Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 |
Citeertitel | Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2024 | artikel 2, 7, 9, 11, bijlage 3, 4, toelichting | 28-02-2024 | |||
14-03-2024 | 15-06-2023 | 16-03-2024 | bijlage 3 | 28-02-2024 | |
01-01-2024 | 14-03-2024 | bijlage 1, toelichting | 20-12-2023 | ||
09-12-2023 | 15-06-2023 | 01-01-2024 | bijlage 3 | 29-11-2023 | |
15-06-2023 | 15-06-2023 | bijlage 3 | 08-06-2023 | ||
15-06-2023 | 09-12-2023 | bijlage 3 | 08-06-2023 | ||
25-02-2023 | 15-06-2023 | bijlage 1, 3, 4 | 15-02-2023 | ||
11-03-2022 | 25-02-2023 | bijlage 1 | 18-02-2022 | ||
20-02-2021 | 11-03-2022 | artikel 6, toelichting, bijlage 1, 2, 3, 4, 5, 6 | 10-02-2021 | ||
25-12-2020 | 20-02-2021 | bijlage 4, toelichting | 17-12-2020 | ||
08-02-2020 | 25-12-2020 | artikel 1, 5, 6, 7, 15, toelichting, bijlage 1, 2, 3, 4, 6 | 22-01-2020 | 6.17A.3a.20 | |
06-08-2019 | 08-02-2020 | hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, toelichting, bijlage 3 | 11-07-2019 | 173/1199 | |
13-06-2019 | 06-08-2019 | bijlage 4 | 29-05-2019 | 91/561 | |
24-05-2019 | 13-06-2019 | Bijlage 3 | 08-05-2019 | ||
16-04-2019 | 24-05-2019 | Bijlage 4 | 03-04-2019 | ||
06-03-2019 | 16-04-2019 | nieuwe regeling | 23-02-2019 |
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 4 december 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 21);
Mede gezien de aangenomen motie van de leden Marttin en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 55);
Kennis te nemen van de wethoudersbrief ‘Aanbieding Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019’ (VloA 2019) die als bijlage 1 is opgenomen, waarin de wethouder onderwijs toelicht dat de VloA als instrument wordt gewijzigd om de komende jaren aan de ambities voor onderwijs te kunnen voldoen.
Verordening op Lokaal Onderwijs Beleid Amsterdam 2019 (VloA 2019) die als bijlage 2 is opgenomen. De VloA 2019 is ten opzichte van VloA 2014 aangepast op de volgende punten:
De verordening is meer gestructureerd, eenvoudiger en overzichtelijker. De VloA 2019 is een zelfstandige verordening geworden, waarbij de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 niet meer van toepassing is op de verstrekking van subsidies. De verordening bestaat nu uit een algemeen deel en 6 bijlagen waarin de afzonderlijke voorzieningen worden geordend.
De voorzieningen ‘combinatie functie vroeg- en voorschool’ en ‘vroegschoolse educatie’ en de component Ouderbetrokkenheid Vroegschool die nu nog wordt geregeld in de regeling voorschoolse educatie, zijn samengebracht in een nieuwe en aangepaste voorziening ‘Vroegschools aanbod’. De voorziening kent drie uitvoeringsniveaus (A,B,C) met ieder hun eigen activiteiten en intensiteit, aangepast aan de zwaarte van de school.
Het college hoogt in de voorziening ‘Kansenaanpak PO’, het bedrag dat per doelgroepleerling beschikbaar is op van € 700 naar € 800, waardoor schoolbesturen voor de onder hun gezag vallende scholen de mogelijkheid krijgen om een dekkend aanbod te realiseren ter voorkoming van onderwijsachterstanden bij hun leerlingen.
De wijzigingen in de voorziening ‘nieuwkomers’ zijn gericht op de extra ondersteuning in de kleuterklassen: er is de mogelijkheid om een NT2 deskundige in te zetten in plaats van een leerkracht, de extra ondersteuning is voor leerlingen in groep 2 in plaats van een specifieke leeftijd en om in aanmerking te komen voor de subsidie moet ook Rijksbekostiging voor nieuwkomers aangevraagd zijn.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 73van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;
schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, een instelling, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
vrijwillige ouderbijdrage: bijdrage met een onverplicht karakter die door een school van ouders per schooljaar wordt gevraagd voor zaken en activiteiten waarvoor de school geen geld ontvangt van de (rijks)overheid en die niet horen tot het verplichte lesprogramma van een school. De bijdrage kan ook bestaan uit een lidmaatschap van een rechtspersoon. Onder voornoemde activiteiten vallen in ieder geval een viering, sportdag, excursie of (buitenlands) schoolreisje;
Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedures en weigeringsgronden
Artikel 6 Aanvraag- en beslistermijn
Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt schriftelijk bij het college ingediend van 1 maart tot en met 30 april voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, tenzij in een voorziening anders is bepaald. Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.
Het college kan geheel of gedeeltelijk weigeren een voorziening te verlenen als:
gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de gevraagde voorziening in de vorm van een subsidie niet doelmatig zal worden besteed in verband met een bezoldiging door het schoolbestuur die hoger is dan de maximale bezoldiging als bedoeld in artikel 2.3. van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur
Artikel 9 Verplichtingen verbonden aan een voorziening in de vorm van een subsidie
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening verleende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van voorzieningen in de vorm van subsidie
Artikel 12 Vaststelling subsidie
Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 23 januari 2019.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Marijke Pe
Toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
Wanneer de gemeente aan scholen ter ondersteuning van het onderwijs bovenop de rijksbekostiging extra middelen beschikbaar wil stellen, dan kan dit alleen op basis van een verordening. Deze verplichting is neergelegd in artikel 128 Wet op het primair onderwijs (Wpo), artikel 123 van de Wet op de expertise centra (Wec) en artikel 5.23 van de Wvo 2020. Gemeenten kunnen op geen andere basis aanvullende financiering verstrekken, aangezien in artikel 6 van de Wpo, artikel 6 van de Wec en artikel 5.1, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (Wvo 2020) is aangegeven dat de gemeente geen uitgaven voor het onderwijs mag doen anders dan krachtens de wet.
De kern van artikel 128 van de Wpo, artikel 123 van de Wec en artikel 5.23 van de Wvo 2020 wordt uitgedrukt in het tweede lid van deze artikelen, waar is bepaald dat bij de financiering van andere dan door de gemeente in stand gehouden scholen dezelfde maatstaf moet worden gebruikt, waarbij geen onderscheid mag worden gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Hier worden dus twee gelijkheidsprincipes naast elkaar gezet. In de eerste plaats de (bestuursrechtelijke) gelijke behandeling met betrekking tot subsidiëring van scholen die in gelijke omstandigheden verkeren. In de tweede plaats het constitutioneel rechtelijke beginsel van gelijke deugdelijkheid van openbaar en bijzonder onderwijs, welke is neergelegd in het zesde lid van artikel 23 Grondwet. Het begrip “dezelfde maatstaf”, dat verwijst naar het zevende lid van artikel 23 Grondwet, heeft daarmee dus een betekenis gekregen die in het algemene bestuursrecht gebruikelijk is.1
Krachtens artikel 128 van de Wpo etc. kan de gemeente bijvoorbeeld besluiten om scholen met veel achterstandsleerlingen of die met bijzondere verkeersoverlast kampen bij het halen en brengen, financieel te ondersteunen. Dit kunnen uiteindelijk alléén openbare of bijzondere scholen zijn, of bepaalde openbare én bijzondere scholen, al naar gelang de feitelijke situatie en de criteria die bij subsidiëring worden aangelegd. Van belang is daarbij dat de criteria algemeen en objectief zijn en dat elke school die daaronder valt er in principe aanspraak op kan maken.
De Verordening lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2014. Het belangrijkste verschil met de VloA 2014 is dat VloA 2019 geen schakelbepalingen heeft met de ASA 2013 en daardoor een volledige zelfstandige verordening is geworden. Daarnaast zijn de in de bijlage van de oude verordening opgenomen ruim 20 voorzieningen in elkaar geschoven in 6 afzonderlijke bijlages. Het gaat daarbij om:
Bijlage 1 Voorzieningen in natura
Hieronder vallen de volgende voorzieningen:
Bijlage 2 Voorzieningen voor aanvullende financiering personeel
Hieronder vallen de volgende voorzieningen:
Bijlage 3 Voorzieningen kansengelijkheid
Hieronder vallen de volgende voorzieningen:
Bijlage 4 Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort
Hieronder vallen de volgende voorzieningen:
Bijlage 5 Materiële voorzieningen
Bijlage 6 Overige voorzieningen
Hieronder vallen de volgende voorzieningen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De kans op een potentiele onderwijsachterstand, die leidend is bij het bepalen van een doelgroepleerling, wordt bepaald volgens een berekening aan de hand van de sociaaleconomische status (SES) van een leerling. Er zijn twee basisgegevens gebruikt voor de berekening van de SES, namelijk het ouderlijk opleidingsniveau en het huishoudinkomen 2 . De SES-score ligt tussen de 2 en 10 en is een optelsom van de score op deze twee indicatoren. Leerlingen met een SES-score van 2 t/m 4 worden gedefinieerd als potentiële onderwijsachterstandsleerlingen. Leerlingen geregistreerd als statushouders zijn toegevoegd aan de groep leerlingen met een potentiële onderwijsachterstand
Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheid college
Dit artikel regelt enerzijds de reikwijdte van de verordening en anderzijds de bevoegdheid van het college. Het artikel bepaalt dat de VloA 2019 bestaat uit een algemeen deel en een aantal hoofdstukken, waarin de voorzieningen nader worden geregeld en waarin van het algemene deel kan worden afgeweken. Voorts bepaalt het tweede lid dat het college een voorziening kan verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening in natura of in de vorm van een subsidie.
Artikel 3 Aanvullende voorziening
Om snel op nieuwe ontwikkelingen in te kunnen spelen geeft de VloA 2019 het college de bevoegdheid om de VloA 2019 tijdelijk uit te breiden met een aanvullende voorziening. Deze aanvullende voorziening kan nadat hij in werking is getreden, direct worden aangevraagd door de schoolbesturen. De tijdelijke aanvullende voorziening dient nog wel bevestigd te worden door de gemeenteraad, waarna deze voorziening als wijziging dient te worden toegevoegd als voorziening aan de VloA 2019.
In de Awb zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond' gegeven.Een subsidieplafond moet schoolbesturen en scholen duidelijkheid bieden over hoeveel geld er voor een bepaalde voorziening die in de vorm van subsidie wordt verstrekt, beschikbaar is. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond tijdig bekend wordt gemaakt. Uit artikel 4:26 in samenhang gelezen met artikel 4:27 Awb volgt dat het subsidieplafond bekend moet worden gemaakt vóór de openstelling van de aanvraagtermijn en derhalve voorafgaand aan de periode waarop de subsidie betrekking heeft. Als het subsidieplafond tijdig bekend is gemaakt, dan kunnen subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is (artikel 4:25, tweede lid). Als het subsidieplafond niet tijdig bekend is gemaakt, dan heeft het subsidieplafond geen gevolgen voor de aanvragen die vóór de bekendmaking zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid). De gemeenteraad stelt voor zover het niet om openeinde regelingen gaat, in de voorzieningen het subsidieplafond voor het eerste subsidietijdvak vast. Als zo’n voorziening meerdere schooljaren doorloopt, wordt de bevoegdheid om de hoogte van het plafond vast te stellen overgedragen aan het college. Belangrijk is de wettelijke verplichting geregeld in artikel 4:26 Awb om de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen bij of krachtens wettelijk voorschrift te regelen. Bij de VloA 2019 wordt de verdeelsystematiek altijd opgenomen in de voorzieningen zelf. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme van de behandeling van aanvragen op volgorde van binnenkomst. (zie ook artikel 6 van de VloA 2019). Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen. De beste aanvragen komen daarbij voor subsidie in aanmerking. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de schoolbesturen en scholen op basis van welke meestal kwalitatieve criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet en dat rangschikking geschiedt met behulp van een puntentelling.
Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedure en weigeringsgronden
In het eerste lid is bepaald dat een voorziening alleen kan worden aangevraagd door een schoolbestuur voor een onder zijn gezag vallende school. Hier kan van worden afgeweken als dit in de voorziening of aanvullende voorziening is geregeld.
In het tweede lid van artikel 5 is bepaald welke gegevens het schoolbestuur in ieder geval dient op te nemen in de aanvraag voor een school. In het derde lid is opgenomen welke gegevens daarnaast in verband met een subsidieaanvraag dienen te worden overgelegd. In de voorziening zelf kan worden bepaald dat deze informatie verder moet worden aangevuld met andere stukken. In het vierde lid is opgenomen welke informatie een schoolbestuur voor een school in het basisonderwijs in aanvulling op het derde lid dient te verstrekken over de vrijwillige ouderbijdrage die een school aan ouders vraagt.
Artikel 6 Aanvraag en beslistermijn
Het eerste lid bepaalt dat een aanvraag voor subsidie uitsluitend schriftelijk kan worden ingediend. De aanvraagperiode loopt van 1 maart tot en met 30 april voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een aanvraag wordt ingediend. In een voorziening kan van deze aanvraagtermijn worden afgeweken en kan er gekozen worden van een van een schooljaar afwijkend subsidietijdvak.
Voor zover een voorziening in de vorm van subsidie wordt verstrekt, worden de algemeen geldende weigeringsgronden, zoals opgenomen in artikel 4:35 Awb met nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden aangevuld. De genoemde weigeringsgronden zijn, indien uit de redactie van de bepaling niet blijkt dat ze uitsluitend betrekking hebben op subsidie, ook van toepassing op aanvragen voor voorzieningen in natura.
Het eerste lid bevat twee imperatieve weigeringsgronden, in het tweede lid wordt het college enige vrijheid geboden om een aanvraag op basis van de daarin genoemde gronden al dan niet (gedeeltelijk) te honoreren. In de eerste weigeringsgrond van het eerste lid onder a. wordt tot uitdrukking gebracht dat het college een aanvraag dient te weigeren die valt buiten de reikwijdte van de VloA 2019. De weigeringsgrond onder b geeft aan dat het vaststellen van een tijdstip waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend geen ruimte laat om na dat tijdstip alsnog een aanvraag te kunnen indienen.
De in het tweede lid opgenomen facultatieve weigeringsgronden richten zich in de eerste plaats op de situatie dat de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden om voor de voorziening in aanmerking te komen, zoals die in de VloA 2019 of de (aanvullende) voorzieningen zijn gesteld (a). Daarnaast kan de voorziening worden geweigerd als twijfel bestaat over het doel van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd (b). Deze weigeringsgrond biedt bovendien de mogelijkheid om de voorziening te weigeren als het schoolbestuur handelingen verricht die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde. Onder strijd met het recht wordt daarbij niet alleen strijd met de Grondwet, wetten in formele zin en lagere regelgeving bedoeld, maar ook strijd met het recht van de Europese Unie, een ieder verbindende verdragsbepalingen en algemene rechtsbeginselen. De weigeringsgrond biedt dus bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om de voorziening te weigeren als de aanvrager de Algemene wet gelijke behandeling niet naleeft of zich in verband met subsidie schuldig maakt aan het bedreigen of intimideren van wethouders en ambtenaren.
Verder kan de subsidie worden geweigerd als de school een vrijwillige ouderbijdrage per leerling vraagt die hoger is dan het bedrag dat de gemeenteraad hiervoor als maximaal aanvaardbaar acht (c). Het gaat daarbij om een bedrag van € 225 per leerling per schooljaar. Hoewel volgens artikel 40 van de Wpo de ouderbijdrage vrijwillig is en ouders dus geen afdwingbare betalingsplicht hebben, is de praktijk toch vaak dat door bepaalde ouders geen vrijwilligheid wordt ervaren. Voor deze weigeringsgrond vormt artikel 23, zevende lid van de Grondwet de basis. Uit dit wettelijk voorschrift volgt impliciet dat het leerplichtig onderwijs (PO, VO en (V)SO) volledig door de overheid bekostigd wordt. Ook de internationale verdragen gaan daarvan uit. Artikel 13, tweede lid, onder a van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 28, eerste lid, onder a van het Internationale verdrag voor het kind verplichten de staten tot het gratis beschikbaar stellen van het voornoemde onderwijs. Scholen mogen voor dit bekostigde onderwijs geen geldelijke bijdrage van ouders vragen. Een hogere ouderbijdrage die wordt ingezet voor het onderwijs op een school, ziet de gemeenteraad als een vorm van private financiering die in het publiek bekostigde onderwijs niet past. De vrijwillige ouderbijdrage is bedoeld voor extra activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte lesprogramma, zoals schoolreisjes, vieringen, excursies. Een bijdrage voor de tussenschoolse opvang bij scholen zonder continurooster valt hier niet onder. De gemeente ziet een hoge ouderbijdrage als een drempel voor ouders om hun kind aan te melden voor een school, waardoor onder andere segregatie in de hand wordt gewerkt.
Het college zal de weigeringsgrond toepassen door alle subsidies, met uitzondering van de subsidie voor Nieuwkomersgroepen 3 en de subsidie voor Tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone 4 , volledig te weigeren voor basisscholen die een vrijwillige ouderbijdrage vragen die hoger ligt dan €225,- per leerling.
De uitzondering voor de voorziening Nieuwkomersgroepen geldt, omdat dit onderwijs door een schoolbestuur namens andere schoolbesturen het nieuwkomers onderwijs in één van zijn basisscholen organiseert. Het gaat daarbij om leerlingen van verschillende basisscholen.
De uitzondering voor de voorziening Tegemoetkoming voor schoolgebouwen met overdimensionering en voor schoolgebouwen in de fijnstofzone 5 geldt omdat dit onderwijshuisvesting betreft wat een wettelijke taak is van de gemeente Amsterdam.
De subsidie kan verder worden geweigerd als het onduidelijk is of de subsidie wel zal worden besteed waarvoor deze is bedoeld (d en e).
Daarnaast kan de subsidie deels worden geweigerd als twijfel bestaat of de aanvrager de subsidie wel nodig heeft (f). Hierbij kan bijvoorbeeld de vermogenspositie van een schoolbestuur in ogenschouw genomen worden. Ook kan het gaan om een bijdrage van derden, waarmee een school extra onderwijspersoneel aanstelt, waarvoor de gemeente juist een voorziening in het leven heeft geroepen. Bijvoorbeeld een extra gymleerkracht of cultuurdocent. Verder kan het gaan om een doublure met activiteiten waarvoor de gemeente al subsidie verstrekt (g)
De onderdelen h. en i. tenslotte bevatten bijzondere weigeringsgronden.
Een voorziening kan worden geweigerd indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de op hem van toepassing zijnde onderwijssector gebruikelijke code goed bestuur. Deze door de PO-Raad en VO-Raad opgestelde regels voor goed bestuur dienen door het schoolbestuur te worden nageleefd (e). De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), die op 1 januari 2013 in werking is getreden, beoogt de beloning van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te maximeren. Omwille van deze, wenselijk geachte, beheerste bezoldiging van topfunctionarissen kan op grond van de WNT onder meer worden ingegrepen in salarisafspraken. De minister is daarbij de eerst aangewezen bestuurder. Artikel 8, tweede lid onder g. van de VloA 2019 sluit weliswaar aan bij de bezoldigingsnormen uit de WNT, maar de achtergrond en de reikwijdte van punt g. zijn uitdrukkelijk anders. Het gaat in de verordening niet om een gewenste maximering van de bezoldiging van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen maar om een doelmatige en effectieve besteding van de beschikbare subsidiegelden bij alle onderwijsinstellingen die bij de gemeente een aanvraag om subsidie indienen. De VloA 2019 verbiedt niet dat schoolbestuur hogere (ontslag)-vergoedingen overeenkomt dan de normen die zijn neergelegd in de WNT, maar maakt wel mogelijk dat het college de gevraagde subsidie weigert als blijkt dat hogere vergoedingen zijn of worden overeengekomen.
Uitbetaling van dergelijke hoge (ontslag)vergoedingen kan immers ten koste gaan van het doel waarvoor de subsidie wordt verleend. Als het schoolbestuur honoraria betaalt die de WNT-normen overschrijden, rijst de vraag of subsidiegelden wel doelmatig en effectief worden besteed en of deze gelden wel voldoende ten goede komen aan de activiteiten van de subsidieontvanger.
Het is dan ook noodzakelijk dat het college bij de beslissing over de subsidieverlening een afweging kan maken of de bezoldigingskosten van de organisatie in verhouding staan tot de activiteit en de daarvoor gevraagde voorziening. Wanneer dat niet het geval is, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren. Hetzelfde geldt als het een uitkering betreft wegens de beëindiging van een dienstverband.
Anders dan te doen gebruikelijk bij subsidies, wordt bij de VloA 2019 niet gewerkt met kalenderjaren, maar met schooljaren. Er zijn altijd uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld de Voorziening Schooltuinprogramma en Natuur- & milieueducatie in verband met de zaai en oogstperiode.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur
Artikel 9 Verplichtingen verbonden aan een voorziening in de vorm van subsidie
De Awb regelt in de artikelen 4:37 en 4:38 de standaardverplichtingen respectievelijk overige doelgebonden verplichtingen.
De standaardverplichtingen zijn in de wet niet limitatief opgesomd; de overige doelgebonden verplichtingen worden ofwel bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegd ofwel -als geen sprake is van een subsidie die op een wettelijk voorschrift berust- bij de subsidieverlening.
Artikel 9 bevat in aanvulling op de bepalingen van de Awb een aantal verplichtingen waaraan iedere subsidieontvanger, voor zover op hem van toepassing, moet voldoen.
In de voorzieningen en bij het verlenen van de subsidie kunnen nog aanvullende verplichtingen worden opgenomen, die verband houden met het doel van de subsidie.
Het eerste lid bepaald dat het schoolbestuur het college zo spoedig mogelijk (zonder nodeloos tijdsverloop) meldt dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.
Met het tweede lid wordt voorkomen dat bepaalde aan een schoolbestuur toegekende voorzieningen worden vervreemd door het schoolbestuur zonder dat toestemming van het college is verkregen. Uitzondering wordt gemaakt voor een bestuursoverdracht. Bij een bestuursoverdracht vindt formeel ook een vervreemding van de voorzieningen plaats. Hiervoor is echter geen toestemming van het college noodzakelijk.
Bij middelgrote en grote subsidies komt het af en toe voor dat de subsidieverstrekker tussentijds op de hoogte wil blijven van de ontwikkeling van de activiteiten en de financiën. Omdat het opleggen van de verplichting tot het indienen van een tussentijdse rapportage als een relatief zware verplichting kan worden beschouwd, waarvoor de subsidieontvanger het nodige werk moet verrichten, is deze bepaling in het derde lid aan de verordening toegevoegd.
Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid het schoolbestuur en de leiding van de school te verplichten mee te werken aan door of namens het college, waaronder de Rekenkamer, uitgevoerd onderzoek. De subsidieontvanger verschaft daartoe de benodigde documenten. Het college kan, door gebruik te maken van deze bevoegdheid, onderzoek doen naar de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de door haar verstrekte subsidies.
Het vijfde lid geeft aan dat schoolbestuur verplicht is mee te werken aan het opnemen van de verantwoording over de besteding van verstrekte subsidiegelden in het openbaar subsidieregister van de gemeente Amsterdam.
Artikel 10 Verplichtingen verbonden aan een voorziening in natura
In het eerste lid is opgenomen dat het schoolbestuur het college zo spoedig mogelijk informeert over situaties, waardoor een school geen of in mindere mate gebruik zal maken van een voorziening in natura. In het tweede lid is opgenomen, welke verplichtingen van artikel 10 ook van toepassing zijn op verstrekkingen in natura. Het gaat daarbij om het verstrekken van tussentijdse rapportage, om de informatieplicht en de plicht om mee te werken aan onderzoeken die namens de gemeente worden verricht.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van voorzieningen in de vorm van subsidie
Artikel 11 Aanvraagtermijn vaststelling en verantwoording subsidies
Artikel 11 regelt op de eerste plaats dat een aanvraag om vaststelling van een subsidie binnen twaalf weken na afloop van het gesubsidieerde tijdvak dient plaats te vinden.
Verder regelt dit artikel op welke wijze het schoolbestuur de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Artikel 4:37 Awb bepaalt dat de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekendgemaakt kan worden door het opleggen van verplichtingen ter zake. Evenals bij de aanvraag tot verlening van een subsidie kunnen ook voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van een subsidie formulieren worden voorgeschreven. Het tweede lid schrijft voor dat een schoolbestuur een aanvraag tot vaststelling van de subsidies voor de onder zijn gezag vallende scholen gelijktijdig en gezamenlijk indient. Het derde lid bepaalt dat het schoolbestuur moet aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd en dat moet worden ingegaan op de mate waarin de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd. Dit volgt ook uit het eerste lid van artikel 4:45 Awb. Daar is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en dat dit ook volgens de aan de subsidie verbonden verplichtingen is gebeurd. Verder is bepaald dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording moet worden afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. In het vierde lid is geregeld dat een controleverklaring dient te worden verstrekt indien de subsidieverlening hoger is dan € 125.000. Het vijfde lid maakt het mogelijk om een controleverklaring te vragen als een subsidieaanvrager van het college binnen een gesubsidieerd tijdvak verschillende subsidies ontvangt die tezamen de grens van € 125.000 overschrijden.
Het zesde lid geeft de mogelijkheid aan het college om op verzoek van een schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie, uitsluitend voor het indienen van de controleverklaring uitstel te verlenen tot 20 weken na afloop van het gesubsidieerde tijdvak. Het inhoudelijk en het financieel verslag daarentegen moeten wel binnen twaalf weken bij de gemeente binnen zijn.
Artikel 12 Vaststelling subsidie
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van een subsidie. Een termijn van acht weken wordt redelijk geacht, zeker nu deze nog met een periode kan worden verlengd op grond van de Awb in gevallen waarin de beoordeling meer tijd vraagt. Uit artikel 4:5 Awb volgt dat de termijn pas aanvangt als de aanvraag compleet is.
Artikel 13 Betaling en verrekening
In aanvulling op de toepasselijke bepalingen in de Awb (zie o.a. de artikelen 4:52 en 4:95) bepaalt het eerste lid dat betaling van het subsidiebedrag binnen vier weken na de subsidievaststelling plaatsvindt. Als het hele subsidiebedrag al door middel van voorschotten is uitgekeerd dan wordt de betaling op nihil gesteld. Art. 4:93 Awb biedt de mogelijkheid om een geldschuld te verrekenen met een bestaande vordering mits in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
Het tweede lid van artikel 15 beoogt aan dit vereiste te voldoen. In het derde lid van artikel 4:57 Awb is reeds geregeld dat geldschulden kunnen worden verrekend met subsidies die aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten voor een ander tijdvak zijn verstrekt. Als over het jaar X subsidie wordt teruggevorderd kan dit dus bijvoorbeeld worden verrekend met de subsidie voor dezelfde activiteiten over het jaar X+1. In de VloA 2019 wordt de mogelijkheid geboden om subsidies die worden teruggevorderd ook met andere vorderingen te verrekenen, zoals vorderingen die uit subsidies voor andere activiteiten voortvloeien of vorderingen op grond van de Wet dwangsom.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Krachtens afdeling 5.2 van de Awb hebben toezichthouders een aantal bevoegdheden zoals het betreden van plaatsen (met uitzondering van woningen zonder de toestemming van de bewoner), het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden. De bevoegdheden van de artikelen 5:18 en 5:19 Awb (het doorzoeken van voertuigen en andere zaken) zijn hier uitgezonderd omdat hieraan bij subsidies zelden behoefte bestaat. Is een dergelijke bevoegdheid toch nodig dan moet dat in een bijzondere subsidieverordening worden geregeld.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 1: Voorzieningen in natura
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan in een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 1.3 Begripsomschrijvingen
In deze bijlage wordt verstaan onder:
voorziening: voorziening die bestaat uit verstrekkingen in natura.
Hoofdstuk 2 Voorziening Cultuureducatie
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Artikel 2.2 Doel van de voorziening
Het doel van de voorziening Cultuureducatie is om alle leerlingen van de Amsterdamse scholen voor basisonderwijs, (v)so en de eerste twee leerjaren van zowel het VMBO als het praktijkonderwijs een aanbod cultuureducatie van hoog niveau aan te bieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de culturele instellingen die gevestigd zijn in Amsterdam.
Artikel 2.4 Wijze van aanvraag en aanvraagdatum
In afwijking van artikel 6, eerste lid van de VloA 2019 wordt per schooljaar een aanvraag ingediend voor:
een vakdocent muziek genoemd in artikel 2.3 onder b. op de website van Mocca: www.mocca-amsterdam.nl.
Artikel 2.6 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de VloA 2019 wordt bij een aanvraag per school de volgende informatie verstrekt:
2.7 Weigeringsgronden vakdocent muziek
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college de verstrekking van de vakdocent muziek als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid en onder b. weigeren als :
Hoofdstuk 3 Voorziening schoolzwemmen
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
school: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, of speciaal onderwijs op het grondgebied van de gemeente Amsterdam.
Artikel 3.2 Doel van de Voorziening
De voorziening voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs bestaat uit: maximaal 36 zwemlessen van 45 minuten. Deelname staat tenminste één jaar open voor de leerlingen in groep 3 tot en met 8. Vanaf het moment dat leerlingen het A-diploma hebben gehaald krijgen ze niet meer de gelegenheid om in het volgend schooljaar deel te nemen.
De voorziening voor leerlingen van het speciaal onderwijs bestaat uit 36 lessen per jaar van 45 minuten, waarbij de volgende onderverdeling is gemaakt in drie categorieën scholen:
Categorie 2: scholen voor dove en slechthorende kinderen, scholen voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, scholen voor visueel gehandicapte kinderen en scholen voor geïntegreerd speciaal onderwijs. Jaarlijks staat deelname open voor maximaal 50% van het aantal kinderen in de groepen 3 tot en met 8 (teldatum 1 oktober t-1).
In afwijking van artikel 6, eerste lid van de VloA 2019 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen per schooljaar een aanvraag voor schoolzwemmen indienen binnen de genoemde termijn op het daartoe voorgeschreven specifieke inschrijfformulier. Het schoolbestuur machtigt hiertoe de schooldirecteur.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019, zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
Hoofdstuk 4 Voorziening Schooltuinprogramma en Natuur- & milieueducatie
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 4.2 Doel van de Voorziening
Het doel van deze voorziening is dat iedere leerling van een school voor basisonderwijs
praktische kennis en ervaring opdoet met tuinieren en ecologie ter stimulering van een
gezonde levensstijl en een duurzame en evenwichtige relatie met de natuurlijke omgeving.
De voorziening bestaat uit de volgende verstrekkingen in natura:
Tenminste én educatieve activiteit uit het programma Buitenlessen & Boerderijeducatie (exclusief vervoer) per groep in leerjaar 1,2,3,4,5 en 8 van een basisschool of een qua niveau hiermee vergelijkbare groep van een school voor speciaal basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Artikel 4.4 Tijdvakken waarvoor de activiteiten worden verstrekt
Artikel 4.5 Aanvraag en groepsgrootte
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019 zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
Het schoolbestuur draagt ervoor zorg voor dat de school optimaal gebruik maakt van de aangevraagde lessen. Bij meer dan 2 lessen verzuim door een groep zonder een naar het oordeel van het college geldige reden, is het schoolbestuur verplicht de kosten van een verzuimde les aan het college te vergoeden.
Hoofdstuk 5 Voorziening verkeerseducatie
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.2 Doel van de Voorziening
Het doel van deze voorziening is een actief verkeersbewustzijn te ontwikkelen bij leerlingen van 4 tot 18 jaar van Amsterdamse scholen, waardoor de leerlingen zich in het verkeer veiliger gaan gedragen.
In afwijking van artikel 6, eerste lid van de VloA 2019 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen gedurende een schooljaar op verschillende momenten één of meerdere van de verstrekkingen genoemd in artikel 5.3 aanvragen op de website van de aanbieder.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019, is aan de voorziening de verplichting verbonden dat het schoolbestuur de directeur van een school aanwijst als contactpersoon voor de uitvoerder van de gemeente in verband met de uitvoering van de verstrekkingen zoals genoemd in artikel 5.3.
Hoofdstuk 6 Voorziening Taal en Ouderbetrokkenheid (TOB)
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 6.2 Doel van de voorziening
Het doel van deze voorziening is het verbeteren van de taalvaardigheid van ouders van leerlingen van een school voor basisonderwijs, zodat zij beter in staat zijn hun kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling.
Artikel 6.4 Maximaal aantal beschikbare cursussen en verdeelsystematiek
Deze voorziening kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school voor basisonderwijs die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk is aan of groter is dan de drempel.
In aanvulling op artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen per schooljaar een aanvraag voor deze voorziening indienen middels het daartoe voorgeschreven specifieke aanvraagformulier in het portaal onderwijssubsidies. Het schoolbestuur machtigt hiertoe de schooldirecteur.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019, zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 7, eerste lid, van de VloA 2019 weigert het college de voorziening te verstrekken indien:
Hoofdstuk 7 Voorziening training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid
Artikel 7.1. Begripsomschrijving
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Artikel 7.2 Doel van de voorziening
Het doel van deze voorziening is het versterken van de aanpak en preventie van schoolveiligheidsproblematiek op Amsterdamse scholen door de deskundigheid van hun schoolteams in omgaan met schoolveiligheidsproblematiek te vergroten. Zo kunnen zij veiligheidsproblematiek bij leerlingen vroegtijdig signaleren, eenduidig kunnen begrenzen en de-escaleren.
Voor scholen voor basisonderwijs en voor voortgezet onderwijs geldt dat het maximaal aantal groepstrainingen, waarvoor een school in aanmerking komt, wordt berekend op basis van het aantal leerlingen volgens de meest recent beschikbare oktobertelling van DUO. Per 15 leerlingen kan één onderwijsprofessional deelnemen aan de groepstraining, tenzij een schooldirecteur aan kan tonen dat op zijn school sprake is van de inzet van een naar verhouding hoger aantal onderwijsprofessionals.
Artikel 7.4 Beschikbaar budget en verdeelsystematiek
Artikel 7.5 Aanvrager, aanvraag en aanvraagtermijn
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 weigert het college een aanvraag voor één of meerdere groepstrainingen als bedoeld in artikel 7.3 ten behoeve van een school, als het schoolbestuur al eerder een door hem aangevraagde voorziening als bedoeld in artikel 7.3 voor de school volledig verstrekt heeft gekregen.
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 weigert het college een aanvraag voor één of meerdere trainingsmodules als bedoeld in artikel 7.3 ten behoeve van een school, als door de verstrekking van de gevraagde trainingsmodule(s) het beschikbare budget als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid als bedoeld onder a. of b. van deze voorziening in een kalenderjaar wordt overschreden.
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 van de VloA 2019 zijn aan de voorziening de volgende verplichtingen verbonden:
de directeur van de school en de externe aanbieder komen een nadere schriftelijke opdrachtbevestiging overeen. Deze nadere opdrachtbevestiging bevat in ieder geval informatie over welke trainingsmodules worden afgenomen, de datum/data van uitvoering van de trainingsmodules en het aantal deelnemende onderwijsprofessionals;
annulering van deelname of het verzetten van de training dient door de directeur van de school per e-mail minimaal drie werkdagen van tevoren bij de externe aanbieder te zijn aangekondigd. Bij verzuim door een trainingsgroep zonder een naar het oordeel van het college geldige reden, is het schoolbestuur verplicht de kosten van de verzuimde trainingsmodule aan het college te vergoeden;
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
Bijlage 1: Voorzieningen in natura
De voorzieningen in natura schoolzwemmen, schooltuinprogramma en natuur- & milieueducatie en verkeerseducatie worden al decennia door de gemeente aangeboden voor Amsterdamse kinderen in de basisschoolleeftijd. De andere voorzieningen cultuureducatie, taal en ouder betrokkenheid, en training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid zijn hier later op verschillende momenten aan toegevoegd. Ze zijn allen van belang voor het opgroeien in de stad waar het gaat om een actief verkeersbewustzijn, zwemvaardigheid, praktijkkennis van wat groeit en bloeit, een stimulans voor een gezonde levensstijl, kennismaking met cultuur, veiligheid en kansengelijkheid.
De voorziening cultuureducatie (Hoofdstuk 2), bestaat uit twee verstrekkingen. Op de eerste plaats de cultuurvouchers voor leerlingen van scholen voor het basisonderwijs, (v) so en de eerste twee leerjaren van zowel het VMBO als het praktijkonderwijs. De verstrekking vakdocent muziek richt zich op leerlingen vanaf groep 3 van het basisonderwijs en de leerlingen van de scholen voor (v)so, mits het schoolbestuur van de betrokken school het convenant Basispakket Cultuureducatie heeft ondertekend.
De voorziening schooltuinprogramma en Natuur& Milieueducatie (Hoofdstuk 3) richt zich op leerlingen van scholen voor het basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Bij de voorziening verkeerseducatie (Hoofdstuk 4) bestaat de doelgroep uit leerlingen van 4 tot 18 jaar van scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De website van de aanbieder voor verkeerseducatie is terug te vinden op de website van de gemeente Amsterdam.
Onder regie van Werk, Participatie en Inkomen (WPI), afdeling volwasseneneducatie, worden de cursussen Taal en Ouderbetrokkenheid al jaren uitgevoerd op basisscholen ten behoeve ouders die de Nederlandse taal onvoldoende spreken. Met ingang van schooljaar 2021-2022 zijn deze cursussen als voorziening in natura opgenomen in de VloA 2019 (Hoofdstuk 6). Deze voorziening vormt een aanvulling op de Kansenaanpak PO.
De voorziening Training deskundigheidsbevordering schoolveiligheid 2024 (Hoofdstuk 7) richt zich op alle leden van het schoolteam (docenten, onderwijsondersteunend personeel en directie) van Amsterdamse scholen.
Het doel van deze voorziening is het versterken van de aanpak en preventie van schoolveiligheidsproblematiek, door leden van een schoolteam gezamenlijk te trainen in omgaan met en pedagogisch handelen bij ernstig grensoverschrijdend gedrag van jongeren in en om school. Door de deskundigheid van het schoolteam in omgaan met schoolveiligheidsproblematiek te vergroten, ondersteunt de Gemeente Amsterdam scholen bij het realiseren van een veilig schoolklimaat.
Het trainingsaanbod is onderverdeeld in drie thema’s: leefwereld van jongeren, duiden van individueel problematisch gedrag en groepsdynamica. De Gemeente Amsterdam selecteert het trainingsaanbod van externe aanbieders van trainingen, sluit raamovereenkomsten met hen af en publiceert dit in een catalogus op https://www.amsterdam.nl/schoolveiligheid. Scholen kunnen hier zelf hun keuze maken voor de voor hen relevante schoolveiligheidsthema’s, de bij hen passende externe aanbieders en de (varianten van) trainingen.
In de door de gemeente met de externe aanbieder af te sluiten raamovereenkomst staat beschreven onder welke voorwaarden de externe aanbieder met de gemeente en de deelnemende school tot een opdrachtovereenkomst komen. Voor deze voorziening in natura is een maximaal budget per jaar vastgesteld, waaruit de gemeente de door externe aanbieders aan scholen verzorgde trainingsbijeenkomsten betaalt. Omdat de kosten van trainingsmodules per aanbieder en training(svariant) kunnen verschillen, is het niet op voorhand vast te stellen hoeveel trainingsmodules kunnen worden verstrekt. De Gemeente Amsterdam informeert de scholen en externe aanbieders wanneer het budget volledig besteed is in enig kalenderjaar gedurende de looptijd van deze regeling.
Voor alle voorzieningen geldt een bijzondere aanvraagprocedure, zoals aangegeven in de voorzieningen.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 2: Voorzieningen aanvullende financiering personeel
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan in een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 1.3 Begripsomschrijvingen
In de voorzieningen als bedoeld in artikel 1.1 wordt verstaan onder:
school: school voor basisonderwijs en speciaal onderwijs met uitzondering van voortgezet speciaal onderwijs.
Hoofdstuk 2 Voorziening vakleerkracht cultuur
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is het versterken van cultuureducatie op scholen door middel van een vakleerkracht cultuur en aanvullend op het basispakket cultuureducatie.
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Artikel 2.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid, van de VloA 2019 geeft het schoolbestuur bij de subsidieaanvraag per school aan op welke wijze de verbinding gemaakt wordt tussen:
Artikel 2.5 Aanvullende verplichting
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 is aan de subsidie de verplichting verbonden dat het schoolbestuur minimaal € 12,00 per leerling zelf bijdraagt in de kosten verbonden aan de aanstelling of inhuur van een vakleerkracht cultuur.
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur per school in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:
Hoofdstuk 3 Voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder: Bevoegde vakleerkracht bewegingsonderwijs: Vakleerkracht afgestudeerd aan:
Het doel van deze voorziening is dat op de scholen aan de leerlingen van de groepen 1 tot en met 8 minimaal 90 minuten per week bewegingsonderwijs wordt gegeven door een bevoegde vakleerkracht bewegingsonderwijs.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de inzet van een bevoegde vakleerkracht voor bewegingsonderwijs op een school, waarbij geldt dat door de vakleerkracht aan de leerlingen van de groepen 1 tot en met 8 minimaal 90 minuten per week, verdeeld over in ieder geval twee lessen, bewegingsonderwijs wordt gegeven.
Artikel 3.4 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
Hoofdstuk 4 Voorziening onderwijsondersteunend personeel
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is dat iedere school voor basisonderwijs en speciaal onderwijs en de daarbij behorende nevenvestigingen en dislocaties, kunnen beschikken over extra uren onderwijsondersteunend personeel, waardoor de werkdruk van het onderwijsgevende en leidinggevende personeel wordt verminderd en tevens de veiligheid in en rondom de school wordt vergroot.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie voor een hoofdvestiging van een basisschool en - een nevenvestiging van een basisschool wordt bepaald op grond van het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak de vestiging waarvoor de subsidie wordt aangevraagd daadwerkelijk bezocht. Hierbij gelden de volgende criteria:
Artikel 4.4 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur per afzonderlijke vestiging van een school in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
Bijlage 2: Voorzieningen aanvullende financiering personeel
De voorzieningen aanvullende financiering personeel zijn beschikbaar voor alle scholen en hun leerlingen in de basisschoolleeftijd in Amsterdam. Enerzijds gaat het om voorzieningen die gericht zijn op de inzet van een vakleerkracht cultuur en een vakleerkracht bewegingsonderwijs. Anderzijds gaat het om ontlasten van leraren en leidinggevenden van onderwijs ondersteunende werkzaamheden en het verbeteren van veiligheid op de scholen. Bij al deze voorzieningen geldt verplichte cofinanciering door de schoolbesturen.
Voorziening vakleerkracht cultuur
Via kunst en cultuur leren kinderen over de wereld en over zichzelf. Een vroege kennismaking met kunst en cultuur vergroot de kans op een verbintenis voor de rest van je leven. De gemeente ondersteunt al ruim 25 jaar diverse initiatieven voor cultuureducatie. Sinds de invoering van het Basispakket Kunst- en Cultuureducatie in 2013 is het aantal scholen en leerlingen dat met kunst en cultuur in contact is gekomen enorm gestegen. Inmiddels geeft meer dan 95% van de scholen muziekles of een andere vorm van kunst- en cultuuronderwijs. Het aanbod is van hoge kwaliteit en de samenwerking met de culturele instellingen verloopt steeds beter. Met de voorziening vakleerkracht cultuur wordt de cultuureducatie op basisscholen in aanvulling op het basispakket versterkt. Meer kinderen kunnen via de vakleerkracht cultuur kennis maken met (een van) de culturele vakgebieden.
Voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs
Met deze voorziening wordt beoogd het bewegingsonderwijs van een bevoegde leerkracht in Amsterdam aan de leerlingen van groep 1 t/m 8 uit te breiden tot minimaal 90 minuten per week. Hierdoor gaan de leerlingen per week meer sporten, bewegen en nemen deel aan spelactiviteiten op school. Dit past in het beleid van de gemeente gericht op een gezond gewicht en een gezonde levensstijl. Via deze voorziening worden schoolbesturen er ook op gewezen dat de school bewegen en motoriek moet opnemen in het ondersteuningsprofiel, zodat het schoolteam passende ondersteuning en zorg kan bieden aan alle leerlingen op dit gebied, bijvoorbeeld via de Amsterdamse ondersteuningsroute bewegen en motoriek voor primair onderwijs. De vakleerkracht is ook verantwoordelijk om de verbinding te leggen tussen de school en de gemeentelijke sportstimulering.
Onderwijsondersteunend personeel: conciërge
Iedere school, dislocatie of nevenvestiging kan beschikken over een conciërge of een andere vorm van onderwijs ondersteunend personeel om de werkdruk van de leraren en/of directie te verminderen en de veiligheid voor kinderen, ouders en leerkrachten in en rondom de schoolgebouwen te vergroten.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 3: Voorzieningen kansengelijkheid
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan voor een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Hoofdstuk 2 Voorziening Vroegschools aanbod
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
pilot programmaloos: pilot waarbinnen geëxperimenteerd wordt met een door een school zelf ontwikkelde werkwijze passend bij de leerlingenpopulatie als alternatief voor een VVE-programma, waarmee beoogd wordt om op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen te stimuleren op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;
Vve-programma: programma voor voor- en vroegschoolse educatie waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands jeugdinstituut.
Het doel van deze voorziening is in het kader van kansengelijkheid en ter voorkoming van onderwijsachterstanden, Amsterdamse basisscholen in staat te stellen om in aansluiting op de voorschoolse periode zorg te dragen voor een optimale ontwikkeling van alle leerlingen van groep 1 en 2.
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten voor het uitvoeren vroegschoolse aanbod op drie mogelijke niveaus:
De hoogte van de subsidie wordt bepaald op grond van het niveau van activiteiten dat een school uitvoert in combinatie met het aantal ongewogen leerlingen en het percentage doelgroepleerlingen daarvan dat op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. Het college van B&W stelt jaarlijks voor elk afzonderlijk niveau het subsidiebedrag per leerling vast alsmede het bij het niveau behorende percentage doelgroepleerlingen.
Artikel 2.4 Pilot programmaloos
Het college kan in het kader van de pilot programmaloos tevens op grond van artikel 2.3 een subsidie verlenen voor de in dat artikel bedoelde activiteitenniveaus in verband met het uitvoeren van een vroegschools aanbod door scholen die passend bij de leerlingenpopulatie kleuteronderwijs geven, zonder hierbij gebruik te maken van een VVE-programma.
Subsidie voor het uitvoeren van vroegschools aanbod als bedoeld in artikel 2.4 kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur voor een onder zijn gezag vallende basisschool of nevenvestiging van een basisschool die in het schooljaar 2023-2024 een subsidie heeft ontvangen voor de uitvoering van de Pilot programmaloos.
Artikel 2.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij een subsidieaanvraag:
Artikel 2.7 Aanvullende weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 7, eerste lid van de VloA 2019 weigert het college een subsidie te verlenen als het percentage doelgroepleerlingen op de school voor basisonderwijs lager of hoger is dan het percentage behorend bij het aanbod niveau zoals bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, waarvoor de aanvraag is ingediend.
Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie betreffende :
Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
verlengde leertijd: uitbreiding van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen uit groep 3 en hoger van een school voor basisonderwijs die tijdens de reguliere schooltijd of in aansluiting daarop individueel of in groepsverband extra ondersteuning ontvangen op het gebied van taal, rekenen, begrijpend lezen en studievaardigheden;
Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen doelgroepleerlingen op dat taal- en rekenniveau te brengen en te houden dat past bij hun mogelijkheden en daarmee onderwijsachterstanden bij deze leerlingen te voorkomen.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de uitvoering van:
Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie
Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.
Indien het plafond voor de onderwijsinterventie zomerschool onvoldoende is om alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, te verlenen, honoreert het college de aanvragen op volgorde van ontvangst tot het subsidieplafond is bereikt. Als tijdstip van ontvangst geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens ingediend:
voor de onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid wordt een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:
welke activiteiten het schoolbestuur wil uitvoeren ten behoeve van het uitbreiden van de effectieve leertijd voor doelgroepleerlingen en in samenhang daarmee welke activiteiten de school in zet om de ouderbetrokkenheid te stimuleren, met welke doelen en in samenwerking met welke andere organisaties;
Artikel 3.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 3.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag de volgende informatie:
Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak voortgezet onderwijs
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
onderwijsinterventie: activiteiten gericht op het uitbreiden van effectieve leertijd op taal en rekenen voor doelgroepleerlingen en daaraan gerelateerd het versterken van de ouderbetrokkenheid en/of activiteiten gericht op het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom binnen het voortgezet onderwijs;
Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor voortgezet onderwijs en nevenvestigingen daarvan in staat te stellen:
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
Voor de subsidie bedoeld in het eerste lid komen uitsluitend scholen in aanmerking waarop op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak een percentage doelgroepleerlingen stond ingeschreven gelijk of hoger dan de drempel. Het aantal doelgroepleerlingen is daarbij mede bepalend voor de hoogte van de subsidie, waarbij de volgende maximale bedragen gelden:
Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.
In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 wordt de subsidieaanvraag voor het schooljaar 2019-2020 ingediend van 13 mei 2019 tot uiterlijk 15 juni 2019.
Subsidie voor de uitvoering van het maatwerkplan kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur van een school, die een percentage doelgroepleerlingen heeft dat gelijk of hoger is dan de drempel.
Artikel 4.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag een maatwerkplan met bijbehorende begroting ingediend, waarin wordt aangegeven:
Artikel 4.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 4.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht of externe partij die wordt ingezet voor de uitvoering van een onderwijsinterventie of een daarmee samenhangende activiteit op het gebied van ouderbetrokkenheid in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van bijscholing;
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 blijkt uit het ingediende activiteitenverslag voor de uitgevoerde onderwijsinterventies de van toepassing zijnde informatie:
Hoofdstuk 5 Voorziening Amsterdamse Familie School 2023-2027
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Amsterdamse Familie School: school die een laagdrempelige ondersteunings- en ontwikkelomgeving biedt voor leerlingen met een verhoogde kans op onderwijsachterstand én hun ouders, waarbij vanuit een integrale aanpak samengewerkt wordt met maatschappelijke partners van verschillende disciplines, die binding hebben met de wijk;
Het doel van deze voorziening is om scholen te ondersteunen bij het (door)ontwikkelen en uitvoeren van de Amsterdamse Familie School, waardoor zij in staat worden gesteld om de kansengelijkheid van hun leerlingen in het Amsterdamse onderwijs te bevorderen.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
Artikel 5.4 Subsidieplafond en subsidietijdvak
Het college stelt voor de Voorziening Amsterdamse Familie School een subsidieplafond vast voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2027.
Artikel 5.5 Verdeelsleutel subsidieplafond
Per afzonderlijk in het derde lid onder a. en b. genoemd criterium kan maximaal 30 punten worden behaald. Voor de in het derde lid onder e. genoemde criterium wordt voor 20-40% doelgroep leerlingen 10 punten, voor 40-60% doelgroep leerlingen 20 punten en voor meer dan 60% doelgroep leerlingen 30 punten gegeven. Voor de in het derde lid onder f. genoemde criterium wordt 10 punten gegeven.
Indien gedurende het subsidietijdvak de subsidie aan een of meerdere van de subsidieontvangers wordt verlaagd of ingetrokken, besluit het college of gelet op de resterende looptijd van deze voorziening en het hierdoor beschikbare bedrag in het subsidieplafond, de hoogst op de prioriteitenlijst geplaatste niet gehonoreerde aanvraag alsnog voor subsidie voor de resterende looptijd in aanmerking kan komen.
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur voor een onder zijn gezag vallende school. De directeur van de school of zijn plaatsvervanger ondertekent het aanvraagformulier mede voor akkoord.
In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 wordt de subsidieaanvraag ingediend in de periode van 15 juni 2023 tot uiterlijk 10 juli 2023.
Artikel 5.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 6, vierde lid van de VloA 2019 worden bij een subsidieaanvraag ingediend:
Artikel 5.9 Aanvullende weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen, indien:
een bestaande Amsterdamse Familie School die naar het oordeel van het college de activiteiten waarvoor de school subsidie heeft ontvangen in subsidietijdvak 2019 – 2023 niet volledig heeft uitgevoerd en de nieuwe aanvraag onvoldoende getuigd van een verbetering in aanpak en aansturing voor de toekomst.
Artikel 5.11 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
Hoofdstuk 6 Voorziening Nieuwkomers
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
ongedocumenteerde leerlingen: leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk; Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overlegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn;
Het doel van deze voorziening is om basisscholen in staat te stellen om nieuwkomers die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn zo snel mogelijk op het taalniveau te krijgen waarmee de leerling mee kan doen aan het reguliere onderwijs.
Artikel 6.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan in aanvulling op de Rijksbekostiging voor nieuwkomers een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan:
de extra inzet van een NT2 deskundige ten behoeve van het nieuwkomersonderwijs aan minimaal 5 nieuwkomers in groep 2 van een basisschool, waarbij de subsidie maximaal € 15.000 per deskundige bedraagt. Daarbij geldt dat een school per schooljaar in aanmerking komt voor een subsidie van maximaal € 30.000;
Het college kan in aanvulling op de subsidie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b. een subsidie verlenen voor de deelname aan een nieuwkomersgroep gedurende een schooljaar van gemiddeld 4 of meer ongedocumenteerden en daaraan gelijkgestelde leerlingen, mits een schoolbestuur voor hen niet in aanmerking komt voor de Rijksbekostiging voor nieuwkomers. De subsidie bedraagt maximaal € 2.900,- per leerling.
Artikel 6.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel
Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen binnen een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 dat op een school op het moment van de aanvraag is ingeschreven van hoog naar laag, waarna de aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst totdat het subsidieplafond is bereikt.
In aanvulling op artikel 5, eerste lid, van de VloA 2019 kan uitsluitend het schoolbestuur dat in een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen mede namens andere schoolbesturen een nieuwkomersgroep als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid onder b. verzorgt, een subsidieaanvraag indienen.
Artikel 6.6 Aanvraagtermijn subsidies
Artikel 6.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op 5, vierde lid van de VloA 2019 wordt bij de aanvraag verstrekt:
Artikel 6.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 6.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11, derde lid, van de VloA 2019 bevat de aanvraag tot vaststelling van een subsidie als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onder a en b, per betrokken school de beschikkingen van het Rijk op de gedurende het schooljaar ingediende aanvragen voor de Bijzondere bekostiging basisscholen voor eerste opvang (1e jaar) asielzoekers en overige vreemdelingen.
Hoofdstuk 7 Voorziening Brede Brugklas Bonus (2023-2027)
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 7.3 Subsidiabele activiteiten
Indien een leraar van de school vanwege de uitvoering van één van de gesubsidieerde activiteiten werkzaamheden verricht, kan de subsidie bedoeld in het eerste lid tevens gebruikt worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50 per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.
Artikel 7.4 Subsidieplafond en subsidietijdvak
Het college stelt een subsidieplafond vast voor de Brede Brugklas Bonus voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2027.
Artikel 7.5 Verdeelsleutel subsidieplafond
In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de VloA 2019 wordt de subsidieaanvraag voor de Brede Brugklas Bonus ingediend van 15 juni 2023 tot en met uiterlijk 30 juni 2023.
Artikel 7.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Artikel 7.8 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 7.9 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
TOELICHTING Bijlage 3 Voorzieningen Kansengelijkheid
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Artikel 1.2 Toepasselijk algemeen deel VloA 2019
Hoofdstuk 2. Voorziening Vroegschools aanbod
De voorziening Vroegschools aanbod maakt deel uit van een groter pakket voorzieningen in het kader van het beleid Kansengelijkheid. De inrichting van de voorziening is gebaseerd op het uitgangspunt dat er alleen sprake is van kansengelijkheid als alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Omdat niet alle scholen te maken hebben met gelijke maatschappelijke problematiek, wordt de voorziening op drie niveaus beschikbaar gesteld.
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
Om het doel van Gelijke Kansen te realiseren, is het noodzakelijk dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Het doel van de voorziening Vroegschools aanbod is te voorzien in de realisatie van de optimale ontwikkeling van alle kinderen in de eerste twee jaar van de basisschool.
De voorziening is zo ingericht dat de basisschool zo goed mogelijk aansluit op de voorschoolse periode. Het risico dat deze overgang met zich meebrengt als het gaat om de doorgaande ontwikkeling, wordt daarmee zo veel mogelijk gereduceerd.
Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De voorziening kent drie te subsidiëren uitvoeringsniveaus met ieder hun eigen activiteiten en intensiteit, aangepast aan de zwaarte van de school.
Voor het bepalen van de niveau indeling wordt gewerkt met vier schoolgroepen. De groep scholen met het laagste percentage doelgroepkinderen kan alleen niveau A aanvragen. De groep scholen met het hoogste aantal doelgroepkinderen kan alleen niveau C aanvragen. De groep scholen met het een na laagste percentage doelgroepkinderen kan kiezen tussen niveau A en B. De groep scholen met het een na hoogste percentage doelgroepkinderen kan kiezen tussen niveau B en C.
De berekening van het percentage doelgroepleerlingen is gelijk aan de berekening van de voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3. Het percentage wordt berekend aan de hand van het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school. In dit percentage zijn de leerlingen van groep 1 en 2 destijds ook meegewogen.
Bij niveau A worden de volgende activiteiten gesubsidieerd:
a. Het actief ophalen van relevante informatie over de voorschoolse periode
De overdracht van kindgegevens van de kinderopvang aan de school helpt de school om direct te kunnen bepalen wat de onderwijs- en zorgbehoefte van het kind is bij de instroom in de basisschool. Hiervoor dient de school afspraken te maken met de ‘toeleverende’ kinderopvanglocaties.
Met warme overdracht wordt bedoeld dat er een overleg plaatsvindt tussen de kinderopvang en de basisschool. De school dient te bepalen welke informatie nodig is om te kunnen starten met het geven van onderwijs. Omdat de uitwisseling van gegevens waarschijnlijk ruimer is dan wat is bepaald in artikel 167, derde lid van de Wpo, is voorafgaand aan de warme overdracht toestemming van ouders nodig.
Op elke peutervoorziening en basisschool is ouderbetrokkenheid een structureel onderdeel van het beleid en de uitvoering. De subsidieontvanger moet ouderbetrokkenheid stimuleren op basis van een plan met een visie, doelen en gerichte ondersteuning dat is gebaseerd op een analyse van wensen, behoeften en krachten van ouders en door zich te richten op de vier volgende onderdelen:
Deze activiteiten behoren aanvullend te zijn op de reguliere ouderbetrokkenheid die een basisschool uitvoert.
De coördinator draagt zorg voor de uitvoering het vroegschools aanbod en ziet toe op een doelmatige afstemming van de subsidiabele activiteiten.
De activiteiten onder niveau A aangevuld met:
Scholing ten behoeve van certificering groepsleerkrachten
Deze (na)scholing wordt gefaciliteerd om te kunnen voldoen aan de voorwaarde dat scholen moeten werken met een programma voor vroegschoolse educatie. Nadat de groepsleerkrachten zijn gecertificeerd kan deze activiteit worden ingezet voor de verdere deskundigheidsbevordering op het gebied van het jonge kind.
De activiteiten onder niveau A en B worden aangevuld met:
Het doel van de Combinatiefunctie is het stimuleren van een doorgaande ontwikkeling van peuter naar kleuter door de extra inzet van een combinatiefunctionaris in een kleutergroep naast de gebruikelijke bezetting van leerkrachten en onderwijsassistenten. Hierdoor wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd waar kinderen zich direct veilig voelen in hun nieuwe omgeving en wordt de kwaliteit van de doorgaande ontwikkeling versterkt. De combinatiefunctie wordt gemiddeld een dagdeel (een aaneengesloten blok van drie uur) per week per kleuterklas gedurende een schooljaar van 40 weken ingezet. De omvang van de inzet, de kwaliteitseisen en het gehanteerde tarief worden geregeld in een overeenkomst tussen schoolbestuur en voorschoolaanbieder
Berekening van de hoogte van de subsidie per leerling
De hoogte van de subsidie per leerling voor de verschillende niveaus komt tot stand door normbedragen toe te kennen aan de verschillende activiteiten. De tarieven voor schooljaar 2019/2020 zijn hieronder weergegeven. Deze worden jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 2.4 Pilot programmaloos
Scholen die in het schooljaar 2022/2023 voor de laatste keer gebruik konden maken van het VVE-programma Kleuterplein hebben voor de schooljaren 2023/2024 en 2024/2025 de mogelijkheid om deel te nemen aan een pilot die als doel heeft de opbrengsten en resultaten in kaart te brengen wanneer er niet wordt gewerkt met een VVE-programma. Om de kwaliteit van het kleuteronderwijs te borgen wordt scholen gevraagd te beschrijven op welke manier zij ervoor zorgen dat de verschillende ontwikkelgebieden van de kleuters voldoende aan de orde komen. De basistraining VVE 1&2 wordt als minimale scholingseis gesteld. De looptijd van de pilot bedraagt twee schooljaren. De gemeente Amsterdam draagt zorg voor een onderzoek.
Artikel 2.6 Bij de subsidie aanvraag in te dienen gegevens
In het activiteitenplan moet op grond van artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 aangegeven worden voor welk niveau vroegschools aanbod een aanvraag wordt ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan de te subsidiëren activiteiten en op welke manier wordt voldaan aan de aanvullende verplichtingen.
Als scholen nog niet hebben voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de certificering van groepsleerkrachten, onderwijsassistenten en Vve-coördinator, moet worden aangegeven per wanneer hier wel aan wordt voldaan.
Artikel 2.7 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen
Aan de beschikbaarstelling van de voorziening Vroegschools aanbod zijn enkele aanvullende verplichtingen verbonden die als doel hebben de kwaliteit van het aanbod te garanderen.
De aanvullende verplichtingen onder niveau A aangevuld met:
De aanvullende verplichtingen onder niveau B aangevuld met:
Certificering coördinator vroegschools aanbod.: vanwege de complexiteit van de activiteiten en verplichtingen in de voorziening, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de coördinatoren geborgd wordt. Hiervoor wordt een training aangeboden die wordt gefaciliteerd door de gemeente Amsterdam. Deze training wordt afgesloten met een certificaat. Als de coördinator vroegschools aanbod nog niet is gecertificeerd dan dient uit de subsidieaanvraag blijken dat de training alsnog gevolgd zal worden. Onderdeel van deze training is een bijeenkomst voor schoolleiders. Deelname hieraan is verplicht.
Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak primair onderwijs vanaf groep 3
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien verwatering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer budget kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor basisonderwijs.
De onder b. genoemde Kansenaanpak PO betreft het in december 2017 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente onderwijsachterstanden in samenwerking met de schoolbesturen voor het basisonderwijs tracht te bestrijden. Deze voorziening maakt onderdeel uit van dit plan.
In de punten c, d. en h zijn de definities opgenomen van een Kopklas, een Maatwerkplan (verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid), en een Zomerschool.
De onder g. genoemde verlengde leertijd kan gerealiseerd worden door het uitvoeren van bijvoorbeeld schakelklassen, leerlabs, vakantieschool taal of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas.
Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor zowel basisscholen als scholen in het speciaal basisonderwijs (SBO).
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.
Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid meer dan voorheen het geval was de regie over de soort activiteiten die het beste past bij bijvoorbeeld de leerling populatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.
De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
Artikel 3.4 Hoogte en besteding subsidie
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering een maatwerkplan als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid onder a wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen vanaf groep 3 dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school vermenigvuldigd met het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is per doelgroepleerling. Dit zogenoemde normbedrag wordt berekend op grond van de volgende formule:
A = B / (X- Y), waarbij A staat voor bedrag per doelgroepleerling, B voor het subsidieplafond onderdeel verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid, X voor het totaal aantal doelgroepleerlingen in de stad en Y voor het aantal doelgroepleerlingen dat op een school onderwijs volgt, waar het percentage doelgroepleerlingen vanaf groep 3 gelijk of minder is dan 10 procent van de totale leerlingenpopulatie vanaf groep 3;
In deze voorziening zijn voor drie onderdelen subsidies aan te vragen. Het onderdeel uitvoering onderwijsinterventies in het kader van het Maatwerkplan, de onderwijsinterventie Zomerschool en de onderwijsinterventie Kopklas. Het college stelt jaarlijks drie afzonderlijke subsidieplafonds voor deze onderdelen.
Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een schakelklas of een extra onderwijsassistent, het investeren in taalonderwijs of ook aandacht voor het vergroten van de leefwereld. In punt a. van dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.
Art 3.9 Aanvullende verplichtingen
De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.
Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs (VO)
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
De onder b. genoemde drempel heeft als gevolg dat het beschikbare subsidieplafond verdeeld wordt over een beperkt aantal scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een relatief laag percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen, ouderbetrokkenheid en op- en afstroom van deze leerlingen eenvoudiger binnen het normale curriculum kunnen opvangen. Hierdoor wordt bovendien versnippering van het beschikbare budget voorkomen en zijn scholen met een hoog percentage doelgroepleerlingen beter in staat een voldoende aanbod aan onderwijsinterventies te realiseren (omdat zij meer subsidie kunnen aanvragen). De drempel wordt berekend op basis van de gegevens van de leerlingen die op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school voor voortgezet onderwijs.
De onder c. genoemde Kansenaanpak VO betreft de in mei 2019 door de gemeenteraad vast te stellen beleidsbrief, waarin is opgenomen op welke wijze de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor het voortgezet onderwijs wil investeren in het tegengaan van onderwijsachterstanden op taal en rekenen, vergroten van ouderbetrokkenheid en het bevorderen van opstroom en het voorkomen van afstroom. De voorziening maakt onderdeel uit van dit beleid.
De onder d. gedefinieerde doelgroepleerling is een leerling van een Amsterdamse school voor voortgezet onderwijs die voldoet aan één of meer van de volgende kenmerken:
Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) brengt met ingang van het schooljaar 2019-2020 het aantal doelgroepleerlingen per vo-school in beeld voor de gemeente ten behoeve van de Kansenaanpak Voortgezet Onderwijs.
Onder j. wordt onder een school verstaan de scholen voortgezet onderwijs of een nevenvestiging van een school voor voortgezet onderwijs
Het tegengaan van de onder k. genoemde onderwijsachterstanden kunnen gerealiseerd worden door het uitvoeren van verlengde leertijd aansluitend op een reguliere schooldag of de inzet van extra (ondersteunend) onderwijspersoneel in de klas
Uit de definitie van het doel van de voorziening blijkt dat de subsidie voor deze voorziening bestemd is voor scholen voor voortgezet onderwijs.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteitenDe subsidies als bijdrage in de kosten van de uitvoering van de onderwijsinterventies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor bijvoorbeeld (taal)onderwijs in kleinere groepen en verlengde leertijd.
Het schoolbestuur en de school hebben in het kader van de uitvoering van het maatwerkplan voor onderwijsinterventies de regie over de activiteiten die het beste passen bij bijvoorbeeld de leerlingpopulatie, de schoolontwikkeling of bestaande activiteiten of inzet op de school.
De activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
De activiteiten op het terrein van het bevorderen van opstroom en tegengaan van afstroom kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op:
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een maatwerkplan als bedoeld in artikel 4.3 wordt berekend aan de hand van de het aantal doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs dat op 1 oktober in het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Om te voorkomen dat het voor het Kansenaanpak VO beschikbare budget versnipperd raakt over alle scholen in de stad is een drempel van doelgroepleerlingen ingebouwd. Het subsidiebudget wordt verdeeld over de scholen met een percentage doelgroepleerlingen gelijk of hoger dan deze drempel. Het uitgangspunt hierbij is dat scholen met een lager percentage doelgroepleerlingen, de extra behoefte aan ondersteuning op het gebied van taal en rekenen van deze leerlingen en ouders, eenvoudiger binnen het normale curriculum en bekostiging kunnen opvangen. Hetzelfde geldt voor interventies ten behoeve van op- en afstroom.
De verdeling vindt vervolgens plaats op basis van het absolute aantal doelgroepleerlingen op een school, waarbij gelimiteerde bedragen gelden voor acht te onderscheiden categorieën. Hierdoor wordt rekening gehouden met de grootte van de scholen, die erg verschillend zijn in het Amsterdamse VO. Een grote school met veel doelgroepleerlingen krijgt meer middelen, dan een kleine school met een vergelijkbaar percentage doelgroepleerlingen. Dit doet meer recht aan het principe ‘investeren daar waar dat het hardste nodig is’ in het voortgezet onderwijs.
Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor dit onderdeel.
Artikel 4.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Op basis van het aantal doelgroepleerlingen op een school is jaarlijks een budget beschikbaar, waarvoor een school een maatwerkplan op het gebied van de onderwijsinterventies op het tegengaan van onderwijsachterstanden, het vergroten van ouderbetrokkenheid, het bevorderen van opstroom en voorkomen van afstroom kan opstellen. De school heeft vrijheid om zelf te kiezen welke activiteiten hij wil uitvoeren passend bij de opgave en ontwikkeling van de school en zijn leerlingen. Bijvoorbeeld het inzetten van een extra onderwijsassistent, het investeren in taal- of rekenonderwijs, ouders ondersteunen bij de ontwikkeling van hun kind of de mogelijkheden bevorderen voor leerlingen om op te stromen naar een hoger niveau binnen het vo. In dit artikel staat voorgeschreven op welke onderwerpen een schoolbestuur bij de aanvraag voor zijn school in het maatwerkplan in ieder geval in moet gaan.
Art 4.9 Aanvullende verplichtingen
De aanvullende verplichtingen zijn deels gericht op het garanderen van kwaliteit van het personeel dat wordt ingezet en het onderwijs dat wordt gegeven. Anderzijds betreft het de verplichting dat het schoolbestuur zelf zorgt voor de benodigde extra onderwijsruimte en de bekostiging daarvan. Het laatste onderdeel van dit artikel schrijft voor dat een school mee moet werken aan kennisdeling, tussentijdse rapportage en onderzoek.
Hoofdstuk 5 Voorziening Amsterdamse Familie School 2023-2027
Amsterdam wil een rechtvaardige stad zijn, waarin kinderen en jongeren gelijke kansen hebben om zich optimaal te ontwikkelen. Welke kansen zij hebben wordt medebepaald door verschillende omgevingsfactoren. Bijvoorbeeld de wijk waar je opgroeit, wie je ouders zijn en naar welke school je gaat. Kansengelijkheid vraagt daarom om extra investeringen. Waarbij het kind of de jongere centraal staat en waarbij ouders en de buurt worden betrokken. De gemeente vindt het belangrijk dat de ontwikkelkansen van kinderen worden versterkt vanuit de school, de plek waar zij meer dan duizend uur per jaar doorbrengen. Daar voelen kinderen, en vaak ook hun ouders, zich veilig en vertrouwd. Het is daardoor bij uitstek de plek waar duidelijk wordt als het niet goed gaat met een kind of met ouders en daarom moeten de investeringen daar plaatsvinden.
Voor het realiseren van kansengelijkheid is niet alleen inzet vanuit het onderwijs nodig, maar ook vanuit jeugdzorg, armoedebestrijding en gezondheid. Met de Amsterdamse Familie School zet het college precies hierop in: vanuit de school een integrale samenwerking tussen verschillende beleidsterreinen, met als doel het bieden van een brede ondersteuning aan het gehele gezin. Met deze voorziening beoogt de gemeente deze aanpak de komende vier schooljaren uit te breiden naar 25 scholen in het (speciaal) basisonderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs Cluster 4 of voortgezet onderwijs en verder te intensiveren.
De gemeente Amsterdam stimuleert scholen in te zetten op het bieden van een meer kansrijke ondersteunings- en ontwikkelomgeving, waarbij er een koppeling wordt gemaakt met de thuissituatie en de leefomgeving van het kind en de jongere. Dit betekent voor scholen onder meer door de inzet van een projectleider familieschool verbindingen leggen dan wel het versterken van de samenwerking met ouders, de voorschool en maatschappelijke partners binnen de domeinen: armoede, jeugd, zorg, sport en de wijk.
De voorziening Amsterdamse Familie School maakte onderdeel uit van de PIEK-aanpak in de periode 2019-2023 gericht op het bevorderen van kansengelijkheid. De PIEK-aanpak bestond uit drie actielijnen, namelijk het bevorderen van de (door)ontwikkeling en uitvoering van een Brede Brugklas, een Integraal Kind Centrum (IKC) en de Amsterdamse Familie Scholen. Deze onderwijsvoorzieningen waren allen opgenomen in Hoofdstuk 5 PIEK-aanpak. Omdat er geen sprake meer is van een beleidskader en om de leesbaarheid van deze twee afzonderlijke voorzieningen te bevorderen is er nu voor gekozen om te werken met twee aparte Hoofdstukken: ‘Hoofdstuk 5. Amsterdamse Familie School 2023-2027’ en ‘Hoofdstuk 6 Brede Brugklas 2023-2027’.
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toelichting bij de begripsbepaling doelgroepleerlingen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.1 begripsomschrijvingen van Hoofdstuk 3 Voorziening Kansenaanpak PO, en naar de toelichting op artikel 4.1 (begripsbeschrijvingen) bij Hoofdstuk 4 Voorziening Kansenaanpak VO, pagina 25 en 26.
Het doel van deze voorziening is om kansengelijkheid van leerlingen in het Amsterdamse onderwijs te bevorderen door scholen in staat te stellen te werken aan een meer kansrijke ondersteunings- en ontwikkelomgeving aan leerlingen en hun ouders, door verbindingen te leggen dan wel het versterken van de samenwerking met ouders, de voorschool en maatschappelijke partners binnen de domeinen: armoede, jeugd, zorg, voorschool, sport en de wijk. De omstandigheden waarin een kind opgroeit mogen geen rol spelen in zijn of haar onderwijsontwikkeling.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidie voor de Amsterdamse Familie School wordt voor een subsidietijdvak van vier schooljaren verleend. Om tot een Amsterdamse Familie School te komen is een intensieve (integrale) samenwerking nodig tussen onderwijs, zorg, jeugd, armoedebestrijding en andere maatschappelijke partners.
Voor subsidie komt in aanmerking de (door)ontwikkeling en uitvoering van een Amsterdamse Familie School, waarvan in ieder geval onderdeel uitmaakt de inzet van een projectleider familieschool. Uit eerdere ervaringen met 10 Amsterdamse Familie Scholen in de periode 2019-2023 is gebleken dat voor het (door)ontwikkelen en uitvoeren van dit schoolconcept het onontbeerlijk is om te werken met een projectleider.
De projectleider familieschool is op school degene die zorgdraagt voor de coördinatie van de (door)ontwikkeling en uitvoering van dit specifieke schoolconcept en de directeur hierbij ondersteunt. Deze functionaris fungeert als een spin in het web, treedt op als verbinder en stuurt op de doelen, is goed op de hoogte van wat er zich in de wijk afspeelt, en creëert in samenwerking met de schooldirectie een draagvlak voor deze aanpak binnen de school. De regierol ligt namelijk bij de school. Bij de activiteiten die een school in het kader van een Amsterdamse Familie School wil ontwikkelen, kan gebruik worden gemaakt van het reeds bestaande aanbod van subsidies en voorzieningen in natura die de gemeente, maar ook bijvoorbeeld het Rijk biedt.
Voor de meeste activiteiten die op scholen onder schooltijd worden uitgevoerd kunnen schoolbesturen subsidie aanvragen via de VloA 2019. Daarnaast voorziet de Subsidieregeling sociale basis 2023 in een subsidie voor activiteiten die buiten het curriculum van scholen vallen op het gebied van brede talentontwikkeling. Via bijvoorbeeld het Amsterdamse Fonds voor de Kunst kan een school in aanmerking komen voor een cultuurcoach. Verder kan een school samenwerken met de Buurtteams, die voor de uitvoering van hun werkzaamheden door het college worden gesubsidieerd.
Amsterdam voorziet dus al in een ruim aanbod betreffende maatschappelijke ondersteuning of in activiteiten op het gebied van brede talentontwikkeling, kunst en cultuur of sport. Voordat een school zelf een activiteit ontwikkelt, is het verstandig om eerst te onderzoeken of niet gebruik gemaakt kan worden van dit gemeentelijke aanbod. De projectleider familieschool kan worden ingezet om het aanbod vanuit verschillende domeinen met elkaar te verbinden.
Het subsidieplafond voor de schooljaren 2023-2027 wordt met een afzonderlijk collegebesluit vastgesteld.
Artikel 5.5 Verdeelsleutel subsidieplafond
Het college laat zich adviseren door een adviescommissie over de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie. Daaraan voorafgaand wordt door het college beoordeeld of een aanvraag geweigerd moet worden op grond van artikel 5.9. De adviescommissie beoordeeld de aanvraag op basis van de beoordelingscriteria, zoals opgenomen in artikel 5.5, derde lid. De adviescommissie wordt gevormd door mensen met kennis en ervaring op het gebied van kansengelijkheid en onderwijsstelsel en het (speciaal) basisonderwijs.
Een van de beoordelingscriteria richt zich op de mate waarin een school zich aansluit bij externe projecten. Hierbij kan gedacht worden aan het Masterplan en School en Omgeving.
Omdat het college met name wil inzetten op scholen met een relatief hoog percentage doelgroepleerlingen en op scholen die vallen onder een masterplan in het stadsdeel Nieuw-West of Zuidoost of onder de aanpak Noord in het stadsdeel Noord, kunnen hiervoor extra punten worden behaald.
Mocht de subsidie van een of meerdere scholen voortijdig worden stopgezet of verlaagd, dan kan het college besluiten om aan de hoogste aanvraag op de prioriteitenlijst voor de resterende periode een subsidie te verstrekken voor het ontwikkelen en uitvoeren van een Amsterdamse Familie School.
Artikel 5.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Bij het concreet uitvoerbaar plan dient een bestaande Amsterdamse Familie School aan te geven op welke wijze de school gebruik maakt van eerder opgedane ervaringen in de periode 2019-2023.
Artikel 5.9 Aanvullende weigeringsgronden
Indien de basisschool onder de opheffingsnorm zit, uitgaande van de 1 oktobertelling 2021, dan kan het college de subsidie eveneens weigeren te verlenen. Voor het basisonderwijs geldt voor Amsterdam een opheffingsnorm van 195 leerlingen.
De verleende subsidie wordt niet in een keer uitbetaald. Eerst ontvangt een schoolbestuur een voorschot van €30.000, voor het maken van een uitvoerbaar plan. Dit bedrag is vooral bedoeld voor de projectleider die de directie ondersteunt bij het opstellen van het plan. Het tweede gedeelte van het subsidievoorschot van maximaal €60.000 in het eerste jaar van het subsidietijdvak, wordt pas betaald, nadat de subsidieontvanger dit plan heeft ingediend. Voordat tot uitbetaling van het tweede voorschot wordt overgegaan zal beoordeeld worden of het plan voldoet aan de doelstelling van de voorziening (artikel 5.2), of het voldoende uitvoerbaar is en of optimaal gebruik wordt gemaakt van het gemeentelijk- of ander aanbod, dan wel sprake is van overlap van de te subsidiëren activiteiten hiermee. Indien het plan niet of van onvoldoende kwaliteit is naar het oordeel van het college kan de subsidieontvanger gevraagd worden het plan bij te stellen of de subsidieverlening kan worden gewijzigd op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 5.11 Aanvullende verplichtingen
De gemeente zet een klein team van ervaren aanjagers en onderzoekers in om de scholen die subsidie ontvangen te ondersteunen bij het omzetten van de aanvraag in een concreet uit te voeren plan. Dit ter voorkoming van versnippering door uitvoering van telkens weer het ontwikkelen van nieuwe activiteiten en om er voor te zorgen dat het wiel niet steeds opnieuw wordt uitgevonden. Zij krijgen de opdracht om scholen bij te staan in hun ontwikkeling en om de verschillende aanpakken te monitoren, te analyseren en te evalueren.
Dit om de verkregen kennis te verzamelen, te verspreiden en hiermee te innoveren, en om de verbinding tussen de wijk en de partners om de school aan te jagen. Hiermee waarborgen én verhogen we de kwaliteit van de Amsterdamse Familie School.
In de verplichtingen is daarom opgenomen dat de scholen verplicht zijn om deel te nemen aan ondersteunings- en kennisdelingsbijeenkomsten.
Een subsidieontvanger is verplicht het (door)ontwikkelbudget in te zetten voor activiteiten die niet op basis van andere regelingen van de gemeente of een ander bestuursorgaan kunnen worden aangevraagd of behoren tot reeds bestaand (naschools)aanbod waar de school gebruik van kan maken.
In artikel 9, vierde lid van de VloA 2019 is als algemene verplichting opgenomen dat een schoolbestuur zorg draagt voor medewerking van de onder zijn gezag vallende scholen aan onderzoeken die door of namens de gemeente worden uitgevoerd.
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 6.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidies die op grond van het eerste lid onder a en b worden verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging, maken het voor een school mogelijk om extra (taal) ondersteuning aan nieuwkomersleerlingen te geven. Het tweede lid voorziet in een extra subsidie voor ongedocumenteerde nieuwkomers en de leerlingen die aan hen gelijk gelijkgesteld zijn, maar waarvoor een schoolbestuur geen Rijksbekostiging ontvangt.
Artikel 6.4 Verdeelsleutel subsidieplafond
De voorziening voorziet in artikel 6.3 in drie verschillende subsidies. Uitsluitend voor de subsidie voor de NT2 ondersteuning van de nieuwkomers in groep 2 stelt het college per schooljaar een subsidieplafond vast. Sinds het schooljaar 2018-2019 stelt de gemeente ook middelen beschikbaar voor extra taalondersteuning van nieuwkomers, die in een reguliere groep 2 les krijgen. Het budget hiervoor is echter beperkt beschikbaar.
Het college beoordeeld aanvragen die voor 1 april zijn ingediend op volgorde van binnenkomst. Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle op 1 april ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen te honoreren, worden de subsidie aanvragen onder gebracht in twee categorieën: de aanvragen voor een eerste NT2 deskundige op een school en de aanvragen voor een tweede NT2 deskundige op een school. Vervolgens wordt eerste de eerste categorie gehonoreerd en vervolgens als het budget het toelaat ook nog aanvragen uit de tweede categorie. .
Indien het subsidieplafond niet toereikend is om alle subsidieaanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie in een bepaalde categorie als bedoeld in het tweede lid te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst. De rangschikking vindt plaats aan de hand van het totaal aantal nieuwkomers in groep 2 op een school van hoog tot laag.
De nieuwkomersgroepen worden in Amsterdam door een paar schoolbesturen georganiseerd in onder hun gezag vallende scholen namens de andere schoolbesturen.
Artikel 6.6 Aanvraagtermijn subsidies
In aanvulling op artikel 6 eerste lid van de VloA 2019 zijn de subsidies als genoemd in artikel 6.3 lid 1 onder a en b, het gehele jaar aan te vragen. Voor de subsidie van de ongedocumenteerde leerlingen en aan hen gelijkgestelden geldt dat de subsidie aanvraag voor 1 juli van het lopende gesubsidieerde schooljaar moet worden ingediend. Daarbij dient een schoolbestuur de beschikking van het Rijk te overleggen, waarmee de aanvraag voor extra bekostiging voor nieuwkomers voor deze leerlingen is afgewezen.
Artikel 6.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Artikel 6.9 Aanvullende verplichtingen
Hoofdstuk 7 Voorziening Brede Brugklas Bonus (2023-2027)
De gemeente Amsterdam investeert sinds 2019 in brede brugklassen middels de Brede Brugklas Bonus om scholen te ondersteunen bij het tegengaan van de vroege selectie. Ook voor de komende jaren zet de gemeente Amsterdam met in totaal 2,4 miljoen in op deze aanpak. Maximaal zeven scholen kunnen de komende vier jaar in aanmerking kunnen komen voor een Brede Brugklas Bonus. Deze bonus volgt dezelfde inhoudelijk lijn als de Brede Brugklas Bonus 2019-2023.
De subsidieregeling kan door scholen met een brede brugklas met minimaal drie niveaus – te weten vmbo, havo, vwo – worden aangevraagd. De brugklas duurt minimaal één schooljaar. Zij kunnen de Brede Brugklas Bonus aanvragen ter ondersteuning van hun huidige brede brugklas. Scholen die nog geen brede brugklas hebben kunnen deze aanvragen om een heterogene brede brugklas te vormen. Zij ontvangen daarbij extra ondersteuningskosten voor het starten van de brede brugklas.
De Onderwijsraad stelt dat het niet alleen gaat om later selecteren, maar dat goed kunnen differentiëren ook essentieel is: flexibel onderwijs op maat bieden, dat recht doet aan de verschillen tussen leerlingen. Differentiatievaardigheden en –mogelijkheden liggen ten grondslag aan de kwaliteit van brede brugklassen. De Brede Brugklas Bonus biedt ruimte aan scholen om dit te ontwikkelen. Daarin laat de subsidie veel ruimte voor maatwerk. Om deze ruimte te creëren is ingezet op een langdurige subsidie van vier jaar, zodat de scholen de tijd krijgen om duurzame plannen te ontwikkelen. Uit de monitoring van de huidige subsidie blijkt dat de bonus onder andere wordt ingezet op het ontwikkelen van differentiatievaardigheden van docenten, het lesgeven aan kleinere groepen en extra personele ondersteuning in de les om lesgeven in gedifferentieerde groepen mogelijk te maken. De (tussentijdse) monitoring wordt in het vierde kwartaal van 2023 opgeleverd en biedt inzicht in de succeselementen en ontwikkelpunten van de aanpakken en interventies van de scholen. Deze monitoring wordt voortgezet bij de Brede Brugklas Bonus 2023-2027.
De voorziening Brede Brugklas Bonus maakte onderdeel uit van de PIEK-aanpak in de periode 2019-2023. Deze aanpak richtte zich op het bevorderen van kansengelijkheid. De PIEK-aanpak bestond uit drie zelfstandige onderdelen, namelijk het bevorderen van de (door)ontwikkeling en uitvoering van een Brede Brugklas, een Integraal Kind Centrum (IKC) en de Amsterdamse Familie Scholen. Deze onderwijsvoorzieningen waren allen opgenomen in één Hoofdstuk 5 PIEK-aanpak. Omdat de subsidie voor het IKC niet meer wordt verstrekt de komende jaren en om de leesbaarheid van andere voorzieningen te bevorderen is er voor gekozen om te werken met twee aparte Hoofdstukken: ‘Hoofdstuk 5. Amsterdamse Familieschool 2023-2027’ en ‘Hoofdstuk 7 Brede Brugklas 2023-2027’.
Het doel van de voorziening is het versoepelen van de (kwetsbare) overgangen, het tegengaan van de nadelige effecten van de vroege selectie, het tegengaan van segregatie op onderwijsniveau en achtergrond van leerlingen en het bieden van een brede ontwikkelomgeving aan leerlingen in het Amsterdamse onderwijs. De subsidie is bestemd voor scholen voor het voortgezet onderwijs.
Artikel 7.3 Subsidiabele activiteiten
De Brede Brugklas Bonus ondersteunt scholen bij de opzet en uitvoering van nieuwe en bestaande brede brugklassen. De subsidie wordt voor een subsidietijdvak van vier jaar verleend en dient te worden ingezet voor het bieden van een heterogene basis aan leerlingen van minimaal drie niveaus, te weten vmbo, havo en vwo. Scholen met homogene groepen kunnen de Brede Brugklas Bonus inzetten voor het invoeren van een heterogene brugklas. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal niveaus dat de brugklas heeft en het aantal leerlingen.
Het subsidieplafond voor de schooljaren 2023-2027 wordt met een afzonderlijk collegebesluit vastgesteld.
Artikel 7.5 Verdeelsleutel subsidieplafond
Het college laat zich adviseren door een adviescommissie. Daaraan voorafgaand wordt door het college beoordeeld of een aanvraag geweigerd moet worden op grond van artikel 7.8. De adviescommissie beoordeeld de aanvraag op basis van de beoordelingscriteria, zoals opgenomen in artikel 7.5, derde lid. De adviescommissie wordt gevormd door mensen met kennis en ervaring op het gebied van brede brugklassen en het voortgezet onderwijs.
Artikel 7.8 Aanvullende weigeringsgronden
Indien de school een onvoldoende of zeer zwak oordeel van de inspectie heeft en indien uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de school in staat is de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren, kan het college, de subsidie weigeren te verlenen.
Indien de school onder de opheffingsnorm zit op het moment van aanvraag, dan kan het college de subsidie eveneens weigeren te verlenen.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 4: Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan in een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 1.3 Begripsomschrijvingen
In de voorzieningen als bedoeld in artikel 1.1 wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Voorziening Amsterdamse Teambeurzen
Hoofdstuk 3 Voorziening Tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
3. Voor de berekening van de subsidie worden de volgende afstandscategorieën en bedragen gehanteerd:
Artikel 3.4 Subsidieplafond en verdeelsystematiek
Artikel 3.6 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, derde lid van de VloA 2019 wordt bij de aanvraag een begroting verstrekt op basis van het aantal personeelsleden omgerekend naar fte’s dat verder woont van de werklocatie dan de afstanden genoemd in artikel 3, eerste lid en dat op het moment van de aanvraag bij het schoolbestuur werkzaam is.
Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de verplichting verbonden dat:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:
hoeveel fte op meer dan 21,5 km in het po en 25 km in het vo woonachtig waren gedurende de 10 maanden van het schooljaar waarop de verantwoording betrekking heeft, waarbij het schoolbestuur een onderverdeling maakt naar de afstandscategorieën genoemd in de tabel van artikel 3, tweede lid en de daarbij behorende bedragen aan uitgekeerde reiskostenvergoeding;
Hoofdstuk 4 Voorziening zij-instromers
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
scholingsovereenkomst: een overeenkomst afgesloten tussen het schoolbestuur of de schooldirecteur van de school waar de zij-instromer wordt aangesteld, de leraren opleiding en de zij-instromer, waaruit blijkt dat de zij-instromer een aanstelling heeft voor maximaal twee jaar en ingeschreven staat bij een lerarenopleiding voor zij-instromers;
Het doel van deze voorziening is het tegengaan van het Amsterdamse lerarentekort door de instroom van zij-instromers in het po, so, vo en vso te bevorderen, en de uitval gedurende de opleiding tot leraar te verlagen.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
Artikel 4.4 Subsidieplafond, subsidietijdvak en verdeelsystematiek
Artikel 4.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, derde lid van de VloA 2019 wordt bij een aanvraag voor subsidie:
Artikel 4.8 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 worden aan de subsidie voor een voortraject voor potentiële zij-instromers de volgende verplichtingen verbonden:
In aanvulling op artikel 11 van de VloA 2019 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie voor een voortraject voor potentiële zij-instromers een rapportage met geanonimiseerde informatie over de participanten, waaronder opleidingsniveau, man/vrouw verhouding, en de vervolgstap na het doorlopen van het traject.
Hoofdstuk 5 Voorziening Sterke Schoolleider
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is om schoolleiders in het bo, sbo, so, en vso te ondersteunen waardoor zij (meer) tijd beschikbaar hebben voor onderwijskwaliteit, schoolontwikkeling en de cruciale verbindende rol tussen leerlingen, leraren, (onderwijs-)ondersteunend personeel, schoolbestuurders en de omgeving van de school.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
Artikel 5.4 Subsidieplafond en verdeelsystematiek
Artikel 5.5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, derde lid van de VloA 2019 wordt bij een aanvraag voor subsidie de volgende informatie ingediend:
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de VloA 2019 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als het subsidieplafond voor een bepaalde categorie scholen als bedoeld in artikel 5.4, derde lid wordt overschreden en voor dezelfde school over de twee voorafgaande schooljaren aan het tijdvak waarop de aanvraag ziet, een subsidie voor sterke schoolleider is verleend.
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren te verlenen als het subsidieplafond wordt overschreden en voor dezelfde school in een voorafgaand schooljaar subsidie voor ondersteuning van de directeur is verleend.
Hoofdstuk 6 Voorziening pilot omgaan met het lerarentekort
Artikel 6.1 Begripsomschrijving
Artikel 6.2 Doel van de voorziening
Artikel 6.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Artikel 6.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel
Artikel 6.6 Aanvraagtermijnen subsidies
Artikel 6.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Artikel 6.8 Verlening van subsidie met terugwerkende kracht
Artikel 6.9 Aanvullende weigeringsgronden
Artikel 6.10 Aanvullende verplichtingen
Toelichting bij Bijlage 4: Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort
In Bijlage 4 zijn de voorzieningen opgenomen die horen bij de Lerarenagenda 2019-2023: ‘Liever voor de klas’.
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Hoofdstuk 2 de Voorziening Teambeurzen Lerarenagenda
Hoofdstuk 3 de Voorziening Tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten
De lage reiskostenvergoeding is voor veel leraren, OOP en directieleden een belemmering om in Amsterdam les te (blijven) geven. Met deze regeling maken de schoolbesturen en de gemeente het aantrekkelijker om ook van buiten de stad les te komen of blijven geven. Met de Voorziening tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten worden via de besturen de leraren OOP en directieleden die verder weg wonen dan de cao-grens gedeeltelijk tegemoet gekomen in deze reiskosten. Het totaal aan aanvullend op cao vergoede reiskosten wordt voor de helft gefinancierd door de gemeente en voor de andere helft door de schoolbesturen. Van het deel van de aanvullend op cao vergoede reiskosten dat door het schoolbestuur zelf wordt gefinancierd (de 50% cofinanciering), bepaalt het schoolbestuur aan welke personeelsleden zij een op de cao aanvullende tegemoetkoming toekent.
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
De subsidieregeling is een uitwerking van de Amsterdamse Lerarenagenda 2019-2023 ‘Liever voor de klas’ die onder andere tot doel heeft om bij te dragen aan voldoende en goed opgeleide leraren in Amsterdam.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De gemeente heeft in kaart gebracht hoe de cao eruit zouden zien als deze zou doorlopen tot 40 km. In de tabel Personeelsleden in het primair onderwijs zijn vier categorieën opgenomen vanaf 21,5 km op basis van extrapolatie van de bestaande bedragen in de cao po. Omdat de tegemoetkoming in de reiskosten in de cao voor het vo aanzienlijk hoger is dan de tegemoetkoming in de reiskosten voor het po, is de aanvullende tegemoetkoming gedifferentieerd. Met de hoogte van de aanvullende tegemoetkoming per afstandscategorie in het vo, zoals opgenomen in de tabel Personeelsleden in het voortgezet onderwijs, wordt het verschil in de totaal ontvangen tegemoetkoming op de reiskosten tussen po en vo verkleint.
De aanvraag moet worden ingediend via portaal onderwijssubsidies via het vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 3.6 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De begroting geeft inzicht in de verdeling van de middelen voor de aanvullende tegemoetkoming, uitgesplitst naar afstandscategorie en uitgesplitst naar subsidiemiddelen en eigen middelen van het schoolbestuur.
Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen
De tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten is een voorziening waarbij sprake is van cofinanciering. De gemeente en het schoolbestuur dragen beide 50% van de kosten van de aanvullende reiskostenvergoeding (kosten bovenop de vergoeding die voortvloeit uit de cao). De subsidie van de gemeente kan enkel worden aangevraagd voor personeelsleden die binnen de afstandscategorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid woont. De cofinanciering van het schoolbestuur kan het schoolbestuur aan alle personeelsleden, ongeacht de afstandscategorie toekennen, zolang het een tegemoetkoming bovenop de cao betreft.
Om de stad ook in de toekomst toegankelijk en leefbaar te houden, moeten we toewerken naar het gebruik van toekomstbestendige mobiliteitsoplossingen. Schoolbesturen worden daarom verplicht om met hun personeelsleden in gesprek te gaan over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen.
Scholen dienen bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het bedrag waarover subsidie is ontvangen is uitgekeerd aan personeelsleden die verder weg woonden dan 21,5 km po en 25 km vo en dat deze kosten zijn uitgekeerd als aanvullende tegemoetkoming in de reiskosten. Ook dienen scholen aan te kunnen tonen dat ze in gesprek zijn gegaan met personeelsleden over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen, met het oog op de Agenda Autoluw van de gemeente Amsterdam.
Hoofdstuk 3 de Voorziening zij-instromers en ‘statushouders voor de klas’
Om het nijpende lerarentekort terug te dringen, wordt onder andere ingezet op het stimuleren van meer zij-instromers.
Voortraject potentiële zij-instromers
Om instroom te verhogen en uitval gedurende de opleiding te voorkomen kunnen deze middelen worden ingezet om een intensieve cursus ter kennismaking met het vak van leraar te bekostigen. De cursus is voor potentiële zij-instromers in het primair- of voortgezet onderwijs, waarbij de participant ervaart welke vaardigheden nodig zijn en praktijkervaring opdoet op een school.
Begeleiding van zij-instromers
De begeleiding van de zij-instromers vraagt veel van de capaciteit van de scholen en schoolbesturen, zeker in tijden van een lerarentekort. Gelet op het belang van goede begeleiding van zij-instromers kunnen schoolbesturen met de voorziening begeleiding zij-instromers hiervoor financiële tegemoetkoming ontvangen. Deze middelen kunnen worden ingezet om capaciteit binnen het personeelsbestand van de school vrij te maken voor begeleiding van de zij-instromer(s) en deelnemer(s) of om externe begeleiding van zij-instromer(s) aan te trekken.
Oriëntatietraject ‘statushouders voor de klas’
Het doel van het oriëntatietraject statushouders voor de klas is om hoogopgeleide statushouders voor te bereiden op een baan als docent, op het zij-instroom traject of op de deeltijdopleiding tot tweedegraads docent. De statushouders hebben een afgeronde opleiding in een van de tekortvakken en hebben in het land van herkomst vaak al als leraar op een middelbare school gewerkt. De voorziening is om de scholen tegemoet te komen in de kosten van de begeleiding van de statushouders.
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
De subsidieregeling is een uitwerking van de Amsterdamse Lerarenagenda 2019-2023 ‘Liever voor de klas’ die onder andere tot doel heeft om bij te dragen aan voldoende en goed opgeleide leraren in Amsterdam.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
In november 2017 is uit onderzoek van Regioplan gebleken dat de kosten gemaakt door een bestuur per zij-instromer niet volledig kunnen worden gedekt vanuit de bijdrage van €20.000 die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Vooral bij het po en (v)so blijkt de begeleiding van een zij-instromer veel meer kosten met zich mee te brengen. Dit onderzoek is gebruikt als algemene indicatie voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op grond van deze voorziening voor de verschillende onderwijssectoren. In overleg met de schoolbesturen is in 2018 besloten om een subsidie van € 8.500 beschikbaar te stellen voor het po en (v)so en € 2.500 voor het vo waardoor per sector de Rijkssubsidie kostendekkend wordt aangevuld. Met de taskforce lerarentekort is besloten deze bedragen te continueren voor de komende vier schooljaren.
Voor deelnemers die een aanstelling hebben is de subsidie voor de begeleiding en tegemoetkoming in de kosten van de aanstelling maximaal €3.750 bij 4 dagdelen, €5.625 bij 6 dagdelen en €7.500 bij 8 dagdelen.
Artikel 3.4 Subsidieplafond, subsidietijdvak en verdeelsystematiek
De subsidieplafonds voor de begeleiding van zij-instromers worden vastgesteld voor subsidietijdvakken van twee en half schooljaren. Dit heeft te maken met het feit dat een zij-instromerstraject maximaal twee schooljaren duurt en dat een zij-instromer twee keer per jaar, te weten op 1 september en op 1 februari kan beginnen met een lerarenopleiding. Er worden door het college per subsidietijdvak twee subsidieplafonds vastgesteld. Een voor de sectoren po en so en een voor de sectoren vo en vso.
Het subsidieplafond voor een voortraject voor potentiële zij-instromers en het subsidieplafond voor de begeleiding van deelnemers met een aanstelling worden per jaar vastgesteld.
De aanvraag moet worden ingediend via portaal onderwijssubsidies via het vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 3.6 Verlening van subsidie met terugwerkende kracht
Eind december 2020 liep de aanbesteding om voortrajecten voor potentiële zij-instromers af. Vanwege de omschakeling naar een subsidie, is het voor schooljaar 2020-2021 mogelijk om de subsidie voor het voortraject met terugwerkende kracht aan te vragen.
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De beschrijving van de begeleidingsactiviteiten geeft op hoofdlijnen de beoogde activiteiten weer.
Artikel 3.9 Aanvullende verplichtingen
Sinds augustus 2020 is een stedelijke aanpak integraal zij-instroomplan van start gegaan, waarbij alle zij-instromers zich via www.lievervoordeklas.nl aanmelden bij 1Loket. Vervolgens worden ze door een intermediair gekoppeld aan een schoolbestuur. Onderdeel van de aanpak is ook dat zij-instromers worden opgeleid op een school waar voldoende en goede begeleiding is georganiseerd – en waar niet noodzakelijkerwijs een vacature is. De organisatie die het voortraject uitvoert is onderdeel van deze keten en werkt mee om het opleiden van zij-instromers op scholen zonder vacatures, voor scholen met vacatures te versterken en mogelijk te maken.
Voor de begeleiding van zij-instromers geldt dat er sprake moet zijn van een tripartiete overeenkomst tussen de opleiding, het schoolbestuur en de zij-instromers (de scholingsovereenkomst). Deze overeenkomst dient bij de verantwoording aangeleverd te worden.
Voorbeeld van een vervolgstap: geplaatst op school als zij-instromer, doet verdere ervaring op bij vervolgpraktijkplek).
Toelichting Hoofdstuk 4 de Voorziening zij-instromers
Om het nijpende lerarentekort terug te dringen, wordt onder andere ingezet op het stimuleren van meer zij-instromers.
Voortraject potentiële zij-instromers
Om de instroom te verhogen en uitval gedurende de opleiding te voorkomen, kunnen deze middelen worden ingezet om een intensieve cursus ter kennismaking met het vak van leraar te bekostigen. De cursus is voor potentiële zij-instromers in het po, so en v(s)o, waarbij de participant ervaart welke vaardigheden nodig zijn en praktijkervaring opdoet op een school.
Begeleiding van zij-instromers
De begeleiding van de zij-instromers vraagt veel van de capaciteit van de scholen en schoolbesturen, zeker in tijden van een lerarentekort. Gelet op het belang van goede begeleiding van zij-instromers kunnen schoolbesturen met de voorziening begeleiding zij-instromers hiervoor een financiële tegemoetkoming ontvangen. Deze middelen kunnen worden ingezet om capaciteit binnen het personeelsbestand van de school vrij te maken voor begeleiding van de zij-instromer(s) of om externe begeleiding van zij-instromer(s) aan te trekken.
De subsidieregeling is een uitwerking van de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027 ‘Omdat iedereen een goede leraar verdient’ die onder andere tot doel heeft om bij te dragen aan voldoende en goed opgeleide leraren in Amsterdam.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteiten
In november 2017 is uit onderzoek van Regioplan gebleken dat de kosten gemaakt door een bestuur per zij-instromer niet volledig kunnen worden gedekt vanuit de bijdrage van € 25.000 die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. Vooral bij het po en (v)so blijkt de begeleiding van een zij-instromer veel meer kosten met zich mee te brengen. Dit onderzoek is gebruikt als algemene indicatie voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op grond van deze voorziening voor de verschillende onderwijssectoren. In overleg met de schoolbesturen is in 2018 besloten om een subsidie van € 8.500 beschikbaar te stellen voor het po en (v)so en € 2.500 voor het vo waardoor per sector de Rijkssubsidie kostendekkend wordt aangevuld. Met de Onderwijsregio Amsterdam is besloten deze bedragen te continueren voor de komende vier schooljaren.
Artikel 4.4 Subsidieplafond, subsidietijdvak en verdeelsystematiek
De subsidieplafonds voor de begeleiding van zij-instromers worden vastgesteld voor subsidietijdvakken van twee en half schooljaren. Dit heeft te maken met het feit dat een zij-instromerstraject maximaal twee schooljaren duurt en dat een zij-instromer twee keer per jaar, te weten op 1 september en op 1 februari kan beginnen met een lerarenopleiding. Er worden door het college per subsidietijdvak twee subsidieplafonds vastgesteld. Een voor de sectoren po en so en een voor de sectoren vo en vso.
Het subsidieplafond voor een voortraject voor potentiële zij-instromers wordt per jaar vastgesteld.
De aanvraag moet worden ingediend via portaal onderwijssubsidies via het vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 4.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De beschrijving van de begeleidingsactiviteiten geeft op hoofdlijnen de beoogde activiteiten weer.
Artikel 4.8 Aanvullende verplichtingen
Sinds augustus 2020 is een stedelijke aanpak integraal zij-instroomplan van start gegaan, waarbij alle zij-instromers zich via www.lievervoordeklas.nl aanmelden bij 1Loket. Vervolgens worden ze door een intermediair gekoppeld aan een schoolbestuur. Onderdeel van de aanpak is ook dat zij-instromers worden opgeleid op een school waar voldoende en goede begeleiding is georganiseerd – en waar niet noodzakelijkerwijs een vacature is. De organisatie die het voortraject uitvoert is onderdeel van deze keten en werkt mee om het opleiden van zij-instromers op scholen zonder vacatures, voor scholen met vacatures te versterken en mogelijk te maken.
Voor de begeleiding van zij-instromers geldt dat er sprake moet zijn van een tripartiete overeenkomst tussen de opleiding, het schoolbestuur en de zij-instromers (de scholingsovereenkomst). Deze overeenkomst dient bij de verantwoording aangeleverd te worden.
Voorbeeld van een vervolgstap: geplaatst op school als zij-instromer, doet verdere ervaring op bij vervolgpraktijkplek.
Toelichting Hoofdstuk 5 de Voorziening Sterke Schoolleider
De gemeenteraad heeft op 19 juli 2023 De Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027: Elk kind en jongere verdient een goede leraar vastgesteld.
De voorganger van de Voorziening Sterke Schoolleiders, de Voorziening ondersteuning directeuren van scholen voor basisonderwijs, werd door de scholen en hun besturen zeer gewaardeerd. Inmiddels is het lerarentekort en de druk op de schoolleiders verder toegenomen. De gemeenteraad heeft besloten tot een forse uitbreiding van het beschikbare budget van €500.000 euro naar €1.500.000 euro per jaar om schoolleiders in deze complexe en uitdagende tijd te ondersteunen en te kunnen behouden voor de stad. Een goede schoolleider met tijd en ruimte voor de leraren op school is van invloed op het behoud van leraren. De impact van de subsidie reikt daarmee verder dan alleen het ondersteunen van schoolleiders. Bij deze nieuwe voorziening ligt de focus op scholen met de meest kwetsbare leerlingenpopulaties, wat vaak samengaat met een groot lerarentekort. Scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs lijden ook zwaar onder het lerarentekort. Wat betreft deze voorziening kunnen ook deze scholen voortaan in aanmerking komen voor de subsidie.
Artikel 5.3 Subsidiabele activiteiten
De subsidie is bedoeld ter ondersteuning van de schoolleider, zodat er meer tijd vrijkomt voor directietaken die er door het personeelstekort bij inschieten. Subsidie kan worden aangevraagd voor tijdvakken van één of twee schooljaren. Omdat ook tweejarig subsidie kan worden verleend, kan een school bijvoorbeeld de functie van adjunct-directeur voor een langere periode continueren.
Artikel 5.4 Subsidieplafond en verdeelsystematiek
Het college stelt voor de looptijd van de Lerarenagenda 2023-2027 drie plafonds vast, die deels overlappen. Dit heeft te maken met het feit dat er plafonds moeten worden ingesteld voor de tweejaarlijkse subsidies en voor elk schooljaar een aanvraag moet kunnen worden gedaan. Het laatste plafond ziet op het schooljaar 2026-2027, omdat dit het laatste jaar is van de looptijd van de Lerarenagenda 2023-2027.
Een subsidie wordt geweigerd als een basisschool vanaf schooljaar 2024-2025 niet deelneemt aan de jaarlijkse tekortmeting van het aantal leerkrachten door OCW. Deelname is noodzakelijk om het tekort inzichtelijk te krijgen en om te beoordelen of een basisschool behoort tot categorie b. ( minimaal percentage doelgroepleerlingen en minimaal 15 procent lerarentekort) of c. (overige basisscholen) van artikel 5.4, derde lid.
Als een school al twee jaar aansluitend subsidie heeft ontvangen op grond van deze voorziening voorafgaande aan het tijdvak waarop de aanvraag ziet, kan het college er voor kiezen om de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren. Het college zal bij zijn besluitvorming rekening houden met het aantal doelgroepleerlingen op een school en het bestaande lerarentekort.
Hoofdstuk 6 de Voorziening Pilot omgaan met het lerarentekort
Artikel 6.1 Begripsomschrijving
Artikel 6.2 Doel van de voorziening
Artikel 6.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Artikel 6.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel
Artikel 6.6 Aanvraagtermijn subsidies
Artikel 6.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Artikel 6.8 Verlening van subsidie met terugwerkende kracht
Artikel 6.9 Aanvullende weigeringsgronden
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 6: voorzieningen overig
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Soort voorzieningen
Deze bijlage betreft de regelgeving voor de volgende voorzieningen:
Artikel 1.2 Toepasselijkheid VloA 2019
Het algemeen deel van de VloA 2019 is van toepassing, tenzij daarvan voor een voorziening in deze bijlage uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 1.3 Begripsomschrijvingen
school: school voor basisonderwijs en school voor speciaal onderwijs niet zijnde speciaal voortgezet onderwijs, dan wel een nevenvestiging hiervan.
Hoofdstuk 2 Voorziening Bevorderen burgerschap, diversiteit, en gedeelde geschiedenis
Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is het ondersteunen van activiteiten met een Amsterdams karakter die gericht zijn op het ontwikkelen en bevorderen van (kennis van) diversiteit, burgerschap, en gedeelde geschiedenis van leerlingen van de scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs niet zijnde voortgezet speciaal onderwijs passend binnen de doelstelling van de beleidsbrief Amsterdammerschap in het onderwijs.
Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
De subsidie is bedoeld voor het uitvoeren van activiteiten met een Amsterdams karakter in aanvulling op de activiteiten die een school in het kader van artikel 8, derde lid en artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs, of artikel 11, vierde lid en artikel 13 van de Wet op de expertisecentra al in het reguliere onderwijsprogramma voor de leerlingen organiseert.
In aanvulling op artikel 5, eerste lid van de VloA 2019 kan de subsidie voor één of meerdere activiteiten worden aangevraagd door:
Hoofdstuk 3 Voorziening Hoogbegaafdheid
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
Het doel van deze voorziening is een passend aanbod te realiseren voor hoogbegaafde leerlingen van de scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs niet zijnde speciaal voortgezet onderwijs, zodat mogelijke gevolgen als onderprestatie, vermindering van leermotivatie en ondermijning van het zelfvertrouwen worden voorkomen of verminderd.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
Indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren, maximeert het college de subsidie waarvoor een schoolbestuur voor een school in aanmerking kan komen op 2,5%.van het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Indien na toepassing van de maximering als bedoeld in het tweede lid van dit artikel nog een bedrag resteert binnen het subsidieplafond, zal dit bedrag naar rato worden verdeeld onder scholen, voor zover er op deze scholen sprake is van een hoogbegaafde leerlingenpopulatie van meer dan 2,5%. Hierbij wordt het resterende bedrag uit het subsidieplafond gedeeld door het totaal aantal Amsterdamse hoogbegaafde leerlingen boven de 2,5% waarvoor is aangevraagd, vermenigvuldigd met het aantal hoogbegaafde leerlingen boven de 2,5 % van de desbetreffende school.
Artikel 3.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, vierde lid van de VloA 2019 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens verstrekt::
Artikel 3.7 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 van de VloA 2019 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019
Bijlage 6: voorzieningen overig
Voorziening Bevorderen burgerschap, diversiteit en gedeelde geschiedenis
Deze voorziening draagt bij aan het samen (leren) leven van in een diverse stad. De voorziening ondersteunt activiteiten op scholen met een Amsterdams karakter die gericht zijn op het ontwikkelen en bevorderen van (kennis van) diversiteit, burgerschap, en gedeelde geschiedenis van leerlingen. De voorziening stimuleert een samenleving, waar individuen werken aan hun ontwikkeling en talenten en waar iedereen zichzelf kan zijn en vergroot op deze manier de ontwikkelkansen van kinderen.
Per Amsterdamse leerling is € 21,- beschikbaar in de VloA Burgerschap. Dit is het maximumbedrag dat een school kan aanvragen, maar de activiteit ter hoogte van dit budget kan zich ook op één of enkele groepen richten
De subsidie is bedoeld voor het uitvoeren van activiteiten die aanvullend zijn op de activiteiten die een school al in het reguliere onderwijsprogramma met betrekking tot burgerschap voor de leerlingen organiseert.
Ongeveer 2,5 procent van alle leerlingen in de basisschoolleeftijd is hoogbegaafd. Scholen en schoolbesturen in Amsterdam voorzien in een aanbod voor deze leerlingen, waarmee beoogd wordt onderprestatie, verminder van leermotivatie en ondermijning van zelftrouwen te voorkomen. De kosten van deze activiteiten zijn hoger dan voor het reguliere onderwijscurriculum. Reden waarom de gemeente hiervoor aan scholen of een groep samenwerkende scholen subsidie beschikbaar stelt. Bij deze voorziening geldt voor de schoolbesturen een verplichting tot cofinanciering van om ten minste 50% van kosten van het aanbod voor de hoogbegaafden.
Om te voorkomen dat het beschikbare budget voor de Voorziening hoogbegaafdheid niet volledig benut wordt door de uitwerking van de verdeelsleutel, waarin bij het bereiken van het subsidieplafond de subsidie per bestuur werd gemaximeerd op 2,5 % van de totale leerlingpopulatie zijn het tweede en derde lid aan artikel 3.4 van deze voorziening toegevoegd. De insteek hiervan is om het beschikbare budget naar gelijke maatstaf te verdelen over de scholen in plaats van de totale populatie van de schoolbesturen die een aanvraag hebben gedaan voor de voorziening en het budget ook volledig beschikbaar te stellen voor het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen.
Het spoort ook met de algemene opvatting dat het zevende lid van artikel 23 Grondwet moet worden gezien als een nadere specificering van het zesde lid, in die zin dat de verzekering van gelijke deugdelijkheid van openbaar en bijzonder ook bij de overheidsfinanciering vooropstaat. Vgl. D. Mentink, B.P. Vermeulen, P.J.J. Zoontjens, Artikel 23, paragraaf 1, digitaal grondwetscommentaar, www.nederlandrechtsstaat.nl.
De Amsterdamse SES berekening wordt breder gebruik binnen de stad, namelijk als basis gebruikt door de stedelijke werkgroep kwetsbaarheid: https://www.ois.amsterdam.nl/nieuwsarchief/2019/kwetsbaarheidsscore-11-van-de-amsterdammers-meest-kwetsbaar