De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 september
2010, nummer 20010/60,
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
s t e l t v a s t :
de “Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting
2011”.
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven
terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook
een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder
is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt
aangemerkt als het houden van een hond door een door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet
bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat
huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden, die:
- a.
uitsluitend dienen om blinde personen te leiden, dan wel
voor deze taak worden getraind;
- b.
door de “Stichting sociale honden voor gehandicapten
Nederland”, de “Stichting Hulphond Nederland” of door
een vergelijkbare instelling als gehandicaptenhond of
als hulphond aan een gehandicapte ter beschikking zijn
gesteld, dan wel deze taak worden getraind;
- c.
in een hondenasiel verblijven als bedoeld in artikel 1,
onderdeel c, van het Honden- en Kattenbesluit 1999, welk
asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in
artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;
- d.
uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en Kattenbesluit
1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal
register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van dat
besluit;
- e.
jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met
de moederhond worden gehouden.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt
gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar per hond €
63,92.
- 2.
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de
belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn
geregistreerd bij de Raad van beheer op kyno logisch
gebied in Nederland, per kennel € 378,42.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien
belastingplichtige schriftelijk verzoekt de
verschuldigde belasting vast te stellen naar het
werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag
lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde
bedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Aangifte
- 1.
Een ieder die bij aanvang van een belastingjaar houder is van
één of meer honden, is gehouden binnen veertien dagen daarna een
verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet,
tenzij aan hem of haar reeds een aangiftebiljet is uitgereikt of
reeds een aanslag is opgelegd.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar
ontstaat dan wel het aantal honden dat door de
belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de
belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop
de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal
honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar
schriftelijk om uitreiking van een aangiftebiljet
verzoeken.
- 3.
De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop
van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een
aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop
van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel
b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk om
uitreiking van een aangiftebiljet te verzoeken.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar
aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk
de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal
honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht,
respectievelijk de toename van het aantal honden, nog
volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar
eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor
dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na
het einde van de belastingplicht respectievelijk de
vermindering van het aantal honden, nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
De belasting moet worden betaald in drie gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag
van de maand die volgt op de maand die in de dagtekening
van het aanslagbiljet is vermeld en elke volgende
termijn steeds één maand later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet voorkomende
aanslag dan wel de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen niet meer dan € 2.500,00 bedragen, de
belasting betaald in acht gelijke termijnen als de
verschuldigde bedragen door middel van automatische
incasso kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn
vervalt op de laatste dag van de maand die volgt op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elke volgende termijn steeds één maand
later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
het eerste en tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
- 1.
Bij de invordering van hondenbelasting wordt geen
kwijtschelding verleend voor de belasting die wordt
geheven voor het aantal honden dat boven het aantal van
één wordt gehouden.
- 2.
Bij de invordering van hondenbelasting wordt in
afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990 het percentage voor de berekening van de kosten van
bestaan vastgesteld op 100 percent.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
hondenbelasting.
Artikel 13 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de
artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld
of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur
krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de
door het college van burgemeester en wethouders aangewezen
ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening hondenbelasting 2010” van 5 november
2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1
januari 2011, of zo dit later is, met ingang van de
eerste na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2011.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
hondenbelasting 2011”.