Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Eindhoven 2019 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Eindhoven 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | 18-12-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat
de raad van de gemeente Eindhoven;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;
gelet op artikel 212 gemeentewet;
In zijn vergadering van 19 december 2018 heeft besloten
1. De Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2017 in te trekken;
2. De Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2019 vast te stellen;
3. De voorgestelde wijziging (amendement A3) te verwerken op de relevante plaatsen in zowel de financiële verordening met bijlagen als in de Nota bevoegdheden vaststellen begrotingswijzigingen.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven. Van investeringen kleiner dan € 1 miljoen wordt het totaalbedrag weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
Artikel 5. Autorisatie begroting.
a. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting per programma de investeringskredieten en geeft daarbij aan van welke kredieten de raad op een later tijdstip een apart nader uitgewerkt voorstel wil ontvangen alvorens het krediet definitief wordt geautoriseerd.
b. De raad verleent het college mandaat om binnen het raamkrediet voor projectvoorbereidingskosten concrete projectvoorbereidingskredieten te autoriseren.
Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de begroting of van het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
a. Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar noodzakelijk zijn en niet voorzien waren bij vaststelling van de begroting, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.
b. Het aan de raad voorleggen van een voorstel zoals bedoeld in onderdeel a van dit artikellid is niet van toepassing indien de bijbehorende begrotingswijziging volgens lid 3, 4 en de bijlage begrotingswijzigingen een bevoegdheid is van het college.
a. De raad stelt een grondexploitatiecomplex en grondexploitatiebegroting vast;
b. De raad verleent het college mandaat tot het vaststellen van een grondexploitatiecomplex en grondexploitatiebegroting indien de grondexploitatie over de gehele looptijd minimaal budgettair neutraal is (met een 0-resultaat, dan wel positief), het risico geen negatieve gevolgen heeft voor het benodigd gemeentelijk weerstandsvermogen en past binnen het bestaande beleid en binnen het programma.
Grondexploitatiecomplexen met een omvang groter dan 5 miljoen (totale kosten en/of opbrengsten over de gehele looptijd) worden in ieder geval aan de raad voorgelegd.
a. Het college actualiseert jaarlijks de grondexploitatiebegrotingen door middel van de Meerjaren Prognose Grondbedrijf (MPG) en legt deze ter vaststelling voor aan de raad;
b. Individuele grondexploitaties, waarbij de actualisering plan inhoudelijke wijzigingen dan wel materiële financiële gevolgen heeft, dienen (opnieuw) door de raad te worden vastgesteld;
c. Van materiële financiële gevolgen is sprake indien de grondexploitatie over de gehele looptijd niet langer budgettair neutraal is (met een 0-resultaat, dan wel positief) of het risico negatieve gevolgen heeft voor het benodigd gemeentelijk weerstandsvermogen.
d. Voor het vaststellen van de bijbehorende begrotingswijziging zijn de bepalingen uit lid 3 en 4 van toepassing.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Financiële positie.
Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.
Bij de jaarrekening wordt tussentijds winst genomen uit grondexploitaties waarvan het resultaat betrouwbaar kan worden ingeschat, de grond is verkocht en de kosten zijn gerealiseerd. Het verwachte eindsaldo van elke grondexploitatie wordt gecorrigeerd voor op dit project betrekking hebbende risico’s/ onzekerheden en vermenigvuldigd met het percentage of completion (POC), volgens de formules:
Kosten van onderzoek en ontwikkeling bij grondexploitaties blijven uiterlijk 5 jaar geactiveerd staan. Binnen die periode worden zij bij realisering van het actief overgeboekt naar het betreffende actief of bij niet realiseren van het actief doch uiterlijk na 5 jaar afgeboekt ten laste van het jaarresultaat.
Artikel 12. Kostprijsberekening en tarieven.
De grondslag voor het bepalen van de heffingen en tarieven wordt gevormd door de extracomptabel geraamde kostprijs van de betreffende producten en diensten van de gemeente Eindhoven. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
a. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele btw.
b. De toerekening van overheadkosten aan rechten en heffingen vindt plaats door middel van een opslag op de directe productieve formatie-uren volgens de volgende berekeningswijze: relevante kosten concernoverhead gedeeld door de directe formatie-uren van de productiesectoren = opslag.
De toerekening van overheadkosten aan grondexploitaties, investeringen en groot onderhoudsprojecten, die ten laste van een voorziening worden gebracht, vindt plaats door middel van een opslag op de directe productieve formatie-uren volgens de volgende berekeningswijze: relevante kosten concernoverhead gedeeld door de directe formatie-uren van de productiesectoren = opslag.
Het percentage van de omslagrente (interne rente) voor de rentetoerekening van de kapitaallasten is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen en wordt vastgesteld bij de begroting. In afwijking hierop worden bij grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen toegerekend. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de extracomptabel geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de extracomptabel geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle
Artikel 16. Registratie bezittingen, activa en vermogen.
Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-) schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar.
De Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2017 (Gemeenteblad 2017, nr.023) blijft van toepassing op de jaarstukken en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2018. Dit geldt ook voor de bijlage afschrijvingstermijnen die op 19 december 2017 is vastgesteld door de raad.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing is op de begroting, de jaarstukken en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2019.
Deze verordening wordt aangehaald als "Financiële Verordening Gemeente Eindhoven 2019”.
Afschrijvingstermijnen gemeente Eindhoven per activasoort
Bijlage 1 bij Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2019
*) Voor elke nieuwe investering wordt de exacte afschrijvingstermijn vastgesteld.
Bevoegdheden begrotingswijzingen gemeente Eindhoven
Bijlage 2 bij Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2019
Gedurende het boekjaar zijn er vier typen wijzigingen mogelijk op programma, taakveld of kostenplaatsniveau:
Taakveldwijzigingen: wijzigingen binnen een programma (zonder een effect op de baten e/o lasten op programmaniveau). Daarmee zijn het officieel geen begrotingswijzigingen. We hanteren hiervoor de term Taakveldwijziging. Het college is hiervoor bevoegd, mits er geen sprake is van nieuw beleid, de onderwerpen niet bestuurlijk gevoelig zijn en de doelstellingen van het programma niet in gevaar komen. In een enkel geval kan over taakveldwijzigingen door de portefeuillehouder worden besloten, vooral vanwege het spoedeisend karakter van de besluitvorming. Dit is een mandatering binnen de collegebevoegdheden. Dit betreft de taakveldwijzigingen:- aanvragen voor voorzieningen in de onderwijshuisvesting met een spoedeisend karakter;- planschade voorstellen en ontwerp bestemmingsplannen.
Administratieve wijzigingen: wijziging die binnen een Taakveld blijft. Bijvoorbeeld binnen het Taakveld A wordt een budget van reiskosten omgezet naar drukwerk. Daarnaast worden taakveldwijzigingen kleiner dan € 15.000,- eveneens administratief afgedaan. De budgethouders zijn hiervoor bevoegd mits de onderwerpen niet bestuurlijk gevoelig zijn en de doelstellingen van een programma niet in gevaar komen.
In het volgende schema is het onderscheid tussen begrotingswijzigingen (raadsbevoegdheid) en taakveldwijzigingen weergegeven (collegebevoegdheid) en welke begrotingswijzigingen te mandateren zijn aan het college.
In een stroomschema ziet dat er als volgt uit.
Voorbeelden van technische begrotingswijzigingen zijn:
1. Begrotingswijzigingen waarmee stelposten worden overgebracht naar taakvelden, op voorwaarde dat de raad al heeft ingestemd met de te voeren activiteiten.
2. Begrotingswijzigingen vanuit de post onvoorzien.
3. Begrotingswijzigingen vanuit bestemmingsreserves waarvoor door de raad reeds een bestemming is gegeven.
4. Begrotingswijzigingen aangaande investeringskredieten die niet voorzien waren ten tijde van de begrotingsbehandeling binnen bestaand beleid en binnen hetzelfde programmaonderdeel en met reeds aanwezige dekking voor kapitaallasten.
5. Begrotingswijzigingen ten laste van de saldireserve specifiek, voor zover de raad inhoudelijk en financieel in een eerder stadium reeds heeft ingestemd.
6. Begrotingswijzigingen als gevolg van overhevelen van activiteiten en daarmee formatie of afdelingen, binnen bestaand beleid.
7. Begrotingswijzigingen als gevolg van aanpassing in de kostenverdeling.
8. Begrotingswijzigingen binnen de bedrijfsvoering, binnen bestaand beleid.
Dit betreft een niet limitatieve opsomming.
De door de Raad vastgestelde nota ‘Bevoegdheden vaststellen begrotingswijzigingen’ geeft nadere toelichting en voorbeelden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2018