Organisatie | Molenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Molenlanden 2019, gebiedsdeel Giessenlanden |
Citeertitel | Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Molenlanden 2019, gebiedsdeel Giessenlanden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2019 | 01-01-2019 | 31-12-2020 | Vervangt de Verordening lijkbezorgingsrechten 2019 van de gemeente Giessenlanden | 05-02-2019 | 1000884 |
De raad van de gemeente Molenlanden,
gelezen het voorstel van het college van de gemeente Molenlanden over bovenstaand onderwerp;
overwegende dat het van belang is dat de per 1 januari 2019 te vormen gemeente Molenlanden beschikt over de actuele voorschriften op het punt van de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;
de Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Molenlanden 2019, gebiedsdeel Giessenlanden
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in artikel 4.2.1 en 4.2.2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in artikel 4.2.1 en 4.2.2 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 7,50.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten dan die bedoeld in artikel 4.2.1 en 4.2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 9. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de krachtens artikel 4.2.1 en 4.2.2 van de tabel verschuldigde jaarlijkse rechten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, dat indien de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal 3 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand later.
In afwijking van artikel 4.2.1 en 4.2.2 van de tarieventabel is het mogelijk om de onderhoudsrechten van graven voor een periode van maximaal 20 jaar af te kopen. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de onderhoudsrechten die worden afgekocht worden voldaan binnen één maand na dagtekening van de aanslag.
Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12. Intrekking oude verordening / Overgangsrecht
De 'Verordening lijkbezorgingsrechten Molenlanden 2019, gebiedsdeel Giessenlanden', wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenlanden,
gehouden op 5 februari 2019.
de griffier,
drs. M.A.J. Teunissen
de voorzitter,
D.R. van der Borg (wnd.)
Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de Verordening lijkbezorgingsrechten Molenlanden 2019, gebiedsdeel GIESSENLANDEN
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf wordt geheven voor een: | |||
Voor het gebruik van algemene graven voor een periode van 10 jaar wordt geheven voor een: | |||
Hoofdstuk 5 Inschrijven en overboeken van graven en urnengraven | |||
Voor het inschrijven of overboeken in het daarvoor bestemde register van graven wordt geheven |
Bijlage 2 Toelichting op de Verordening lijkbezorgingsrechten Molenlanden 2019, gebiedsdeel Giessenlanden
Op 11 juli 2018 stelden de gemeenteraden van Giessenlanden en Molenwaard uitgangspunten vast voor de harmonisatie van het belastingbeleid voor de gemeente Molenlanden, conform de bij dat besluit behorende ‘Uitgangspuntennotitie Belastingbeleid Molenlanden 2019’.
Over de begraafrechten is het volgende uitgangspunt geformuleerd:
In zijn algemeenheid is verder overwogen dat op het punt van kwijtschelding geen nadere harmonisatie/regelgeving nodig is. Om tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard kan de hardheidsclausule worden toegepast. Rondom de vraag ‘wie/hoe toepassing hardheidsclausule’ is vertrekpunt artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen: ‘Onze Minister is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen’. Op basis van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet is de Algemene Wet inzake de rijksbelastingen van toepassing op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen als waren die belastingen rijksbelastingen. In artikel 236, eerste lid, van de Gemeentewet wordt artikel 63 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen niet buiten toepassing verklaard. Artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bepaalt dat voor ‘Onze Minister van Financiën’ moet worden gelezen ‘het college’. Hieruit volgt dat het college bevoegd is tot toepassing van de in artikel 63 van de Algemene Wet inzake de rijksbelastingen neergelegde hardheidsclausule.
Met deze uitgangspunten als kader zijn opgesteld:
De tarieven voor de lijkbezorgingsrechten worden niet geharmoniseerd; dit gebeurt zodra ook de beheersverordening begraafplaatsen is geharmoniseerd. De wijziging van deze verordening betreft uitsluitend een inflatiecorrectie.