Organisatie | Hoogeveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoogeveen 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoogeveen 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg - Beleidsregels |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2019 | 16-01-2020 | Nieuwe regeling | 05-02-2019 |
Het college van de gemeente Hoogeveen;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; alsmede artikel 58 van de Participatiewet en artikel 25 van de IOAW en IOAZ;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet en 20a van de IOAW en IOAZ;
gelet op hoofdstuk 5 en 6 van de Bbz;
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen omtrent de aan het college toekomende bevoegdheid om uitkeringen terug te vorderen.
Besluit vast te stellen de hierna volgende:
Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoogeveen 2019.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a: aflossingscapaciteit: de financiële ruimte die iemand heeft om af te lossen;
b: boete: verplichting tot betaling van geldsom als gevolg van bestraffende sanctie op grond van artikel 18a Participatiewet;
c: bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
d: college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;
e: fraudevordering: vordering in verband met ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht;
f: inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de PW, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
g: IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
h: IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
j: uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ.
Artikel 2 Algemene bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering, verrekening en brutering
Hoofdstuk 2 Geheel of gedeeltelijk afzien van terug- en invordering
Artikel 3 Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
Het college ziet af van het nemen van een terugvorderingbesluit als het terug te vorderen bedrag per kalenderjaar minder bedraagt dan € 50,00 netto.
Artikel 4 Afzien van invordering
Het college ziet af van verdere invordering als belanghebbende:
a. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag en eventueel bijkomende kosten en rente over die periode alsnog heeft betaald, of
b. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten, of
c. een bedrag overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
Artikel 5 Geheel of gedeeltelijk afzien van invordering bij schuldregeling
Onverminderd het bepaalde in artikel 60c van de wet en artikel 29a van de IOAW en IOAZ, verleent het college medewerking aan een schuldregeling indien:
a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en
b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en
c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
Het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling wordt ingetrokken als:
a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;
b. de belanghebbende de aan de schuldregeling verbonden verplichting ondanks eerdere waarschuwing blijft schenden;
c. op een later tijdstip blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 8 Uitstel van betaling
Bij een fraudevordering of boete verbindt het college aan de verlening van uitstel of verder uitstel de extra voorwaarde dat belanghebbende, als hij over vermogen beschikt dan wel komt te beschikken dit vermogen, voor zover dit meer bedraagt dan de voor hem geldende bijstandsnorm dit aanwendt ter aflossing van de openstaande schuld.
Artikel 11 Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting
Als de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt wordt een aanmanings- en invorderingsprocedure doorlopen als bedoeld in afdeling 4.4.4 van de Awb en Tweede afdeling A van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tweede Boek.
Op grond van artikel 58 Participatiewet kan het college dat de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug vorderen. Een gelijksoortige bepaling is opgenomen in de IOAW, IOAZ en Bbz. Met het vaststellen van deze beleidsregels maakt het college gebruik van haar bevoegdheid om bijstand terug te vorderen.
Deze beleidsregels zijn tevens van toepassing op alle vorderingen op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 waarin door de wetgever niet anders is voorzien.
De terug- en invorderingsregels zijn niet van toepassing op de in dit artikel onder a genoemde vordering, omdat de terugvorderingsbepalingen van deze vorderingen rechtstreeks voortvloeien uit de Participatiewet. Het college heeft hier geen bevoegdheid. Voor de onder b en c genoemde vorderingen zijn geen wettelijk dwingende bepalingen, maar sluiten we vanwege de aard van deze vorderingen aan bij de bepalingen onder a.
Artikel 9. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit
Lid 3. Soms zijn alle mogelijkheden aangewend om met belanghebbende tot een aflossingsregeling te komen. In niet alle gevallen lukt dit omdat belanghebbende zwervend is of met de noorderzon vertrokken en daardoor onvindbaar. In deze gevallen wordt aansluiting gezocht bij de aflossingsverplichting voor beslag zoals deze is bepaald in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Omdat sprake is van belastende beleidsregels kunnen deze niet met terugwerkende kracht worden vastgesteld. De huidige lopende vorderingen en aflossingsverplichtingen worden aan de nieuwe beleidsregels getoetst bij het eerstvolgende heronderzoek. Hiervan wordt de debiteur dan op de hoogte gesteld.
De ‘Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ Hoogeveen’ worden met de vaststelling van onderhavige beleidsregels ingetrokken en dateren van 15 februari 2013.