Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brunssum

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent financiën financiële verordening gemeente Brunssum 2019 (ex artikel 212 Gemeentewet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrunssum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent financiën financiële verordening gemeente Brunssum 2019 (ex artikel 212 Gemeentewet)
Citeertitelfinanciële verordening gemeente Brunssum 2019 (ex artikel 212 Gemeentewet)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening van de gemeente Brunssum 2016 (ex artikel 212 Gemeentewet).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-2019nieuwe regeling

11-03-2019

gmb-2019-71360

879971

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent financiën financiële verordening gemeente Brunssum 2019 (ex artikel 212 Gemeentewet)

De Raad van de gemeente Brunssum gemeentebladnummer 2019/9;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 februari 2019, afdeling Financiën en control;

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen:

 

"FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE BRUNSSUM 2019"

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie:

    • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Brunssum en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    administratieve organisatie:

    • het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • -

    bruto schuld:

    • bruto schuld is het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    begrotingsrechtmatigheid:

    • Financiële beheers handelingen, die ten grondslag liggen aan de baten en lasten, alsmede de balansposten, dienen tot stand te zijn gekomen binnen de grenzen van de geautoriseerde begroting en hiermee samenhangende.

  • -

    afdeling:

    • iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de gemeentesecretaris;

  • -

    doelmatigheid:

    • het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • -

    doeltreffendheid:

    • de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    financiële administratie:

    • het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

      de financiële positie;

      het financiële beheer;

      de uitvoering van de begroting;

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • -

    financieel beheer:

    • het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Brunssum;

  • -

    inkomsten:

    • totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves;

  • -

    investering:

    • dit zijn aanschaffingen die gedurende een langere periode worden gebruikt;

  • -

    kapitaal

    • het verstrekken van geldmiddelen in de vorm van het inbrengen van risicodragend vermogen zoals aandelenkapitaal. De inbreng voor het versterken van het eigen vermogen;

  • -

    netto schuld:

    • bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf:

    • onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    reserves:

    • reserves behoren tot het eigen vermogen en zijn dus in principe vrij aanwendbaar. Er ligt geen oorzaak uit het verleden aan ten grondslag met financiële gevolgen in de toekomst;

  • -

    taakveld:

    • onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

      De taakvelden zijn landelijk verplicht voorgeschreven.

  • -

    voorziening:

    • voorzieningen zijn onderdeel van het vreemd vermogen deze zijn gevormd om toekomstige verplichtingen na te komen.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt uiterlijk bij de eerste programmabegroting van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling inclusief de toewijzing van taakvelden aan die programma’s vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma of taakveld relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 3.

    De raad stelt uiterlijk bij de eerste programmabegroting van de nieuwe raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programma weergegeven worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    De programmarekening bevat een overzicht van de reeds door de raad geaccordeerde wijzigingen in het betreffende begrotingsjaar waarbij tevens naar het betreffende raadbesluit wordt verwezen.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 6.

    Het college neemt in de programmarekening een overzicht op van de begrotingsrechtmatigheid.

  • 7.

    Bij het vaststellen van de begroting en de jaarstukken worden de wettelijke termijnen in acht genomen.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten voor het volgende begrotingsjaar per programma.

  • 2.

    Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de middelen te dekken binnen het desbetreffende programma en/of extra benodigde middelen aan te vragen aan de raad.

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden met meer dan € 50.000 of meer dan 10%. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Een samenvatting dan wel een totaal overzicht wordt in een aparte bijlage in de begroting opgenomen.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 50.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 5. Bestuursrapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door (minimaal) twee bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    Een bestuursrapportage bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      een rapportage over de voortgang van de uitvoering van de lopende begroting;

    • b.

      voorstellen voor noodzakelijke financiële bijstellingen (inclusief begrotingswijziging) alsmede een actuele meerjarenraming

    • c.

      een overzicht van kansen en bedreigingen en eventueel daaruit voortvloeiende kaders voor het volgende begrotingsjaar.

Artikel 6. Voorjaarsbrief

  • 1.

    Het college informeert de raad via een raadsinformatiebrief over de financiële gevolgen van de meicirculaire en de daaruit voortvloeiende actuele meerjarenraming

  • 2.

    Deze brief wordt uiterlijk in de laatste vergadering voor het zomerreces door het college vastgesteld.

  • 3.

    De brief wordt betrokken bij de bespreking in de raad van de eerstvolgende bestuursrapportage na het zomerreces.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1.

    Buiten de door de raad vastgestelde kaders besluit het college niet eerder over:

    • a.

      de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000 en

    • c.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, groter dan € 50.000

    • d.

      het verstrekken van investeringskredieten, groter dan € 50.000

      dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen onder punt a, b, c en d hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen opgenomen in de nota activabeleid, vastgesteld door de Raad.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in vijf jaar afgeschreven.

  • 4.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in vijf jaar afgeschreven.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de meest actuele nota debiteuren.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen wordt een voorziening ter grootte van den percentage van de totale aanslagen gevormd..

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de twee jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt minimaal:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      het doel van de reserve dan wel de voorziening.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    Bij de Programmarekening wordt een overzicht opgenomen, betreffende het verloop van de onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves en voorzieningen, waarbij tevens aangegeven is of dit conform begroting is dan wel volgens een apart raadsbesluit. Is het laatste het geval dan wordt ook vermeld om welk raadsbesluit het gaat.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde Salarissen en sociale lasten, gedeeld door de totale geraamde Salarissen en sociale lasten.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves zoals bepaald overeenkomstig het zevende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 5.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten.

  • 6.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

    • h.

      Door de raad aangewezen activiteiten van algemeen belang.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de legesverordening.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota aan, met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota de wijzigingen vast in jaarrekening.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie richtlijnen in acht zoals vastgelegd in het meest actuele treasurystatuut.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een garantie wordt bezien in hoeverre het risico binnen het beschikbare weerstandsvermogen kan worden opgevangen. Indien het weerstandsvermogen niet toereikend is doet het college voorafgaande aan de garantieverlening een voorstel aan de raad hoe dit aan te vullen.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen in ieder geval de in artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten genoemde verplichte onderdelen op. .

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie voor de komende vier jaar.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder de solvabiliteitsratio op.

  • 2.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een meerjarig investeringsplan (MIP openbare ruimte) aan. Het plan geeft onder andere de financiële kaders weer voor investering in de openbare ruimte, De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte/wegenbeheersplan aan. Het plan geeft onder andere het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan riolerings (GRP) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 5.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op, de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de totale loonsom.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op, genoemd in artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten/afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    het vastgestelde beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het vastgestelde beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

  • j.

    een adequaat management informatie systeem,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening

De ‘Financiële verordening van de gemeente Brunssum 2016 (ex artikel 212 Gemeentewet)’ vastgesteld door de raad op 26 april 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: financiële verordening gemeente Brunssum 2019 (ex artikel 212 Gemeentewet).

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 maart 2019

De Raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.