Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres gemeente Maastricht 2019 |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Maastricht 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
regeling is bekendgemaakt in VIAMaastricht d.d. 28 februari 2019
artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2019 | nieuwe regeling | 05-02-2019 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);
overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;
Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:
een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1 en de aangever aanspraak maakt op een uitkering ingevolge de Participatie¬wet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werkne¬mers of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids¬ongeschikte gewezen zelfstandigen en /of begeleiding vraagt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Begeleiding Individueel).
Artikel 5 Rechtspersoon als briefadres
Het college is op basis van artikel 2.42 van de Wet BRP bevoegd om rechtspersonen aan te wijzen als briefadres op te treden.
Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.
Deze regeling treedt in werking op de dag nadat bekendmaking op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Maastricht 2019.
Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders in zijn vergadering van 5 februari 2019.
Toelichting op de Regeling briefadres gemeente Maastricht 2019
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht ergens anders een briefadres te kiezen.
Maakt een aangever aanspraak op een uitkering ingevolge de Participatiewet, de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet Inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en /of vraagt hij begeleiding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Begeleiding Individueel) dan kunnen in het kader van de uitvoering van die wetten nadere voorwaarden worden gesteld. Daarbij kan worden gedacht aan het meewerken aan doorstroming naar langdurig en geschikte woonruimte en het meewerken aan een activeringstraject voor dak- en thuislozen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermis-attractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst in de BRP naar ‘gemeente buitenland’ gestuurd vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (Artikel 29 besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan tijdelijk ingeschreven worden op een briefadres.
Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al is overgedragen aan de nieuwe eigenaar.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen.
Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. Het college is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Tabel 2 biedt een overzicht van alle bestaande instellingen voor maatschappelijke opvang. De manager Publieke Dienstverlening draagt zorg voor het actueel houden van die tabel.
Op basis van artikel 2.41 Wet BRP kan de burgemeester om veiligheidsredenen bepalen dat het opnemen van een woonadres niet wenselijk is.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Wordt door de aangever aanspraak gemaakt op een uitkering ingevolge de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en /of vraagt hij begeleiding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Begeleiding Individueel) dan is ook vereist dat hij een door het organisatieonderdeel Sociale Zaken Maastricht Heuvelland opgestelde vragenlijst invult en ondertekent.
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande. Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadres-gever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. De beperking van lid 4 geldt alleen niet als de briefadresgever een rechtspersoon is.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief gestuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten. (niet complete aangifte).
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Het college kan op basis van artikel 2.42 lid 2 Wet BRP rechtspersonen aanwijzen om als briefadres-gever op te treden. De teammanagers van het organisatieonderdeel Publieke Dienstverlening zijn door het college gemandateerd in dit kader besluiten te nemen (zie Mandaatlijst Gemeente Maastricht februari 2012, gewijzigde versie maart 2018, nr. 68).
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Het is toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is niet in strijd met artikel 2.38 Wet BRP. Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze modelregeling is overbodig.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 onderdeel o van de Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, 1. Indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of 2. Het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.
Toelichting artikel 6 sub b en c:
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub d.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4.
Met dit onderdeel wordt bepaald dat het niet mogelijk is om bij (her)huisvesting vanuit het buitenland te kiezen voor een briefadres. Dit is met name ingegeven door de euregionale ligging van Maastricht. Het risico van oneigenlijk gebruik van een briefadres is daardoor groter en wordt met de bepaling ingeperkt. Een uitzondering vormt de situatie waarin vanuit het gemeentelijk organisatieonderdeel Sociale Zaken Maastricht Heuvelland een verzoek voor een briefadres wordt gedaan. Een voorbeeld is dat iemand terugkeert vanuit detentie in het buitenland en dan hier aanspraak maakt op bijstand.
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van 4 maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met 4 maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij/zij feitelijk verblijft.
Deze periode van 4 maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2, eerste lid sub e).
Hierop is een aantal uitzonderingen.
Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.
Toelichting artikel 7 lid 5 en 6:
De verantwoording, zoals genoemd in lid 5 en 6 van dit artikel, kan op twee manieren worden gedaan: Mondeling en schriftelijk. In eerste instantie zal een schriftelijke toestemming worden gevraagd. Indien hier geen, of een onduidelijke, reactie op volgt, zal betrokkene ‘in persoon’ opgeroepen worden. De verantwoording na één jaar vindt altijd in persoon plaats.
Indien een persoon met een briefadres geen verantwoording aflegt, kan verondersteld worden dat betrokkene onbereikbaar is. Aangezien bij deze personen geen huisbezoek kan plaatsvinden, personen wonen immers niet op het adres waar zij ingeschreven staan, worden personen die geen gehoor geven aan de verantwoordingsverplichting op basis van artikel 2.22 Wet BRP uitgeschreven. Personen worden namelijk niet bereikt en er is geen andere onderzoeksmogelijkheid dan het per post benaderen van deze personen. Indien een betrokkene niet bereikt kan worden moet het college overgaan tot het ambtshalve wijzigen van het adres in ‘onbekend’.
Een instelling op grond van artikel 2.40 Wet BRP heeft de verantwoordelijkheid over de gezondheid of veiligheid van de briefadreshouder. Het verblijf in een dergelijke instelling staat bij aanvang vast en wordt aangegeven bij de aanvraag van het briefadres.
De wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, wordt dit opnieuw getoetst aan de voorwaarden gesteld in deze regeling.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeen-gekomen. Een voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.