Hoofdstuk 2 Rentesubsidie sport
Artikel 2.1 Begripsbepalingen
Geldverstrekker: een bancaire instelling, een rechtspersoon of natuurlijk persoon die aan een geldnemer een lening verstrekt.
Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan een vereniging waarvan tenminste 50% van de aangesloten leden woonachtig is binnen de gemeente Apeldoorn, subsidie verstrekken in de kosten van rente van een geldlening bij een geldverstrekker ten behoeve van investeringen in de sportinfrastructuur van de eigen sportaccommodatie.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de door de vereniging verschuldigde rente van een lineaire, marktconforme geldlening over de looptijd van de leningsovereenkomst.
- 3.
In afwijking van artikel 6, lid 1 van de Asv wordt subsidie verstrekt voor de periode die gelijk is aan de looptijd van de lening.
- 4.
De subsidie wordt beëindigd wanneer de vereniging de geldlening bij de geldverstrekker in zijn geheel vervroegd aflost.
- 5.
De subsidie wordt naar evenredigheid verminderd wanneer door de vervroegde aflossing de restantlening bij de geldverstrekker minder is dan het bedrag waarover nog subsidie wordt verstrekt.
- 6.
Wanneer het rentepercentage gedurende de looptijd van de lening wijzigt kan de vereniging en verzoek indienen om de hoogte van de rentesubsidie te herzien. Ook het college kan bij een rentewijziging ambtshalve besluiten de hoogte van de rentesubsidie te herzien.
- 7.
Een herziening als bedoeld in lid 7 vindt alleen plaats indien het rentepercentage van de lening bij de geldverstrekker 50% hoger of lager ligt dan het rentepercentage waarop de daarvoor toegekende rentesubsidie is gebaseerd.
- 8.
Indien de lening waarvoor rentesubsidie is toegekend geheel of gedeeltelijk vervroegd wordt afgelost of indien het rentepercentage van de lening 50% lager komt te liggen dan het rentepercentage waarop de daarvoor toegekende rentesubsidie is gebaseerd, dan is de vereniging verplicht dit aan het college te melden.
Hoofdstuk 4 Eenmalige investeringssubsidie / MJOP
Artikel 4.1 Eenmalige investeringssubsidie
- 1.
Het college kan aan een vereniging een eenmalige subsidie verstrekken in de kosten van investeringen in de eigen sportinfrastructuur.
- 2.
Het bedrag dat hiervoor ter beschikking wordt gesteld (het subsidieplafond) wordt jaarlijks voor 1 maart door het college bekend gemaakt. Het college kan besluiten voor bepaalde categorieën genoemd onder artikel 4.2.1 een deelplafond in te stellen. Indien dit deelplafond niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het plafond dat beschikbaar is voor de andere categorieën. De aanvraag voor subsidie dient vóór 1 mei ingediend te worden bij het college via het daarvoor ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier.
- 3.
De vereniging overlegt een investeringsplan waaruit de redelijkheid en noodzakelijkheid van de voorgenomen investering blijkt
- 4.
Alleen investeringen van minimaal € 2.000,00 komen in aanmerking voor subsidie.
- 5.
De eenmalige subsidie bedraagt maximaal € 100.000,00.
- 6.
Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen aan de hand van de investeringscategorieën en bijbehorende vergoedingspercentages als vermeld in artikel 4.2.
- 7.
Investeringen in de aanleg van kunststof sportvelden, waarvoor een beroep wordt gedaan op een renteloze lening als bedoeld in hoofdstuk 5, komen niet voor de eenmalige subsidie als bedoeld in lid 1 van dit artikel in aanmerking.
Artikel 4.2 Verdeelregels eenmalige investeringssubsidie
- 1.
De aanvragen die in aanmerking komen voor een eenmalige investeringssubsidie worden ingedeeld in de volgende categorieën:
- a.
Investeringen noodzakelijk voor het mogelijk maken van fusies tussen sportverenigingen
- b.
Groot onderhoud, vernieuwing, renovatie van natuurgras sportvelden
- c.
Investeringen in duurzaamheid
- d.
- 2.
Subsidie voor de redelijk te maken investeringskosten worden voor de categorieën als bedoeld in lid 1 verstrekt tot maximaal de volgende percentages:
- 3.
Indien toewijzing van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond, zullen in dat geval eerst de subsidieaanvragen uit categorie a worden toegekend, vervolgens b, c en d.
- 4.
Echter indien bij collegebesluit voor een bepaalde categorie een deelplafond is ingesteld dan heeft toewijzing van de gereserveerde subsidie voor aanvragen in deze categorie voorrang boven het gestelde in het vorige lid.
Artikel 4.3 Meerjaren Onderhoudsprogramma (MJOP)
- 1.
Het college kan aan een vereniging een eenmalige subsidie verlenen van maximaal 50% van de redelijk te maken kosten van het opstellen van een MJOP.
- 2.
Het bedrag dat hiervoor ter beschikking wordt gesteld (het subsidieplafond) wordt jaarlijks voor 1 maart bekend gemaakt.
- 3.
De aanvraag voor subsidie dient vóór 1 mei ingediend te worden bij het college via het daarvoor ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier.
- 4.
Volledig ingediende aanvragen die aan de voorwaarden voldoen, worden behandeld in volgorde van binnenkomst.
- 5.
Indien het voor MJOP beschikbare budget niet of slechts ten dele wordt aangewend wordt het restant toegevoegd aan het budget vermeld in artikel 4.1. lid 2 van deze regeling.
Hoofdstuk 5 Ondersteuning aanleg kunststof sportvelden (kunstgrasfonds)
Artikel 5.1 Begripsbepalingen
Vereniging: een binnen de gemeente Apeldoorn gevestigde hockey-, korfbal- of voetbalvereniging, die haar activiteiten in hoofdzaak binnen de gemeente Apeldoorn uitvoert, of een aan de vereniging gelieerde andere rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie zonder winstoogmerk op het terrein van sport.
Artikel 5.2 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan de vereniging een renteloze geldlening verstrekken voor de aanleg van een kunststof sportveld met een maximum van:
- a.
€ 350.000,- voor investeringen in een standaardvoorziening (eerste aanleg);
- b.
€ 175.000,- voor vervanging van de toplaag, 12 jaar na eerste aanleg;
maar maximaal tot het bedrag van de noodzakelijke investering.
- 2.
In bijzondere gevallen kunnen ook andere vormen van buitensport die gebruik maken van kunststof sportvelden voor een lening in aanmerking komen.
- 3.
De vereniging is naar het oordeel van het college financieel gezond en wordt in staat geacht aan haar leningsverplichtingen te voldoen.
- 4.
Een lening wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat voor de uitvoering van het subsidieverleningsbesluit een overeenkomst (overeenkomst van geldlening) als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb tot stand komt.
Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen
Artikel 6.1 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor het subsidiëren van de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 (rentesubsidie) en in artikel 5.2. (kunststof sportvelden) is het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende kalenderjaar is vastgesteld. Dit bedrag is tevens het subsidieplafond.
- 2.
Met uitzondering van de verzoeken om een eenmalige subsidiebijdrage als bedoeld in artikel 4.1. worden alle overige volledig ingediende aanvragen behandeld in volgorde van binnenkomst.
Artikel 6.2 Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan in aanvulling op artikel 9 van de Asv een subsidieaanvraag ook afwijzen indien de vereniging:
- a.
De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zonder voorafgaande gemeentelijke toestemming al in uitvoering heeft genomen;
- b.
Niet beschikt over een gezonde financiële positie en ledenbestand.
- c.
Indien demografische ontwikkelingen of overcapaciteit uitwijzen dat er op termijn geen behoefte is aan de betreffende sportaccommodatie of sportvoorziening.
Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De vereniging overlegt een investeringsplan waaruit de redelijkheid en noodzakelijkheid van de voorgenomen uitgaven blijkt.
- 2.
In aanvulling op artikel 7 van de Asv legt de aanvrager bij een aanvraag om een subsidie op grond van deze regeling de volgende gegevens over:
- a.
De balans en jaarrekening van de laatste twee boekjaren
- b.
Meerjaren begrotingsoverzicht
- c.
Dekkingsvoorstel kosten (investering en exploitatie)
- d.
Een besluit van de algemene ledenvergadering van de sportvereniging waaruit blijkt dat de algemene ledenvergadering instemt met de investering en/of het aangaan van de lening.
- 3.
Het college kan bij toekenning van een subsidie voorwaarden stellen met betrekking tot de termijn waarop een aanvang moet zijn gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de subsidie betrekking heeft en/of met de aanschaf of oplevering.
- 4.
In bijzondere gevallen kan het college besluiten af te wijken van deze regeling.
Artikel 6.4 Voorschotten
Aan de subsidieontvanger wordt een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag uitbetaald.
Artikel 6.5 Slotbepalingen
- 1.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de ondersteuningsregeling sportinfrastructuur 25 april 2014, laatstelijk gewijzigd 11 juni 2015.
- 2.
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Ondersteuningsregeling sportinfrastructuur’.
- 3.
Op aanvragen tot het verlenen van een subsidie die op basis van de onder het eerste lid genoemde ingetrokken regeling zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van de regeling als bedoeld in lid 2.
Aldus vastgesteld door het college van b&w d.d. 23 januari 2019
Inwerking getreden op de dag na elektronische bekendmaking.
Toelichting op de Ondersteuningsregeling Sportinfrastructuur
Onder “sportinfrastructuur” wordt verstaan:
- •
Nieuwbouw, verbouw, renovatie van clubhuizen, asbestsanering, hekwerken
- •
Investeringen in duurzaamheid waaronder isolatie, led-verlichting, zonnepanelen
- •
Investeringen in installaties (verwarming, luchtbehandeling)
- •
Groot onderhoud en renovatie van natuurgras sportvelden (geen regulier onderhoud)
- •
Onder ‘kostbare inventaris’ wordt begrepen: machines voor het onderhoud van sportvelden, turntoestellen, sportrolstoelen en trampolines. Andere inventaris, zoals ballen, netten, rackets, shuttles en clubkleding, valt niet onder sportinfrastructuur.