Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coördinatieverordening Eindhoven 2019 |
Citeertitel | Coördinatieverordening Eindhoven 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-03-2019 | 19-02-2019 |
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, een wijzigingsplan of een omgevingsvergunning waarin met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3e, van de Wabo wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan, vast te stellen, met het besluit over een of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen, al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen, besluiten, afwijkingen en ontheffingen, ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Artikel 3 Gevallen waarin bevorderd wordt besluiten te coördineren
In de volgende gevallen en onder de volgende condities bevordert het college van burgemeester en wethouders een gecoördineerde voorbereiding van besluiten als bedoeld in artikel 2:
er is ten minste sprake van een besluit over een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan, een wijzigingsplan of een omgevingsvergunning waarin met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3e, van de Wabo wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan en een besluit als bedoeld in artikel 4 en;
Artikel 4 Besluiten die naast de in artikel 3, sub a, genoemde besluiten deel uit kunnen maken van de coördinatie
De voorbereiding van besluiten over onderstaande vergunningen of ontheffingen kan gecoördineerd worden met de in artikel 3, sub a, genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:
Deze verordening wordt aangehaald als Coördinatieverordening Eindhoven 2019.
Toelichting coördinatieverordening Eindhoven 2019
Op 21 december 2011 is de ‘Coördinatieverordening ruimtelijk beleid Eindhoven’ vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven. Er wordt steeds vaker gebruikt gemaakt van de mogelijkheid om meerdere besluiten met samen te laten lopen. Ter verduidelijking van de huidige regeling en het doorvoeren van aanpassingen aan de wet- en regelgeving heeft er een ‘update’ plaatsgevonden.
Het belangrijkste voordeel van het coördineren van besluiten is tijdswinst omdat alle gecoördineerde besluiten tegelijkertijd voor zes weken ter inzage worden gelegd (op basis van afdeling 3:4 Awb). Tijdens deze periode kan iedereen een zienswijze indienen. Als verschillende besluiten worden gecoördineerd, vervallen de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden van de besluiten. Er staat vervolgens rechtsreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. De Afdeling moet binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift beslissen (artikel 8:3 lid 2 Awb).
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
De coördinatieregeling is alleen van toepassing op het coördineren van de procedure die leidt tot het verlenen van een vergunning of ontheffing in combinatie met een besluit waarmee een strijdigheid in het geldende bestemmingsplan (of de geldende beheersverordening) wordt weggenomen. Bijvoorbeeld het vaststellen van een herziening van het bestemmingsplan.
Daarbij kunnen vergunningen, besluiten, afwijkingen en ontheffingen die een relatie hebben met het betreffende project betrokken worden bij de coördinatie. Dat zijn bijvoorbeeld vergunningen op basis van bijzondere wetten of op basis van gemeentelijke verordeningen en moeten gericht zijn op de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Besluiten over evenementen en subsidies vallen hier niet onder. Wat wel kan is bijvoorbeeld de combinatie van een herziening van een bestemmingsplan met een omgevingsvergunning bouwen, milieu en slopen.
Artikel 3 Gevallen waarin bevorderd wordt besluiten te coördineren
In dit artikel is opgenomen wanneer het wenselijk is om de coördinatieregeling toe te passen. Elk lid wordt afgesloten met het woordje ‘en’. Dit betekent dat de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan alle voorwaarden van artikel 3 is voldaan.
Artikel 3.31 Wro geeft aan dat het college de coördinatie ‘bevordert’. Het college is namelijk niet verplicht om de coördinatieregeling toe te passen. Uitgangspunt is dat het college, waar dat op basis van deze verordening mogelijk is, een gecoördineerde besluitvorming voorstaat.
Coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als ten minste het besluit over een bestemmingsplan (of over een uitwerkingsplan / wijzigingsplan/afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3e) en het besluit over een omgevingsvergunning tot de te coördineren besluiten behoren. De omgevingsvergunning moet daarmee een plan zijn dat op het moment van indienen op grond van artikel 2.10 lid 1 sub c Wabo geweigerd zou moeten worden (vanwege strijdigheid met bestemmingsplan) en waarvoor alleen op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo vergunning verleend zou kunnen worden. Het bestemmingsplan dat de coördinatieregeling volgt, moet die strijdigheid opheffen, zodat de vergunning verleend kan worden. De coördinatieregeling mag op grond van deze verordening dus niet toegepast worden als de aanvraag past in het geldende bestemmingsplan.
Lid b moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 4 voordoet, maar het college beoordeelt ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie, bijvoorbeeld wanneer het college constateert of inschat dat de gemeenteraad geen bestemmingswijziging wil.
Uit lid c blijkt dat de aanvrager en de gemeente het er beide mee eens moeten zijn om de coördinatieregeling toe te passen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. De aanvrager kan goede redenen hebben om af te zien van coördinatie. De aanvrager wil bijvoorbeeld eerst zeker weten dat de bestemmingsplanwijziging doorgevoerd is, voordat hij kosten maakt voor bouwtekeningen en leges betaalt voor het bouwen.
Artikel 4 Besluiten die naast de in artikel 3, sub a, genoemde besluiten deel uit kunnen maken van de coördinatie
Artikel 4 geeft aan welke besluiten in ieder geval mee gecoördineerd kunnen worden. Daarnaast wordt het college van burgemeester en wethouders met het bepaalde in sub f. de mogelijkheid gegeven ook andere besluiten onderdeel van een gecoördineerde voorbereiding te laten zijn. Voor dergelijke besluiten (zoals ontheffingen op basis van de Algemene plaatselijke verordening) is het wenselijk dat daar expliciet over wordt besloten ze wel of niet mee te nemen in de gecoördineerde voorbereiding. Dit komt doordat dan vaak sprake is van een andere aanvrager of dat dergelijke besluiten pas op een later moment in de procedure aan de orde komen. Per ontwikkeling betekent dit maatwerk.
Artikel 5 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt
Artikel 5 geeft de situaties aan wanneer coördinatie in ieder geval niet mogelijk is.
Sub a: de noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan maakt de procedure ingewikkelder en tijdrovender dan wanneer geen sprake zou zijn van de noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan. Als een exploitatieplan nodig is, betekent dat er met partijen (nog) geen overeenstemming is over de financiering, zodat geen goede basis bestaat voor een versnelde en op directe uitvoering gerichte gecoördineerde voorbereiding. Er is tijd nodig om te proberen om alsnog met partijen overeenkomsten te sluiten. Dit past niet bij de snelheid waarmee de coördinatieregeling kan worden voorbereid.
Sub b: bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereid verklaren de kosten voor zijn rekening te willen nemen. Wanneer de aanvrager dat niet wil, dan ligt het financiële risico van het vaststellen van het bestemmingsplan of daarmee gelijk te schakelen planologische besluit bij de gemeente. De gemeente is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Gecoördineerde besluitvorming is in zo’n geval dan ook niet wenselijk.
De Wro geeft geen aanwijzingen over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. Via de coördinatieprocedureregels van de Awb kan de gemeente hierover duidelijkheid geven. Dit onderdeel van de Awb (vooral: § 3.5.3) werkt pas als een gemeentelijke verordening de procedure van toepassing verklaart. Daarom regelt lid a dat § 3.5.3 Awb van toepassing is op deze verordening, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 Awb. Deze twee artikelen hebben betrekking op onder meer bezwaar en beroep en hiervoor heeft de Wro een eigen regeling (artikel 8.3). De Wro regelt dat besluiten die na toepassing van coördinatie tot stand zijn gekomen, gelden als een besluit. Verder beslist de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State – binnen 6 maanden na ontvangst van het verweerschrift.