Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet 2019 |
Citeertitel | Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet 2019 (Damoclesbeleid 2019 gemeente Gilze en Rijen) |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2019 | Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet 2019 | 01-03-2019 |
Damoclesbeleid 2019 gemeente Gilze en Rijen
Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen en/of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is. De werkingssfeer van artikel 13b Opiumwet is per 1 januari 2019 verruimd voor die gevallen waarbij sprake is van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist en strikte handhaving noodzakelijk. Bij de aanpak van drugshandel, hennepteelt en synthetische drugs worden naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Strafrechtelijke sancties richten zich op de illegale drugshandel betrokken personen. Het beëindigen, opheffen en voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich op bij overtreding van de Opiumwet betrokken woningen of lokalen, waardoor het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel kan worden bereikt.
Op 24 april 2013 stelde de gemeente Gilze en Rijen haar “handhavingsbeleid 13b Opiumwet” (hierna: damocles-beleid) vast. Op 1 september 2016 scherpten we dit aan middels het “gewijzigd handhavingsbeleid 13b Opiumwet”. De voorliggende beleidsnotitie is een wijziging ten opzichte van dat oorspronkelijke beleid van 1 september 2016. Hierin is vastgelegd op welke manier de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet. Argumenten om beleid voor de bestuurlijke handhaving van dit artikel te formuleren zijn:
Deze beleidsregels hebben tot doel:
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen. Op 1 januari 2019 is de wijziging van artikel 13b Opiumwet in werking getreden. Vanuit artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
Reikwijdte artikel 13b Opiumwet
Volgens diverse gerechtelijke uitspraken valt ook hennepteelt binnen de reikwijdte van artikel 13b Opiumwet. In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of -planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 5 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 5 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. De burgemeester van Gilze en Rijen beschouwt de aanwezigheid van meer dan 5 planten en/of meer dan 5 gram softdrugs als een handelshoeveelheid bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b Opiumwet. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram voor drugs die zich in gewicht laten uitdrukken. Voor GHB is dat voor een hoeveelheid groter dan 5 ml van toepassing en voor XTC voor een hoeveelheid groter dan 1 stuks. Daar waar in deze notitie gesproken wordt over drugshandel, wordt dus evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen (artikel 3.1).
Voorbereidingshandelingen Die bepalingen staande in artikel 10a , onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van die Wet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze beleidsregels gelden niet wanneer in een pand enkel vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet worden aangetroffen. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De voorgestelde uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.
Hoofdstuk 3: Algemene uitgangspunten handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet
Artikel 3.1: Definitie drugshandel
In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een pand en/of de daarbij behorende erven.
Artikel 3.2: Definitie harddrugs
Alle middelen die vermeld worden op lijst I van de Opiumwet. Wanneer in deze beleidsregel wordt gesproken over een constatering harddrugs, omvat dat ook voorbereidingshandelingen daartoe.
Artikel 3.3: Definitie softdrugs
Alle middelen die vermeld worden op lijst II van de Opiumwet. Wanneer in deze beleidsregel wordt gesproken over een constatering softdrugs, omvat dat ook voorbereidingshandelingen daartoe.
Artikel 3.4: Onderscheid tussen woningen en lokalen
In deze beleidsregels betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt een onderverdeling gemaakt in de volgende rubrieken:
Een derde te onderscheiden categorie zou zijn de gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zogenaamde coffeeshops). Binnen de gemeente Gilze en Rijen zijn deze niet aanwezig, daarom worden zij in deze beleidsregels buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3:5: Informatieverstrekking door politie
Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie uit opsporingsonderzoeken. Deze informatie dient aan de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b Opiumwet). De politie rapporteert aan de burgemeester, indien is geconstateerd dat in strijd met de Opiumwet in al dan niet voor het publiek toegankelijke panden drugshandel plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.
Artikel 3.6: Last onder bestuursdwang
Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang om een woning of lokaal voor bepaalde tijd te sluiten. Van een last onder dwangsom mag in het geval van overtreding van de Opiumwet weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelencircuit dusdanig groot is dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de last onder dwangsom tot feitelijke beëindiging van de overtreding kan leiden. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat belanghebbenden een financiële afweging zouden kunnen maken.
Artikel 3.7: Voornemen en zienswijze
Bij de procedure tot sluiting van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf zal aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Voor zowel woningen als lokalen wordt een zienswijzetermijn van maximaal 5 dagen gehanteerd.
Artikel 3.8: Begunstigingstermijn
Ingevolge artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tweede lid, wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de woning of het lokaal zelf sluiten (en indien nodig vooraf alle waardevolle goederen en zaken en/of goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn verwijderen). Deze termijn is voor woningen vastgesteld op maximaal 10 dagen. Voor lokalen is deze termijn vastgesteld op maximaal 5 dagen.
Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31, lid 2 Awb). In beginsel passen we spoedeisende bestuursdwang toe in geval van productie van harddrugs in lokalen, of voorbereidingen daartoe. Dit vanuit omvang, impact en zwaarte van dergelijke strafbare feiten.
Artikel 3.10: Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf
De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Gilze en Rijen (laten) vervangen van de sloten van het pand, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Gilze en Rijen.
Artikel 3.11: Uitvoeren sluiting door gemeente Gilze en Rijen
Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Gilze en Rijen.
Artikel 3.12: Aanduiding op het pand
Na sluiting van een pand brengt de gemeente Gilze en Rijen hierop een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat het pand gesloten is en daardoor de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn teniet te doen.
Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant/eigenaar geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. De exploitant/eigenaar is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde, verhuurde of anderszins beschikbaar gestelde woning, lokaal en/of bijbehorende erven.
Artikel 3.14: Eigenaar betaalt
Ingevolge artikel 5:25 Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort. Het kostenverhaal bevat de kosten verbonden aan de sluiting: vervangen van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiten van nutsvoorzieningen en dierenopvang.
In alle gevallen waarbij dit beleid van toepassing is (ofwel een sluiting, ofwel een bestuurlijke waarschuwing) informeert de gemeente de omwonenden of gebruiken van omliggende panden door middel van een bewonersbrief.
Hoofdstuk 4: Beleidsregels ten aanzien van woningen
De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
Artikel 4.2: Feitelijk voor bewoning gebruikt
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Gilze en Rijen en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid wat voor lokalen geldt, zoals dat onder hoofdstuk 5 beschreven staat.
Woningen en harddrugs (of voorbereidingshandelingen daartoe)
Artikel 4.3: Eerste constatering harddrugs in een woning
Bij de 1e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of bij woningen behorende erven, dan volgt een sluiting van 3 maanden.
Artikel 4.4: Tweede constatering harddrugs in een woning
Bij een 2e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 1e constatering, dan volgt een sluiting van 6 maanden.
Artikel 4.5: Derde constatering harddrugs in een woning
Bij een 3e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorend erven, binnen vijf jaar na de 2e constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats.
Artikel 4.6: Vierde en volgende constatering harddrugs in een woning
Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de vorige constatering, vindt een sluiting van 24 maanden plaats.
Woningen en softdrugs (of voorbereidingshandelingen daartoe)
Artikel 4.7: Eerste constatering softdrugs in een woning
Indien in woningen en/of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 5 gram, dan ontvangen de betrokkenen hiervoor een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Ook in geval van voorbereidingshandelingen ten aanzien van softdrugs in de woning is in beginsel een bestuurlijk waarschuwing van toepassing.
Deze op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing is alleen van toepassing wanneer er sprake is van een geringe hoeveelheid. Een hoeveelheid van > 50 hennepplanten en/of > 500 gram softdrugs wordt gezien als meer dan een geringe hoeveelheid. In dergelijke gevallen, vindt een sluiting plaats van 2 maanden.
Artikel 4.8: Tweede constatering softdrugs in een woning
Bij een 2e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 1e constatering, vindt een sluiting plaats van 3 maanden.
Artikel 4.9: Derde constatering softdrugs in een woning
Bij een 3e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 2e constatering, vindt een sluiting plaats van 6 maanden.
Artikel 4.10: Vierde en volgende constatering softdrugs in een woning
Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de vorige constatering, vindt een sluiting van 12 maanden plaats.
Artikel 4.11: Handhavingsmatrix woningen
Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot woningen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingsmatrix:
Hoofdstuk 5: Beleidsregels ten aanzien van lokalen
Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten. Zoals eerder omschreven vallen ook niet feitelijk bewoonde woningen onder deze categorie.
Lokalen en harddrugs (of voorbereidingshandelingen daartoe)
Artikel 5.2: Eerste constatering harddrugs in een lokaal
Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 12 maanden gesloten.
Artikel 5.3: Tweede en volgende constatering harddrugs in een lokaal
Bij een 2e (en eventuele volgende) constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden.
Lokalen en softdrugs (of voorbereidingshandelingen daartoe)
Artikel 5.4: Eerste constatering softdrugs in een lokaal
Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 6 maanden gesloten.
Artikel 5.5: Tweede constatering softdrugs in een lokaal
Bij een 2e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden.
Artikel 5.6: Derde en volgende constatering softdrugs in een lokaal
Bij een 3e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 2e constatering, volgt een van 24 maanden..
Artikel 5.7: Handhavingsmatrix lokalen
Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot lokalen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingsmatrix:
Hoofdstuk 6: Overige uitgangspunten
Artikel 6.1: Aanvullende maatregelen
Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet).
Dit beleid is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening, gebaseerd op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.
Indien gedurende vijf jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering. De verjaringstermijn van vijf jaar is met terugwerkende kracht van toepassing.
Artikel 6.4: Verzwarende omstandigheden
Indien er sprake is van verzwarende omstandigheden, wordt in geval van een woning een extra sluitingstermijn van 3 maanden toegepast. In geval van een lokaal wordt een extra sluitingstermijn van 6 maanden toegepast. Onder verzwarende omstandigheden worden in ieder geval (niet limitatief) verstaan die gevallen waarbij:
Artikel 6.5: Softdrugs en harddrugs
Indien bij één constatering zowel harddrugs als softdrugs wordt aangetroffen, wordt bij toepassing van dit beleid uitgegaan van het zwaarste misdrijf. Daarmee is dus het handhavingsbeleid voor harddrugs van toepassing.
In geval van een tweede of volgende constatering binnen de verjaringstermijn, waarbij tijdens de vorige constatering een andere soort drugs (softdrugs of harddrugs) zijn aangetroffen, wordt uitgegaan van de soort drugs (softdrugs of harddrugs) die tijdens de huidige constatering zijn aangetroffen. Dit ongeacht of de sluitingstermijn daarmee positief of negatief uitvalt voor de betrokkenen.
Artikel 6.6: Afwijkingsbevoegdheid
De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb. Elke zaak vereist een afzonderlijke afweging. Op basis van feiten en omstandigheden kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afgeweken worden van het beleid.
Dit handhavingsbeleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet 2019 (Damoclesbeleid 2019 gemeente Gilze en Rijen)".