Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beemster beleid Veranderen in het maatschappelijk domein |
Citeertitel | Beemster beleid Veranderen in het maatschappelijk domein |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-03-2019 | Nieuwe beleidsregels | 28-01-2014 | R-2013-0309 |
Voor u ligt het maatschappelijk beleidskader. Dit kader is opgesteld in nauwe samenwerking met de maatschappelijke partners in onze gemeente.
De samenleving verandert, daardoor verandert ook het beleid binnen de gemeente. In dit beleid zien we een grotere rol voor de instellingen en burgers. De gemeenteraad stelt de kaders vast, maar omdat de gemeente, instellingen en burgers samen verantwoordelijk zijn voor het welslagen van het beleid, ontwikkelen we gezamenlijk dit Beemster beleid.
Met het maatschappelijk beleidskader herijken we de uitgangspunten voor de diverse beleidsvelden in het maatschappelijke domein, te weten zorg & welzijn, (arbeid)participatie, sport, kunst & cultuur, onderwijs en voorschoolse voorzieningen. Om met de beschikbare subsidie tot een effectief aanbod te komen, wordt aan de instellingen gevraagd om een gezamenlijk voorstel te doen. Binnen dit voorstel kunnen instellingen ruimte nemen om met subsidiemiddelen te schuiven tussen activiteiten, zodat ze adequaat in kunnen spelen op vragen vanuit de samenleving. Samen met een nieuwe subsidieverordening zal het beleidskader in 2014 de basis vormen voor de nieuwe subsidieaanvragen.
De gemeenteraad heeft bij de begrotingsbehandeling van 2013 de wens uitgesproken het subsidiebeleid te herzien. De afgelopen jaren is op subsidies bezuinigd door het systematisch verlagen van het subsidieplafond, zonder dat hier inhoudelijke uitgangspunten aan ten grondslag lagen. Daarnaast zijn de nieuwe taken rond zorg, welzijn en participatie, een extra prikkel om het bestaande subsidiebeleid tegen het licht te houden en een nieuw beleidskader te ontwikkelen.
In het volgende hoofdstuk leest u meer over de aanleiding voor het nieuwe maatschappelijk beleidskader. Hoofdstuk 2 beschrijft de maatschappelijke ontwikkelingen op basis waarvan de uitgangspunten zijn opgesteld. Het is van belang dat instellingen en organisaties straks weten welke toetsingscriteria er zijn voor een subsidie. Dat zijn algemene criteria (hoofdstuk 3) en daarnaast zijn er meer specifieke uitgangspunten per beleidsthema. Daarmee toetst de gemeente niet alleen in hoeverre activiteiten bijdragen aan de ambities van de gemeente. Het zijn ook de uitgangspunten voor de samenwerking met alle maatschappelijke partners (al dan niet gesubsidieerd). In de bijlage treft u de uitkomsten aan van de startsessie met instellingen en organisaties. Zij hebben samen met de gemeente de ambities besproken. Het vormt de basis voor de verdere inventarisatie van aanbod en activiteiten en de basis om te komen tot een gezamenlijk aanbod.
Het afgelopen jaar is gebleken dat er meerdere aanleidingen zijn op een maatschappelijk beleidskader op te stellen.
De participatie van de inwoners wordt gebruikt als uitgangspunt bij ons beleid. De wens is er om daar waar het mogelijk is meer verantwoordelijkheid te leggen bij de inwoners. Zo werd tijdens de gemeentelijke scenariobijeenkomsten begin 2011 al gekozen voor “innovatie” en “handen uit de mouwen”. In die scenario’s is aangekondigd dat er vaker een beroep gedaan moet worden op onze inwoners "om zelf het heft in handen te nemen". Een ander uitgangspunt betrof het streven naar nieuwe initiatieven.
De maatschappelijke organisaties beschikken over veel kennis en ervaring over hoe de vraagstukken in de samenleving het beste kunnen worden aangepakt. Ook dit is aanleiding voor een nieuw kader waarbij een grote inbreng van de maatschappelijke partners wordt gevraagd. De gemeente zal te allen tijde haar eigen verantwoordelijkheid hebben voor het aanbod van activiteiten en voorzieningen. Beemster ziet haar rol dan ook als partner en facilitator bij de totstandkoming van het gezamenlijk aanbod van instellingen en organisaties.
De economische realiteit is aanleiding voor een nieuw kader. Niet alleen de gemeente heeft minder te besteden, ook de maatschappelijke partners: zorginstellingen krijgen minder vergoed en inwoners voelen dat hun budget krimpt. De uitdaging is om gezamenlijk te onderzoeken op welke wijze met minder middelen toch de doelen bereikt kunnen worden.
Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ontwikkelingen
De gemeente Beemster is qua inwonertal een kleine gemeente en is een voornamelijk landelijk gebied. De bevolking woont overwegend in vier kernen. De helft van de bevolking woont in Middenbeemster. In de dorpen Noordbeemster en Westbeemster is de bevolkingsomvang het kleinst in aantal.
De groep ouderen neemt in de toekomst toe, het aandeel van jongeren (0-19 jaar) verandert weinig. Het aandeel volwassenen in de bevolking daalt. De oudere wordende bevolking zal tot gevolg hebben dat een toenemende vraag naar zorg ontstaat.
Beemster heeft een sterk verenigingsleven. De status van Unesco-werelderfgoed geeft een impuls aan de culturele en historische ambities.
De gemeente Beemster prijst zich gelukkig met een relatief groot aantal actieve vrijwilligers: Uit de Regionale Omnibus (2013) blijkt dat 48% van de Beemsterlingen vrijwilligerswerk doet voor een buurt, vereniging of organisatie. Afgezet tegenover bijvoorbeeld 36% in Edam-Volendam en 38% in Landsmeer (waar dezelfde vragenlijst is ingevuld) is dat een percentage om trots op te zijn. Eén op de vijf inwoners geeft momenteel mantelzorg, vergelijkbaar met de twee andere gemeenten waar dezelfde enquête is gehouden.
2.2 Nieuwe taken in het maatschappelijk domein
De komende jaren gaat er veel veranderen in het maatschappelijke domein. De gemeente krijgt drie grote taken er bij. Dit zijn taken als gevolg van de nieuwe wet Participatie, de begeleiding en de dagbesteding uit de AWBZ (de nieuwe Wmo) en de taken uit de nieuwe Jeugdwet.
Participatiewet: gemeenten worden op 1 januari 2014 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Deze wet is er op gericht om meer mensen met een beperking aan het werk te helpen. De Wet sociale werkvoorziening wordt afgesloten voor nieuwe werknemers. Daarnaast is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De Wet werk en bijstand (Wwb) maakt ook onderdeel uit van de Participatiewet. Dat betekent dat de gemeente de verantwoordelijkheid krijgt voor jonggehandicapten die niet meer in de Wajong-regeling passen. De doelgroep van mensen die naar werk moeten worden gere-integreerd wordt dus breder, doordat nog maar een zeer beperkte groep gebruik kan maken van een beschutte werkplek (voorheen sociale werkvoorziening).
Nieuwe Wmo: De hernieuwde Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) houdt in dat de gemeenten vanaf 2015 taken gaan uitvoeren die nu nog onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vallen. Het gaat dan om begeleiding en (vooralsnog) verzorging, zoals hulp bij aan- en uitkleden of bij haren wassen. De gemeenten kunnen beter inspelen op lokale omstandigheden en de zorgbehoefte van cliënten. Daarom wil het kabinet dat de gemeente vanaf 2015 ondersteuning, begeleiding en verzorging aan huis levert. Deze taken vallen dan onder de Wmo. Gemeenten krijgen zelf de vrijheid om te bepalen wie de voorzieningen uit de Wmo echt nodig heeft. Daarnaast wordt de huishoudelijke hulp in de Wmo aangepast. Cliënten komen hiervoor in aanmerking als ze dit echt nodig hebben en het niet zelf kunnen betalen. De gemeente beslist hierover.
De nieuwe Wmo zal meer nadruk leggen op eigen inzet van burgers, het conceptwetsontwerp introduceert het begrip 'maatwerkvoorziening' in plaats van compensatieplicht. Er zal gekeken moeten worden naar in hoeverre hulp gepast is, dan wel de aanvrager zelf in staat is een oplossing te vinden, bijvoorbeeld in de eigen omgeving.
Jeugdwet: In 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdzorg, van vrijwillige opvoedondersteuning tot gedwongen opnames. Het gaat om de overheveling van de volgende taken: de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, jeugd AWBZ, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente heeft in de Jeugdwet meer invloed op het verwijzen naar jeugdzorg.
Het Rijk hevelt deze taken over in de verwachting dat gemeenten in staat zullen zijn de taken op een efficiëntere manier te organiseren. Bovendien verwacht het Rijk dat gemeenten deze taken meer met elkaar in samenhang kan brengen en overlap kan worden aangepakt. De taken komen dan met een bezuinigingsopgave naar de gemeenten.
De gemeente Beemster heeft gekozen deze nieuwe taken zo dicht mogelijk te organiseren bij de inwoners. Een ander belangrijk uitgangspunt is het beroep doen op de eigen omgeving van mensen en de voorzieningen in die omgeving zoals scholen, kinderopvang. We willen door een sterke zelfredzaamheid en door preventie, tijdige signalering en lichte hulp in de directe omgeving het beroep op zwaardere zorg verminderen. Dorpszorg (een klein kernteam van deskundigen, die onder andere toegang kunnen regelen naar meer specialistische zorgvoorzieningen) ontwikkelen wij komend jaar om de nieuwe taken zo goed mogelijk het hoofd te kunnen bieden.
Een andere taak die overgeheveld wordt, maar waarbij een iets minder zware rol aan de gemeenten wordt toegekend, betreft de Wet Passend Onderwijs. Met ingang van het schooljaar 2014-2015 krijgen besturen in het regulier en speciaal onderwijs gezamenlijk de verantwoordelijkheid om een leerling die ondersteuning nodig heeft een passende plek te bieden. Zij hebben een zorgplicht. Om aan die zorgplicht te voldoen, werken de besturen samen in een regionaal samenwerkingsverband. Dit raakt ook de gemeenten, want de schoolbesturen en gemeenten zullen met elkaar afspraken moeten maken over sluitende zorg in en om school.
Op allerlei terreinen stelt de gemeente zich steeds vaker terughoudend op. Wij zien onze nieuwe rol als: loslaten, vertrouwen op de kracht van instellingen en burgers, vragen wat instellingen en burgers zélf kunnen doen om een probleem op te lossen of een voorziening te realiseren. Instellingen, bedrijven en burgers geven vorm aan de oplossingen voor maatschappelijke problemen. De gemeente brengt partijen samen, stelt samen met partijen de kaders op, stelt middelen beschikbaar en faciliteert en ondersteunt bij het zoeken van oplossingen.
De gemeente stuurt op effectmeting en laat de invulling van de oplossingen over aan de samenleving. Subsidieafspraken met instellingen krijgen een ander karakter. Voor gesubsidieerde instellingen betekent het er meer ruimte kan ontstaan. Er zal meer op hoofdlijnen naar de besteding van de subsidiemiddelen gevraagd worden. Er dient aangegeven te worden in hoeverre de doelen zijn bereikt. Het is aan de instelling hoe zij tot resultaat willen komen.
Hoofdstuk 3 Toetsingskader aanbod
De wens is om met één overkoepelend kader te komen, waarin kort en krachtig staat weergegeven wat de maatschappelijke opgaven zijn voor de komende jaren. Deze opgaven betreffen niet alleen het gesubsidieerde aanbod. Elke organisatie die wil bijdragen aan de ambities, is welkom en kan meedoen.
In het toetsingskader wordt een onderscheidt gemaakt tussen algemene en organisatorische uitgangspunten. Het toekomstige aanbod van de activiteiten moet voldoen aan de uitgangspunten. Er worden algemene uitgangspunten benoemd en vervolgens organisatorische uitgangspunten. Daarmee wordt niet alleen getoetst in hoeverre activiteiten bijdragen aan de ambities van de gemeente, maar het zijn ook de uitgangspunten voor de samenwerking met alle maatschappelijke partners (al dan niet gesubsidieerd).
Als algemene uitgangspunt wordt aangegeven waar Beemster voor staat.
Het aanbod en voorzieningen is dat instellingen meer werken vanuit wat nodig is voor de inwoner. Het aanbod staat zo dicht mogelijk bij inwoners.
De inwoners moeten zelf oplossen, bepalen en (deels) zelf betalen, de kracht van de sociale omgeving wordt benut en dat de overheid/gemeente waar nodig een vangnet biedt.
Mogelijkheden van inwoners benutten, inwoners kunnen vaak zelf een steentje bijdragen. Uitgaan van wat de samenleving kan, dus meer taken afstoten van de gemeente.
3.2 Algemene organisatorische uitgangspunten
De organisatorische uitgangspunten is de manier waarop het aanbod is georganiseerd en welke uitgangspunten gehanteerd worden om de (financiële) noodzaak tot subsidie te bepalen.
Er wordt uitgegaan van de eigen draagkracht van de burger. Dus bij het aanbod van instellingen en gemeente wordt rekening gehouden met het inkomen van de aanvrager. Dat wil zeggen dat degenen die het kunnen betalen meer betalen, en dat degenen die het niet kunnen betalen zich kunnen beroepen op het minimabeleid.
Instellingen moeten meer samen te werken en overlap in hun aanbod wegwerken. Ook vragen we door samenwerking de taken die niet direct de uitvoering betreffen (management en ondersteuning) te verminderen. De gemeente ziet hierin voor zichzelf ook een taak, en wil door een soepeler verantwoording minder administratieve druk bij instellingen leggen. Bij het zoeken naar efficiëntere vormen van organiseren wordt tevens gezocht naar innovaties, naar slimme en creatieve manieren waarmee het werk gedaan kan worden.
Ondersteuning gebeurt zoveel mogelijk met vrijwilligers, waar nodig met beroepskrachten.
Hoofdstuk 4 Maatschappelijke opgaven
Het toetsingskader is algemeen. Het is daarnaast nodig om opgaven en ambities te formuleren die gaan over de beleidsterreinen. Diverse beleidsnota’s en het collegeprogramma zijn bekeken, en daaruit zijn de belangrijkste ambities voor de beleidsthema's samengevat. Deze ambities zijn aan de instellingen en dorpsraden voorgelegd in een bijeenkomst op 17 september 2013. Er worden drie belangrijke beleidsthema’s onderscheiden en worden ook wel maatschappelijke opgaven genoemd. De term maatschappelijk opgaven wordt genoemd, omdat op basis van deze thema’s en de algemene uitgangpunten in het toetsingskader, de instellingen wordt gevraagd een aanbod te formuleren.
Bovenstaand toetsingskader en onderstaande maatschappelijke opgaven gaan de basis vormen voor het aanbod dat door instellingen en organisaties gezamenlijk wordt opgesteld begin 2014.
De maatschappelijke opgaven van Beemster zijn:
In dit hoofdstuk worden deze maatschappelijke opgaven nader beschreven.
Maatschappelijke opgave 1 Signaleren en Preventie
Het voorkomen van gezondheid-, opvoeding-en ontwikkelingsproblemen en het wegnemen van barrières
In de laatst verschenen gezondheidsnota wordt het accent gelegd op het verminderen van overgewicht. Daartoe wordt het sporten en bewegen nog meer gestimuleerd. Daarnaast is de preventie van eenzaamheid als prioriteit genoemd. We nemen ons voor preciezer in kaart te brengen in hoeverre bepaalde groepen beter bereikt kunnen worden. De instellingen worden gevraagd bij hun aanbod voor het maatschappelijk beleidskader rekening te houden met de uitgangspunten uit de gezondheidsnota.
Gezond en evenwichtig opgroeien, vraagt om een omgeving die veiligheid biedt. Waar liefde en genegenheid vanzelfsprekend zijn, waar ruimte is om talenten optimaal te ontdekken en te ontplooien. Waar een kind gewoon kind kan zijn en spelend de wereld leert kennen. Als om welke reden dan ook deze voorwaarden (tijdelijk) in het geding zijn, wordt dat vroeg onderkend en is ondersteuning krijgen belangrijk en mogelijk
Niet alle opvoeders en kinderen trekken zelf aan de bel bij problemen. In dat geval is er een alerte omgeving, die snel herkent wat er speelt. Zorgen en signalen worden door hen gemeld bij daarvoor bestemde meldpunten. Het gaat dan om zaken als mishandeling, eenzaamheid, ziekte, pestgedrag.
In algemene voorzieningen, zoals het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg, worden problemen snel herkend. Het kan variëren van problemen met leren tot een lastige thuissituatie, of gewoon niet lekker in je vel zitten. Na herkenning wordt snel en accuraat op de problemen ingespeeld, zonder onnodig te problematiseren. Er wordt ondersteund bij het in eigen kring oplossen van de probleemsituaties. Het inzetten of herstellen van eigen kracht is het uitgangspunt bij het bieden van hulp. De hulp is gericht op het herstel van het gewone leven.
Er is aandacht voor de emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen en jongeren, zowel in de voorschoolse leeftijd als daarna. Iedere leerling kan zijn talenten ontwikkelen, waarbij zoveel mogelijk leerlingen uiteindelijk minimaal een startkwalificatie behalen. Voor wie dit niet haalbaar is, moet een goed alternatief geboden worden.
Mensen beslissen over hun eigen leefstijl. De keuze voor een gezonde leefstijl wordt makkelijker gemaakt wanneer er betrouwbare en toegankelijke informatie en goede en bereikbare voorzieningen zijn. Mensen ervaren zo min mogelijk belemmeringen om gezond te kunnen leven. Dat betekent terughoudendheid met ge- en verboden, ongevraagd advies en keuzebeperkingen vanuit de overheid. Betrokkenheid van bedrijfsleven, welzijn, onderwijs en zorg is daarbij nodig.
Aanvullingen uit de bijeenkomst:
Maatschappelijke opgave 2 Stimulering en ondersteuning sociaal netwerk en bevorderen zelfredzaamheid
Inwoners (dorp) leveren een actieve bijdrage aan de fysieke woon- leefomgeving en kunnen op eigen kracht participeren
Uitgangspunt is dat iedereen een plek heeft in de gemeente en dat mensen er prettig wonen. Ook in deze opgave is de eigen kracht en de zelfwerkzaamheid van mensen belangrijk. Op plekken waar de leefbaarheid en verbondenheid met de woonomgeving minder is, worden mensen gestimuleerd om problemen zelf aan te pakken, in plaats van dat de overheid dat doet.
Niet alleen de gemeente is verantwoordelijk voor 'schoon, heel en veilig', maar ook bijvoorbeeld welzijnsorganisaties, ondernemers en de bewoners zelf. De gemeente heeft een ondersteunende taak in het bevorderen van de betrokkenheid bij de buurt.
Iedereen moet kunnen meedoen. Voorwaarden hiervoor zijn zelfstandig kunnen blijven wonen, in staat zijn zich voort te bewegen en een zinvol bestaan kunnen leiden.
De Beemster vergrijst. Dit leidt op termijn tot een toename van mensen die hulpmiddelen nodig hebben om zelfstandig te kunnen blijven wonen. De gemeentelijke taken in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn erop gericht om de belemmeringen die tot gevolg hebben dat mensen niet of onvoldoende kunnen participeren in de maatschappij te compenseren. Het betreft hier diverse groepen inwoners. Daarbij is de laatste tijd ook meer kennis over inwoners met een lichte verstandelijke beperking en is het besef dat er in de toekomst meer rekening moet worden gehouden met de mogelijkheden van deze groep. Het gaat er dan om uit te zoeken welke ondersteuning de burger echt nodig heeft om te kunnen participeren. Er wordt toegewerkt naar een passend resultaat. De oplossing wordt in eerste instantie gezocht bij de inwoner zelf, en de mogelijkheden die er zijn bij mensen in zijn of haar omgeving. Als dit niet iets oplost kijken we of er collectieve voorzieningen zijn, bijvoorbeeld voorzieningen voor ouderen zoals de maaltijdvoorziening. Pas als laatste wordt gekeken naar de verstrekking van individuele voorzieningen. Het is van belang dat de vraag naar hulp goed wordt ingeschat. Dit is een belangrijke vaardigheid die we van hulpverleners verwachten. Ook kijken we naar de mogelijkheid van tegenprestaties. Het kan zijn dat de inwoner die op een bepaald gebied hulp vraagt iets kan bieden aan iemand die hulp of ondersteuning nodig heeft op een ander gebied (“ wederkerigheid”).
De opgave is dat mensen meer samenlevingsbewust worden: prettig wonen betekend rekening houden met elkaar, elkaar aan kunnen spreken en elkaar helpen. Het gaat ook om het benutten van de bereidheid om maatschappelijk iets te betekenen voor een ander. Vrijwilligerswerk, burenhulp en mantelzorg zijn de kernbegrippen. De vraag, niet de oplossing, is hierbij het startpunt. Dit vraagt van professionals het vermogen te verbinden, stimuleren, ondersteunen en faciliteren.
Aanvullingen uit de bijeenkomst:
Maatschappelijke opgave 3 Leefomgeving en maatschappelijke participatie
Inwoners zijn trots op Beemster vanwege de hoge kwaliteit van de leefomgeving en het voorzieningenniveau
Beemster heeft een rijke cultuurhistorie en is in 1999 benoemd Unesco werelderfgoed, dit vraagt in de toekomst de nodige faciliteiten.
De nota accommodatiebeleid geeft inzichten om mee te nemen bij de voorbereiding van nieuwe subsidieaanvragen. Deze notitie Accommodatie- en Vastgoed is in november 2013 vastgesteld. Het gaat hierbij om de vraag naar de accommodaties die nodig zijn om de komende jaren de gewenste activiteiten in de gemeente te kunnen huisvesten. In de notitie is het motto voor het Beemster vastgoed -en accommodatiebeleid: “Beemsterlingen nemen zoveel mogelijk zaken zelf ter hand: ontwikkelen, bouwen, onderhouden, programmeren”. Passend bij de hechte maatschappelijke structuur van Beemster is de sterke verenigingseven en een mentaliteit van ‘handen uit de mouwen.’ De gemeente is behulpzaam waar het kan en springt in waar dat moet. In de notitie wordt aangegeven dat de gemeente in de subsidies een duidelijk onderscheid zou kunnen aanbrengen tussen activiteiten en huisvestingslasten. Daarnaast wordt in de notitie uitgesproken dat het niet logisch is om een vast jaarlijks bedrag aan activiteitensubsidie te verstrekken. Logischer zou zijn om zogenaamde ‘tekortsubsidies’ te verstrekken die meebewegen met de populariteit van de activiteiten. In de notitie wordt aanbevolen een tarievennota op te stellen met richtlijnen over tarieven van gesubsidieerde activiteiten. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat de huur van gemeentelijke accommodaties kostendekkend wordt doorberekend. De mogelijkheid wordt onderzocht in hoeverre de gemeente betreffende organisaties de doorgerekende huur via subsidies voor activiteiten zouden compenseren.
In toenemende mate werkten we aan het combineren van activiteiten. Accommodaties en activiteiten komen zo dichter bij elkaar en de bezettinggraad neemt toe. Een voorbeeld van gecombineerd gebruik is Multi Functioneel Centrum De Boomgaard, te Zuidoostbeemster.
Het gecombineerd gebruik kan nog versterkt worden. Ook zou meer gebruik gemaakt kunnen worden van de mogelijkheden van gebruikers/inwoners. Bij een aantal sportaccommodaties heeft de gemeente de zelfwerkzaamheid gestimuleerd met financiële prikkels aan verenigingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 28 januari 2014
H.N.G. Brinkman
voorzitter
C.J. Jonges
griffier
Bijlage 1 Uitkomsten sessie 17 september
Op de startbijeenkomst van 17 december hebben de instellingen en organisaties aan de hand van mindmaps kunnen de reageren op de eerste opzet van de maatschappelijke opgaven en ambities.
Thema 1 Signaleren & Preventie
Voorkomen van gezondheids-, opvoedings- en ontwikkelingsproblemen
Thema 2 Stimuleren en Ondersteunen
Sociaal netwerk en bevorderen zelfredzaamheid
Thema 3 Leefomgeving & Maatschappelijke participatie
Inwoners zijn trots op Beemster vanwege de hoge kwaliteit van de leefomgeving en het voorzieningenniveau
Aanvullende suggesties algemeen