Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | RECTIFICATIE publicatie BELEIDSREGEL PLUSSENBELEID EPE d.d. 30 januari 2019, Gemeenteblad 2019, nr. 21828 |
Citeertitel | Beleidsregel Plussenbeleid Epe |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Beleidsregel Plussenbeleid Epe |
Nieuwe beleidsregel
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2019 | Nieuwe beleidsregel | 24-01-2019 | 2018-10809 |
Raadsbesluit 2019 registratienummer: 2018-10809
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 2018-10807 d.d. 6 november 2018
dat het concept van de beleidsregel Plussenbeleid Epe overeenkomstig het bepaalde in de Inspraakverordening met ingang van 12 juli 2018 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen met de mededeling van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen;
dat tegen het concept van de beleidsregel drie zienswijzen zijn ingediend;
dat in de bijlage Inspraaknota en eindverslag Plussenbeleid Epe nader op de zienswijzen wordt ingegaan;
dat de zienswijzen geen aanleiding geven tot wijziging van het concept van de beleidsregel;
dat in de gemeentelijke beleidsregel aansluiting wordt gezocht bij het bepaalde in de Omgevingsverordening Gelderland en dat het wenselijk is om een dynamische verwijzing op te nemen, in die zin dat in het gemeentelijk beleid rekening wordt gehouden met tussentijdse relevante wijzigingen van de Omgevingsverordening Gelderland;
Ir. H. van der Hoeve MPA V. Smit
Met het z.g. Plussenbeleid geeft de provincie Gelderland inhoud aan haar beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij (de z.g. intensieve veehouderij). Het plussenbeleid is verankerd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening en is in maart 2017 in werking getreden.
De kernpunten van het Plussenbeleid:
De provincie geeft met het Plussenbeleid dus ruimte om de niet-grondgebonden veehouderij te ontwikkelen, maar uitsluitend onder voorwaarden. Groei is mogelijk mits sprake is van z.g. plussen: aanvullende maatregelen op het gebied van dierwelzijn, ruimtelijke kwaliteit en/of milieu.
De provincie verwacht met dat beleid de kwaliteit binnen de land- en tuinbouw verder te ontwikkelen.
De gemeenteraad dient met het oog op het plussenbeleid een beleidsregel vast te stellen en bestemmingsplannen dienen uiterlijk 1 januari 2027 in overeenstemming te zijn met hetgeen dienaangaande in de Omgevingsvisie is vastgelegd.
In Titel 4.3 / artikel 4:81 (Algemene wet bestuursrecht) is aangaande Beleidsregels onder meer het volgende vastgelegd:
Enige relevante bepalingen zoals opgenomen in de Gelderse Omgevingsverordening (zie ook Hoofdstuk 4 v.w.b. begrippen en artikelen):
Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.
Een inrichting, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren, met uitzondering van melkvee als bedoeld in artikel 1, onder kk van de Meststoffenwet. (NB. landbouwhuisdieren: doorgaans runderen, varkens, schapen, geiten en kippen).
Artikel 2.5.3.2 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: Plussenbeleid
Bestemmingsplannen maken de uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een niet-grondgebonden veehouderijtak dat gelegen is in het gebied dat is aangewezen als Plussenbeleid slechts mogelijk indien zij voldoen aan beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016). Bij uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een grondgebonden veehouderijtak is voorgaande niet van toepassing.
In afwijking van het eerste lid kan per niet-grondgebonden veehouderijtak elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m2 of minder worden mogelijk gemaakt zonder dat toepassing wordt gegeven aan de beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016)
Voor de beleidsregel zijn met name de eerste twee leden van belang. Het bepaalde in lid 2 verdient extra aandacht: onder omstandigheden kan eenmaal per 5 jaar een uitbreiding tot 500 m2 mogelijk worden gemaakt zonder dat extra plusmaatregelen hoeven te worden genomen.
Het Plussenbeleid is alleen van toepassing in het gebied dat in de Omgevingsverordening is aangeduid met de kaart Regels Landbouw. Gemeenten dienen het provinciale beleid te verwerken in het gemeentelijk beleid en bestemmingsplannen kunnen de uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een niet-grondgebonden veehouderijtak slechts mogelijk maken indien zij voldoen aan beleidsregels die reeds door de gemeenteraad (en in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 Verdieping Omgevingsvisie Gelderland) zijn vastgesteld.
Zo lang de gemeenteraad geen beleidsregels ‘plussenbeleid’ heeft vastgesteld zijn herzieningen van het bestemmingsplannen tot uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijen ‘kansloos’.
Het Plussenbeleid biedt gemeenten ruimte om binnen hun grondgebied te gaan differentiëren. De inhoud van die plusmaatregelen kan per gemeente worden bepaald, zodat de plusmaatregelen bij het gebied passen waarin wordt uitgebreid. Zo kan in landschappelijk waardevolle gebieden de nadruk worden gelegd op plussen op het gebied van landschap en kan in overbelaste gebieden worden gefocust op extra geur- of stikstofreductie.
Voor de gemeente Epe is gekozen voor een basisregeling waarin wordt uitgedragen dat in voorkomend geval paragraaf 3.9.10 van de Verdieping Omgevingsverordening wordt gevolgd. In het concrete geval kan vervolgens de initiatiefnemer inzichtelijk maken hoe met ‘plussen’ de voorgenomen ontwikkeling aanvaardbaar kan worden geacht.
3 Toepassing Plussenbeleid in Epe
Het Plussenbeleid wordt toegepast binnen de bevoegdheid van gemeenteraad en college tot het vaststellen van bestemmingsplannen en verlening van omgevingsvergunningen. Toepassing van de bevoegdheid vindt plaats in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’.
In het kader van de beoordeling ‘goede ruimtelijke ordening’ vinden onder meer onderzoeken plaats naar beleid en omgevingsaspecten. Aanvragen worden beoordeeld op ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid. Aanvullend wordt daar na vaststelling van de beleidsregel aan toegevoegd de ‘toetsing aan het Plussenbeleid’.
Het gemeentelijk plussenbeleid laat zich als volgt vastleggen:
In het kader van het gemeentelijk plussenbeleid geeft de gemeente Epe vorm aan het gemeentelijk beleid voor de niet-grondgebonden veehouderijen. Daarbij wordt paragraaf 3.9.10 van de Verdieping Omgevingsverordening gevolgd, met dien verstande dat zoveel mogelijk aangesloten wordt op het voorbereidingstraject dat door de gemeente wordt gevolgd bij ruimtelijke plannen of omgevingsvergunningen. Voorts wordt de focus gelegd op het toepassen van maatregelen (Plussen) met een ruimtelijke relevantie.
Het gemeentelijk plussenbeleid nader toegelicht:
De definities uit de Omgevingsverordening worden gevolgd. Drie zaken worden nader geduid:
Uitbreiding : het binnen of direct aan een bestaand agrarisch bouwperceel vergroten van het ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan:
welke ten dienste staat van de niet-grondgebonden veehouderijtak.
Bebouwing ten dienste van de niet-grondgebonden veehouderijtak: stalruimte voor de niet-grondgebonden veehouderijtak.
Elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m2 of minder : de periode van vijf jaar wordt berekend vanaf de datum van een aanvraag. Als het totaal oppervlak aan aangevraagde uitbreiding en de in de vijf jaren daarvoor omgevingsvergunde uitbreiding 500 m2 of minder is, dan is het Plussenbeleid niet van toepassing.
Burgerparticipatie vormt in Epe al enige jaren een wezenlijk onderdeel bij de voorbereiding van ruimtelijke besluiten. Doel is dat de initiatiefnemer daarmee –voorafgaand aan de formele planprocedure- investeert in begrip en draagvlak. Van een initiatiefnemer wordt verwacht dat hij in een vroegtijdig stadium in gesprek gaat met belanghebbenden, daaronder begrepen omwonenden en wijkraden.
In het kader van het plussenbeleid is uitgangspunt dat de dialoog in ieder geval bestaat uit een informatiebijeenkomst waar ook een ambtelijke vertegenwoordiging van de gemeente Epe bij aanwezig is. De dialoog wordt gestart direct nadat de gemeente het initiatief getoetst heeft op kansrijkheid. In beginsel gaan initiatiefnemer en de gemeente een overeenkomst aan waarbij de verplichting tot de dialoog/het gesprek wordt vastgelegd. In beginsel vindt de dialoog/het gesprek plaats op basis van een door de gemeente geaccordeerd schetsplan. In dat stadium is er nog gelegenheid om - waar en indien nodig - het plan te verfijnen of te verbeteren. Initiatiefnemer draagt zorg voor vastlegging van de dialoog en verwerking daarvan in de plantoelichting.
Het Plussenbeleid gaat uit van aanvullende maatregelen (maatschappelijke plussen) die door de initiatiefnemer getroffen moeten worden. De mate waarin is uitgedrukt in een investeringsbijdrage. De vereiste investering in de maatschappelijke plussen bedraagt € 15,- tot € 20,- per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. De investering dient zoveel mogelijk plaats te vinden op het erf. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, dan vindt de investering in de omgeving van het erf plaats of verder in de omgeving. De berekening van de investeringsbijdrage moet deel uit maken van de toelichting van het ruimtelijke plan.
Uitbreidingen van de niet-grondgebonden veehouderij tak zijn alleen mogelijk indien het bedrijf aanvullende maatregelen van ruimtelijke kwaliteit treft op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing of fysieke maatregelen op het gebied van dierwelzijn. Het gaat om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld extra investeringen in:
Ruimtelijke kwaliteit / landschappelijke inpassing:
Het gaat bij aanvullende maatregelen niet om de gangbare emissie reducerende technieken of gangbare Best Beschikbare Technieken. Wat gangbaar is, is onder meer omschreven in artikel 1.1. artikel van de Wabo. Dit verschilt per diersoort, per jaar en per gebied. Voor ammoniak kan het kader van aanvullende BBT-maatregelen bijvoorbeeld gekeken worden naar kolom C van “Besluit emissiearme huisvesting” gepubliceerd in Staatscourant d.d. 25/6/2015 waarin gewenste grenswaarden voor 2018 worden genoemd. De ondernemer moet aantonen waarom zijn maatregel voor een plus in aanmerking komt en moet dat expliciet maken.
Voorbeelden van maatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierwelzijn zijn ook te vinden in de Maatlat Duurzame Veehouderij en het Beter Leven Keurmerk (sterrensysteem) en Milieukeur. Deze certificaatsystemen zijn waardevol omdat zij aangeven wat in algemeenheid duurzamere stalconcepten zijn.
Uitgangspunt is de uitvoering van de aanvullende maatregelen te verzekeren in de vorm van een voorwaardelijke verplichting of ander voorschrift in het ruimtelijke plan. Indien zo’n regeling gelet op het recht niet mogelijk is dient met een privaatrechtelijke overeenkomst (inclusief boetebeding) met de ondernemer de uitvoering van de maatregelen verzekerd te worden.
4 Ontwerp-Actualisatieplan 6 Omgevingsvisie en dynamische verwijzing
Op 5 juni 2018 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerp-Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en het ontwerp-actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak. De ontwerpplannen en stukken lagen van 14 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018 ter inzage.
Het ontwerp-actualisatieplan bevat ook redactionele wijzigingen van de tekst en de nummering van de artikelen en bijlagen van de Omgevingsverordening. Provinciale Staten moeten nog besluiten tot vaststelling van het (al dan niet gewijzigd) ontwerp.
Ook voor wat betreft het provinciale plussenbeleid worden aanpassingen voorgestaan in definities en regels. De (voorgestelde) teksten zijn onderstaand opgenomen.
Omdat voor het gemeentelijk beleid aansluiting is gezocht bij het provinciale beleid, is besloten voor deze gemeentelijke beleidsregel een zogenaamde dynamische verwijzing op te nemen, hetgeen betekent dat – na wijziging van de relevante definities en regels voor het provinciale plussenbeleid – die wijzigingen automatisch doorwerking hebben in het gemeentelijk beleid en dat de gemeentelijke beleidsregel daarop dus niet tussentijds hoeft te worden aangepast.
De voorgestane tekst van enige relevante onderdelen van de Omgevingsverordening (versie geconsolideerd januari 2018) onderstaand weergegeven:
10 Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
Agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen, en waarop de veehouderij rechten heeft.
11 Niet-grondgebonden veehouderijtak
Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij.
Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.
De geometrische plaatsbepaling van het Plussenbeleid-gebied is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9925.PVOVa2-vst1 en is verbeeld op de bij deze verordening behorende kaart Regels Landbouw.
Een vergroting van de agrarische bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel al dan niet gepaard gaande met een vergroting van het bouwperceel.
Een inrichting, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren, met uitzondering van melkvee als bedoeld in artikel 1, onder kk van de Meststoffenwet.
Artikel 2.5.3.2 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: Plussenbeleid
Bestemmingsplannen maken de uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een niet-grondgebonden veehouderijtak dat gelegen is in het gebied dat is aangewezen als Plussenbeleid slechts mogelijk indien zij voldoen aan beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016). Bij uitbreiding van de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel met een grondgebonden veehouderijtak is voorgaande niet van toepassing.
In afwijking van het eerste lid kan per niet-grondgebonden veehouderijtak elke vijf jaar eenmaal een uitbreiding van de oppervlakte van het agrarische bouwperceel van 500 m2 of minder worden mogelijk gemaakt zonder dat toepassing wordt gegeven aan de beleidsregels die door de gemeenteraad zijn vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.9.10 (Verdieping) Omgevingsvisie Gelderland (december 2016)
Het bepaalde in artikel 8.2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onder a is op dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder bestaande rechten niet wordt verstaan een ontwerp van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van dit artikel ter inzage is gelegd en dat leidt tot een uitbreiding van de totale oppervlakte van een agrarisch bouwperceel van meer dan 1,5 hectare.
Onder bestaande rechten als bedoeld in artikel 8.2.2, tweede lid aanhef en onder a wordt ook verstaan een ontwerp-bestemmingsplan dat dient ter vervanging van een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van deze bepaling door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd en na die datum nog niet ter inzage is gelegd, voor zover dit ontwerp-bestemmingsplan voorziet in agrarische bouwpercelen kleiner dan 1,5 hectare.
Artikel 2.5.3.3 Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: Ammoniakbuffergebied
In het als Ammoniakbuffergebied aangewezen gebied is uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijtak uitsluitend toegestaan indien de ondernemer aantoont dat de emissie van ammoniak op de locatie niet toeneemt.
Artikel 2.5.3.2 is van overeenkomstige toepassing.
Bijlage bij Beleidsregel Plussenbeleid Epe (selectie uit hoofdstuk 3 Verdieping Dynamisch Gelderland, onderdeel 3.9 Verdieping land- en tuinbouw.
Bijlage bij Beleidsregel Plussenbeleid Epe
(selectie uit hoofdstuk 3 Verdieping Dynamisch Gelderland, onderdeel 3.9 Verdieping land- en tuinbouw)
3.9.10 Plussenbeleid: verduurzaming van bedrijven in de niet-grondgebonden veehouderij
De niet-grondgebonden veehouderij, met name de varkens-, geiten-, pluimvee- en vleeskalverenbedrijven, mogen zich in Gelderland ontwikkelen op basis van het vigerend bestemmingsplan. Welke uitbreidingen van veehouderijen mogelijk zijn, wordt verder bepaald door:
In Gelderland is net als in voorgaande jaren geen nieuwvestiging toegestaan. Bedrijven of onderdelen van bedrijven (zogenoemde niet-grondgebonden takken) die uitbreiden, krijgen vanaf het moment dat gemeenten het Plussenbeleid in hun ruimtelijk beleid hebben meegenomen extra eisen opgelegd. Voor bedrijven die qua oppervlakte agrarisch bouwperceel meer dan 500 m2 groeien zijn dan een of meer 'maatschappelijke plussen' vereist. Het gaat om aanvullende maatregelen van ruimtelijke kwaliteit op het gebied van milieu, landschappelijke inpassing en/of fysieke maatregelen op het gebied van dierwelzijn. Deze maatregelen moeten plaatsvinden naast de generieke wettelijke eisen en andere voorwaarden – zoals een goede landschappelijke inpassing op basis van vigerend Gelders provinciaal en gemeentelijk beleid.
Aan uitbreidingen van niet-grondgebonden veehouderij-activiteiten worden de volgende aanvullende eisen gesteld. Hierna worden deze puntsgewijs beschreven. De richting van hoe deze zaken moeten worden ingevuld, is opgenomen onder de puntsgewijze opsomming.
Eisen aan uitbreiding vanuit Plussenbeleid
de gemeente maakt met de ondernemer afspraken inclusief boetebeding via een privaatrechtelijke overeenkomst, een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, Op basis daarvan werkt het bevoegd gezag een wijzigingsplan uit, een afwijkingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan.
Toelichting spelregels Plussenbeleid
De verwachting voor de niet-grondgebonden veehouderij is dat er schaalvergroting zal plaatsvinden. Een voordeel van schaalvergroting is dat grotere bedrijven beter dan kleinere bedrijven in staat zijn om extra maatregelen te nemen die de negatieve effecten voor de leefomgeving, zoals geurhinder en fijn stof uitstoot, endotoxinen en het risico op zoönosen, verminderen.
De provincie heeft er oog voor dat het Plussenbeleid niet onnodig belemmerend moet werken. Daarom gelden deze spelregels alleen voor uitbreidingen van bedrijven die qua oppervlakte van het agrarisch bouwperceel met meer dan 500 m2 groeien. Aanvragers hebben maximaal een keer per vijf jaar de mogelijkheid om maximaal 500 m2 uit te breiden zonder Plussenbeleid. De voorwaarden om zonder Plussenbeleid uit te breiden zijn bedoeld als lastenverlichting in de uitvoering.
Gemeenten nemen de voorwaarden van het Plussenbeleid mee in hun ruimtelijk beleid. De volgende vier aspecten zijn (minimaal) aan de orde om het Plussenbeleid lokaal uit te werken:
Deze zaken kunnen (eerst) op regionaal niveau worden uitgewerkt, zoals de Menukaart van de regio FoodValley. Een gemeente kan een dergelijk intergemeentelijk (regionaal) beleidskader benutten voor een nadere uitwerking in eigen ruimtelijk beleid.
Ad 1: de gewenste werkwijze en dialoog rond de voorgenomen uitbreiding
Van belang is vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden bij de voorbereiding van plannen of besluiten. De provincie verwacht daarom van gemeenten dat zij in hun lokale beleid opnemen dat rondom een voorgenomen uitbreiding een zorgvuldige dialoog wordt gevoerd, gericht op het in kaart brengen van alle belangen, zowel die van de ondernemer als die van de belanghebbenden in de omgeving. In ieder geval dient een ondernemer bij een aanvraag tot uitbreiding een verslag van de dialoog met de omgeving te voegen.
Het is aan te raden dat een ondernemer eerst in gesprek gaat met de gemeente voor eerste check op het uitbreidingsplan. Zonder dat de gemeente zich al verbindt aan een plan, kan op eenvoudige wijze een eerste filtering op kansrijke en kansarme plannen plaatsvinden. Hoewel niet verplicht, is ook in de Omgevingswet het belang van een dergelijk vooroverleg onderstreept. De gemeente zorgt voor de afstemming van het eerste idee, ambtelijk en waar nodig bij het bestuur. Wanneer een gemeente een initiatief tot uitbreiding als kansrijk beoordeelt, is het van belang dat de ondernemer tijdig over een nog niet uitgewerkt plan in gesprek gaat met de omgeving.
De ondernemer voert een dialoog met de omgeving dat, zoals hij of zij het beste inschat, passend bij het gebied.Het is denkbaar dat een ondernemer voor zijn (directe) buren een presentatie over zijn voorgenomen uitbreiding geeft en vraagt naar de ideeën van zijn omgeving hierover. Een buurthuis kan hiervoor een goede plek zijn maar ook een rondleiding door het bedrijf van de ondernemer is een mogelijkheid. Hiervoor gelden geen wetmatigheden. Een ondernemer nodigt zijn buren uit in een omtrek van een kilometer, een andere ondernemer nodigt buren uit in een kleinere straal rond zijn bedrijf. Voor advies hierover kan de ondernemer eventueel te rade gaan bij bijvoorbeeld de gemeente. De provincie biedt ondersteuning bij de uitvoering van het Plussenbeleid en stelt informatie voor alle partijen helder beschikbaar, zoals:
Afhankelijk van zijn toekomstvisie op het bedrijf en het gesprek met de omgeving past de ondernemer het uitbreidingsplan dan aan.
Het uitbreidingsplan wordt in procedure gebracht als de gemeente het plan en de gevoerde stappen in het proces met (onafhankelijke) partijen heeft besproken. Reden hiervan is om zorgvuldig en transparant te kunnen zijn naar alle betrokkenen over:
Het bevoegd gezag maakt een afweging over wel of niet akkoord gaan met het plan. De gemeente maakt vervolgens met de ondernemer afspraken inclusief boetebeding via een privaatrechtelijke overeenkomst, een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning, Op basis daarvan werkt het bevoegd gezag een wijzigingsplan uit, een afwijkingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan.
Ad 2: welke inhoudelijk accenten in de extra maatregelen zijn gewenst met het oog op lokaal maatwerk passend bij het gebied
Het gaat bij aanvullende maatregelen niet over gangbare maatregelen die al vanuit bestaande vigerende beleidskaders nodig zijn. Aanvullende maatregelen zijn extra maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het terrein van landschappelijke inpassing, milieu- en dierenwelzijn de groeiruimte. Op deze wijze draagt Gelderland bij aan het versnellen van duurzame ontwikkelingen in de veehouderij, zonder dat dit ten koste gaat van een verslechtering voor de kwaliteit van de leefomgeving.
Gemeenten werken vooraf in beleid uit of zij in in bepaalde gebieden lokale of regionale aandachtspunten zien voor de inhoudelijke focus van deze aanvullende maatregelen vanuit een goede ruimtelijke ordening. Deze inhoudelijke focus zal daarvandaan meer of minder sturend zijn voor de aard van de genoemde aanvullende maatregelen passend bij de aard van een gebied.
Gemeenten kunnen accenten in de inhoudelijke focus van de aanvullende maatregelen eerst in regionaal verband uitwerken. Ook kunnen gemeenten het beleid dat – nadat het regionaal is verwoord - zelf nader aanscherpen.
Conform de aankomende Nationale Omgevingsvisie en Omgevingswet verwacht de provincie dat gemeenten actief beleid voeren op aandachtspunten in hun gebied, die vanuit een goede ruimtelijke ordening lokaal en in een gebied (regionaal) aandacht verdienen. Wij geven hieronder aan om welke gebieden het gaat en wij verwachten dat gemeenten deze rol ook actief oppakken.
De provincie verwacht van gemeenten dat zij op de volgende zaken sturing geven in de uitwerking van het lokaal maatwerk om vanuit een goede ruimtelijke ordening aanvullende maatregelen te vragen:
aanvullende maatregelen voor fijn stof (onderdeel van een milieu-plus) in de regio FoodValley om de totale achtergrondbelasting te verbeteren in het gebied, de provincie geeft informatie via de Atlas Leefomgeving.
aanvullende maatregelen voor geur (onderdeel van een milieu-plus) in de regio FoodValley. Zie bijlage 29 Geurhinder als gevolg van geurachtergrondconcentratie ,
Ad 3: ondergrens van de extra duurzaamheidsmaatregelen (wat zijn ‘plus-investeringen’)
De te nemen aanvullende duurzaamheidsmaatregelen moeten passen binnen een goede ruimtelijke ordening c.q. ruimtelijk relevant zijn. Dit vergt maatwerk en is afhankelijk van het gebied waar de uitbreiding plaatsvindt. Niet alle onderstaande maatregelen zijn in alle gevallen ruimtelijk relevant. Conform de aankomende Nationale Omgevingsvisie en Omgevingswet verwacht de provincie dat gemeenten actief beleid voeren op aandachtspunten in hun gebied.
Hier gaat het om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld extra investeringen in:
Hier gaat het om maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende investeringen zijn bijvoorbeeld:
Het gaat bij aanvullende maatregelen niet op de gangbare emissie reducerende technieken of gangbare BBT. Wat gangbaar is, is o.m. omschreven in artikel 1.1 van de Wabo. Dit verschilt per diersoort, per jaar en per gebied. Voor ammoniak kan in het kader van aanvullende BBT-maatregelen bijvoorbeeld gekeken worden naar kolom C van “Besluit emissiearme huisvesting” gepubliceerd in Staatscourant d.d. 25/6/2015 waarin gewenste grenswaarden voor 2018 worden genoemd. De ondernemer moet aantonen waarom zijn maatregel voor een plus in aanmerking komt en moet dat expliciet maken. Het is aan de gemeente om deze afweging te beoordelen.
Hier gaat het om fysieke maatregelen die verder gaan dan standaard beleid. Aanvullende maatregelen zijn bijvoorbeeld gericht op:
Voorbeelden van maatregelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, milieu en dierwelzijn zijn ook te vinden in de Maatlat Duurzame Veehouderij en het Beter Leven Keurmerk (sterrensysteem) en Milieukeur. Deze certificaatsystemen zijn waardevol omdat zij aangeven wat in algemeenheid duurzamere stalconcepten zijn. Zij geven ondernemers houvast om duurzamere stalconcepten toe te passen door fiscaal voordeel te bieden. De controle op de uitvoering van de maatregelen wordt door een onafhankelijke instantie uitgevoerd. Jaarlijks worden deze systemen met stakeholders en ondernemers besproken en vinden er actualisaties plaats.
Gangbare maatregelen en dus geen aanvullende maatregel
Bedrijfsvoeringsmaatregelen zijn niet aan te merken als een extra maatregel.
Ook de volgende zaken zijn niet aan te merken als een extra maatregel
Als peildatum voor ‘wat een extra maatregel is’ geldt de datum van de ter inzage legging van het ontwerpbesluit door de gemeente: dat kan een ontwerp bestemmingsplan/wijzigingsplan zijn maar ook een ontwerp omgevingsvergunning.
Gezondheid beschouwt de provincie niet als ‘plus’ maar als een basiskwaliteit. Er is voor volksgezondheid nog geen eigenstandig normenkader. Volksgezondheid wordt nu ingevuld door invulling te geven aan (rijks)normen voor milieu (fijn stof en geur), dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit. Er is een sterke verwevenheid tussen milieu, dierenwelzijn en gezondheid. Volksgezondheid lift mee op milieu ( fijn stof en geur), dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit. Als nieuwe normen over volksgezondheid meer helderheid geven dan komt dit erbij als basis en niet als ‘plus’. Provincie en partners volgen de ontwikkelingen hiervan nauwlettend. Onderstaande huidige verwevenheid tussen elementen van volksgezondheid en de drie plussen wordt in de onderstaande figuur geïllustreerd.
Verbeteringen voor de volksgezondheid worden dus in de praktijk ook via fysieke maatregelen voor milieu, dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit – de plus-sporen in het Plussenbeleid - gerealiseerd. Zo dragen plussen op het gebied van geur, fijn stof en NOx dragen bij aan volksgezondheid. Maatregelen voor de verbetering van dierwelzijn doen dit ook. Immers: een verkleining van de kans op het ontstaan en verspreiding van dierziekten verkleint de kans op effecten op volksgezondheid. Dit doet recht aan het gedachtengoed van de komende Omgevingswet, zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving.
Tegelijkertijd heeft de provincie sinds 2016 een instrument dat gericht is op het in beeld brengen van de factoren in de fysieke leefomgeving die invloed hebben gezondheid en dat daarmee een handvat kan bieden om te bepalen welke factoren de meeste kansen bieden om deze te verbeteren.
Ad 4: afspraken met de ondernemer, bijvoorbeeld over de hoogte van de investering
Gemeenten kunnen van de ondernemer extra maatregelen ter verbetering van de leefomgeving verlangen, die de ondernemer zelf ter uitvoering dient te brengen De ondernemer dient concrete voorstellen ter uitvoering van de investeringsbijdrage bij de gemeente in te dienen. Hierbij kan de ondernemer onder meer gebruik maken van de certificaatsystemen die in de Maatlat Duurzame Veehouderij, het Beter Leven Keurmerk en Milieukeur zijn beschreven.
De te nemen maatregelen zijn over het algemeen fysiek van aard. Van de gemeente wordt gevraagd hierover afspraken te maken met de ondernemer. Dit dient via een anterieure privaatrechtelijke overeenkomst te gebeuren inclusief boetebeding, en/of voorwaardelijke verplichtingen in het bestemmingsplan of middels een omgevingsvergunning.
De norm voor de investeringsbijdrage is een bedrag tussen de € 15 en 20 per vierkante meter stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. De investering vindt bij voorkeur plaats op of nabij het erf van de initiatiefnemer. Indien dit niet mogelijk is vindt de investering in de omgeving van het erf of verder in de omgeving plaats. Een uitzondering geldt voor gebieden waar de sloop van gebouwen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving een belangrijk onderwerp is. Met name in de Achterhoek levert sloop van veelal vervallen gebouwen een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving op. Naar de aard van de maatregel zal sloop niet op of nabij het erf zijn.
Indien in de uitwerking van het uitbreidingsplan en het gesprek tussen ondernemer en omgeving duidelijk aantoonbaar is gemaakt dat een investering van minder dan € 15 per vierkante meter stalvloeroppervlakte van de uitbreiding mogelijk is, dan wordt dit mogelijk geacht. Maatwerk kan plaatsvinden indien dat goed onderbouwd wordt. Van het normbedrag kan worden afgeweken als de aanvullende investering - gelet op het belang van de bescherming van de ruimtelijke, milieu hygiënische en gezondheidseffecten van de uitbreiding van een veehouderij - niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het ontwerp-bestemmingsplan moet vergezeld gaan van een berekening van de investeringsbijdrage.
Het bevoegd gezag, de gemeente, werkt beleidsregels uit die een ieder hierover vooraf duidelijkheid geven. Van de gemeenten wordt in verband met de rechtsgelijkheid gevraagd in regionaal verband dan wel met een buurtgemeente dan wel door inschakeling van een onafhankelijke deskundige (zoals de SAAB, Stichting Advisering Bouwplannen) een consistente beleidsafweging toe te passen.
Jaarlijkse evaluatie en monitoring
Het Plussenbeleid zal na 1 jaar geëvalueerd worden, onder meer om te zien of deze bedragen moeten worden aangepast. Daarbij gaat het met name om het volgende te evalueren:
Zodra in deze jaarlijkse monitor duidelijk wordt dat een of meer elementen in het Plussenbeleid niet voldoende of als er manieren zijn die naar onze mening beter kunnen werken, dan zal de provincie een voorstel doen om het Plussenbeleid nader aan te passen.
Het Plussenbeleid is van toepassing op gebieden waarvoor vanaf 2014 zoneringsmaten golden in de Omgevingsvisie en –verordening: verwevingsgebied, landbouwontwikkelingsgebied, extensiveringsgebied.
Eisen aan uitbreiding vanuit de regels voor het Ammoniakbuffergebied (Visie paragraaf 3.4.2.1)
Naast de eisen van het Plussenbeleid geldt bij alle uitbreidingen voor niet-grondgebonden veehouderij de voorwaarde van artikel 2.5.3.3 van de Omgevingsverordening (Uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijtak: ammoniakbuffergebied). Namelijk dat in het ammoniakbuffergebied - het voormalige extensiveringsgebied - de emissie van ammoniak niet mag toenemen in de inrichting op de locatie bij de uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderij-activiteit. Deze maatregel is nodig omdat dit gebied een grote natuurwaarde heeft. Ze liggen allemaal in de 250 meter zone rondom zeer gevoelige natuur van het Gelders natuurnetwerk. De afgelopen 30 jaar hebben deze bedrijven strikte uitbreidingsbeperkingen ondervonden, waardoor er weinig ‘toekomstbedrijven’ meer liggen. Afschaffen van het extensiveringsbeleid zou beteken dat deze bouwblokken in principe weer beschikbaar komen voor een volwaardig bedrijf. De naastgelegen natuur krijgt zo te maken met extra stikstofdepositie waardoor de kwaliteit flink achteruit zal gaan.