Organisatie | Beekdaelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent treasury treasurystatuut 2019 Gemeente Beekdaelen |
Citeertitel | Treasurystatuut gemeente Beekdaelen 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-02-2019 | nieuwe regeling | 03-01-2019 |
Treasury is een belangrijk aandachtsveld in het financiële beleid en –beheer van een gemeente en krijgt steeds meer bestuurlijke betekenis. Het gemeentebestuur zal immers zorg moeten dragen voor een verantwoorde en adequate inrichting van de treasury en voor het scheppen van voorwaarden om deze uit te kunnen voeren.
Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe gemeenten hun geld en kapitaal beheren. Die regels staan in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) waarin kaders worden gesteld voor een verantwoorde en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.
Treasury wordt gedefinieerd als “het sturen en beheersen van, het verantwoorden
over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”.
In het treasurystatuut worden de kaders voor het opstellen en uitvoeren van het treasurybeleid beschreven. Het gaat daarbij om de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. De verdere uitwerking hiervan vindt jaarlijks plaats in de financieringsparagraaf in de begroting, over de uitvoering wordt in deze paragraaf gerapporteerd in het jaarverslag. Dit statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.
Verder bevat het statuut, conform artikel 212 van de gemeentewet, regels voor de organisatie van de administratie.
Bij het opstellen van het treasurystatuut 2019 is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in de Gemeentewet, de Wet fido, de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten.
In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Hierbij worden de taakverdeling en de verantwoordelijkheden behandeld. Tot slot wordt ingegaan op de tussentijdse en jaarlijkse rapportages die noodzakelijk zijn om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de toelichting op het statuut worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren- investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
Opname of uitzetting van geldmiddelen voor korte termijn (van 1 week tot 12 maanden);
Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar;
Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
Het risico dat een geldnemer niet of niet-tijdig aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen;
Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;
Medium term notes zijn verhandelbare leningen met een looptijd tussen de 5 en
Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij worden vastgesteld;
Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten (het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen) worden hiertoe niet gerekend en zijn verboden. De gemeenteraad bepaalt het kader van de publieke taak binnen de normen van de Wet fido;
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
Invloed van (externe)rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
Het maximumbedrag conform de Wet fido waarover in enig jaar renterisico mag worden gelopen als gevolg van aflossing en renteherziening. Het maximumbedrag is gebaseerd op een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd;
Richt zich op een optimale allocatie van de dagelijkse rekening-courantsaldi
De verplichting van decentrale overheden om overtollige middelen aan te houden in de schatkist van het rijk.
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;
Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag;
Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar;
Wet financiering decentrale overheden; in deze wet staan de regels voor het financieringsbeleid voor decentrale overheden.
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
Het beleid betreffende de financiering is gericht op spreiding van toekomstige renterisico’s. Hierdoor wordt voorkomen dat een ongewenst budgettaire belasting kan ontstaan in een jaar waarin voor een substantieel deel van de leningportefeuille hoogrentende leningen c.q. leningconversies moeten worden gesloten c.q. plaatsvinden;
Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren is het niet meer mogelijk tijdelijke overschotten weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van elkaars overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet fido in acht genomen.
Administratieve organisatie en interne controle
XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
*Het zetten van de 1e en 2e handtekening mag niet worden gedaan door dezelfde geautoriseerde medewerker.
De bevoegdheden genoemd onder 1 t/m 9 hebben betrekking op de ambtelijke organisatie. De bevoegdheden inzake financiering genoemd onder 10 t/m 12 hebben betrekking op het gemeentebestuur.
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Zij bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten.De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn en te voldoen aan de kaders gesteld in de Wet fido.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.
Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 7 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling bedrijfsvoering die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de treasury (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.
De afdeling bedrijfsvoering adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling bedrijfsvoering de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeiten planning.
Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.
De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Dit artikel bepaalt dat, conform artikel 2 lid 3 van de Wet fido, leningen kunnen worden versterkt aan andere openbare lichamen. Voorwaarde is dat het leningverstrekkende openbare lichaam niet belast is met het financiële toezicht op het openbare lichaam waaraan de lening verstrekt wordt.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage van 20% te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende deze periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de resultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met onzekerheden die inherent zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling bedrijfsvoeringjuist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder.De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 7) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.
Als een decentrale overheid dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant voor langere tijd worden vastgezet in een of meerdere deposito’s. Een decentrale overheid kan een deposito vervroegd laten vrijvallen. Dit kan echter alleen als de decentrale overheid (een deel van) de middelen nodig heeft voor het uitoefenen van zijn publieke taak. In de praktijk is een directe koppeling tussen het vrijvallen van een deposito en een uitgave aan de publieke taak waarschijnlijk niet altijd te maken. Dat is ook niet nodig. Deze randvoorwaarde is alleen bedoeld om te voorkomen dat via het vervroegd opvragen van deposito’s gespeculeerd wordt op verwachte ontwikkelingen in de rentestand met als doel koerswinst te realiseren of koersverlies te minimaliseren.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2, lid 1 en 2 van de Wet fido. Het doel hiervan is om vast te leggen dat alle overtollige liquide middelen van een openbaar lichaam bij de schatkist moeten worden aangehouden. De middelen blijven echter wel te allen tijde beschikbaar voor de publieke taak. Uitgezonderd van het verplicht aanhouden in de schatkist zijn middelen voor zover deze, gerekend over een kwartaal, gemiddeld het drempelbedrag niet te boven gaan. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente. Indien het begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is, is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Het drempelbedrag wordt jaarlijks in de financieringsparagraaf van de begroting opgenomen en over de benutting van het drempelbedrag wordt bij het jaarverslag gerapporteerd over de benutting per kwartaal.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal ééns in de 5 jaar plaats moet hebben door het Hoofd FA en de medewerker belast met Treasury.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE), Autoriteit Financiële Markten ( AFM ) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening-courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening-courant.
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd.
Ad 1: Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).