Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019
CiteertitelBeleidsregel terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 58 van de Participatiewet
  3. artikel 62 van de Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2019Nieuwe regeling

19-02-2019

gmb-2019-48888

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten overwegen dat het wenselijk is regels vast te stellen hoe het college kosten van uitkering terugvordert voor zover de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen en verhaalt op onderhoudsplichtigen.

 

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 58 en 62 van de Participatiewet;

Besluiten vast te stellen de

 

Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019 gemeente Bunschoten

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten;

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      Uitkering: een inkomensvoorziening bedoeld voor de noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

    • f.

      Wet: Participatiewet.

  • 2.

    Voor zover niet anders bepaald worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2. Intrekking en herziening van de uitkering

Het college herziet dan wel trekt het recht op uitkering in, indien de uitkering tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend.

Artikel 3. Terugvordering

  • 1.

    In situaties als bedoeld in artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet alsmede artikel 25, tweede en derde lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ, vordert het college de uitkering terug.

  • 2.

    De ten onrechte of te veel verstrekte uitkering wordt teruggevorderd inclusief de door de gemeente afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen, voor zover deze niet kunnen worden verrekend met de belastingdienst.

  • 3.

    Van bruto terugvordering als bedoeld in het vorige lid wordt afgezien indien sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende en belanghebbende niet kan worden verweten dat de betaling van de schuld niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop de vordering betrekking heeft.

  • 4.

    Van terugvordering wordt afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 4. Verhaal

  • 1.

    Het college verhaalt de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 61 tot en met 62 i van de Participatiewet voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2.

    Van verhaal wordt afgezien indien het te verhalen bedrag op maandbasis niet meer bedraagt dan € 50,--, dan wel op jaarbasis niet meer dan € 600,--.

  • 3.

    Van verhaal kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 5. Invordering en kwijtschelding

  • 1.

    Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde uitkering en de op derden verhaalde bijstand optimaal in te vorderen, voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2.

    Het college ziet van gehele of gedeeltelijke (verdere) invordering af, indien de belanghebbende:

    • a)

      een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen heeft getroffen, dan wel een (voorlopige) schuldsaneringsregeling door de rechtbank van toepassing is verklaard zoals bedoeld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Bij deze minnelijke regeling wordt een fraudevordering op de belanghebbende niet meegenomen;

    • b)

      een verzoek om kwijtschelding doet, nadat hij gedurende 10 jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • c)

      een verzoek om kwijtschelding doet, nadat hij gedurende 10 jaar weliswaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode en de eventueel op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog uit eigen beweging heeft betaald;

    • d)

      gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • e.

      een voorstel tot afkoop doet, op voorwaarde dat:

      • -

        de afkoopsom ten minste 50% van de openstaande vordering bedraagt en ineens wordt voldaan, en

      • -

        het aannemelijk is dat reguliere incasso niet een hoger bedrag oplevert dan de afkoopsom;

    • f)

      een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep door het college is gehonoreerd.

  • 3.

    Indien de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, IOAW of artikel 13, eerste lid, IOAZ geldt dat de termijn in het tweede lid, onder b, c en d 5 jaar is.

  • 4.

    Het college ziet niet af van (verdere) invordering indien de terugvordering meer dan één keer het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, IOAW of artikel 13, eerste lid, IOAZ.

  • 5.

    Het tweede lid is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is geëindigd.

  • 6.

    Kwijtschelding vindt niet plaats indien de vordering:

    • -

      het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, IOAW of artikel 13, eerste lid, IOAZ en voor minder dan 75% is afgelost;

    • -

      door middel van beslag of (vereenvoudigd) derdenbeslag wordt ingevorderd;

    • -

      voor invordering is overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder, dan wel

    • -

      wordt gedekt door pand of hypotheek op een of meer goederen, dit voor zover de vordering op deze goederen kan worden verhaald.

Artikel 6. Rente en kosten

  • 1.

    Het college verbindt geen kosten aan het versturen van een aanmaning en het uitvaardigen van een dwangbevel. Wanneer er derden worden ingeschakeld voor de invordering na het niet voldoen aan het dwangbevel, worden de kosten daarvan bij de belanghebbende in rekening gebracht.

  • 2.

    Het college heft zelf geen rente.

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden en kennelijke hardheid

Het college handelt in overeenstemming met deze nadere regel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens specifieke individuele omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regel te dienen uitgangspunten en doelen.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel worden aangehaald als “Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2019”;

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel worden de volgende beleidsregels ingetrokken:

    • -

      Beleidsregels terugvordering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen gemeente Bunschoten 2010, vastgesteld op 7 december 2010;

    • -

      Beleidsregels terugvordering op grond van de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren gemeente Bunschoten 2010, vastgesteld op 7 december 2010;

    • -

      Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Bunschoten 2010, vastgesteld op 7 december 2010.

  • 3.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

     

Aldus met referentie 1139127 vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten op 19 februari 2019.

Algemene toelichting

 

Gekozen is voor beperkte beleidsregels, waarin wel alles wordt geregeld wat noodzakelijk is.Naast deze beleidsregels wordt een handreiking debiteuren opgesteld, waarmee een effectieve en efficiënte uitvoering van debiteurenbeheer wordt beoogd.

Binnen de, in deze handreiking, aangegeven kaders is het mogelijk met de debiteur vrij eenvoudig een betalingsregeling te treffen en indien noodzakelijk voor een korte periode uitstel van betaling te verlenen.

De gedachte is dat met deze werkwijze de betalingsbereidheid van de debiteur wordt verhoogd, wat naar verwachting een betere incasso en daarmee logischerwijs een verhoging van de inkomsten vanuit terugvorderingen tot gevolg heeft.

 

Om het aantal vorderingen die naar alle waarschijnlijkheid nimmer worden voldaan te verminderen, wordt met deze beleidsregels gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in de wet is aangegeven om vorderingen te kunnen afboeken.

Ten aanzien van vorderingen waarbij er sprake is van schending inlichtingenplicht zijn er wat aanvullende voorwaarden opgenomen in de beleidsregels, voordat er kan worden overgegaan tot kwijtschelding van de vordering.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Er wordt voor wat betreft het begrippenkader en de achterliggende ideeën zoveel mogelijk aangesloten bij de Participatiewet. Dit vereenvoudigt de uitvoering.

Artikel 2. Intrekking en herziening van de uitkering

Met de invoering van de “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” is de discretionaire bevoegdheid tot herziening van het recht op uitkering, wanneer er sprake is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting komen te vervallen.

Omdat de verplichting tot herziening en intrekking van het recht op uitkering, wanneer er sprake is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting in de wet is opgenomen, is het niet nodig dit in het gemeentelijk beleid op te nemen.

Wel blijft in de beleidsregels opgenomen dat gebruik zal worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om te herzien dan wel in te trekken, wanneer er geen sprake is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting.

Artikel 3. Terugvordering

Terugvordering is een bevoegdheid van het college, wanneer de teveel verstrekte uitkering niet het gevolg is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door belanghebbende. In het eerste lid van dit artikel wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het college de teveel verstrekte uitkering van belanghebbende terugvordert. Het uitgangspunt dat de terugvordering ook bruto plaatsvindt, indien niet langer in hetzelfde kalenderjaar (als ontstaan van de terugvordering) verrekend kan worden met de belastingdienst, is in het tweede lid opgenomen.

In het derde lid wordt de uitzondering op het uitgangspunt dat bruto wordt teruggevorderd aangegeven. Dit is bijvoorbeeld aan de orde, wanneer het college nalatig is geweest om de belanghebbende tijdig te informeren over de terugbetaling.

Van bruto terugvordering wordt dan afgezien indien het niet een fraudevordering betreft en de belanghebbende niet verweten kan worden tijdig te betalen. Met het vierde lid wordt het college in staat gesteld om maatwerk te leveren en in geval van dringende redenen van terugvordering af te zien.

Artikel 4. Verhaal

Ook verhaal van de kosten van bijstand is een bevoegdheid van het college, wanneer een ander onderhoudsplichtig is voor diegene ten aanzien van wie er bijstand wordt verstrekt. In het eerste lid wordt beschreven dat het college in beginsel altijd tot verhaal overgaat, volgens de bepalingen die de wet aangeeft.

Met de bepaling in het tweede lid wordt een grens gegeven, waaronder geen verhaal zal plaatsvinden.

Met het derde lid wordt het college in staat gesteld om maatwerk te leveren en in geval van dringende redenen van verhaal af te zien.

Artikel 5. Invordering en kwijtschelding

Wanneer terugvordering een bevoegdheid van het college is, staat het college ook vrij om te besluiten niet langer in te vorderen. Met dit artikel geeft het college aan onder welke voorwaarden hiertoe besloten wordt. Uitgangspunt blijft dat het college zoveel mogelijk van teveel verstrekte bijstand of op derden verhaalde bijstand incasseert.

Door de bepaling van het tweede lid onder a wordt voor belanghebbende de mogelijkheid vergroot om in te stromen in de regeling van schuldsanering. Verder zijn in het tweede lid voorwaarden opgenomen, aan de hand waarvan het college kan besluiten van verdere invordering af te zien. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer belanghebbende gedurende een bepaalde periode aan de vastgestelde betalingsverplichtingen heeft voldaan, of wanneer er een voorstel tot afkoop van de restschuld wordt gedaan. Het college zal niet van verdere invordering afzien wanneer er twee of meer vorderingen zijn, die het gevolg zijn van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door belanghebbende (recidive). Tevens zijn de voorwaarden voor kwijtschelding niet van toepassing op een lopende periodieke onderhoudsverplichting. Daarnaast is er een extra voorwaarde opgenomen, alvorens tot kwijtschelding van vorderingen kan worden overgegaan. Deze extra voorwaarde geldt uitsluitend voor fraudevorderingen en bepaalt dat een verzoek om kwijtschelding van dergelijke vorderingen pas gehonoreerd kan worden, wanneer ten minste 75% van het oorspronkelijke benadelingsbedrag is afgelost. Met deze extra voorwaarde wordt bijgedragen aan de ontmoediging van het oneigenlijk gebruik van bijstandsuitkeringen en de beperking van het behaalde voordeel uit oneigenlijk gebruik. Verder is in het zesde lid verduidelijkt dat van verdere kwijtschelding geen sprake kan zijn, wanneer invordering via vereenvoudigd derdenbeslag loopt, of via dwangmaatregelen (beslag of overdracht aan deurwaarder) verloopt, of wanneer de vordering wordt gedekt door pand of (krediet)hypotheek.

Artikel 6. Rente en kosten

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.