Organisatie | Zundert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Zundert |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Zundert 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2009 | 01-10-2011 | Nieuwe regeling | 20-10-2009 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Bij het toepassen van deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door de gemeente worden verleend, tenzij in een bijzondere verordening of bij een besluit van de gemeenteraad anders is bepaald.
HOOFDSTUK 3: HET BESLISSEN OP DE AANVRAAG
De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:3 lid 2 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
HOOFDSTUK 4: VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 4.1 Deugdelijke administratie en bewaarplicht
De administratie van de subsidieontvanger is zodanig ingericht dat te allen tijde een overzicht kan worden verkregen van de activiteiten, de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen en de financiële resultaten van de instelling.
HOOFDSTUK 5: VASTSTELLEN VAN DE SUBSIDIE, REKENING EN VERANTWOORING
Artikel 5.1 De aanvraag tot vaststellen
Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger binnen vier maanden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend bij burgemeester en wethouders een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in.
Artikel 5.2 Gegevens bij de aanvraag
Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie worden de volgende stukken overgelegd:
Artikel 5.3 Accountantsverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een instelling verplichten bij de aanvraag van de beschikking tot het vaststelling van de subsidie tevens een accountantsverklaring over te leggen. Een dergelijke verklaring is in ieder geval verplicht indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt.
Op de aanvraag om subsidievaststelling wordt beslist binnen acht weken, tenzij in de bijzondere verordening anders is geregeld.
Artikel 5.6 Verantwoorden bij subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening
Als subsidie is vastgesteld zonder dat daaraan voorafgaand een beschikking tot het verlenen van subsidie is gegeven, kan het college verlangen dat de subsidieontvanger binnen vier maanden na afloop van de activiteit dan wel het tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt aantoont dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.
HOOFDSTUK 6: BETALING EN TERUGVORDERING
Artikel 6.2 Verrekening voorschotten
Het subsidiebedrag wordt betaald binnen zes weken na subsidievaststelling, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 6.3 Terugstorten subsidie bij liquidatie van een instelling
Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het toekennen van gemeentelijke subsidie is gevormd, kunnen burgemeester en wethouders terugstorting van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is verstrekt.
HOOFDSTUK 7: AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR BUDGETSUBSIDIES
Artikel 7.1 Subsidiecontracten
Burgemeester en wethouders sluiten met de instelling een contract waarin afspraken worden neergelegd over de activiteiten, prestaties en beoogde effecten die van de instelling worden verlangd, de overige subsidievoorwaarden en de door te gemeente ter beschikking te stellen middelen.
Artikel 7.2 Verstrekking aanvullende gegevens
Naast de gegevens genoemd in artikel 2.2 dient bij de aanvraag om budgetsubsidie het te overleggen activiteitenprogramma tevens een vertaling te bevatten van de activiteiten van de instelling in meetbare prestaties en beoogde effecten en dient het een relatie te leggen met het gemeentelijk beleid.
Artikel 7.3 Terugbetaling subsidie in verband met batig saldo
Indien uit de overgelegde financiële stukken blijkt dat de toekenning van budgetsubsidie leidt tot grote overschotten bij de instelling in het betreffende jaar, kunnen burgemeester en wethouders de instelling opdragen, het bedrag van dit overschot tot maximaal het bedrag van de verstrekte subsidie terug te storten in de gemeentekas.
HOOFDSTUK 8: AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR EENMALIGE SUBSIDIES
Artikel 8.1 Bevoegdheid gemeenteraad
De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de subsidies die op grond van dit hoofdstuk worden verstrekt.
Artikel 8.2 Voorwaarden verstrekken eenmalige subsidie
Voor een eenmalige subsidie komen in aanmerking in de gemeente Zundert gevestigde instellingen die een activiteit op sociaal, cultureel, sportief of educatief terrein organiseren dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders van bijzondere betekenis is voor de Zundertse gemeenschap.
HOOFDSTUK 9: AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR EXPERIMENTENSUBSIDIES
Artikel 9.2 Vaststellen van beleidsregels
In de beleidsregels kan tevens worden bepaald dat de subsidieverstrekking plaatsvindt op basis van een vergelijking van door de instellingen ingediende offertes waarin die instellingen aangeven op welke wijze zij de verlangde doelstellingen willen realiseren of de gevraagde activiteiten willen organiseren.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende van het bepaalde in deze verordening, bijzondere verordeningen of de beleidsregels afwijken, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van gemeente Zundert, d.d. 20 oktober 2009.
De raad voornoemd.
De griffier,
A. van der Veen
De voorzitter,
L.C. Poppe-de Looff
De Algemene subsidieverordening vormt tezamen met titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het juridisch kader waarbinnen het verstrekken van subsidies plaatsvindt.
De Awb kent een groot aantal bepalingen van dwingend recht. Omdat de Awb ten opzichte van de gemeentelijke subsidieverordening geldt als hogere regelgeving, mag die verordening geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met die dwingende regels in de Awb. Uit dit verbod vloeit voort dat het gemeenten ook niet is toegestaan in hun verordeningen voorschriften op te nemen die letterlijk uit een hogere regeling zijn overgenomen. Dit betekent dat de inhoud van de gemeentelijke subsidieverordening beperkt moet blijven tot:
a. bepalingen waarin van de Awb wordt afgeweken en de wet dit ook toelaat (de gangbare regels);
b. bepalingen waarin de regeling in de Awb wordt aangevuld (de aanvullende regels);
c. bepalingen waarin wettelijke standaardbepalingen (de zogeheten facultatieve regels) van toepassing worden verklaard.
De bepalingen in de Algemene subsidieverordening moeten gelezen worden in samenhang met de voorschriften in de Awb over subsidieverstrekking. Om die reden wordt daar waar het relevant is in de toelichting op de artikelen een relatie gelegd met de Awb.
De hoofdregel van de Awb is dat subsidies gebaseerd zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten betekent dit dat de subsidiëring moet plaatsvinden op grond van een verordening.
Die verordening dient een omschrijving te bevatten van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend. Een uitzondering op de hoofdregel wordt gemaakt voor subsidieverlening op basis van een begrotingspost (de buitenwettelijke subsidies). Voorwaarde is wel dat de begrotingspost de subsidieontvanger en de maximumsubsidie vermeldt.
De Algemene subsidieverordening bevat, in aanvulling op de Awb, allerlei procedurele voorschriften. Voor een aantal werksoorten en beleidsterreinen zijn daarnaast afzonderlijke (bijzondere) verordeningen. Hierin staan de inhoudelijke voorschriften met betrekking tot de subsidieverlening op het betreffende beleidsterrein of werksoort.
Daarnaast wordt ook subsidie verstrekt via de systematiek van budgetsubsidies. Bij deze subsidievorm gelden de procedurele eisen van de Algemene subsidieverordening (en de Awb), terwijl de inhoudelijke voorschriften worden opgenomen in een af te sluiten subsidiecontract met de betreffende instelling. De subsidiebedragen voor de verschillende instellingen worden in de begroting opgenomen.
Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is de beschikking tot verlenen van de subsidie. De subsidieverlening geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op dat moment nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en hij zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. Aan het verstrekken van subsidies kunnen voorschriften worden verbonden (artikelen 4:37 en 4.38 Awb).
Met de term "subsidievaststelling" wordt vervolgens een tweede beschikking aangeduid. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de voorwaarden zijn vervuld en hoeveel het uiteindelijke subsidiebedrag is. Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidie definitief.
Het is overigens mogelijk de eerste stap (de subsidieverlening) over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve bedrag van de subsidie direct vastgesteld.
De Awb bevat twee gronden voor het weigeren van aanvragen om subsidies. Deze zijn opgenomen in de artikelen 4:25 en 4:35 lid 1 en 2 Awb. In de verordening zijn deze weigeringsgronden verder aangevuld (zie de toelichting bij artikel 3.3).
De Awb regelt de situaties waarin verleende subsidies kunnen worden ingetrokken en gewijzigd. Daarbij worden verschillende situaties onderscheiden:
a. artikel 4:48: gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening, met terugwerkende kracht;
b. artikel 4:49: gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidievaststelling, met terugwerkende kracht;
c. artikel 4:50: gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening voor de toekomst (opzegging).
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
De definitie van subsidie is niet in de verordening opgenomen. De reden hiervoor is dat de Awb in artikel 4:21 een dwingende en algemeen geldende begripsomschrijving van subsidie geeft. Op grond van artikel 4:21 is een subsidie: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 1.3 Subsidie bijzondere verordeningen
Wanneer er op bepaalde werksoorten of beleidsterreinen verschillende instellingen voor subsidie in aanmerking wensen te komen, is het wenselijk voor die werksoorten of beleidsterreinen afzonderlijke verordeningen vast te stellen. In deze deelverordeningen kunnen specifieke bepalingen worden opgenomen, gericht op het bijzondere karakter van de werksoort of het beleidsterrein. Bijzondere subsidieverordeningen zorgen voor uniformiteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de instellingen. Het zoveel mogelijk vastleggen van het subsidiebeleid in bijzondere verordeningen heeft bovendien het voordeel dat de gemeenteraad wordt belast met het bepalen van (de hoofdlijnen van) het gemeentelijk subsidiebeleid.
Artikel 1.4 Subsidiecontracten
Een subsidiebeschikking verplicht een instelling niet tot het leveren van de gevraagde prestaties.
Als een instelling de prestaties niet of onvoldoende levert, verspeelt ze daarmee alleen het recht op subsidie. Als de gemeente een instelling wil verplichten tot het leveren van bepaalde prestaties, zal ze een subsidiecontract moeten sluiten. Het nakomen van afspraken die in een overeenkomst zijn neergelegd, is in beginsel juridisch afdwingbaar. Met de betreffende instelling zal overeenstemming moeten worden bereikt over de inhoud van het contract. Om die reden bepaalt het derde lid dat burgemeester en wethouders in overleg moeten treden met de instelling over het te sluiten contract.
Artikel 1.5 Bevoegdheid van burgemeester en wethouders
In dit artikel legt de raad de bevoegdheid om op subsidieaanvragen te beslissen neer bij burgemeester en wethouders. De raad bepaalt de hoofdlijnen van het subsidiebeleid. De raad stelt de algemene subsidieverordening en de bijzonder verordeningen vast. Bovendien stelt de raad de begroting vast waarin per beleidsterrein of werksoort dan wel per afzonderlijke instelling het te verstrekken subsidiebedrag wordt aangegeven.
In het derde lid is geregeld dat burgemeester en wethouders jaarlijks een overzicht verstrekken aan de raad over het gevoerde subsidiebeleid (i.c. de verleende en geweigerde subsidies).
Artikel 1.6 Rechtspersoonlijkheid van de instelling
De eis dat een instelling rechtspersoonlijkheid moet bezitten om voor subsidie in aanmerking te komen, houdt verband met het feit dat het voor de gemeente duidelijk is wie aansprakelijk is. Er zijn echter gevallen denkbaar waarin deze eis (nog) niet kan worden gesteld. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij subsidies met een eenmalig karakter, bij subsidies ten behoeve van net startende activiteiten, waarbij de formele totstandkoming van de rechtspersoon bij de subsidieverstrekking nog niet rond is en bij subsidietoekenningen van zo geringe omvang dat volledige rechtspersoonlijkheid redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden geëist. Een en ander staat ter beoordeling van burgemeester en wethouders.
Met het vaststellen van subsidieplafonds worden de aanspraken op subsidie beperkt tot een bepaald bedrag. Door het vaststellen van subsidieplafonds wordt een “open einde regeling” voorkomen. Het vaststellen van subsidieplafonds verplicht gemeenten subsidies te weigeren als toekenning zou leiden tot overschrijding van het plafond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, vormt een onvoldoende reden voor een gemeente om een subsidie te weigeren.
De subsidieplafonds kunnen per beleidsveld worden vastgesteld. Het subsidieplafond moet vóór het begin van de periode waarvoor het geldt worden bekendgemaakt (artikel 4:27 lid 1 Awb).
Artikel 1.8 Verdelen van de subsidie
Artikel 4:26, tweede lid, Awb schrijft voor dat als een subsidieplafond wordt vastgesteld, ook de wijze van verdeling moet worden vermeld. Dit artikel bevat deze verdeelregels.
Bij subsidies die voor een bepaald tijdstip moeten worden aangevraagd, kunnen alle subsidieaanvragen gelijktijdig worden beoordeeld. Bij deze subsidies kan als verdelingscriterium worden gehanteerd dat de activiteiten die het meeste bijdragen aan de doelstelling van de subsidie voorrang krijgen (het eerste lid).
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat ten aanzien van subsidies die gedurende het gehele jaar kunnen worden aangevraagd het verdeelcriterium geldt "wie het eerst komt, die het eerst maalt". Instellingen hebben er dus belang bij zo vroeg mogelijk hun subsidieaanvraag in te dienen.
Artikel 2.1 De termijn van aanvraag
Bij de termijnen van aanvraag wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidies die voor een bepaalde termijn moeten worden aangevraagd en subsidies die gedurende het gehele jaar kunnen worden aangevraagd. Voor jaarsubsidies en budgetsubsidies geldt dat het voor de instellingen geen probleem vormt deze subsidies ruim voor het begin van het begrotingsjaar aan te vragen. De termijn van aanvraag is zodanig gekozen dat wordt aangesloten bij de gemeentelijke begrotings- en beleidscyclus.
Van instellingen mag daarentegen niet verwacht worden dat ze ruim voor het begin van het begrotingsjaar (en de geplande activiteiten) hun activiteiten reeds zodanig hebben vormgegeven, dat ze in staat zijn een eenmalige subsidie of een experimentensubsidie aan te vragen. Om die reden kunnen deze subsidies gedurende het gehele subsidiejaar worden aangevraagd.
Om burgemeester en wethouders tijd te geven om een oordeel te geven over de subsidieaanvraag bepaalt het tweede lid dat de aanvraag tenminste dertien weken voor het tijdstip waarop de betreffende activiteit plaatsvindt of start moet worden aangevraagd.
Bij een waarderingssubsidie bestaat in het algemeen geen directe relatie tussen de subsidie en de concrete activiteiten van de instelling. Om die reden kunnen waarderingssubsidies gedurende het gehele jaar worden aangevraagd, zonder dat wordt bepaald dat de subsidie vóór een bepaald tijdstip moet worden aangevraagd.
Artikel 2.2 Gegevens bij de aanvraag
Het college van burgemeester en wethouders kan een voorzieningenplan van de instelling vragen. In een dergelijk plan dient te zijn opgenomen de aard van de voorziening, de meerjarenplanning, de maximale omvang van de voorziening per einddatum en de jaarlijkse storting en onttrekking en de geraamde hoogte van de voorziening per balansdatum. In de jaarverantwoording wordt over dit voorzieningenplan gerapporteerd.
Artikel 3.1 Het besluit tot verlenen
Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is het besluit tot verlenen van de subsidie, de tweede stap is het besluit tot vaststellen van de subsidie. Het is mogelijk om de eerste stap (de subsidieverlening) over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve bedrag van de subsidie direct vastgesteld. Het tweede lid van artikel 3.1 verschaft de raad de mogelijkheid om bij deelverordening te bepalen dat de subsidie direct wordt vastgesteld. Het voordeel van het direct vaststellen van de subsidie is besparing van de werklast voor de ambtelijke organisatie. De subsidieaanvraag en de bijgevoegde gegevens hoeven slechts één in plaats van twee keer gecontroleerd te worden.
Een nadeel van het direct vaststellen van het subsidiebedrag is het feit dat het verstrekte subsidiebedrag minder gemakkelijk is terug te vorderen als blijkt dat de subsidieontvanger zich niet gehouden heeft aan de subsidievoorwaarden. De gronden voor intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn beperkter dan bij het besluit tot subsidieverlening. Waar mogelijk zal gekozen worden voor de subsidiemethodiek waarbij subsidies onmiddellijk worden vastgesteld.
Zodra de programmabegroting is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot het nemen van de besluiten over de aanvragen om respectievelijk jaarsubsidies en budgetsubsidies.
Het eerste lid bepaalt om die reden dat burgemeester en wethouders deze besluiten binnen een maand na het vaststellen van de programmabegroting respectievelijk de subsidieplafonds nemen.
Voor de overige subsidies geldt in principe een beslistermijn van acht weken (tweede lid).
Artikel 3.3 Weigeren van de subsidie
De Awb bevat twee weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;
b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 3.3 nog een aantal gronden om een subsidie te weigeren. Deze spreken voor zich.
Er zijn meerdere systemen in gebruik om te bepalen wat aan vermogen “teveel” is. Zo kan worden gedacht aan een vast bedrag, een bepaald percentage van het toegekende subsidiebedrag, een bepaald percentage van de omzet of een bepaald percentage van de inkomsten.
In dit artikel wordt uitgegaan van het risico dat de instelling loopt. Hoe meer risico een instelling loopt, zowel in de uitgaven als de inkomsten, hoe hoger reserves moeten zijn waaruit tegenvallers bekostigd moeten c.q. kunnen worden. Een instelling die voor een groot deel (soms 100%) met overheidsgelden wordt gefinancierd loopt minder risico dan een instelling die niet of voor minder met overheidsmiddelen wordt bekostigd. In de berekening van de hoogte van de reserve dienen de lasten en baten van de risicovolle onderdelen van de begroting te worden betrokken (bij elkaar te worden opgeteld). In het algemeen zal de hoogte van de reserve 5 à 10 % van het risicobedrag bedragen.
Artikel 4.1 Deugdelijke administratie en bewaarplicht
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 4.2 Toezicht en informatieplicht
Dit artikel regelt het toezicht van de gemeente en de informatieplicht van de subsidieontvanger.
De gemeente moet dan op grond van artikel 5:11 van de Awb een toezichthouder aanwijzen voor de handhaving en het toezicht. In het tweede lid van dit artikel is de medewerkingsplicht van de subsidieontvanger opgenomen, om te verzekeren dat tegen niet medewerking kan worden opgetreden door de subsidie lager vast te stellen.
In artikel 5:11 en verder van de Awb staan de bevoegdheden van toezichthouders vermeld.
Artikel 4.3 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5.1 De aanvraag tot vaststellen
Dit artikel heeft betrekking op de tweede stap in het proces van subsidieverstrekking: het vaststellen van de subsidie. In het besluit tot vaststellen van de subsidie wordt bepaald wat precies het subsidiebedrag is waar de subsidieaanvrager recht op heeft. Het bedrag in de beschikking tot subsidieverlening geldt daarbij als het maximumbedrag. Het uiteindelijk vastgestelde subsidiebedrag kan wel lager, maar nooit hoger zijn dan het bedrag dat is vermeld in de beschikking tot het verlenen van de subsidie.
De aanvraag tot het vaststellen van de subsidie dient binnen vier maanden na afloop van de activiteit of het subsidietijdvak bij burgemeester en wethouders te worden ingediend. Voor jaarsubsidies en budgetsubsidies betekent dit dat de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie voor hetzelfde tijdstip (te weten 1 mei) moet worden ingediend als de subsidieaanvraag voor het komende subsidiejaar. De te verstrekken gegevens in verband met vaststellen van de subsidie (zie artikel 5.2) kunnen tevens worden gebruikt bij de beoordeling van de nieuwe subsidieaanvraag.
Artikel 5.2 Gegeven bij de aanvraag
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5.3 Accountantsverklaring
Dit artikel bepaalt dat een instelling, die een subsidie ontvangt van € 25.000 of meer, als subsidieverplichting heeft het indienen van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De bedoeling van de genoemde verklaring is dat een extern deskundige de financiële huishouding controleert, omdat het in deze categorie veelal gaat om instellingen met een jaarlijkse hoge omzet. Een dergelijke verklaring brengt echter hoge kosten met zich mee. Een door een accountant op te stellen samenstellingsverklaring kan in een aantal gevallen voldoen. Het college bepaalt in welke gevallen een accountantsverklaring of een samenstellingsverklaring ingediend dient te worden.
Artikel 5.4 Vaststellen van de subsidie
Het tweede lid van dit artikel geeft aan in welke gevallen de subsidie lager wordt vastgesteld dan bij de subsidieverlening is bepaald, waardoor de instelling het overeenkomstige bedrag moet terug betalen als de gemeente een voorschot heeft verstrekt.
Artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb bevatten ook gronden om een subsidie lager vast te stellen. Op grond van lid 2 kan subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden;
c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: "Voorzover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid als niet noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen".
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5.6 Verantwoorden bij subsidievaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening
Dit artikel geeft de mogelijkheid aan burgemeester en wethouders om bij subsidies die direct zijn vastgesteld (globaal) te controleren of de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Hoofdstuk 6. Betaling en terugvordering
Deze artikelen spreken voor zich.
Hoofdstuk 7. Aanvullende bepalingen voor budgetsubsidies
Budgetsubsidies worden verstrekt aan instellingen die feitelijk publieke taken uitoefenen, waarop de gemeente ook kan worden aangesproken. Om die reden wordt met dergelijke instellingen ook een subsidiecontract afgesloten. Per werksoort of beleidsterrein is er doorgaans maar één instelling die voor een subsidie in aanmerking komt. De instellingen en de subsidiebedragen kunnen in de gemeentebegroting worden opgenomen. Instellingen die niet in de begroting worden vermeld, komen dus niet voor budgetsubsidie in aanmerking. Er hoeven dus geen subsidieplafonds te worden ingesteld.
De aanvragen om budgetsubsidie dienen uiterlijk op 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend bij burgemeester en wethouders (artikel 2.1, eerste lid). Burgemeester en wethouders besluiten over de aanvraag binnen een maand na het vaststellen van de begroting (artikel 3.2, eerste lid).
Artikel 7.1 Subsidiecontracten
Het sluiten van subsidiecontracten vloeit voort uit de doelstelling van budgetsubsidies.
Artikel 7.2 Verstrekking aanvullende gegevens
Omdat de activiteiten van instellingen die in aanmerking komen voor budgetsubsidie in het algemeen nauw gerelateerd zijn aan het gemeentelijk beleid, bepaalt dit artikel dat een instelling met het oog hierop aanvullende informatie moet verstrekken bij de subsidieaanvraag.
Artikel 7.3 Terugbetaling subsidie in verband met batig saldo
Indien bij een instelling sprake is van grote reserves die (mede) door subsidiëring zijn ontstaan, verschaft dit artikel de bevoegdheid aan burgemeester en wethouders de subsidie al dan niet gedeeltelijk terug te vorderen. Deze bevoegdheid blijft beperkt tot instellingen die een budgetsubsidie ontvangen. Bij deze vorm van subsidiëring bestaat een nauwe (financiële) relatie tussen de gemeente en de instelling.
Goedgekeurde reserves worden hierbij uiteraard buiten beschouwing gelaten. In het subsidiecontract met de instelling kunnen afspraken worden gemaakt over de omvang van de toegestane reserves.
Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen voor eenmalige subsidies
Aanvragen om eenmalige subsidies dienen tenminste dertien weken voor het tijdstip waarop de betreffende activiteit zal plaatsvinden of aanvangen te worden ingediend bij burgemeester en wethouders (artikel 2.1, tweede lid). Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens in principe binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag (artikel 3.2, tweede lid).
Artikel 8.1 Bevoegdheid gemeenteraad
Voor eenmalige subsidies geldt dat ze gedurende het begrotingsjaar kunnen worden aangevraagd en verstrekt. Het vaststellen van een subsidieplafond voor eenmalige subsidies zorgt ervoor dat de flexibiliteit voor het honoreren van onvoorziene subsidieaanvragen zo groot mogelijk is.
Artikel 8.2 Voorwaarden verstrekken eenmalige subsidie
De voorwaarden om voor een eenmalige subsidie in aanmerking te komen, zijn ruim geformuleerd. Hierdoor wordt burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden om op een flexibele wijze om te gaan met het al dan honoreren van verzoeken om subsidie en met het eventueel vaststellen van de voorwaarden aan de subsidie.
Artikel 8.3 Vaststellen van eenmalige subsidie
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid eenmalige subsidies direct vast te stellen. Of van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zal afhankelijk zijn van de subsidiegrondslag (een vast bedrag of een bedrag dat afhankelijk wordt gesteld van een variabele factor, zoals het aantal deelnemers) en de voorwaarden die aan de subsidieverstrekking worden verbonden.
Hoofdstuk 9. Aanvullende bepalingen voor experimentensubsidies
Experimentensubsidies zijn bedoeld om instellingen een bijdrage te laten leveren aan de realisering van bepaalde gemeentelijke beleidsdoelstellingen. Bij deze vorm van subsidiëring passen niet alleen inhoudelijk voorschriften ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten en controle op de naleving van de subsidievoorwaarden, maar ook een beoordeling vooraf van de wijze waarop instellingen de geformuleerde doelstellingen denken te verwezenlijken. Bij deze subsidievorm past een offerteprocedure. Instellingen geven vooraf aan op welke wijze zij de subsidie willen gaan inzetten. De subsidieverstrekking vindt vervolgens plaats op basis van vergelijking van de uitgebrachte offertes, waarbij de instellingen met de beste voorstellen voor de subsidie in aanmerking komen.
De aanvragen om experimentensubsidie dienen uiterlijk op 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bij burgemeester en wethouders te worden ingediend (artikel 2.1, eerste lid). Burgemeester en wethouders besluiten over de aanvraag gelijktijdig met het vaststellen van het subsidieplafond (artikel 3.2 tweede lid).
Artikel 9.1 Vaststellen budget en subsidieplafond
De regels ten aanzien van experimentensubsidies zijn alleen van kracht als de gemeenteraad besluit een bepaald budget ter beschikking te stellen voor het verstrekken van dergelijke subsidies.
Artikel 9.2 Vaststellen van beleidsregels
Dit artikel bepaalt dat als de raad een budget vaststelt voor het verstrekken van experimentensubsidies, hij tevens beleidsregels vaststelt waarin de voorwaarden zijn opgenomen om voor deze subsidie in aanmerking te komen.
Titel 4.3 van de Awb geeft een algemene regeling over beleidsregels. Wil er sprake zijn van een beleidsregel in de zin van de Awb, dan dient deze bij besluit te worden vastgesteld. Dit vereiste brengt met zich mee dat de algemene bepalingen over besluiten in de Awb ook van toepassing zijn op beleidsregels.
Het derde lid van dit artikel verschaft de mogelijkheid om de subsidieverstrekking te laten plaatsvinden op basis van een vergelijking van door de instellingen ingediende offertes.