Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van zeeland houdende Debiteurenbeleid Provincie Zeeland 2018; Privaatrechtelijke en publiekrechtelijke vorderingen |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2019 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 20-12-2018 | 18928655 |
Debiteurenbeleid Provincie Zeeland 2018; Privaatrechtelijke en publiekrechtelijke vorderingen
1.1. Algemene uitgangspunten van het debiteurenbeleid
2. Privaatrechtelijke vorderingen
2.2. Vordering in de eerste aanleg
2.3.3. De betalingsherinneringen
2.3.4 Het incassobureau/gerechtsdeurwaarder
2.4.1. Toerekening betaling/afboeken kleine bedragen
2.4.2. Uitstel van betaling/blokkade aanmaningstraject
2.4.4. Minnelijke schuldregeling
2.5 Voorziening oninbare vorderingen
3: Publiekrechtelijke vorderingen
3.2. Invordering en administratieve verwerking provinciale belastingen
3.2.1. Aanleggen en boeken van de belastingaanslag.
3.2.2. Aanmaning van de provinciale belasting.
3.2.3. Dwanginvordering van de provinciale belasting.
3.3. Invordering en administratieve verwerking verbeurde dwangsommen en kosten bestuursdwang
3.3.1. Verbeuren van een dwangsom
3.3.2. Procedure bij niet-ontvangen van verbeurde dwangsom
3.3.3. Aanmaningstraject na de invorderingsbeschikking
3.3.4. Dwanginvordering bij niet-ontvangen van een gefactureerde dwangsom
3.4. Kosten bij het toepassen van de last onder bestuursdwang
3.4.1. De last onder bestuursdwang
3.4.3. De toepassingsbeschikking
3.4.4. Aanmaningstraject na de kostenbeschikking
De beleidsregels met betrekking tot de privaatrechtelijke en publiekrechtelijke vorderingen bieden een kader ter ondersteuning van de dagelijkse praktijk. Daarnaast worden inconsequente gedragslijnen met betrekking tot vorderingen beperkt. Vorderingen die de provincie op derden heeft, vinden hun grondslag hetzij in het privaatrecht (hoofdstuk 2), hetzij in het publiekrecht (hoofdstuk 3).
1.1. Algemene uitgangspunten van het debiteurenbeleid
Als een openstaande vordering op verschillende wijzen kan worden ingevorderd, dient te worden gekozen voor de meest effectieve en efficiënte invorderingsbehandeling, tenzij het belang van de vordering daardoor zou worden geschaad. Belangrijke indicatoren van effectiviteit en efficiency zijn eenvoud, snelheid en een lage kostprijs.
De incassomedewerker dient bij het invorderen van de vorderingen altijd zorgvuldig, tactvol, objectief en correct te handelen. Daarbij dienen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur als uitgangspunt. Tot de voornaamste algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden gerekend de beginselen van gelijkheid, motivering en zorgvuldigheid.
2. Privaatrechtelijke vorderingen
Een Provincie treedt soms op als privaatrechtelijke dienstverlener. Het invorderingsproces dat hiermee verbonden is verloopt anders dan de publiekrechtelijke vordering (heffingen, leges). De Provincie heeft juridisch gezien geen bijzondere bevoegdheden voor het innen van vorderingen uit privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals dat bij het publiekrechtelijke vorderingsproces wel het geval is.
2.2. Vordering in de eerste aanleg
De invordering vangt aan met het verzenden van een nota. De dagtekening van de nota is de datum van verzending. De betaaltermijn voor een nota is altijd 2 weken tenzij anders is bepaald. Wanneer (achteraf) blijkt, dat de gegevens op de nota onjuist of onvolledig zijn, wordt de nota geheel of gedeeltelijk gecrediteerd. Bij gehele creditering wordt een nieuwe nota aangemaakt en met de juiste gegevens en met een nieuwe dagtekening. Ook kan een aanvullende nota worden aangemaakt met een nieuw dagtekening. Nota’s ten name van een schuldenaar van wie bekend is dat hij/zij in staat van faillissement verkeert dan wel in geval de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen op hem/haar van toepassing is verklaard, worden, indien de openstaande schuld binnen het faillissement of de wettelijke schuldsanering regeling valt, dan wel een boedelschuld vormt, ter verificatie bij de curator respectievelijk de bewindvoerder aangemeld.
De volgorde van de invorderingsmaatregelen is als volgt:
Wanneer na de sommatie de vordering nog niet wordt voldaan, wordt de vordering 2 weken na de sommatie besproken met de Unitmanager Financiën & Control, planning, control en administratie. De vordering wordt dan:
Uit handen gegeven aan een incassobureau. In principe geldt dat in deze fase alle privaatrechtelijke vorderingen uit handen gegeven worden aan een incassobureau. Als het incassobureau/deurwaarder extra kosten in rekening gaat brengen in verband met proceshandelingen wordt bezien of de provincieadvocaat deze handelingen verricht of het incassobureau/ deurwaarder de zaak zelf verder afhandelt.
Om de inkomsten te maximaliseren, is het van belang om de openstaande nota’s goed te volgen. Door tijdig de herinneringen te verzenden zullen de inkomsten worden gemaximaliseerd en het oninbare bedrag worden beperkt.
Tijdspad privaatrechtelijke invorderingen
2.3.3. De betalingsherinneringen
De betalingsherinnering is op naam gesteld van de natuurlijke- of rechtspersoon die op de nota is vermeld of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger. Voor het versturen van een betalingsherinnering is geen minimum bedrag vastgesteld.
2.3.4. Het incassobureau/gerechtsdeurwaarder
Het incassotraject/minnelijke traject
Wanneer een rekening niet wordt betaald, kan een schuldeiser ervoor kiezen een incassobureau te vragen om voor de invordering van de schuld zorg te dragen. In eerste instantie zal het incassobureau proberen het geld te innen door middel van het sturen van incassobrieven.
Wordt in de minnelijke fase niet betaald dan wordt een advies opgesteld door het incassobureau. Op grond van dit advies kan een gerechtelijke traject gestart worden (in overleg met de provincieadvocaat) of indien vooraf blijkt dat in redelijke mate vaststaat dat de opbrengsten niet op zullen wegen tegen de kosten wordt de vordering als niet te incasseren beschouwd.
2.4.1. Toerekening betaling/afboeken kleine bedragen
Als tijdstip van betaling geldt de datum van bijschrijving op de rekening van de provincie (of bij het incassobureau). De betalingen, waarvan de bestemming is aangegeven, worden geboekt overeenkomstig de bedoeling van de betaler.
Een ongerichte betaling, waartoe geen bestemming is aangegeven, wordt geboekt op de oudste openstaande vordering dan wel op de voor de debiteur meest bezwarende nota, met dien verstande dat de aard van betreffende nota aanleiding kan zijn om, met inachtneming van de preferenties, hiervan af te wijken.
Het is niet gewenst dat er een verrekening plaatsvindt tussen openstaande privaatrechtelijke en publiekrechtelijke posten (betalingen met vorderingen).
Er zal niet eerder tot terugstorten worden overgegaan van teveel ontvangen bedragen dan wanneer er geen bedrag meer als te ontvangen in de administratie is opgenomen. Indien een betaling volgt zonder dat er vorderingen open staan, wordt contact opgenomen met de debiteur. Indien het bedrag ten onrechte betaald is, zal het ontvangen bedrag teruggestort worden op hetzelfde bankrekeningnummer als waarvan de betaling is verricht.
Kleine bedragen op openstaande vorderingen (€ 5,-- en minder) kunnen als betalingsverschil worden afgeboekt. Bedragen worden als zodanig aangemerkt, mits ze niet de hoofdsom van de vordering zijn.
2.4.2. Uitstel van betaling/blokkade aanmaningstraject
Indien er sprake is van een gemeld geschil, wordt deze ter beoordeling aan de behandelend ambtenaar voorgelegd. Als het geschil niet op korte termijn verholpen kan worden, kan het aanmaningstraject worden geblokkeerd.
Eén maal per vier weken zal de incassomedewerker met behulp van een overzicht “openstaande debiteuren posten” navraag doen bij de behandelend ambtenaar. Het resultaat hiervan kan zijn:
Een debiteur die een betalingsregeling wenst voor zijn betalingsachterstand kan hierom verzoeken. Als stelregel geldt in principe dat de betalingsregeling binnen een redelijke termijn voltrokken dient te zijn, afhankelijk van het totaalbedrag. Volgens het mandaatbesluit gedeputeerde staten 2018 is de afdelingsmanager Financiën & Control bevoegd tot het maken van betalingsafspraken. Een overeengekomen betalingsregeling wordt door de incassomedewerker schriftelijk vastgelegd en verstuurd aan de debiteur.
Indien een betalingsregeling niet conform overeenkomst wordt nagekomen, komt deze per direct te vervallen. Aan de debiteur wordt schriftelijk medegedeeld dat de regeling per direct buiten behandeling is gesteld, waarna het vorderingstraject wordt hervat.
2.4.4. Minnelijke schuldregeling
Bij een minnelijke schuldregeling berekent de schuldhulpverlener aan de hand van de persoonlijke situatie van de schuldenaar wat het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) is. Dit bedrag is voldoende om de vaste lasten te betalen en te leven op bijstandsniveau. De inkomen boven het VTLB wordt over een periode van drie jaar aangeboden aan de schuldeisers. Aan hen wordt gevraagd dit bedrag tegen finale kwijting te accepteren en het meerdere van de schulden kwijt te schelden. De Provincie werkt hier in beginsel aan mee en zal in principe akkoord gaan met een voorstel tot minnelijke schuldregeling. De reden hiervoor ligt in het feit dat niet akkoord gaan niet leidt tot een hogere uitkering.
2.5. Voorziening oninbare vorderingen
Conform artikel 3.2 van de Financiële verordening Provincie Zeeland 2017 wordt minimaal per balansdatum beoordeeld of de betreffende openstaande posten reëel inbaar zijn. Op basis van deze beoordeling wordt een voorziening dubieuze debiteuren gevormd. Openstaande vorderingen ouder dan 3 maanden na de vervaldatum worden in elk geval beoordeeld. De beoordeling vindt plaats door de incassomedewerker in overleg met de budgethouder. Het saldo is te onderbouwen met een rij debiteuren met daarachter het bedrag dat voorzien is, de zogenaamde statische methode.
Er zijn 2 mogelijkheden om een mogelijk oninbare vordering naar de voorziening dubieuze debiteuren over te boeken:
In eerste instantie wordt het oninbare deel van openstaande vorderingen binnen het lopende boekjaar in de financiële administratie afgeboekt ten laste van het budget waarop de oorspronkelijke vordering is geboekt.
3: Publiekrechtelijke vorderingen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het innen en administratief verwerken van de onderscheiden publiekrechtelijke vorderingen. In dit hoofdstuk worden daartoe 3 categorieën vorderingen behandeld, namelijk de vordering en administratieve verwerking van:
Per categorie wordt in het onderstaande aangegeven hoe het invorderings-, aanmanings- en dwanginvorderingsproces van deze publiekrechtelijke vorderingen is opgezet.
3.2.1. Aanleggen en boeken van de belastingaanslag.
De heffings- en invorderingsambtenaar provinciale belastingen (ex artikel 227a, lid 2, sub b en c Provinciewet) heeft de bevoegdheid tot het heffen en invorderen van provinciale leges gemandateerd aan de aangewezen functionarissen. De financiële administratie ontvangt van de heffingsambtenaar dan wel de daartoe bij mandaat aangewezen ambtenaar een kopie van de belastingaanslag (= gedagtekende brief) en verwerkt deze in het financiële systeem.
3.2.2. Aanmaning van de provinciale belasting.
De Invorderingswet is onder meer van toepassing op de heffing van belasting door lokale overheden. De artikelen die specifiek betrekking hebben op de invordering van rijksbelastingen zijn voor de invordering van provinciale heffingen niet van toepassing. Deze zijn opgenomen in artikel 232 PW. Hoofdlijn van artikel 9 Iw is dat aanslagen invorderbaar zijn na zes weken. In artikel 232a lid 1 PW is bepaald dat de belastingverordening afwijkende voorschriften kan inhouden. Artikel 232a lid 2 PW geeft aan dat de belastingverordening kan bepalen dat het verschuldigde belastingbedrag gelijktijdig met een ander verschuldigd bedrag dient te worden betaald, dit in verband met de mogelijkheid van een gecombineerde aanslag.
3.2.3. Dwanginvordering van de provinciale belasting.
In de Invorderingswet (Iw) is opgenomen dat dwanginvordering kan plaatsvinden. Bij het niet voldoen van een belastingschuld kan een aanmaning aan de belastingschuldige worden verzonden om alsnog binnen twee weken te betalen, te rekenen vanaf de dagtekening van de aanmaning ( artikel 11 Iw). Indien hierop geen betaling volgt, kan een dwangbevel worden uitgevaardigd. (artikel 12 Iw). De betekening van het dwangbevel geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van exploten (artikel 13 Iw). Via het dwangbevel wordt een executoriale titel verkregen waarbij beslaglegging en gedwongen verkoop van goederen kan plaatsvinden. De belastingschuldige kan in verzet komen tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
Tijdspad invordering belastingen
3.3. Invordering en administratieve verwerking verbeurde dwangsommen en kosten bestuursdwang
In deze paragraaf wordt ingegaan op het innen en administratief verwerken van de door de Provincie Zeeland opgelegde last onder dwangsom en de kosten samenhangende met het toepassen van de last onder bestuursdwang. Deze paragraaf is daarbij ingedeeld als volgt:
3.3.1. Verbeuren van een dwangsom
Door Gedeputeerde Staten is middels een beschikking een dwangsom aan een overtreder opgelegd. Indien deze overtreder handelt of nalaat in strijd met de dwangsombeschikking verbeurt de overtreder de dwangsom van rechtswege zonder enige actie van overheidszijde. Door middel van brieven werd de overtreder op de hoogte gesteld van het feit dat overtredingen waren geconstateerd en in geval de overheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen wilde overgaan diende men over te gaan tot het (laten) uitbrengen van een dwangbevel door de deurwaarder. Tegen dit dwangbevel kon de overtreder opkomen in een verzet procedure bij de civiele rechter.
Vanaf 1 juli 2009 is deze procedure gewijzigd. De dwangsom wordt nog steeds verbeurd van rechtswege, maar wanneer de overheid wil overgaan tot dwanginvordering kan dit pas plaatsvinden nadat op grond van artikel 5:37 Awb de verplichting tot betaling (conform de vierde tranche "de geldschuld") bij beschikking is vastgesteld. Deze beschikking wordt de invorderingsbeschikking genoemd. Pas nadat de invorderingsbeschikking (ambtshalve of op verzoek van de overtreder, dan wel belanghebbende) is genomen, kan de overtreder worden aangemaand tot betaling. Die aanmaning is een vereiste voor het mogen uitvaardigen van een dwangbevel.
Belangrijke wijziging ten opzichte van de oude situatie is derhalve dat gedeputeerde staten voor aanmaning eerst een invorderingsbesluit dienen te nemen. Door het invoeren van deze invorderingsbeschikking worden besluiten ten aanzien van de constatering dát de last is overtreden en voor welk bedrag daadwerkelijk wordt ingevorderd in het vervolg aan de bestuursrechter voorgelegd in plaats van de civiele rechter. De tweede wijziging heeft betrekking op de uitbreiding van de groep belanghebbenden die een invorderingsbeschikking kunnen vragen. Ook belanghebbenden (waaronder de overtreder zelf) kunnen de overheid vragen een invorderingsbeschikking af te geven.
3.3.2. Procedure bij niet-ontvangen van verbeurde dwangsom
Indien Gedeputeerde Staten verbeurde dwangsommen willen invorderen dienen zij eerst een invorderingsbeschikking aan de overtreder te sturen. Deze beschikking behelst een gemotiveerde beslissing omtrent de invordering en kan pas worden verstuurd na het verstrijken van de betaaltermijn van 6 weken (nadat de dwangsom van rechtswege is verbeurd) als vermeld in artikel 5:33 Awb.
In de invorderingsbeschikking zal moeten worden aangegeven in hoeverre er dwangsommen zijn verbeurd (dus: dat de last is overtreden) en of er, en zo ja tot welk bedrag, tot invordering zal worden overgegaan. De motivering van de beslissing dat zal worden ingevorderd is redelijk eenvoudig. Doorgaans zal kunnen worden volstaan met de overweging dat er geen redenen zijn om van invordering af te zien. Het uitgangspunt is immers dat een opgelegde sanctie ook wordt geëffectueerd en alleen in bijzondere gevallen hoeft van dit uitgangspunt te worden afgeweken. Wat betreft de verbeurte heeft de invorderingsbeschikking vooral een declaratoir karakter, verbeurte geschiedt van rechtswege, eenvoudig doordat de overtreding wordt herhaald of voortgezet. Gedeputeerde Staten moet dit in de beschikking wel kunnen aantonen (bewijzen). De juridisch medewerker/medewerker RUD bereidt de GS-nota en invorderingsbeschikking voor Gedeputeerde Staten voor en stuurt de invorderingsbeschikking aan de overtreder.
Een afschrift van deze beschikking wordt aan Financiën & Control gestuurd. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open. Artikel 5:39 Awb zorgt ervoor dat wanneer bezwaar, beroep of hoger beroep is ingesteld tegen de last onder dwangsom, deze mede betrekking heeft op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende die beschikking betwist. Het bezwaar tegen de invorderingsbeschikking( er moet dus wel een bezwaarschrift worden ingediend) wordt meegenomen in de procedure tegen de last onder dwangsom om te voorkomen dat er een opeenstapeling van procedures zal plaatsvinden. De juridisch medewerker/medewerker RUD schrijft het verweerschrift en voert het verweer in dergelijke procedures namens Gedeputeerde Staten
3.3.3. Aanmaningstraject na de invorderingsbeschikking
Indien de dwangsom niet tijdig is betaald (binnen 6 weken nadat zij van rechtswege is verbeurd) is de overtreder in verzuim. Pas daarna kan de invorderingsbeschikking worden verzonden aan de overtreder. Na verzending van de invorderingsbeschikking wordt door Financiën & Control getracht de dwangsom te innen middels één schriftelijke aanmaning. Deze aanmaning wordt aangetekend verzonden en bevat een betalingstermijn van 2 weken. De aanmaning moet vermelden dat bij niet-tijdige betaling dwanginvordering kan volgen op kosten van de overtreder.
De bevoegdheid tot het invorderen van de verbeurde dwangsom verjaart na verloop van een jaar nadat de dwangsom is verbeurd (artikel 5:35 Awb). Verjaring kan worden gestuit op verschillende manieren zoals door het versturen van een aanmaning als bedoeld in art. 4: 112 Awb of het uitvaardigen van een dwangbevel. (Op grond van artikel 4:105 en 4:106 Awb kan het bestuursorgaan de verjaring van een rechtsvordering van een bestuursorgaan stuiten door: een daad van rechtsvervolging overeenkomstig 3:31 lid 1 BW (art. 4:105 lid 1 Awb); het versturen van een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb (4:106 Awb); een beschikking tot verrekening (4:106 Awb); een dwangbevel of een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel (art 4:106 Awb).) In geval de verjaringstermijn moet worden gestuit wordt doorgaans gekozen voor het versturen van een aanmaning. Door het stuiten begint een nieuwe verjaringstermijn van één jaar te lopen. Binnen een jaar nadat de termijn is gestuit door middel van een aanmaning dient er een dwangbevel te worden uitgevaardigd.
3.3.4. Dwanginvordering bij niet-ontvangen van een gefactureerde dwangsom
Als het aanmanen van de betreffende dwangsom niet resulteert in een ontvangst binnen 4 weken, geeft Financiën & Control dit door aan POJZ en kan door POJZ een dwangbevel worden opgesteld. (Een dwangbevel wordt slechts uitgevaardigd wanneer binnen de gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald (art 4:116 lid 1 Awb). De mogelijkheid om in een concreet geval van niet (volledige) betaling een dwangbevel uit te vaardigen, ontstaat derhalve eerst op het tijdstip dat de in de aanmaning genoemde, betalingstermijn is verstreken. Art.4 117 lid 2 AWB opent de mogelijkheid dat de wet bepaalt dat een dwangbevel onmiddellijk na het ontstaan van de betalingsverplichting kan worden uitgevaardigd. In dat geval is geen aanmaning nodig.) Het daadwerkelijk laten opstellen en betekenen van het dwangbevel kan in verband met het door de overtreder ingestelde bezwaar en beroep tegen de beschikking tot invordering alsmede de last onder dwangsom worden aangehouden, mits de verjaringstermijn van de verbeurde dwangsom tijdig wordt gestuit.
Nadat het dwangbevel in handen is gesteld van de gerechtsdeurwaarder en vervolgens betekend, is het afwachten hoe de wederpartij reageert:
De overtreder kan gedurende 6 weken na betekening van het dwangbevel verzet instellen. Dit geschiedt door het uitbrengen van een dagvaarding aan de provincie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. In de verzetsprocedure zal door de provincieadvocaat, na een procesbesluit van het college van Gedeputeerde Staten, verweer worden gevoerd. De juridisch medewerker/medewerker RUD zal daarbij nauw worden betrokken.
3.4.1. De last onder bestuursdwang
Als gevolg van de invoering van de vierde tranche verandert ook de procedure omtrent de toepassing van bestuursdwang vanaf 1 juli 2009. Belangrijke wijziging in het kader van de toepassing van bestuursdwang betreft een begripsmatige kwestie. De sanctie bestuursdwang heet voortaan "last onder bestuursdwang". Twee elementen worden in artikel 5:21 Awb onderscheiden: de last tot het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting te dulden dat bestuursdwang wordt toegepast als de last niet (tijdig) wordt uitgevoerd. Door deze wijziging is er een (taalkundige) parallel met de last onder dwangsom en doet het meer recht aan de praktijk dat de overtreder eerst moet worden opgedragen de overtreding te beëindigen en pas als dat niet binnen de gegeven termijn gebeurt daadwerkelijk bestuursdwang wordt toegepast. Ter uitvoering van de last onder bestuursdwang worden per 1 juli 2009 twee nieuwe beschikkingen geïntroduceerd, zijnde de kostenbeschikking en de toepassingsbeschikking. Tegen beide beschikkingen staat bezwaar en beroep open, echter ook hier is een anticumulatiebepaling opgenomen om te voorkomen dat de procedures opstapelen. De procedures tegen de kosten en toepassingsbeschikking worden geacht mede te zijn gericht tegen de last onder bestuursdwang en worden bij de behandeling zoveel als mogelijk daarbij gevoegd. De juridisch medewerker/medewerker RUD stelt voor Gedeputeerde Staten de last onder bestuursdwang alsmede de kostenbeschikking en de toepassingsbeschikking op. Afschriften van deze stukken gaan naar Financiën & Control en POJZ. Ook stelt de juridisch medewerker/medewerker RUD in bezwaar en beroepsprocedures de verweerschriften op en voert het woord ter zitting.
Het beginsel dát de overtreder de kosten voorvloeiende uit de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is, vloeit nu reeds voort uit artikel 5:25 Awb. Door toevoeging van lid 6 aan dit artikel is nu bepaald dat de hoogte van die kosten door het bestuursorgaan afzonderlijk moeten worden vastgesteld in een zgn. kostenbeschikking. Hierdoor komen geschillen over het kostenverhaal voortaan bij de bestuursrechter terecht in plaats van de civiele rechter in het kader van verzet tegen een dwangbevel en komt men tegemoet aan de eis dat de betalingsverplichting bij bestuursrechtelijke geldschulden bij beschikking moeten worden vastgesteld. Naar zijn aard kan de kostenbeschikking pas worden genomen nadat bestuursdwang is toegepast.
3.4.3. De toepassingsbeschikking
Nieuw is dat degenen die om handhaving hebben verzocht, maar ook andere belanghebbenden die nadeel van de overtreding ondervinden, het bestuur op grond van artikel 5:31a Awb kunnen verzoeken daadwerkelijk bestuursdwang toe te passen indien dit niet (direct) gebeurt. Daarvoor is dan op grond van artikel 5:31a lid 2 wel vereist dat reeds een last onder bestuursdwang is opgelegd en dat de begunstigingstermijn is verstreken. Strikt genomen gaat het dus om een verzoek tot effectuering van de reeds opgelegde sanctie. Het bestuur moet binnen vier weken op dit verzoek beslissen en die beslissing is een effectueringbeschikking/ toepassingsbeschikking (artikel 5:31a lid 3). Het is dus niet zo dat het bestuur alvorens bestuursdwang toe te passen altijd een toepassingsbeschikking moet nemen; na het verstrijken van de begunstigingstermijn kan het zonder meer bestuursdwang toepassen.
3.4.4. Aanmaningstraject na de kostenbeschikking
Indien de kostenbeschikking niet tijdig is voldaan (binnen 6 weken na bekendmaking van de kostenbeschikking) is de overtreder in verzuim. Door Financiën & Control wordt dan getracht de geldschuld te innen middels één schriftelijke aanmaning. Deze aanmaning wordt aangetekend met ontvangstbevestiging verzonden en bevat een betalingstermijn van twee weken. De aanmaning moet vermelden dat bij niet tijdige betaling dwanginvordering kan volgen op kosten van de overtreder bij niet-ontvangen kosten van bestuursdwang. Als het aanmanen van de betreffende kosten voor de toepassing van bestuursdwang niet resulteert in een ontvangst binnen twee weken, geeft Financiën & Control dit door aan POJZ en kan door POJZ een dwangbevel worden opgesteld. Voor bestuursdwangkosten bedraagt de stuitingstermijn vijf jaar (Art 4:104, lid 1 Awb) . Dit betekent dat er binnen 5 jaar na de aanmaning een dwangbevel moet worden opgesteld. Het daadwerkelijk laten opstellen en betekenen van het dwangbevel kan in verband met het door de overtreder ingestelde bezwaar en beroep tegen de kostenbeschikking alsmede de last onder bestuursdwang worden aangehouden, mits de verjaringstermijn tijdig wordt gestuit d.m.v. een aanmaning (wettelijk erkend stuitingsmiddel). Indien er bezwaar wordt ingediend, wordt tijdelijk de periode van 5 jaar opgeschort.
Nadat het dwangbevel in handen is gesteld van de gerechtsdeurwaarder en vervolgens betekend, is het afwachten hoe de wederpartij reageert:
De overtreder kan gedurende 6 weken na betekening van het dwangbevel verzet instellen. Dit geschiedt door het uitbrengen van een dagvaarding aan de provincie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. In de verzetsprocedure zal door de provincieadvocaat, na een procesbesluit van het college van Gedeputeerde Staten, verweer worden gevoerd. De juridisch medewerker/medewerker RUD zal daarbij nauw worden betrokken.
Problemen ontstaan in de praktijk vaak waar de subsidievaststelling lager uitvalt dan de subsidieverlening en er voorschotten zijn betaald die de subsidievaststelling te boven gaan. Op dat moment moet het bestuursorgaan dat de voorschotten heeft verstrekt het teveel betaalde terugvorderen van de subsidieontvanger. Voor het terugvorderen van het teveel betaalde neemt het bestuursorgaan een besluit waartegen weer bezwaar en beroep kan worden ingesteld door de belanghebbende. In de praktijk blijkt vaak op het moment dat de subsidie wordt vastgesteld of er teveel is betaald aan voorschotten en er verrekend moet worden. Daarom zullen de besluiten tot vaststelling van de subsidie en het besluit tot terugvordering van het teveel betaalde bedrag aan voorschot meestal in één beschikking worden opgenomen.
Het invorderingsproces van subsidies vloeit voort uit het crediteurenproces, dit is namelijk een correctie op een uitgave. In de praktijk zal altijd serieus gekeken worden naar de mogelijkheid om een terug te ontvangen subsidie te verrekenen met een te betalen subsidie aan dezelfde subsidieontvanger. In dat geval zal de behandelend ambtenaar van de betreffende, te betalen, subsidie worden geïnformeerd over de toe te passen verrekening.
Voor het invorderingsproces geldt dat de invordering en administratieve verwerking gelijk is aan de werkwijze die geldt voor privaatrechtelijke vorderingen. Een openstaande vordering m.b.t. subsidies wordt in eerste instantie behandelend door de provincieadvocaat en niet uit handen gegeven worden aan het incassobureau.