Organisatie | Gemert-Bakel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp Gemert-Bakel 2019 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp Gemert-Bakel 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Verordening Jeugdhulp Gemert-Bakel 2019 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2022 | 01-10-2022 | artikel 8.2a | 15-12-2022 | 83764-2022 | |
05-02-2019 | 01-01-2019 | 28-12-2022 | Nieuwe regeling | 13-12-2018 | 23237.2018 |
De raad van de gemeente Gemert-Bakel
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2018;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;
het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Algemeen gebruikelijke voorziening:
voorziening die niet speciaal is bedoeld voor de jeugdige of ouders met een ondersteuningsvraag of behoefte ingevolge de wet en die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare diensten die algemeen gebruikelijk worden geacht en voor de jeugdige of de ouders ook daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden en passende compensatie biedt;
onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Dat betekent dat voor de vraag of van een huisgenoot in redelijkheid kan worden verwacht of hij / zij gebruikelijke hulp biedt de specifieke situatie van de jeugdige, de ouders en eventuele andere huisgenoten bepalend is: maatwerk;
voorziening, die in tegenstelling tot een algemene voorziening, niet vrij toegankelijk is. Een individuele voorziening wordt aangevraagd bij het college waarna een aanvraagprocedure wordt doorlopen, uitmondend in een beschikking. In deze procedure wordt niet alleen de noodzaak van de jeugdhulp beoordeeld maar ook de aard en de omvang ervan, afgestemd op de eigen mogelijkheden van de ouders en anderen binnen de sociale omgeving van de jeugdige en de ouders. Ook kunnen de jeugdige en de ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening na verwijzing daartoe door functionarissen en instellingen zoals genoemd in artikel 3.1;
ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
een jeugdhulpaanbieder die ingevolge een pgb beroepsmatig jeugdhulp verleent aan jeugdigen en ouders. Van een beroepsmatig aanbod van diensten zoals genoemd in de eerste zin, is sprake wanneer de jeugdhulpaanbieder staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en daarnaast uit overige feiten en omstandigheden blijkt dat de jeugdhulpaanbieder als onderneming of als ondernemer kan worden aangemerkt;
HOOFDSTUK 2 RESULTATEN JEUGDHULP EN VOORZIENINGEN
Artikel 2.1 De te bereiken resultaten ingevolge de wet
Door het verstrekken van voorzieningen wordt de jeugdige zoveel als mogelijk in staat gesteld om
Artikel 2.2 Algemene voorzieningen
Het college kan in nadere regels de algemene voorzieningen zoals genoemd in lid 1 nader concretiseren. Daarbij kan het college per voorziening bepalen welke kernactiviteiten en/of taken in ieder geval moeten worden verricht om de resultaten, zoals vermeld in artikel 2.1, te kunnen bereiken alsmede, indien noodzakelijk, een aanduiding van de mate van frequentie van uitvoering.
Artikel 2.3 Individuele voorzieningen
Om de resultaten genoemd in artikel 2.1 te bereiken, treft de gemeente individuele voorzieningen. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:
Begeleiding (ondersteuning zelfstandig leven):
Ondersteuning of begeleiding van jeugdigen bij activiteiten. De begeleiding is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de jeugdige en het gezin. Het accent ligt op het eigen maken van vaardigheden of nieuw gedrag door langdurig oefenen en trainen zodat deze vaardigheden of nieuw gedrag eigen gemaakt worden bij het kind en/of gezin.
In eerste instantie zijn de jeugdige en de ouders zelf verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer van- en naar een jeugdhulp- of dagbestedingslocatie. In geval van structurele beperkte zelfredzaamheid van de jeugdige, zijn ouders en het sociaal netwerk om het vervoer zelf te organiseren alsook de jeugdige, eventueel onder begeleiding, niet in staat is om met het openbaar vervoer te reizen, kan vervoer worden georganiseerd om van- en naar een jeugdhulp- of dagbestedingslocatie te reizen.
Het college kan in nadere regels de vormen van individuele voorzieningen zoals genoemd in lid 1 concretiseren. Daarbij kan het college per voorziening bepalen welke kernactiviteiten en/of taken in ieder geval moeten worden verricht om de resultaten, zoals vermeld in artikel 2.1, te kunnen bereiken alsmede, indien noodzakelijk, een aanduiding van de mate van frequentie van uitvoering.
HOOFDSTUK 3 TOEGANG TOT JEUGDHULP
Artikel 3.1 Toegang tot individuele voorzieningen
Toegang tot individuele voorzieningen bestaat via:
Paragraaf 3.2 Toegang via de gemeente
Nadat de jeugdige of ouders een aanvraag voor een individuele voorziening hebben ingediend zoals bedoeld in artikel 3.4, lid 1 , verzamelt het college alle voor het aanvraagonderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem of de ouders een afspraak voor een gesprek (persoonlijk of telefonisch).
Voor het gesprek verschaft de jeugdige of zijn ouders het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het aanvraagonderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige die ingevolgde de Wet op de identificatieplicht identificatieplichtig is en / of zijn ouders verstrekken in ieder geval, op verzoek daartoe, een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college draagt, ter realisatie van het onderzoek zoals beschreven in artikel 3.7, zorg voor de vereiste mate van deskundigheid ter beoordeling. Indien de zorgvuldigheid dat vereist wordt een externe deskundige partij geraadpleegd dan wel betrokken.
Paragraaf 3.3 Toegang via huisarts, medisch specialist en de jeugdarts
Artikel 3.11 Doorverwijzing naar gecontracteerde aanbieder
In het protocol, zoals geduid in lid 2, wordt ook de mogelijkheid c.q. bevoegdheid van het college beschreven tot een beoordeling door de gemeente (contra-expertise) van het correct toepassen van het protocol door de aanbieder en, in het verlengde daarvan, de juistheid van de door de aanbieder voorgestane zorginzet (mede in het licht van het principe zoals genoemd in lid 4) waaronder begrepen de duur en de omvang van de zorginzet.
Ter meerdere zekerheid van een zorgvuldige en deskundige uitvoering van het protocol, wordt het protocol vermaakt tot onderdeel van de gesloten overeenkomst met de aanbieder waarbij de mogelijkheid bestaat om in de overeenkomst met de aanbieder nadere werkafspraken overeen te komen ter uitvoering van het protocol waaronder begrepen afspraken over de mogelijkheid c.q. bevoegdheid van de gemeente tot contra-expertise.
Artikel 3.12 Doorverwijzing naar niet-gecontracteerde aanbieder
Indien ondanks het gestelde in artikel 3.11, lid 1 verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde aanbieder onder wie begrepen een aanbieder die weliswaar is gecontracteerd maar niet voor de voorziening waarvoor verwijzing plaatsvindt, is deze aanbieder gehouden om onverwijld, in ieder geval voor de start van de zorginzet contact te leggen met de gemeente middels een verzoek tot toewijzing.
Artikel 3.13 Persoonsgebonden budget na verwijzing
De beoordeling tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb, vindt, met inachtneming van het bepaalde in wet en hoofdstuk 5 van deze verordening, plaats door het college. De jeugdige of de ouders dienen daartoe een aanvraag in bij de gemeente waarna het bepaalde in paragraaf 3.2 van de verordening van toepassing is op de aanvraag tot verstrekking in de vorm van een pgb.
Paragraaf 3.4 Toegang via justitieel kader
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.
Artikel 3.16 Persoonsgebonden budget na toegang justitieel kader
De beoordeling tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb, vindt, met inachtneming van het bepaalde in wet en hoofdstuk 5 van deze verordening, plaats door het college. De jeugdige of de ouders dienen daartoe een aanvraag in bij de gemeente waarna het bepaalde in paragraaf 3.2 van de verordening van toepassing is op de aanvraag tot verstrekking in de vorm van een pgb.
HOOFDSTUK 4 TOEGANG VIA DE GEMEENTE: CRITERIA EN WEIGERINGSGRONDEN INDIVIDUELE VOORZIENING
Artikel 4.2 Weigeringsgronden individuele voorziening
Een gevraagde voorziening wordt afgewezen:
voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen en de voorziening als goedkoopst passend kan aanmerken;
HOOFDSTUK 5 HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
Ingevolge artikel 8.1.1, tweede lid van de wet, wordt een pgb alleen verstrekt indien:
de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Het bepaalde in artikel 3.11, lid 2 tot en met 5, geldt ook in geval van de aanvraag van een pgb na toegang via huisarts, medisch specialist en jeugdarts. Dit betekent ondermeer dat de dienstverlener (pgb), gelijk de aanbieder (zorg in natura), gehouden is tot toepassing van het protocol en dat het college de mogelijkheid c.q. bevoegdheid heeft tot een beoordeling (contra-expertise) van het correct toepassen van het protocol door de dienstverlener en, in het verlengde daarvan, de juistheid van het voorgestane zorginzet waaronder begrepen de toets of sprake is van de goedkoopst passende voorziening.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan de jeugdige of de ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, met uitzondering van hetgeen bepaald in artikel 5.4 onder d, de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, op voorwaarde dat door de jeugdige of de ouders voldoende aangetoond is dat dit tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan het betrekken van de jeugdhulp van iemand buiten het sociale netwerk gelet op
De jeugdige of de ouders leggen desgevraagd een volledig ingevuld pgb-plan over conform een daartoe voorgeschreven model. Door of namens het college zal vervolgens worden getoetst of er in de situatie van een jeugdige of de ouders concrete belemmeringen zijn, gelet op het gestelde in de leden 2 en 3, die gegronde reden zijn voor afwijzing van de aanvraag voor een voorziening in de vorm van pgb.
Artikel 5.2 De hoogte van het pgb
Het pgb wordt zo vastgesteld dat de jeugdige of de ouders daarmee redelijkerwijs een voorziening kunnen kopen of betrekken die inhoudelijk gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Hierbij geldt dat de prijs of het tarief van het pgb zo is vastgesteld dat een jeugdige of de ouders daarmee redelijkerwijs verzekerd is dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten en andere maatregelen die tot de voorziening behoren, van derden te betrekken.
Het pgb-tarief voor de professionele dienstverlener is gebaseerd op de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten maar bedraagt ten hoogste de kostprijs die het college aan de aanbieder betaalt voor de in de betreffende situatie goedkoopst passende, in de gemeente beschikbare voorziening in natura.
Het pgb-tarief voor particuliere inzet is gebaseerd op de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten maar bedraagt ten hoogste per uur: 125% van de Wet minimumloon voor 23 jaar en ouder inclusief vakantiegeld/-uren op basis van een 36-urige werkweek, waarbij heeft te gelden dat in geval van een individuele voorziening die wordt toegekend in dagdelen een dagdeel geldt als een uur.
In afwijking van hetgeen bepaald in lid 5, is het pgb-tarief voor de voorziening logeren bij particuliere inzet gebaseerd op de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten maar bedraagt per 1 januari 2018 maximaal Euro 33,00 per etmaal. Eenmaal per jaar, per 1 januari, vindt aanpassing (indexatie) plaats van dit tarief. De aanpassing is gelijk aan het percentage waarmee jaarlijks het tarief particuliere inzet zoals genoemd in lid 5 wordt opgehoogd.
Pgb-tarief voor vervoerskosten is gebaseerd op de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten maar bedraagt ten hoogste de kostprijs die het college aan de aanbieder betaalt voor de in de betreffende situatie goedkoopst passende, in de gemeente beschikbare voorziening in natura. In navolging van hetgeen gesteld in lid 4 vindt geen indexering plaats voor een toegekend pgb korter of gelijk aan 12 maanden.
Artikel 5.3 Begrenzing van de bestedingsvrijheid van de pgb-houder
Het is de jeugdige of de ouders niet toegestaan om met dienstverlener een vast maandloon overeen te komen dan wel een andersoortige afspraak te maken op basis waarvan uitbetaling door SVB aan dienstverlener plaatsvindt zonder voorafgaande verplichting van jeugdige of de ouders tot overlegging aan SVB van een door jeugdige of ouders geaccordeerde factuur of specificatie van ingezette zorg.
Artikel 5.4 Weigeringsgronden persoonsgebonden budget
Onverminderd de weigeringsgronden zoals benoemd in artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet alsook hetgeen in algemene zin over de weigering van een voorzieningen bepaald in artikel 4.2 van deze verordening, verstrekt het college geen pgb indien:
de jeugdige of de ouders de taken verbonden aan het persoonsgebonden budget overlaten aan de dienstverlener (professioneel dan wel particulier) die de ondersteuning levert of een persoon die werkzaam is bij of voor deze dienstverlener. Uitzondering op deze regel is mogelijk indien de dienstverlener een gecertificeerde instelling is dan wel het dienstverlening betreft in het kader van gesloten jeugdhulp; en
HOOFDSTUK 6 PROCEDURELE BEPALINGEN ROND WIJZIGING, INTREKKING EN TERUGVORDERING
Artikel 6.1 Wijziging situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
HOOFDSTUK 7 KWALITEITSEISEN JEUGDHULP
Artikel 7.1 Kwaliteitseisen aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen
Aanbieders, professionele dienstverleners en gecertificeerde instellingen dragen zorg voor een goede kwaliteit van voorzieningen. Dit doen zij door naleving van de door of krachtens de wet gestelde kwaliteitseisen waaronder begrepen (veld-) normen en standaarden zoals die, ter uitwerking van wettelijke kwaliteitseisen bestaan, in het bijzonder te noemen het Kwaliteitskader Jeugd.
In aanvulling op hetgeen bepaald in lid 1 zijn aanbieders ook gehouden tot naleving van aanvullende kwaliteitseisen zoals neergelegd in de gesloten overeenkomst tussen gemeente en aanbieder. Voor professionele dienstverleners heeft te gelden dat contractueel vastgelegde kwaliteitseisen weliswaar niet onverkort op hen van toepassing zijn maar wel gelden als aanvullende wegingsfactoren te beoordeling van de vraag of ingevolge artikel 8.1.1, lid 2, onder c van de wet, sprake is van een kwalitatief goede dienstverlening.
Artikel 7.2 Kwaliteitscontrole aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden en onverminderd de toezichtstaak van de inspectie jeugdzorg ingevolge artikel 9.1 van de wet, ziet het college toe op de naleving van kwaliteitseisen die gesteld worden aan aanbieders, dienstverleners en gecertificeerde instellingen.
Dit doet het college onder andere door:
Artikel 7.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
HOOFDSTUK 8 BESTRIJDING MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK
Het college informeert de jeugdige of de ouders over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een voorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Artikel 8.2 Onderzoek rechtmatigheid
Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de voorziening indien er een vermoeden bestaat van misbruik dan wel oneigenlijk gebruik van de wet.
HOOFDSTUK 9 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Krachtens de verordening cliëntenparticipatie betrekt het college, ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval jeugdige, de ouders en of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende Jeugdhulp, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende Jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende Jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of de ouders afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.