Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels persoonsgebonden budget (pgb) Jeugdwet en geldende Wmo |
Citeertitel | Beleidsregels persoonsgebonden budget (pgb) Jeugdwet en geldende Wmo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2019 | Nieuwe regeling | 29-01-2019 | 2018/30365 + 2018/30369 |
De beleidsregels pgb zijn een aanvulling of uitwerking van hetgeen is vastgelegd in de verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2018 en de verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en vervangt de beleidsregels pgb Wmo en de Jeugdwet gemeente Zaanstad, uit 2015.
Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Arrangement: Vastgesteld budget per 4 weken bij zorg in natura en per maand voor pgb met een resultaatafspraak voor de inwoner/budgethouder en de zorgverlener.
Budgethouder: Degene die ondersteuning/hulp heeft vanuit de Wmo en de Jeugdwet en dit in de vorm van een pgb ontvangt.
Budgetbeheerder: Een vertegenwoordiger die ingesteld is door de budgethouder en het pgb-budget beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning/hulp.
Gemachtigde: Een gemachtigde is een vertegenwoordiger die wordt aangesteld door de aanvrager en zal namens de aanvrager zaken regelt. De aanvrager kan de persoon machtigen. Hiervoor dient de aanvrager een formulier van de SVB in te vullen.
Pgb: Persoonsgebonden budget in kader van de Wmo en de Jeugdwet.
Wettelijk vertegenwoordiger: Een wettelijk vertegenwoordiger is iemand die door de wet of rechter als vertegenwoordiger is aangewezen. Een wettelijk vertegenwoordiger handelt en beslist namens de inwoner. Denk daarbij aan de ouders of voogd van minderjarigen, of een curator, bewindvoerder of mentor.
De beleidsregels hebben betrekking op:
Artikel 1. Pgb-vaardigheid aanvrager
De Pgb vaardigheid omvat de volgende onderdelen:
1.1 Kwaliteit van het persoonlijk budgetplan
Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het ondersteuningsplan te kunnen vertalen in een persoonlijk budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het persoonlijk budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden.
Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:
Een budgethouders moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
1.4. Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)
De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
Artikel 2. Beheer van het pgb en pgb-vaardigheid beheerder
Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde. Aan de beheerder stellen we de volgende eisen:
Artikel 3. Kwaliteit in te kopen of ingekochte ondersteuning
De kwaliteit van de in te kopen of ingekochte ondersteuning is belangrijk om de doelen en resultaten die in het ondersteuningsplan zijn opgesteld effectief in te zetten en uiteindelijk tot een goed eindresultaat te leiden. In de Wmo en Jeugdwet is als basiseis geformuleerd dat de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet worden verstrekt.
Kwaliteitseisen professionele ondersteuning
Kwaliteitseisen niet professionele ondersteuning
Het pgb-toetsgesprek is een goed middel om vooraf te beoordelen of de budgethouder en/of budgetbeheerder pgb-vaardig zijn en of het pgb juist besteed gaat worden. Een toekomstig budgethouder kan zich door de wijk- of jeugdteammedewerker laten informeren over de taken en verantwoordelijkheden als budgethouder. Alleen als de toekomstig budgethouder en de budgetbeheerder, als er sprake is van een vertegenwoordiger of gemachtigde, aanwezig zijn kan een pgb-toetsgesprek plaatsvinden.
De eisen die gesteld worden voor een effectief pgb-toetsgesprek zijn:
Wmo: Een evaluatiegesprek is noodzakelijk om te onderzoeken hoe de budgethouder en de zorgverlener werken aan de doelstelling. Tijdens een evaluatiegesprek kunnen de doelen bijgesteld worden en zo ook het budget. Uitgaande van een indicatietermijn van één jaar zou op de helft van de termijn een evaluatiegesprek moeten plaatsvinden teneinde nog te kunnen bijsturen op de doelen die gesteld zijn.
Als na het eerste jaar blijkt dat ondersteuning nog nodig is kan het pgb gecontinueerd worden. Dit kan pas als vastgesteld is dat het pgb effectief is ingezet, de zorgverlener de juiste activiteiten levert en er geen budgetoverschrijding is. Pas dan kan een tweede indicatietermijn worden afgegeven voor twee jaar.
Jeugdwet: Er zijn geen indicatietermijnen ingesteld voor een pgb in de Jeugdwet en de Verordening. De aanvrager en Jeugdteam stellen samen een termijn op, die mede afhankelijk is van het te verwachten resultaat binnen een bepaalde periode of dat de inzet duurzaam is. Bij een indicatietermijn van een jaar wordt na een half jaar geëvalueerd. Bij een duurzaam traject van twee of meer jaren is dat jaarlijks. Als meerdere kinderen uit één gezin onder de Jeugdwet vallen zal er getracht worden om de evaluatiegesprekken samen te laten vallen.
Artikel 5. Duur van indicaties voor een pgb
De ondersteuning die wordt verstrekt in diensten (verblijf, begeleiding, respijtzorg en huishoudelijke ondersteuning) is gehouden aan een termijn waarin de ondersteuning wordt geleverd (Wmo) en is verbonden aan een resultaat. Materiele Wmo-voorzieningen (zoals hulpmiddelen en woonvoorzieningen) worden afgegeven voor een periode die rekening houdt met het reële afschrijvingstermijn.
De indicatie voor ondersteuning in de vorm van een pgb stopt als de ondersteuning wordt verkregen vanuit een algemene voorziening.
Als na het eerste jaar blijkt dat ondersteuning nog nodig is kan het pgb gecontinueerd worden. Dit kan pas als vastgesteld is dat het pgb effectief is ingezet, de zorgverlener de juiste activiteiten levert en er geen budgetoverschrijding is. Pas dan kan een tweede indicatietermijn worden afgegeven voor twee jaar.
De pgb-bedragen voor Wmo diensten als fysieke voorzieningen worden jaarlijks vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo).
Er zijn geen indicatietermijnen ingesteld voor een pgb in de Jeugdwet en de Verordening. De aanvrager en Jeugdteam stellen samen een termijn op, die mede afhankelijk is van het te verwachten resultaat binnen een bepaalde periode of dat de inzet duurzaam is. Bij een indicatietermijn van een jaar wordt na een half jaar geëvalueerd. Bij een duurzaam traject van twee of meer jaren is dat jaarlijks.
Artikel 6. Toezicht op kwaliteit en rechtmatigheid op ondersteuning
Vanuit de Wmo is de gemeente toezichthouder op de kwaliteit en de rechtmatigheid van de ingezette ondersteuning.
In de Jeugdwet is toezicht op kwaliteit bij instellingen en zorgprofessionals wettelijk neergelegd bij de Rijksinspecties. Desalniettemin heeft de gemeente ook vanuit de Jeugdwet een rol bij het toezien op en het controleren van de kwaliteit als het gaat over signalen die voorkomen uit de praktijk. Het toezicht op de rechtmatigheid Jeugdwet is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Het toezicht op kwaliteit en/of rechtmatigheid van de ondersteuning in pgb wordt in onderstaande cyclus bewaakt:
Artikel 7. Combinatie pgb en zorg in natura Wmo
Vanuit de Wmo wordt gewerkt met resultaatafspraken. Om een goede sturing te houden op een afgegeven arrangement, kan het arrangement in de volgende vorm worden afgegeven:
Dit kan zijn of zorg in natura of in pgb.
Artikelsgewijze toelichting op de beleidsregels pgb Jeugdwet en geldende Wmo
Het college is verantwoordelijk dat de ondersteuning vanuit de Wmo en de Jeugdwet van goede kwaliteit is. Dit geldt zowel voor pgb als voor zorg in natura. Voor zorg in natura zijn er contractafspraken met zorgaanbieders. Bij ondersteuning in de vorm van pgb is het de budgethouder (of budgetbeheerder) die de contracten afsluit. Om de toezichthoudende rol goed uit te kunnen voeren is het noodzakelijk te onderzoeken of degene die het pgb beheert ook de juiste vaardigheden in huis heeft en dat de zorgverlener over de juiste kwaliteitseisen beschikt. Als een budgethouder niet handelingsbekwaam is vanwege verstandelijk/psychische beperking of verslaving geeft het onderzoek naar de pgb-vaardigheden daar uitsluitsel over. Mocht een budgethouder zelf het pgb niet kunnen beheren kan er een budgetbeheerder aangesteld worden. Met de beleidsregels pgb kan de budgethouder een duidelijk profiel van de toekomstig budgetbeheerder vormen. Daarnaast geeft het een medewerker van het Jeugd- of Sociale Wijkteam een instrument om te toetsen of de budgethouder/budgetbeheerder de juiste vaardigheden in huis heeft. Een goed beheer van het pgb biedt uiteindelijk een kwalitatief goede ondersteuning die leidt tot een doeltreffend resultaat.
Als de aanvrager op basis van artikel 1 niet beschikt over de gevraagde pgb-vaardigheden, kan een vertegenwoordiger of gemachtigde worden aangewezen. Dit wordt een budgetbeheerder genoemd. De budgetbeheerder kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of iemand uit het eigen netwerk. Om belangenverstrengeling tegen te gaan mag de zorgverlener niet ook de beheerder zijn. Dit om te voorkomen dat mensen zorgovereenkomsten met zichzelf gaan afsluiten en de eigen facturen gaan controleren en betalen. Een budgetbeheerder woont op korte afstand van de budgethouder om de regie die nodig is op het sturen van de ondersteunings- en zorgvraagstukken ook daadwerkelijk te kunnen organiseren. Het beheren van het budget kost inzet en daardoor tijd. Om dit goed te doen kan een budgetbeheerder niet meer dan 3 budgethouders bedienen. Uit onderzoek blijkt dat het beheer van het pgb gemiddeld 2 uur per week kost.
In dit artikel zijn de kwaliteitseisen opgenomen die de kwaliteit van de ondersteuning/zorg waarborgen. Deze kwaliteitseisen zijn samen met inwoners opgesteld en vastgelegd in de kwaliteitskaart. Verder zijn de kwaliteitseisen die we stellen aan onze gecontracteerde zorgaanbieders overgenomen als kwaliteitseisen voor deze beleidsregels. Zorginstellingen leveren zorg die voldoen aan bepaalde landelijke kwaliteitseisen. Zo moeten zij bijvoorbeeld het zorgplan met cliënten bespreken, medezeggenschap regelen en een klachtenregeling hebben.
Om duidelijk te krijgen of de aanvrager of potentiele budgetbeheerder de juiste vaardigheden in huis heeft om de kwaliteit van de hulp of ondersteuning te waarborgen is een pgb-toetsgesprek noodzakelijk.
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb kan ingezet worden als ondersteuning niet uit het eigen netwerk kan komen of vanuit de (algemene) voorzieningen in de wijk. De ondersteuning geleverd met pgb beoogd een specifiek doel en resultaat. Een doel is de reden waar de hulp en ondersteuning voor ingezet wordt (bijvoorbeeld zinvolle dagbesteding). Een resultaat is wat er bereikt wordt met de ondersteuning (zinvolle dagbesteding ter ontlasting van de mantelzorger). In de Wmo en Jeugdwet is de ondersteuning in arrangementen/producten vormgegeven. In een arrangement/producten werken zorgverlener en inwoner samen om het resultaat te behalen. Om vast te stellen of de ingezette hulp en ondersteuning ook tot het beoogde resultaat leidt is een evaluatiegesprek noodzakelijk.
Het pgb-budget is primair bedoeld voor de inkoop van de ondersteuning dus loonkosten en werkgeverslasten. Uit het budget kunnen bijkomende kosten betaald worden zoals reiskosten en administratiekosten die niet door de SVB uitgevoerd kunnen worden. Voor reiskosten, het vervoer van de zorgverlener naar de zorgvrager en andersom, kan maximaal 19 cent per kilometer worden berekend. Een hogere reiskosten per kilometer wordt door de belastingdienst gezien als loon. Bij een overeenkomst met een zorginstelling worden reiskosten niet apart berekend. De reiskosten maken dan onderdeel uit van de prijs van de opdracht. Om te voorkomen dat het pgb budget opgaat aan bijkomende kosten zijn een aantal bestedingen uitgesloten. Zo komen bijvoorbeeld de kosten die een budgetbeheerder uitvoert voor het pgb niet voor vergoeding in aanmerking. Het budgetbeheer is op vrijwillige basis. In de Wmo wordt altijd uitgegaan van het hoofdverblijf. Als de budgethouder tijdelijk niet woonachtig is op het hoofdverblijf is het niet mogelijk de Wmo maatwerk voort te zetten. Uitzondering hierbij is persoonlijke begeleiding met de voorwaarde dat de vaste persoonlijk begeleider de ondersteuning blijft leveren.
In het eerste gesprek is vastgesteld dat de ondersteuning of hulp van goede kwaliteit is en de verwachting is uitgesproken dat door de ingezette ondersteuning of hulp het resultaat gehaald wordt. Het is belangrijk het vertrouwen te geven aan de budgethouder of beheerder als het pgb is toegekend. Periodieke evaluatiemomenten zijn nodig om te onderzoeken of de hulp of ondersteuning bijgesteld moet worden. Aan het eind van de indicatieperiode is een evaluatie nodig om vast te stellen of het eindresultaat is gehaald of dat voortzetting van de ondersteuning of hulp noodzakelijk is. Als blijkt dat de ondersteuning of hulp voortgezet wordt en deze van goede kwaliteit is kan voor de Wmo een indicatie voor een termijn van 2 jaar worden afgegeven. In de Jeugdwet zijn geen indicatietermijnen meer gesteld en is het evaluatiegesprek van essentieel belang om te toetsen of de hulp effectief is. Voor fysieke voorzieningen (scootmobiel, woningaanpassing of rolstoel) vanuit de Wmo gelden geen indicatietermijnen maar afschrijftermijnen. De reële afschrijvingstermijnen komen voort uit het hulpmiddelencontract die de gemeente heeft met een hulpmiddelenaanbieder.
Het college is verantwoordelijk dat de ondersteuning vanuit de Wmo van goede kwaliteit is. Het college heeft een toezichthouder in de Wmo aangesteld. In de Jeugdwet heeft het college een verantwoordelijkheid om binnengekomen meldingen inzake kwaliteit af te stemmen met de landelijke inspectie. De wetten spreken over grote begrippen als veilig, cliëntgericht en doeltreffend. Om meer houvast te geven aan deze begrippen zijn specifiekere kwaliteitseisen opgesteld voor de zorgverlening (zie bij artikel 3). De toezichthouder zal op basis van de opgestelde kwaliteitseisen onderzoek doen.
De ondersteuning op het gebied van begeleiding, respijtzorg en huishoudelijke ondersteuning wordt in Zaanstad in de vorm van een arrangement met een resultaatafspraak aangeboden. De onderdelen van het arrangement zijn in samenhang met elkaar afgesproken. In het toezien tot het behalen van het resultaat is één zorgverlener (hoofdaannemer) verantwoordelijk. Deze kan meerdere zorgverleners (onderaannemer) aanstellen. De hoofdaannemer is eindverantwoordelijk voor het halen van het resultaat in het arrangement. Een combinatie van zorg in natura en pgb door elkaar maakt dat de samenhang tussen de ingezette ondersteuning vertroebelt. Alleen in uitzonderlijke situaties waarbij een overgang van ondersteuning in pgb naar zorg in natura is georganiseerd zou een combinatie van pgb en zorg in natura mogelijk zijn.