Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schagen

Algemene subsidieverordening Gemeente Schagen 2001

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchagen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Gemeente Schagen 2001
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Schagen 2001
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Schagen. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Schagen, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-200117-01-2013Onbekend

24-04-2001

Schager Weekblad, 16-05-2001

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Gemeente Schagen 2001

De raad der gemeente Schagen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gezien de nota “Uitgangspunten welzijnsbeleid 1986 en 1996” en in de op basis van deze nota tot stand gekomen vervolgnota’s en notities, te weten de “Jeugd- en jongerenwerk Schagen 1987”, “Ouderennota 1988”, “Rondom de Schager Toren 1990”, “Met elkaar, voor elkaar, sociale vernieuwing Schagen 1991”, “Kinderopvang in Schagen 1990 en 1991”, “Cultuurnotitie 1992”, “Notitie Vrijwilligersbeleid gemeente Schagen 1995”, “Sportnota gemeente Schagen 1995”, “Notitie Recreatie en Toerisme in de gemeente Schagen 1998” en “Grenzenloos Schagen, heroriëntatie mondiaal beleid 2000”.

gelet op het bepaalde in de artikelen 149 en volgende van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

de “Algemene Subsidieverordening Gemeente Schagen 2001” als volgt vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Schagen;

  • b.

    Het college van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen;

  • c.

    Organisatie: een instelling of groepering van personen, die zich zonder winstoogmerk activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële en/ of materiële aard;

  • d.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • e.

    Budgetsubsidie: een subsidie waarbij de organisatie een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen werkprogramma of activiteitenpakket uit te voeren en na afloop verantwoording dient af te leggen over de omvang en kwaliteit van het uitgevoerde activiteitenpakket;

  • f.

    Waarderingssubsidie: een subsidie voor activiteiten van een organisatie waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de organisatie maakt en de subsidie die zij ontvangt;

  • g.

    Incidentelesubsidie: een eenmalige subsidie die ten behoeve van een bepaalde activiteit wordt verstrekt;

  • h.

    Experimentele subsidie: een subsidie die ten behoeve van activiteiten met een experimenteel karakter wordt verstrekt;

  • i.

    Investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van het stichten, wijzigen of uitbreiden van accommodaties en/ of het inrichten daarvan;

  • j.

    Garantiesubsidie: het garant staan voor bepaalde inkomsten ten behoeve van een activiteit met een incidenteel karakter en een sluitende begroting (exclusief de verleende subsidie);

  • k.

    Werksoort: een verzameling van activiteiten gericht op het realiseren van een specifiek deel van het gemeentelijk beleid;

  • l.

    Werkprogramma: een overzicht van de door de organisatie voorgenomen activiteiten, uitgedrukt in meetbare prestaties, alsmede van de relatie van die activiteiten met het gemeentelijk beleid;

  • m.

    Programma: een overzicht vast te stellen door het college, met hierin beschreven:

    • -

      de subsidieaanvragen die voldoen aan het gestelde in de subsidieverordening met hieraan toegevoegd een motivering over het al dan niet toekennen van deze subsidieaanvraag;

  • n.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies ter uitvoering van deze verordening en de daarvoor geldende beleidsregels, zoals opgenomen in het programma.

    Het betreffende plafond kan worden onderverdeeld in deelplafonds.

Paragraaf 2 Reikwijdte en aard van de verordening
Artikel 2 reikwijdte en aard
  • 1.

    Deze verordening geldt voor alle organisaties die subsidie ontvangen of wensen te ontvangen van de gemeente Schagen, voor zover geen andere regeling van toepassing is.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd:

    • a.

      een of meer bepalingen van deze verordening in individuele gevallen niet van toepassing te verklaren, indien en voor zover de toepassing daarvan tot onbillijkheden leidt;

    • b.

      naast de bepalingen van deze verordening bijzondere voorwaarden aan het verlenen van subsidie te verbinden.

Paragraaf 3 Algemene subsidievoorwaarden
Artikel 3 rechtspersoonlijkheid
  • 1.

    Subsidie wordt slechts verleend aan organisaties indien zij rechtspersoonlijkheid bezitten en zonder winstoogmerk werkzaam zijn.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie worden verleend aan een natuurlijke persoon, aan een groep van natuurlijke personen, aan een rechtspersoon in oprichting. In deze gevallen zijn de bepalingen van deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 algemeen
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders beschikt op verzoeken om subsidie binnen het door de raad voor de werksoort of voor het type activiteit bij gemeentebegroting vastgestelde bedrag en met inachtneming van deze verordening en door de raad en het college van burgemeester en wethouders ter zake vastgestelde (beleids)regels.

  • 2.

    Een in de gemeentebegroting opgenomen post geeft op zich geen recht op subsidie. Een organisatie heeft eerst dan recht op subsidie indien deze is toegekend en de organisatie aan de bepalingen vermeld in deze subsidieverordening heeft voldaan.

Artikel 5 geen toepassing

De verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    geldelijke bijdragen van de gemeente aan publiekrechtelijke lichamen of organen in de kosten van activiteiten en / of voorzieningen welke in het bepaalde bij of krachtens de wet dan wel in publiekrechtelijke functie hun oorzaak vinden;

  • b.

    geldelijke bijdragen van de gemeente in de vorm van contributies en donaties;

  • c.

    organisaties, die gesubsidieerd worden op basis van afspraken tussen de gemeente Schagen en andere overheden;

Artikel 6 algemene voorwaarden

Teneinde in aanmerking te komen voor subsidie dient:

  • a.

    de organisatie activiteiten te organiseren voor of voorzieningen tot stand te brengen of in stand te houden die in het belang zijn van de plaatselijke gemeenschap en passen in het gemeentelijk beleid, zoals is verwoord in het programma van het betreffende jaar;

  • b.

    er een aantoonbare financiële noodzaak te zijn die onontkoombaar maakt dat de organisatie door het gemeentebestuur wordt gesubsidieerd;

  • c.

    de organisatie niet een doel na te streven dat strijdig is met de wet of in strijd te handelen met de wet;

  • d.

    de organisatie niet uitsluitend of in hoofdzaak gericht of werkzaam te zijn op commercieel, politiek, kerkelijk of levensbeschouwelijk gebied.

Paragraaf 4 Subsidieplafond
Artikel 7 subsidieplafond
  • 1.

    De raad bepaalt bij het vaststellen van de gemeentebegroting een subsidieplafond, zijnde het maximum bedrag waarmee in het begrotingsjaar de subsidiëring conform deze verordening kan plaatsvinden.

  • 2.

    Het betreffende plafond kan in de gemeentebegroting onderverdeeld worden in deelplafonds voor specifieke onderdelen van het welzijnsterrein.

  • 3.

    Gedurende het jaar kan de raad een deelplafond door middel van een begrotingswijziging verhogen of verlagen. Indien de subsidieverdeling in het programma gewijzigd wordt als gevolg van de vaststelling van een gewijzigd subsidieplafond in de gemeentebegroting, kan het college van burgemeester en wethouders de beleidsregels voor de subsidieverdeling wijzigen. Het college is daarbij wel gehouden aan de bepalingen van deze verordening.

  • 4.

    Indien de subsidieverdeling nadelige consequenties heeft voor de subsidieverlening aan een organisatie, waaraan ook door andere gemeenten subsidie is verleend, zal hierover door het college van burgemeester en wethouders eerst overleg plaatsvinden met deze subsidiënten. De resultaten van dit overleg zullen worden vermeld in de aanbiedingsbrief voor de begroting.

  • 5.

    Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt tenminste eens per drie jaar een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Paragraaf 5 Subsidieaanvraag
Artikel 8 procedure voor het indienen van een subsidieaanvraag
  • 1.

    Een organisatie, die in aanmerking wenst te komen voor subsidie, dient hiertoe schriftelijk verzoek in vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders niet in behandeling genomen, indien deze niet binnen de in lid 1 gestelde termijn wordt ontvangen. Zij stelt de organisatie hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

  • 3.

    De subsidieaanvraag dient te bevatten:

    • a.

      de doelstelling(en) van de organisatie;

    • b.

      de middelen die zij hanteert om die doelstellingen te verwezenlijken;

    • c.

      de doelgroep(en) waarop zij zich richt;

    • d.

      een begroting van baten en lasten, gerelateerd aan het werkprogramma en voorzien van een toelichting;

    • e.

      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie;

    • f.

      indien de statuten het afgelopen jaar zijn gewijzigd, een afschrift van de notariële akte.

  • 4.

    Indien een organisatie voor de eerste maal een subsidie aanvraagt dient zij bij de subsidieaanvraag tevens te overleggen:

    • a.

      een afschrift van de notariële oprichtingsakte;

    • b.

      een bewijs van inschrijving in een van de door de Kamer van Koophandel en Fabrieken gehouden registers;

    • c.

      een opgave van haar bestuurssamenstelling;

    • d.

      een motivering van de subsidieaanvraag;

    • e.

      de stukken van het afgelopen boekjaar, waaronder een door het bestuur gewaarmerkte jaarrekening bestaande uit de balans, een rekening van baten en lasten en een toelichting op de beide onderdelen, alsmede een verslag van de werkzaamheden over het boekjaar;

    • f.

      werkprogramma; burgemeester en wethouders kunnen de begroting met toelichting als werkprogramma beschouwen.

Paragraaf 6 Subsidieverlening
Artikel 9 voorafgaande voorwaarden
  • 1.

    Subsidie wordt verleend indien:

    • a.

      de nodige gelden door de raad middels het subsidieplafond en het daaraan gerelateerde programma beschikbaar zijn gesteld;

    • b.

      de organisatie voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien de desbetreffende begrotingspost goedkeuring behoeft en nog niet door gedeputeerde staten is goedgekeurd, geschiedt de subsidieverlening onder het voorbehoud van die goedkeuring.

Artikel 10 inhoud van een beschikking tot subsidieverlening
  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de periode waarvoor subsidie wordt verleend;

    • c.

      het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

    • d.

      subsidievoorwaarden, waaronder een eventueel begrotingsvoorbehoud;

    • e.

      subsidieverplichtingen zoals vermeld in deze verordening.

  • 2.

    De beschikking tot subsidieverlening kan ook de subsidievaststelling zijn.

Artikel 11 voorschotten
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een organisatie voorschotten verlenen, voor zover dit bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2.

    In de beschikking voor de subsidieverlening wordt het bedrag van het voorschot vermeld, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3.

    Een organisatie aan wie budgetsubsidie is verleend, wordt door het college van burgemeester en wethouders pas bevoorschot nadat de organisatie aan het gestelde in het tweede lid van artikel 18 heeft voldaan.

  • 4.

    Voorschotten, als bedoeld in het eerste lid, worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan het verlenen van voorschotten opschorten, indien een organisatie naar hun oordeel niet in voldoende mate de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen nakomt.

Artikel 12 weigeren van subsidieverlening
  • 1.

    De subsidieverlening kan door het college van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk geweigerd worden, indien:

    • a.

      er niet wordt voldaan aan het bepaalde in paragraaf 3 van deze verordening;

    • b.

      door de verstrekking daarvan het maximaal beschikbare bedrag in het subsidieplafond wordt overschreden;

    • c.

      de activiteiten van een organisatie niet passen binnen de van toepassing zijnde beleidsregels;

    • d.

      een organisatie ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      een organisatie op andere wijze subsidie kan verkrijgen.

  • 2.

    De subsidieverlening kan in ieder geval door het college van burgemeester en wethouders worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de organisatie niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie niet wordt aangewend overeenkomstig het doel waarvoor de subsidie is verleend;

    • d.

      een organisatie niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn;

  • 3.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de organisatie:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 13 het weigeren van subsidies aan instellingen, die reeds een aantal jaren subsidie ontvangen
  • 1.

    grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zonodig in afwijking van het bepaalde in artikel 12, lid 1 sub b.

Artikel 14 besluit tot verlening c.q. weigering

Het besluit tot subsidieverlening, dan wel (gedeeltelijke) weigering wordt de organisatie schriftelijk binnen 6 weken nadat de gemeentebegroting is vastgesteld en – indien nodig – goedgekeurd, meegedeeld. Het besluit vermeldt de eventuele subsidieverplichtingen, waaronder tot verlening is besloten (het eventuele begrotingsvoorbehoud) of vermeldt indien is besloten de subsidie niet of niet geheel te verlenen, de motivering daarvan.

Artikel 15 verslaggeving
  • 1.

    De organisatie zendt jaarlijks vóór 1 april een financieel verslag over het voorafgaande boekjaar aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het financieel verslag bestaat uit:

    • a.

      Een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingericht als de bij de subsidieaanvraag overgelegde begroting, gerelateerd aan het jaar daarvoor;

    • b.

      Een balans per 31 december van het jaar en het jaar daarvoor;

    • c.

      Een toelichting op de rekening van baten en lasten en de balans en een analyse van relevante verschillen tussen verschillende jaren en tussen begroting en uitkomst.

Paragraaf 7 Bijzondere bepalingen t.a.v. de verschillende soorten
Artikel 16 aanvraag van een budgetsubsidie
  • 1.

    Naast het bepaalde in artikel 8,

    • a.

      dient de organisatie bij de aanvraag van budgetsubsidie het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare prestaties aan te geven.

    • b.

      kan de subsidieaanvraag voor een periode van maximaal vier jaar worden ingediend;

    • c.

      moeten bij de aanvraag als bedoeld in lid b een meerjarenwerkplan en een meerjarenbegroting worden overlegd, welke op de gehele periode betrekking hebben;

  • 2.

    Naast het in artikel 15 genoemde financiële verslag dient de organisatie jaarlijks vóór 1 april een inhoudelijk verslag aan het college van burgemeester en wethouders te zenden.

  • 3.

    Het inhoudelijke verslag bevat:

    • a.

      een overzicht van de verrichte activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het verkregen resultaat;

    • b.

      een verantwoording en evaluatie van het feitelijk resultaat van de activiteiten in relatie tot het beoogde resultaat, bedoeld in lid 1, sub a.

Artikel 17 verlening van een budgetsubsidie

In de beschikking tot subsidieverlening voor budgetsubsidie kunnen, naast het gestelde in de artikelen 9, 10, 11 en 14, door het college van burgemeester en wethouders nadere voorschriften worden opgenomen ten aanzien van:

  • a.

    de prestaties/ activiteiten waartoe de organisatie zich verbindt;

  • b.

    de verplichting voor de organisatie om periodiek het college van burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken en/ of mondeling toe te lichten, die voor de jaarlijkse concretisering van de afspraken over de uit te voeren activiteiten van belang zijn;

  • c.

    de wijze waarop tussentijds over de voortgang van de realisering der activiteiten dient te worden gerapporteerd;

  • d.

    de sancties op het niet nakomen van de te leveren prestaties;

  • e.

    de gevolgen van eventuele onder- of overbesteding van het budget;

Artikel 18 uitvoeringsovereenkomst van een budgetsubsidie
  • 1.

    Ter uitwerking van de beschikking kan het college van burgemeester en wethouders een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie sluiten. Deze overeenkomst kan, bij bijzondere onvoorziene omstandigheden met ingrijpende gevolgen voor de gemeente of de organisatie tijdens de looptijd van de overeengekomen subsidieperiode, worden bijgesteld. Een organisatie dient dit te doen aan de hand van de door de organisatie ingediende plannen, begrotingen, verslagen en jaarrekeningen.

  • 2.

    Voorafgaande aan de subsidieverlening treedt het college van burgemeester en wethouders met de organisatie in overleg om tot overeenstemming te komen omtrent de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst. De organisatie dient mee te werken aan de totstandkoming van de overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening. De overeenkomst wordt door beide partijen ondertekend.

  • 3.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, wordt in de overeenkomst bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie is verleend.

  • 4.

    Bij een bijstelling van de overeenkomst tijdens de periode waarvoor de subsidie wordt verleend is het tweede lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 verlening van waarderingssubsidie
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op basis van deze verordening waarderingssubsidies, voor zover de raad daarvoor de financiële middelen beschikbaar stelt.

  • 2.

    Bij de voortzetting van de verstrekking van een waarderingssubsidie blijven de artikelen 4, 8 lid 1 tot en met 3, 32, 35 lid 1, sub c en 36 tot en met 41 buiten beschouwing.

  • 3.

    De organisatie zendt vóór 1 april een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 15 en 16 lid 2 en 3 toe.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 15, lid 2, bestaat het financieel verslag uit:

    • a.

      Een rekening van baten en lasten;

    • b.

      Een balans per 31 december van dat jaar en het jaar daarvoor.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 16, lid 3, bevat het inhoudelijk verslag:

    • a.

      Een overzicht van de verrichte activiteiten;

    • b.

      Een verantwoording en evaluatie van de wijze waarop is voldaan aan de op grond van artikel 2, lid 2, sub b, gestelde bijzondere voorwaarden.

Artikel 20 uitwerking
  • 1.

    Aan een organisatie kan ten behoeve van kapitaalswerken of investeringen met een langere economische levensduur dan één jaar een investeringssubsidie worden verleend.

  • 2.

    De subsidieverlening bestaat uit een bijdrage-ineens.

  • 3.

    De hoogte van de toe te kennen bijdrage-ineens wordt vastgesteld aan de hand van een door het college van burgemeester en wethouders nader te bepalen percentage van de gekapitaliseerde manuren van het werk en/ of de kosten van materialen.

Artikel 21 aanvragen van een investeringssubsidie
  • 1.

    Op een aanvraag aan het college van burgemeester en wethouders voor een investeringssubsidie is de procedure als beschreven in artikel 8 van toepassing. Indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders sprake is van bijzondere omstandigheden kan zij afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1.

  • 2.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van een financierings- en dekkingsplan voor de investering en een gedetailleerde technische omschrijving.

  • 3.

    Voor een aanvraag van een investeringssubsidie waarbij sprake is van bijzondere omstandigheden besluit de raad, de commissie Welzijn ca. gehoord, binnen 8 weken, nadat deze is ingediend. Deze termijn kan éénmalig verdaagd worden met 4 weken.

Artikel 22 aanvragen van een incidentele en/ of experimentele subsidie
  • 1.

    Aanvragen voor een incidentele en/ of voor een experimentele subsidie dienen tenminste 12 weken voorafgaand aan de activiteit of het experiment schriftelijk te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders onder overlegging van:

    • a.

      een omschrijving van de aard en inhoud van de activiteit c.q. het experiment en hetgeen daarmee wordt beoogd;

    • b.

      een begroting van de aan de eenmalige activiteit c.q. het experiment verbonden kosten;

    • c.

      overige bescheiden die het college van burgemeester en wethouders nodig acht ter bepaling van de subsidie.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders besluit over de in het eerste lid bedoelde aanvragen binnen 8 weken, nadat die zijn ingediend. Deze termijn kan éénmalig worden verdaagd met 4 weken.

Artikel 23 verlening van een incidentele en/ of experimentele subsidie
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan organisaties incidentele en/ of experimentele subsidie verlenen ter verwezenlijking van een activiteit of een experiment. Het karakter hiervan dient in ieder geval te passen binnen de door het college van burgemeester en wethouders aanvaarde doelstelling van de organisatie.

  • 2.

    Wordt door het college van burgemeester en wethouders in enig jaar een subsidie als bedoeld in lid 1 van dit artikel toegekend, dan zal deze niet meer bedragen dan 50% van de aan de activiteit of het experiment verbonden lasten tot een maximum van het begroot nadelig saldo.

  • 3.

    De bepalingen van paragraaf 6 zijn slechts van toepassing voor zover geen andere regels zijn gesteld.

  • 4.

    Binnen twee maanden na afloop van het project dient de organisatie een verslag aan het college van burgemeester en wethouders te zenden, bestaande uit een financiële verantwoording van inkomsten en uitgaven en een beknopt inhoudelijk verslag van de activiteit of het experiment.

Artikel 24 aanvragen van een garantiesubsidie
  • 1.

    Een aanvraag voor een garantiesubsidie dient tenminste 12 weken voorafgaand aan de activiteit schriftelijk te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij de aanvraag moet worden overlegd:

    • a.

      een op de activiteit betrekking hebbende begroting, voorzien van een toelichting;

    • b.

      een omschrijving van de activiteit;

    • c.

      overige bescheiden die het college van burgemeester en wethouders nodig acht ter bepaling van de subsidie.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders besluit over een aanvraag binnen 8 weken nadat deze is ingediend. Deze termijn kan éénmalig verdaagd worden met 4 weken.

Paragraaf 8 Subsidievaststelling
Artikel 25 algemeen

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig paragraaf 8 van deze verordening.

Artikel 26 termijn vaststelling

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college van burgemeester en wethouders voor 31 december van het jaar volgend op het jaar en/ of de jaren waarvoor de subsidie is verleend na ontvangst van de door een organisatie overlegde bescheiden de subsidie vast, tenzij:

  • -

    bij de subsidieverlening voor meerdere jaren is bepaald, dat de subsidievaststelling plaats vindt na afloop van een gedeelte van de periode waarvoor de subsidie is verleend, of

  • -

    de vaststelling van de subsidie in de beschikking als bedoeld in artikel 10 anders is bepaald.

Artikel 27 te overleggen stukken

Uiterlijk op 1 april na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend dient de organisatie, ten behoeve van de vaststelling van de subsidie, aan het college van burgemeester en wethouders te overleggen:

  • a.

    de rekening van inkomsten en uitgaven over de betreffende periode, alsmede de balans naar de toestand aan het einde van de periode, beide voorzien van een duidelijke toelichting;

  • b.

    een verslag dat een goed inzicht geeft omtrent de organisatie en het verloop van de activiteiten, welke in de periode hebben plaatsvonden.

Artikel 28 lager vaststellen van subsidie

De subsidie kan, door het college van burgemeester en wethouders, lager worden vastgesteld dan bij de subsidieverlening is bepaald indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    een organisatie niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    een organisatie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de organisatie dit wist of behoorde te weten.

Artikel 29 intrekken van een subsidievaststelling
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de organisatie wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en een organisatie dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien een organisatie na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de organisatie worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid onder c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Paragraaf 9 Subsidiebetaling en verrekening
Artikel 30 betaling van de subsidie
  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling door het college van burgemeester en wethouders betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na het bekend maken van de subsidievaststelling betaald.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bij de subsidieverlening of bij de subsidievaststelling een andere termijn bepalen waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 31 verrekening voorschotten

Indien een organisatie meer aan voorschotten heeft ontvangen dan het vastgestelde subsidiebedrag over de betreffende periode uiteindelijk blijkt te belopen, is de organisatie verplicht op eerste aanwijzing van het college van burgemeester en wethouders hetgeen teveel aan voorschotten werd uitbetaald te restitueren.

Paragraaf 10 Overige bepalingen ter verkrijging van subsidie
Artikel 32 nadere richtlijnen
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake van de begroting van organisaties nadere richtlijnen verstrekken.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voorschrijven dat voor een juiste beoordeling van een subsidieaanvraag ook andere stukken overgelegd dienen te worden, dan in deze verordening is bepaald.

Artikel 33 termijnstelling en verrekening van huur
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat de toegekende subsidie in één termijn beschikbaar wordt gesteld dan wel in maandelijkse of kwartaaltermijnen.

  • 2.

    Indien de organisatie is gehuisvest in een gemeentelijke accommodatie kan het college van burgemeester en wethouders, de organisatie gehoord, bepalen dat de hiermee verband houdende huurvergoeding wordt verrekend met de uitbetaling van de subsidie.

Paragraaf 11 Verlaging, beëindiging en terugvordering van subsidies
Artikel 34 kennisgeving aan het college
  • 1.

    Een (voornemen tot) wijziging van de rechtsvorm, de accommodatie, statuten en reglementen, alsmede opheffing of van de organisatie of van één van haar onderdelen, behoeft alvorens de wijziging wordt geëffectueerd, goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De organisatie geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een subsidie of dat tot gevolg heeft onverwijld schriftelijk kennis aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 35 verlagings-, beëindigings-, terugvorderingsgronden
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken, verleende subsidie of de daarop verrichte betalingen geheel of gedeeltelijk terugvorderen en/ of de organisatie van verdere subsidieverlening uitsluiten, indien:

    • a.

      de organisatie niet of in gebrekkige mate voldoet aan het bepaalde in deze verordening of bij het verlenen van subsidie nader gestelde voorschriften niet worden of zijn nageleefd;

    • b.

      onjuiste gegevens zijn of worden verstrekt, dan wel gegevens worden achtergehouden, welke indien zij bekend zouden zijn geweest, tot afwijzing van de subsidieaanvraag zouden hebben geleid, dan wel tot de vaststelling van de subsidie op een lager bedrag;

    • c.

      het financieel beheer of de administratie van de organisatie niet aan redelijk te stellen eisen voldoen en de organisatie nalaat de door of namens het college van burgemeester en wethouders ter zake te geven aanwijzingen stipt na te komen;

    • d.

      de in artikel 34 lid 1, bedoelde goedkeuring niet wordt verleend;

    • e.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • f.

      het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen;

    • g.

      er sprake is van opheffing of onder curatelestelling, de organisatie failliet is verklaard of surseance van betaling is verleend.

  • 2.

    Voordat een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, wordt het bestuur van de betrokken organisatie gehoord.

Artikel 36 terugbetaling voorschotten
  • 1.

    Indien een subsidietoekenning ingevolge het bepaalde in artikel 35 geheel of gedeeltelijk is ingetrokken, dient de organisatie – waaraan krachtens deze verordening een subsidie dan wel één of meer voorschotten daarop is uitbetaald – aan de gemeente het onverschuldigd uitgekeerde terug te betalen.

  • 2.

    De terugbetaling moet worden voldaan binnen de door het college van burgemeester en wethouders aangegeven termijn en op de door hen aangegeven wijze.

Paragraaf 12 Administratieve bepalingen en voorwaarden, toezicht en controle
Artikel 37 overige bepalingen betreffende budgetsubsidies

De organisatie aan welke een budgetsubsidie is toegekend, verricht, behoudens toestemming van het college van burgemeester en wethouders, geen van de volgende handelingen:

  • a.

    het cederen of het in zekerheid overdragen van vorderingen;

  • b.

    het zich borg stellen dan wel als hoofdzakelijk schuldenaar verbinden, zich voor een derde sterk maken of zich tot zekerstelling voor een schuld van een derde verbinden;

  • c.

    het aangaan van enige overeenkomst tot het aanvaarden, het in erfpacht verkrijgen, het vervreemden of het bezwaren van onroerende zaken;

  • d.

    het afsluiten van enige overeenkomst inzake het aangaan of verstrekken van geldleningen.

Artikel 38 administratie van de organisatie
  • 1.

    De administratie van de organisatie moet zodanig zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de organisatie en van de verkregen exploitatieresultaten, waardoor de controle van gemeentewege op bevredigende wijze plaats kan hebben.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de organisatie voorschrijven, de financiële administratie in te richten volgens door hem vast te stellen richtlijnen.

  • 2.

    Alle inkomsten en uitgaven van de organisatie moeten aannemelijk zijn en uit de kasstukken moet de aard van de geleverde goederen en diensten blijken.

  • 3.

    Het boekjaar van de organisatie dient gelijk te zijn aan het kalenderjaar.

Artikel 39 verzekering van de organisatie
  • 1.

    De organisatie is verplicht haar roerende en onroerende bezittingen behoorlijk tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2.

    De organisatie is verplicht de wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder haar verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere door hen aan te geven risico’s worden verzekerd en verzekerd worden gehouden.

Artikel 40 gegevensverstrekking

Alle door of namens het college van burgemeester en wethouders gevraagde inlichtingen, welke voor de beoordeling van de doel- en rechtmatigheid van de subsidieverlening van belang kunnen zijn, moeten zonder voorbehoud en naar waarheid - desgevraagd - worden verstrekt. Indien dit voor de subsidieverlening wenselijk wordt geoordeeld moet de organisatie te allen tijde aan het college van burgemeester en wethouders of door hen aangewezen personen inzage verlenen in haar administratie.

Artikel 41 accountantsverklaring

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat bij het financieel verslag bedoeld in artikel 15 een (register-)accountantsverklaring moet worden gevoegd.

Paragraaf 13 Bijzondere bepalingen
Artikel 42 bijzondere bepalingen

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treft het college van burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen en/ of nemen zij de nodige beslissingen.

Paragraaf 14 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 43 subsidies op basis van oude verordening
  • 1.

    Met de inwerktreding van deze verordening komt te vervallen:

    De Algemene Subsidieverordening Schagen 1995, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 30 mei 1995;

  • 2.

    Afwikkelingen van subsidies, toegekend onder de werking van de in lid 1 genoemde verordening, geschiedt op basis van de in de verordening vervatte regels.

  • 3.

    Voor organisaties die in aanmerking komen voor een budget- of waarderingssubsidie, zoals door de Raad is vastgesteld, maar met wie nog geen afspraken gemaakt zijn, blijft de Algemene Subsidieverordening Schagen 1995, ook na 1 juni 2001, onverminderd van kracht.

  • 4.

    Organisaties waaraan voor het jaar 2000 subsidie is toegekend, maar die in verband met de bepalingen van deze verordening voor het jaar 2001 niet meer voor subsidietoekenning in aanmerking komen, ontvangen een éénmalige uitkering ter waarde van éénmaal de voor het jaar 2000 toegekende subsidie. Voor de daaropvolgende jaren komen deze organisaties niet voor subsidietoekenning in aanmerking.

Artikel 44 (slotartikel)
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening Schagen 2001”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juni 2001.

    Schagen, april 2001

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 24 april 2001.

, voorzitter

, secretaris