Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE GILZE EN RIJEN |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | Nieuwe regeling | 01-01-2019 |
Hoofdstuk 1 Persoonsgebonden budget
Artikel 1.1 Regels rond verstrekking
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wel als gevolg van zijn financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het persoonsgebonden budget;
Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie en eventuele wettelijk verplichte verzekering.
Artikel 1.2 Regels rond verantwoording
De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan de Sociale Verzekeringsbank danwel de gemeente vindt plaats:
Artikel 1.3 Regels rond uitbetaling
De uitbetaling van het persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt vooraf plaats. Controle en eventuele terugvordering vinden plaats na het overleggen van de aankoopnota.
Hoofdstuk 2 Bijdrage in de kosten
Artikel 2.1 Bijdrage in de kosten
De Gemeente Gilze en Rijen vraagt voor alle maatwerkvoorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een bijdrage in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.
Artikel 2.2 Omvang bijdrage in de kosten
De bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening worden bepaald en jaarlijks aangepast aan de hand van het Uitvoeringsbesluit Wmo.
Artikel 2.3 Bedrag per periode van vier weken
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een bijdrage in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39 perioden.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van in bruikleen van een voorziening die eigendom is van de gemeente dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een bijdrage in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39 perioden.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een voorziening in bruikleen door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan het bedrag dat de gemeente per periode van 4 weken aan de leverancier betaalt voor de voorziening.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een PGB voor de éénmalige aanschaf van een voorziening/hulpmiddel dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een bijdrage in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.
Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een PGB voor dienstverlening (niet zijnde beschermd wonen of maatschappelijke opvang), dan wordt per periode van vier weken een bijdrage in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan bedrag per 4 weken zoals aangegeven in de beschikking. Aan het begin van het nieuw kalenderjaar volgt een verrekening op basis van het werkelijke verbruik van het PGB.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden
De voorziening die de gemeente kan verstrekken voor de hulp bij het huishouden bestaat uit drie onderdelen:
Hierbij onderscheidt het college twee soorten dienstverlening:
De keuze voor een categorie wordt bepaald door de complexiteit van de gezinssituatie en de aan- of afwezigheid van iemand die regie kan voeren.
Voor de uitvoering van de diensten kan worden gekozen tussen de aanbieders waarmee de Gemeente Gilze en Rijen een overeenkomst heeft gesloten.
De aanvrager kan in plaats van zorg in natura een persoonsgebonden budget ontvangen voor de inkoop van hulp bij het huishouden. De aanvrager is dan zelf verantwoordelijk voor de inkoop van hulp bij het huishouden en het laten uitvoeren van de taken waarvoor hij/zij geïndiceerd is. Ook dient de aanvrager een salarisadministratie bij te houden en de uitgegeven bedragen te verantwoorden wanneer de gemeente en/of SVB daarom vraagt.
Artikel 3.2 Gebruikelijke zorg
Om te bepalen of tot de leefeenheid waar een persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn tot het verrichten van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van de CIZ-protocollen.
De hulp bij het huishouden wordt geïndiceerd in uren en minuten per week.
Artikel 3.4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De hoogte van het persoonsgebonden budget bedraagt maximaal per uur:
Artikel 4.1 Vaststellen hoogte bedrag woonvoorzieningen en uitvoering
De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen bedrag voor een woonvoorziening in natura bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende werkelijk gemaakte kosten van de goedkoopste compenserende voorziening. De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen persoonsgebonden budget in de kosten van een woningaanpassing, bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de goedkoopste compenserende voorziening zoals opgenomen in de door het college geaccordeerde offerte.
Artikel 4.2 Het primaat van verhuizing
In de verordening is het primaat van de verhuizing opgenomen. Het primaat van verhuizing in ieder geval niet van toepassing indien de kosten van woningaanpassing van de door de persoon met beperkingen bewoonde woning minder bedragen dan € 5.000,00.
Indien het primaat van de verhuizing niet van toepassing is, kan een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing worden toegekend.
Artikel 4.3 Terugbetaling bij verkoop
1. De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
2. Deze verplichting is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.
3. De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.
4. Het te restitueren bedrag bedraagt voor het eerste jaar na gereedmelding 100 procent van de meerwaarde;
- voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde,
- voor het derde jaar 80% van de meerwaarde,
- voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde,
- voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde,
- voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde,
- voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde,
- voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde,
- voor het negende jaar 20% van de meerwaarde,
- voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde.
maar nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Het primaat van het collectief vervoer
Een aanvrager kan slechts voor een andere vervoersvoorzieningen in aanmerking worden gebracht wanneer een collectief vervoerssysteem geen of onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.
Artikel 5.2 Collectief aanvullend vervoer ('Regiotaxi')
Artikel 5.3 Omvang en uitbetaling persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 6.1 Omvang en uitbetaling persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening
Hoofdstuk 7 Begeleiding, opvang en beschermd wonen
Artikel 7.1 Omvang Begeleiding Individueel
De omvang van de indicatie voor individuele begeleiding (het aantal uren) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten.
Artikel 7.2 Omvang Begeleiding Groep
Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:
· de mogelijkheden van de cliënt;
· Het doel dat begeleiding groep voor deze specifieke cliënt heeft;
· De mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep.
Artikel 7.3 Vervoer bij Begeleiding Groep
Bij een indicatie voor Begeleiding Groep zal ook worden onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer van en naar de dagbesteding worden geïndiceerd.
Artikel 7.4 Kortdurend verblijf
Als er sprake is van de combinatie van voortdurende zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd. Een uitzondering hierop geldt wanneer het gaat om ouders die bovengebruikelijke zorg verlenen aan hun kinderen.
Artikel 7.5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget begeleiding
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor begeleiding, wordt bepaald op basis van een door de cliënt op te stellen Pgb-plan Wmo. De hoogte bedraagt maximaal voor:
vervoer van en naar de dagbesteding:
op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief, uitgaande van de dichtst bij de woning van de cliënt gelegen geschikte dagbestedingslocatie en rekening houdende met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren.
Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen in dit besluit als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt aangedaan.
Artikel 8.2 Citeertitel en inwerkingtreding
1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.
2. Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2019 en vervangt het vorige gelijknamige besluit.