliteit van de aanbieder die de ondersteuning biedt voldoende is. Zie hoofdstuk 5.
4.2 Toekenning beschermd wonen
Indien de cliënt in aanmerking komt voor een toekenning beschermd wonen kan hij kiezen voor ondersteuning in natura of voor een pgb. Ondersteuning in natura wordt geboden door een aantal door de gemeenten gecontracteerde zorgaanbieders. Het pgb is bedoeld om zelf meer regie over de ondersteuning te hebben en maatwerk mogelijk te maken. Voor het verkrijgen van een pgb moet de cliënt aan bepaalde voorwaarden voldoen. De cliënt dient eerst een pgb-plan te maken en op basis daarvan wordt door de Centrale Toegang beoordeeld of de cliënt (of zijn vertegenwoordiger 3 ) voldoende in staat is om een pgb te beheren en of de ondersteuning voldoende veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Voor het opstellen van het pgb-plan is een format en een instructie voor de cliënt beschikbaar.
Toekenning beschermd wonen in natura
Indien de cliënt in aanmerking komt voor een toekenning beschermd wonen en deze in natura wil verzilveren wordt een beschikking opgesteld met een gemotiveerd besluit over de toekenning, de zorgzwaarte, wel of niet dagbesteding, de duur van de toekenning en de variant beschermd wonen 24/7 of begeleid wonen.
Is er niet direct een plek beschikbaar dan wordt een beschikking afgegeven zonder ingangsdatum (deel 1) afgegeven. Deze wordt veranderd in een beschikking met ingangsdatum (deel 2) zodra de cliënt meldt dat een plek gevonden is en ook daadwerkelijk in de accommodatie van de instelling woont en staat ingeschreven. Op dat moment begint de duur van de toekenning te lopen. Deze beschikking staat open voor bezwaar.
Toekenning beschermd wonen met pgb
De toekenning voor beschermd wonen met pgb wordt pas afgegeven nadat het pgb-plan is goedgekeurd. In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe het pgb-plan wordt beoordeeld.
Om het pgb-plan te kunnen invullen moet de cliënt weten of hij beschermd wonen krijgt toegekend, welke zorgzwaarte en wel of niet dagbesteding (met vervoer) krijgt toegekend. Deze informatie wordt in een brief bij het format en de instructie medegedeeld. Op deze brief is geen bezwaar mogelijk. NB De varianten beschermd wonen 24/7 en begeleid wonen hebben nog geen invloed op het pgb beschermd wonen en worden daarom niet benoemd.
4.4 Afwijzen aanvraag beschermd wonen
De Centrale Toegang kan op basis van een aanvraag beschermd wonen tot de conclusie komen dat deze voorziening voor de aanvrager niet passend of noodzakelijk is. Dit gebeurt doorgaans wanneer de problematiek voorliggend, bijvoorbeeld op grond van andere wetgeving (zie 3.2) of individuele begeleiding, aangepakt kan worden. Indien de Centrale Toegang het voornemen heeft een aanvraag af te wijzen, wordt daarover allereerst contact opgenomen met de lokale toegang van de gemeente waarin de aanvrager woont. De reden hiervan is dat de aanvrager terugverwezen wordt naar de lokale toegang en tevens om te voorkomen dat een mogelijk verschil van inzicht een eventuele bezwaarprocedure compliceert. De afwijzing van een aanvraag beschermd wonen dient een motivatie te bevatten. Hierbij wordt verwezen naar bovenstaand afwegingskader (zie 3).
5. Pgb-aanvraag beschermd wonen
De pgb-aanvraag beschermd wonen bestaat uit een door de cliënt (samen met zijn vertegenwoordiger) ingevuld pgb-plan. Voor het pgb-plan beschermd wonen bestaat een format met een invulinstructie. Het pgb-plan wordt door de Centrale Toegang beoordeeld. Het Pgb-plan wordt gebruikt om te beoordelen of de cliënt aan de voorwaarden voor een Pgb voldoet Dit doet recht aan de eigen verantwoordelijkheid die budgethouders hebben. Vanaf het moment dat het format met invulinstructie aan de cliënt wordt toegezonden wordt de beslistermijn van 6 weken voor het behandelen van de aanvraag opgeschort. De beslistermijn begint weer te lopen vanaf het moment dat de cliënt het Pgb-plan heeft ingeleverd.
Het Pgb-plan is een door de cliënt zelf, al dan niet met een vertegenwoordiger, opgesteld plan dat weergeeft hoe het Pgb wordt ingezet. Het Pgb-plan bevat activiteiten die de cliënt in staat stellen zich zo spoedig mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de maatschappij. Het beschrijft de wijze waarop de zorgaanbieder aan de wensen van de cliënt voldoet (maatwerk). Het helpt de cliënt om doelen te stellen en de invulling van de ondersteuning verder af te stemmen met de zorgaanbieder. Het plan beschrijft welke ondersteuning wordt ingekocht en tegen welke prijs.
Om voor een Pgb in aanmerking te komen moet een cliënt aan een aantal wettelijke criteria voldoen:
Een Pgb wordt nooit verstrekt als:
De WSNP bewindvoerder mag niet ook het Pgb beschermd wonen beheren. Een WSNP bewindvoerder wordt toegewezen door de rechter om er voor te zorgen dat de cliënt zijn schulden aflost. De WSNP bewindvoerder is geen budgethouder. Deze taak wordt uitgevoerd door een beschermingsbewindvoerder. Er wordt gecheckt of de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) bekend is in het register curatele en bewind https://curateleenbewindregister.rechtspraak.nl/.
Per cliënt is een individuele afweging nodig om te bepalen of wel of niet een Pgb wordt toegekend. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de diensten in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Het uitgangspunt van de regio IJssel-Vecht is dat de diensten die ingekocht worden met een Pgb aan dezelfde eisen moeten voldoen als de ondersteuning in natura.
De Centrale Toegang beoordeelt het pgb-plan, maar kan voor sommige aspecten ook de aanbieder benaderen.
Contactgegevens budgethouder en budgetbeheerder
Kwaliteit van de in te kopen ondersteuning
De kwaliteit van de in te kopen ondersteuning moet volgens de Wmo 2015 veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. De meer specifieke kwaliteitseisen staan vermeld in de Nadere regels kwaliteitseisen beschermd wonen pgb. De budgethouder is verantwoordelijk voor het inkopen van kwalitatief goede ondersteuning. De Centrale Toegang toetst of de budgethouder invulling heeft gegeven aan zijn verantwoordelijkheid aan de hand van onder andere de volgende punten:
Inhoudelijk: Kwaliteit van de ondersteuning
Is het duidelijk op welke wijze de ondersteuning zich richt op of bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie (ontwikkelingsgericht), het psychisch en psychosociaal functioneren, de stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen?
Wordt de ondersteuning verstrekt volgens de professionele standaard? Wordt de ondersteuning uitgevoerd door deskundige medewerkers met een mbo- /hbo werk en –denkniveau op het gebied van begeleiding? Staat de beschikbare personeelsformatie in verhouding tot de cliëntpopulatie en ondersteuningsbehoeften? Indien er kinderen in het spel zijn, is daarvoor voldoende deskundigheid? Informele zorg mag niet uit het Pgb betaald worden.
Inhoudelijk: Kwaliteit van de huisvesting
5.4 Besluit tot toekenning pgb beschermd wonen
Indien de cliënt of zijn vertegenwoordiger in staat is het pgb te beheren en uit het pgb-plan blijkt dat de in te kopen ondersteuning van de beoogde zorgaanbieder bijna voldoet aan de eisen veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan maximaal één hersteltermijn worden geboden. In andere gevallen wordt het verzoek voor een pgb afgewezen en een beschikking voor ondersteuning in natura afgegeven. De afwijzing gaat vergezeld van een goede motivatie.
Indien wordt besloten dat de cliënt voldoet aan de eisen om in aanmerking te komen voor een Pgb kan een beschikking worden opgesteld.
De toekenning van een pgb voor beschermd wonen bevat naast de zorgzwaarte, de duur van de toekenning en wel of niet dagbesteding ook eventueel een component voor vervoer naar de dagbesteding en/of een component voor een wooninitiatief.
De hoogte van het pgb wordt bepaald op basis van het ingediende het pgb-plan, tenzij dit pgb-plan de vastgestelde maximale hoogte van het bij de zorgzwaarte passende pgb overschrijdt. De cliënt kan er dan voor kiezen de overschrijding zelf te betalen. De maximale hoogte van het pgb wordt bepaald door de zorgzwaarte (afgeleid van ondersteuning in natura) met eventueel een toeslag voor dagbesteding, vervoer en/of wooninitiatief.
Als het voor een cliënt vanwege een medische beperking onmogelijk is de dagbestedingslocatie op eigen gelegenheid te bereiken, dan wordt het budget opgehoogd met een toeslag voor vervoer. Dit is het geval wanneer de cliënt uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening is aangewezen op passend vervoer naar aard, inhoud en omvang.
Er wordt een toeslag voor wooninitiatieven aan de cliënt toegekend als:
Deze toeslag is individueel en mag gebruikt worden voor:
Bijlage 2 Vergoedingenlijst beschermd wonen regio IJssel-Vecht 2021
Het Pgb beschermd wonen mag u als volgt inzetten:
U woont in een kamer in een voorziening van een zorgaanbieder voor meerdere mensen of u heeft een huis/ appartement met een eigen voordeur in een complex voor beschermd wonen. Er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week, ondersteuning beschikbaar op de locatie of
U woont in een accommodatie van een zorgaanbieder en u heeft begeleiding op afspraak, er is 24 uur per dag, 7 dagen in de week, begeleiding oproepbaar die indien noodzakelijk binnen een half uur bij u is.
In beide gevallen betaalt u huur en eventueel kosten voor eten aan de aanbieder. Hiervoor mag u niet uw Pgb gebruiken.
De ondersteuning bestaat uit een integraal pakket van individuele begeleiding en zo nodig begeleiding bij de persoonlijke verzorging en bij het huishouden. Indien u een indicatie voor dagbesteding heeft mag u de kosten hiervoor ook uit het pgb betalen. Indien medisch noodzakelijk mogen ook de vervoerskosten die nodig zijn om op de dagbestedingslocatie en weer thuis te komen uit het Pgb betaald worden.
Individuele begeleiding en 24/7 op de locatie aanwezigheid van begeleiding/ toezicht.
Ondersteuning bij tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven:
Begeleiding in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg) ;(bevorderen zelfredzaamheid).
Individuele begeleiding plus 24 uur beschikbaarheid per dag
Ondersteuning bij tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven:
Begeleiding in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg) ;(bevorderen zelfredzaamheid).
Daarnaast realisatie van “beschikbaarheid van begeleiding”, waardoor de cliënt erop kan rekenen dat de zorgaanbieder naast planbare zorg ook 24/7 telefonisch beschikbaar is en indien noodzakelijk binnen 30 minuten beschikbaar ter plaatse.
Dagbesteding plus eventueel vervoer (indien geïndiceerd)
Dagbesteding is een structurele tijdsbesteding met een concreet en goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder dagbesteding wordt niet verstaan:
Vervoer betreft het bieden van vervoer naar en van de plaats voor dagbesteding, voor zover de cliënt uit oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op is aangewezen.
Van een wooninitiatief is sprake als:
Deze toeslag mag gebruikt worden voor: