Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Dordrecht |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Dordrecht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2019 | nieuwe regeling | 12-03-2019 |
Zaaknummer InProces BBV: 2019-0016039
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;
gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 januari 2014 en de handreiking bestuurlijke boete van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken;
overwegende dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt om fraude en andere onwenselijke gedragingen rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden;
overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen verder te verhogen;
overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Dordrecht in een beleidsregel vast te leggen;
Beleidsregels bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Dordrecht
Artikel 3 Vastgestelde boetes voor verschillende overtredingen.
De boete bedraagt € 325,- in de volgende gevallen:
Van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake als de overtreder:
stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;
aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub f van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.